Géén inflatie van ons ruilmiddel
VïnVsncl
3aaa
DINSDAG 29 SEPTEMBER 1931
Een onderhoud met Minister
de Geer
„Inflatie is loonsverlaging met een
blinddoek"
De begrootingsvoorstellen wor
den niet teruggenomen. Recht
zetting van eenige misverstan
den omtrent de bezuinigingen
op onderwijs en salarissen.
Het Nederlan'dsch Correspondentie-bureau
van Dagbladen te Den Haag heeft zich tot
den Minister van Financiën gewend met de
vraag, of naar de meening van Zijne Ex
cellentie op dit oogenblik hier te lande ge
vaar voor inflatie van het ruilmiddel be
staat.
Er bestaat niet het minste
gevaar voor inflatie.
De Minister antwoordde volstrekt ontken
nend. De gulden zeide hij staat zeer
stevig. En volkomen ongemotiveerd is het
wantrouwen dat zich thans onder een deel
van het publiek schijnt te openbaren. Dit
wantrouwen heeft o.a. geleid tot een da
ling van de 6 pCt leening van 1922 be
neden den parikoers, hoewel van deze lee
ning bekend is, dat zij op 1 Maart a.s. te
gen 100 pCt. zal worden afgelost. Slechts
angst voor den gulden kan hierbij in het
spel zijn. Gelukkig bestaat voor al deze
zenuwachtigheid verklaarde Zijne Ex
cellentie —niet de minste reden. En de re
geering zal er krachtig voor waken, dat
die reden er ook niet komt, al behoeft zij
hierbij natuurlijk de medewerking van
anderen.
De voorgenomen besparings
maatregelen.
Denkt Uwe Exc. bij dit laatste aan de
voorgenomen maatregelen van besparing en
van versterking der middelen op de Rijks-
begrooting voor het a.s. jaar?
Niet uitsluitend, maar zeker ook daaraan.
Die medewerking is trouwens te verwach
ten uit alle partijen. Wanneer men waar
neemt wat in het buitenland geschiedt, dan
mag men vertrouwen, dat ook hier velen
de kracht zullen vinden over partijmuren
heen te zien en zelfs een tijdelijk partij-
voordeel te offeren aan het duurzaam na
tionaal belang.
Een ondubbelzinnig antwoord.
Moet hieruit worden opgemaakt, dat de
voorgenomen maatregelen zullen worden
gehandhaafd?
Ongetwijfeld. Er wordt hier en daar aan
drang geoefend de besparingsmaatregelen
ten deele te vervangen door een verdere
versterking der middelen. Ook de Regeering
neemt aan, dat deze laatste noodig zal kun
nen blijken en houdt zich daarop voorbe
reid. Maar dan in de eerste plaats voor dek
king van de crisis-uitgaven. Deze worden
thans'voor een zeer groot deel gefinancierd
uit leeninggeld, wat in den nieuw gescha
pen toestand niet zonder bedenking is. Van
de besparingsmaatregelen zal dan ook geen
enkele kunnen worden gemist.
Onder deze laatste, merkten wij op, schij
nen wel het meest bestrijding te vinden de
onderwijsherziening en de salariskorting.
Inderdaad, antwoordde de Minister. Geen
van beiden zijn natuurlijk aangenaam, maar
te betreuren is, dat misverstand ze nog
pijnlijker doet treffen dan noodig is. Om
trent het onderwijs heeft men in 1924 be
zuinigingsmaatregelen genomen, waarvan
in de bezuinigirigswet zelve werd vastge
legd, dat ze na eenige jaren weer zouden
vervallen. Men meende blijkbaar, dat do
opgaande lijn dan weer ongebroken zou kun
nen worden gevolgd. Men heeft zich daar
in vergist. Het is thans erger dan in 1924.
En nu wordt één dier maatregelen van
1924 en dan nog in verzachten vorm
hersteld. Dit kan toch bezwaarlijk een re
den vormen tot overmatig beklag.
Nog erger ging Zijn Excellentie voort
zijn de misvattingen ten aanzien van de
ealariskorting. De voorstelling wordt gewekt
alsof dit een e x.a-inkomstenbelasting zou
zijn opgelegd aan een deel der bevolking.
In die lijn zou men tot de conclusie moeten
komen, dat ook een salarisverhooging, zoo
als wij die gekend hebben in 1920 en later,
een belgstingprivilege zou zijn voor een deel
der bereiking; en ook tot deze conclusie, dat
op dit oogenblik tal van landen tegelijker
tijd tot een allereenzijdigste belastingpolitiek
gekomen zouden zijn. De figuuT, zeide de
minister is natuurlijk een geheel andere. De
inkomsten van tal van burgers zïïn terugge
gaan. Het indexcijfer der kleinhandelsprijzen
is sinds de laatste vaststelling van de wedde-
regeling in 1928 met minstens 8 pCt. ge
daald, nadat tusschen 1920 en 1928 het in
dexcijfer sterker gedaald was dan de wedden
per saldo waren teruggeloopen, ook inbe
grepen het verhaal der pensioenpremie. On
der die omstandigheden heeft de Regeering
het redelijk geaoht, dat in het complex van
besparingen ook de wedderegeling eer. be
scheiden aandeel kreeg. Men kan dit goei-
of afkeuren, maar met belastingheffing
heeft dit niets te makvn. De Staat handelt
hier als werkgever, niet ate belaetingheffer.
Geen crisisheffing
De ealariskorting wordt du6 niet vervan
gen, vroegen wij, door een crisisheffing van
de -eerste ƒ9000 van a We inkomens, zooais
orgens is voorgesteld?
Dit zou zeer onbillijk zijn, antwoordde
Zijne Excellentie. Tal van menechen, wier
inkomen tengevolge van de tijdsomstandig
heden reeds is achteruitgegaan, zouden
door die heffing worden getroffen. Niet ai-
leen zelfstandig werkenden, maar ook men-
schen in dienst van anderen.
En waarom die grens van f 9.000? Voor
eerst gaan de Rijkssalarissen daarboven uit.
Ook de ambtenaren van f 16.000 zullen onder
de korting vallen. En juist op de hoogste
salarissen zal, wegens de degressiebepoling,
hft hoogste percentage worden gekort. Maar
bovendien, al verlegde men de grens tot
f 16.000, dan ware het toch immers de omge
keerde wereld, een inkomstenbelasting te
gaan heffen met vrijstelling van de hoogste
„toenemingen", n.l. die boven f 16.000 Dit
is nog in geen land ter wereld vertoond.
Neen, zeide de Minister, indien men de
wedde-korting door een directe belasting
wilde vervangen, zouden er eejivoudig op
centen op do bestaande inkomstenbelasting
moeten worden geheven, en wel tot een
getal van tien. Intusschen zou zulk een
maatregel op diit oogenblik zeer onrecht
vaardig en bedenkelijk zijn. Er zijn in dezen
tijd vele personen, die 50 en meer percent
van hun inkomen betalen, omdat zij aange-
geslagen zijn naar hun inkomen van een
vorig jaar, hetwelk zij in het jaar van beta
ling niet meer genieten. Ook in 1932 zal dit
het geval zijn. Verzwaring van de inkom
stenbelasting is dan ook uitgesloten.
Gaan de ink> mens achteruit?
Zijn er ook niet vele personen, wier in
komsten nog niet zijn achteruitgegaan?,
vroegen wij.
Die zijn er zeker antwoordde zijne Excel
lentie, al meen ik, dat hun aantal eerlang
aanzienlijk zal afnemen. Zooals de toestand
zich in de wereld steeds meer ontwikkelt,
zal aan daling ook van vele vaste inkomens
niet zijn te ontkomen. Dit kan gaan op ver
schillende manderen. Het kan openlijk ge
schieden. Maar het kan ook gecamouffleerd
gaan, b.v. door inflatie of bescherming. In
het laatste geval kan het loon dan in schijn
op peil gehouden worden, terwijl het feite
lijk door een scherpe stijging van de prij
zen achteruitgaat. In Engeland is men nu
zoover, dat de salarisvermindering èn de
inflatie naast elkander werken, terwijl bo
vendien velen als derde daaraan nog willen
toevoegen een zwaar-beschermend tarief van
invoerrechten.
„Een beetje Inflatie is zoo erg nietr
De Minister herinnerde er aan, dat in een
vorige moeilijke periode door sommigen
hier te lande is gezegd: beter dan een open
lijke loonsverlaging is „een beetje inflatie",
welke immers geruimen tijd, n.l. zoolang
de loonen nog niet aan de verminderde
waarde van het geld zijn aangepast, als
een loonsverlaging werkt, maar als een die
minder duidelijk naar voren treedt en daar
door een minder onbehagelijke stemming
wekt Men zou daarvoor misschien nog iots
kunnen gevoelen, zeide de Minister, indien
men de mate van inflatie in de hand haa.
Maar zóó is het niet. „Een beetje inflatie"
Is niet als een beetje vergif in de apotheek,
maar veeleer als een beetje déraillement
van een speltrein op een spoordijk. Niemand
heeft de gevolgen in de hand.1
Daarom verbaast de Minister rich, dat
men in sommige landen over inflatie thans
zoo gemakkelijk spreekt. Z.Exc. schrijft dit
toe aan de steeds wanhopiger stemming,
waarin sommigen geraken en waarin ieder
radicaal middel, hoe funest ook, uitkomst
schijnt te bieden. Ter wille van een kort
stondig vertier in de bedrijven willen som
migen thans onafzienbaar onheil over zich
inroepen. Wij zullen daar niet aan mee
doen. Indien de industrie slechts geholpen
kan worden door verlaging der productie
kosten, dan bedenke men, dat inflatie deze
verlaging slechts brengt tijdelijk, kunstma
tig en ten koste van onmetelijke rampen.
De rechte weg is ook hier de boste. De Mi
nister onderschrijft nog wat hij in 1923 op
merkte: „Inflatie is loonsverlaging met een
blinddoek. Een dergelijk soulaas bij tegen
spoed kan nuttig zijn, maar niet wanneer
het den tegenspoed zelf verüendnbbelt".
Nog eens de salariskorting.
Ze is geen „sluitpost" op
de begrooting.
Mag nog even worden teruggekomen,
vroegen wij. op de misvattingen, die ge
rezen zijn omtrent de salariskorting? Uwe
Excellentie noemde er ééne.
Er is nog een andere, niet minder ern
stige misvatting, zeide de Minister, die ook
noodeloos leed veroorzaakt. Het is deze. dat
de salarissen tot „sluitpost" van de begroo
ting worden gemaakt.
Daarvan is geen sprake.
Nu over de geheele linie moest worden
nagegaan op welke wijze op de uitgaven
bespaard kan worden, is de Regeering tot
het besluit gekomen, dat. gezien de loop
van het indexcijfer en de teruggang van
veler inkomen, ook een matiee korting op
de wedden hierbij behoorde in aanmerking
te komen. Nadat deze korting tot een laag
percentage en onder de noodige verzachtin
gen was aangebracht, bleef nog een post
tekort bestaan. Ter dekking hiervan zijn
belastingvoorstellen ingediend en zal feite
lijk zelfs leeninggeld worden opgenomen.
Daar heeft men de sluitpost. De weddekor-
ting vormt evenmin een sluitpost als bijv.
de verlaging der dofensiebegrooting of de
reductie der invaliditeitsbijdragen.
Geen terugname van de
voorgestelde salarisverlaging
te wachten.
Uwe Excellentie acht het dus niet waar
schijnlijk. dat op do voorgenomen salaris
korting wordt teruggekomen? vroegen wij.
Dit schijnt uitgesloten antwoordde de mi
nister. Natuurlijk is een besluit als dit niet
genomen dan na zeer ernstig beraad. Er
thans op terug te komen zou nog erger zijn
dan het niet genomen te hebheji. Afgezien
van al het andere bedenke men eens, welken
indruk dit in Indië zou maken, waar de be
kende beweging nieuw voedsel zou krijgen,
en welke hinderpalen door zulk een ante-
dient in den weg zouden worden gelegd aan
maatregelen van soortgelijken aard, die in
de naaste toekomst elders noodig zullen
blijken.
De minister houdt zich overtuigd, dat ook
de betrokkenen spoedig zullen inzien, dat
het mede in hun belang is dat de regeering
tijdig tot dezen maatregel is overgegaan.
Ware langer gewacht en waren dientenge
volge ook andere besnaringen die steeds
belangen kwetsen minder gemakkelijk
aannemelijk te maken en door te voeren, dan
zou binnenkort het te brengen offer grooter
zijn geweest. Het is niet onmogelijk, dat
daarvan in andere openbare lichamen eer
lang de ervaring wordt opgedaan.
De minister eindigde met het vertrouwen
uit te spreken dat de nuchtere zin en het
saamhoorigheidsgevoel van ons volk belang
rijke factoren zijn om ons door de moeilijk
heden van dezen tijd heen te helpen.
Kerknieuws.
EEN TROUWCOLLECTE
Uit een onzer groote steden schrijft men
Het gebeurde een dezer dagen in een kerk
van een groote stadsgemeente, dat het hu
welijk van een gelukkig echtpaar kerkelijk
werd ingezegend. Niets bijzonders, zult gij
zeggen; dit zal wel meer gebeuren. Dit is
zoo, doch niet daarom vertel ik het U.
Het was niet de eerste keer, dat de pre
dikant der gemeente daarvoor den kansel
zou beklimmen.
Maar, Zijn WelEerwaarde zal zich dien
ochtend toch. wel een kwartiertje afgezon
derd hebben om tekst te kiezen en schets
te ontwerpen. De koster der kerk. plichts
getrouw als altijd, heeft kleed gelegd, stoe
len en knielbank in de kerk keurig ge
schikt, om bruidspaar en familie naar be-
hooren te ontvangen. Organist en orgeltrap
per hadden opdracht gekregen, op het be
paalde uur in de kerk aanwezig te zijn ter
begeleiding van den zang.
Voor den organist viel het dien dag niet
makkelijk, maar hij zou zijn werkzaamhe
den wel zóó regelen, dat hij toch kon ko
men. Een ouderling en een diaken, stemmig
gekleed, richtten hun schreden naar het
kerkgebouw, om door hun aanwezigheid
den Kerkeraad te vertegenwoordigen.
Deze allen waren op den afgesproken tijd
in het kerkgebouw aanwezig en wachtten
het bruidspaar en de familie af.
Weldra klonken auto-signalen en jawel,
drie keurig verlakte auto's naderden het
kerkgebouw en stopten bij den ingang.
Do koster in actie. Statig ontving hij het
bruidspaar, waarvan de bruid keurig in het
wit was gekleed en geleidde hen naar de
stoelen, door hem zoo netjes geplaatst. De
portieren van tweede en derde auto werden
geopend, de familie werd' minzaam door den
koster ontvangen en eveneens naar hun
plaatsen geleid.
Plechtig was de dienst en tijdens het zin
gen van een Psalmvers werd, zooals gebrui
kelijk, aan bruidspaar en familie gelegen
heid gegeven hun gave te offeren. Een gave,
niet ter betaling der gemaakte kosten of ter
vergoeding van tijdverzuim voor hen, die
door dien trouwdienst aan eigen arbeid wer
den onttrokken, doch een gave voor de Kerk,
als bewijs van hun dankbaarheid voor het
goede dat die dag hun bracht.
De diaken volbracht trouw zijn plicht, ging
met de collectezak rond, sloeg niemand over;
en na het gezang werd de dienst voortgezet.
Na het lezen van het huwelijksformulier
en toezingen van de zegenbede, na felicita
tie en een persoonlijk woord overhandigde
de predikant hun den „trouwbijbel". Dank
baar werd deze aanvaard en hiermede was de
plechtigheid ten einde, auto's lieten reeds
hun 9ignaal hooren.
Predikant, ouderling en diaken gaan naar
de consistorie.
Koster geeft een sein aan de chauffeurs
cn d'e auto's komen weer voor. De familie
wordt door hem gewaarschuwd en minzaam
groet de in het wit gekleede bruid den
koster voor zijn hulpvaardigheid. Nog even
kijkt hij de auto's na en dachtdat was
30 jaar terug bij mij toch wel wat eenvou-
In de consistoriekamer.
Nu de diaken in actie! Hij had1 haast, want
hij had nog veel te doen. Maar eerst nog
even de collecte tellen. De collectezak wordt
op tafel omgekeerd en,ja, enhet
spijt mij dat er geen foto gemaakt is van
het gezicht van ouderling en diaken. Daar
lag de buit!
Eén gulden en voorts kwartjes, dubbeltjes,
stuivers, 2Vo centstukken en eenten: goed
geteld te samen nog lang geen 4.
Een ondeugende jongen zou zeggen: koop
er een bladwijzer voor, geef dien aan het
gelukkige bruidspaar, dan kunnen zij die in
hun pas ontvangen trouwbijbel leggen bij
Numeri 7 3 eerste gedeelte.
NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP.
Ons werd toegezonden het jaarverslag over
1930 van het Nederlandsch Bijbelgenootschap,
waarin voorkomt het uitvoerig verslag van de
alg. vergadering 15 en 16 Juni 1.1. gehouden,
terwjjl mede zijn afgedrukt de referaten van
mej. A. E. Adriani en Prof. Dr. F. W. Gros
heide, resp. over „persoonlijke herinneringen
aan Dr. N. Adriani" en „hoe een nieuwe Bij
belvertaling ontvangen wordt". Reeds het opne
men van deze toespraken maakt het jaarver
slag waardevol, maar niet minder zijn de ge
gevens die verder worden geboden, van belang
voor hem die eenigszins met de arbeid
deze organisatie meeleeft.
De i
had
het Nieuwe Testament betreft, geregelden
voortgang. De vacature, in de sub-commissie
ontstaan door het overlijden van Prof. Dr.
J. A. C. van Leeuwen, werd vervuld door de
benoeming van Prof. Dr. J. Th. Ubbink te Gro
ningen. Het was een groote voldoening voor
het hoofdbestuur, te mogen ontvangen de pers
klare copy voor het Evangelie naar Mattheus,
waarbij de mededeeling werd gevoegd, dat het
Evangelie naar Johannes evenzeer gereed
en het boek der Handelingen bijna voltooid.
De Brief aan de Romeinen is nog in behande
ling.
Het aantal contribuanten steeg van 20491
tot 22618, en het bedrag der contributies tot
f 36.890,31. De toename sedert 1920, toen er
7915 contribuanten waren, is wel opvallend.
In brailleschrift werden dit boekjaar door
de Nederlandsche braillepers afgeleverd 50
exemplaren van de brieven aan de Corinthiërs
Ten behoeve van blinden, die het braille
schrift willen leeren lezen, is een leercursus
aan het Bijbelhuis, Heerengracht 366, A'dam.
beschikbaar, die op aanvrage kosteloos ter
leen wordt gezonden.
Het totale afleveringscijfer bedroeg 151.407
tegen 121.645 in het vorige jaar en 173.897 in
1927. Hiervan was het afleveringscijfer
bijbel, O. en N. T. en afzonderlijke bijbelboeken
148.691, waarvan 16.744 Indische exemplaren.
Achterin treft men een overzicht aan van de
verschillende bijbeluitgaven van het Genoot
schap, met voorbeeld van de druk en met prijs
opgave.
NIEUWE THEOLOGISCHE STUDIËN.
Dr. G. v. d. Leeuw bespreekt in het Sep
tembernummer van bovengenoemd tijd
schrift verschillende godsdienst-historische
studies van den jongsten tijd. Twee Egypte-
studies worden besproken door Dr. A. de
Buck, en wel werken van Dr. W. D. van
Wijngaarden en Dr. M. H. A. v. d. Valk.
Dr. A. H. Edelkoort wijdt een artikel aan een
nieuwe godsdienstphilosophie, n.l. het werk
van den Geneefschen geleerde Bauhofer,
Das Metareligiöse, eine historische Religions
philosophie, waarbij hij ten slotte conclu
deert „dat deze nieuwe godsdienstphiloso
phie op idealistische hasis onmogelijk als
geslaagd kan worden beschouwd; immers is
zij onaanvaardbaar voor den onderzoeker
die de feiten zelve laat spreken en voor den
christen, die ernst maakt met de belijdenis,
dat het Woord is vleesch geworden en on
der ons heeft gewoond". De aflevering ein
digt met de inhoudsopgave van verschillen
de toegezonden tijdschriften.
BOND VOOR EVANGELISATIEN.
Jubileum-Fonds.
In het jaar 1932, op 7 Dec., zal het veertig
jaar geleden zijn dat de Bond voor Evangeli-
satiën in en ten bate van de Ned. Herv. Kerk
zijn arbeid aanving.
In verband met dit gedachtenisjaar heeft
zich een commissie gevormd, die de aandacht
wenscht te vestigen op een zaak van urgente
beteekenis: het op peil brengen van de sala
rissen der Evangelisten. Terwijl toch reeds ja
ren geleden werd'vastgesteld dat het minimum
salaris van den Evangelist f 1500 moet wezen
zyn er alsnog heel wat salarissen beneden de
zen norm gebleven. Nu heeft men in de krin
gen van genoemden Bond het plan opgevat,
tegen September 1932 een fonds van f 100.000
bijeen te brengen, waarvan de renten zullen
dienen tot aanvulling van de onvoldoende sa
larissen.
In de commissie voor dit jubileumfonds heb
ben o.m. zitting Ds. E. Syperda van Tji
weer, voorz.; de heer J. de Jager, Evangelist
te Wedde, seer.; en Ds. A. G. H. van Hoogen-
huyze te Amsterdam.
De actie wordt aanbevolen door een eere
comité, waarin zeer vele vooraanstaande per-
wat Wils
LUCHTVAART IN DEN OUDEN TIJD
't Was in 1784, dus nu bijna al ander
halve eeuw geleden, dat een geneeskundige
te Boston, dr. John Jeffries, de luchtvaart
aan de wetenschap trachtte dienstbaar te
maken; dat hij deel nam aan een luchtreis,
den 30en November 1784 te Londen onder
nomen door Blanchard, en dat wei met geen
ander doel, dan om in die hooge streken
dc lucht te onderzoeken.
Die vaart, die slechts één uur en twintig
minuten duurde, kostte Jeffries niet minder
dan f 1200; de ballon kwam 15 kilometer
zuidoostelijk van Londen neer. Jeffries deed
in dien tijd elf waarnemingen betreffende
de drukking, even zoovele betreffende de
temperatuur en vijf betreffende de vochtig
heids-toestand van de lucht, terwijl hij, van
verschillende hoogten het maximum kan
2800 meter zijn geweest monsters lucht
medenam.
Den zevenden Januari 1785 volbracht Jef
fries, wederom met Blanchard, den beroem
den, voor het eerst gelukten tocht over hei
Engelsch Kanaal, nadat kort te voren Pila-
tre de Rozier en Roumain op zoodauigen
tocht den dood hadden gevonden in de gol
ven. Ook hem zweefde die tegen het einde
der reis voor oogen, toen de stijgkracht van
den ballon zoo sterk afnam, dat men alleen
door het wegwerpen van allen ballast, ja
zelfs van de voornaamste kleedingstukken,
zich zwevende kon houden. Naar door Fran-
sche officieren volbrachte trigonometrische
waarnemingen, heeft Jeffries op dien tocht
een hoogte bereikt van 4500 voet, dat is on
geveer 1450 meter.
Op verschillende wetenschappelijke toch
ten zijn meermalen verbazende hoogten be
reikt. Zoo op den 18en Juli 1803 door Ro
bertson en Lhoest, die te Hamburg opstegen
en op het hoogste punt een barometerstand
van 336 mM. aflazen, overeenkomende met
een hoogte van 6831 meter. Toen Gay Lus-
sac den 16en September 1804 boven Parijs
opsteeg, om de schommelingen van de mag
neetnaald waar te nemen en monsters lucht
te verzamelen, kwam hij tot 7016 meter bo
ven de oppervlakte der zee, waar de thermo
meter daalde tot 9.5 gr. C. Bij een latere
opstijging ,van Barrel en Bixio, teekende,
op een hoogte van 7049 meters, de thermo
meter zelfs 39.7 C. Fijne ijsnaalden vielen
neder op den ballon en de instrumenten; en
toen zij op een hoogte van 6000 meter een
kooi openden, waarin een paar duiven wa
ren opgesloten, wilden de dieren niet uit
vliegen In de ruimte geworpen deden de vo
gels vergeefsche pogingen om, door het uit
slaan der vleugels, zich in de ijle lucht op
te houden; zij verdwenen, groote kringen be
schrijvend, in den nevel. Terecht zag Arago
in de aanwezigheid dier kleine ijsmassa's
van een temperatuur van ongeveer 40 gr.
C., in het midden van den zomer, op een
hoogte van 6000 7000 meter boven den
bodem van Europa zwevende, een der meest
interessante meteorologische verschijnselen.
De overtuiging echter, dat deze waarnemin
gen de gewenschte nauwkeurigheid misten
zij waren zelfs minder nauwkeurig dan
men toen kon vermoeden spoorde aan tot
een meer stelselmatig onderzoek van de
hoogere lagen van den dampkring.
Het was Glaisqher, een Engelsclunan, die
het eerst, en wel bepaaldelijk met het doel
om de wet te vinden, volgens welke bij toe
nemende hoogte de temperatuur alneeuit en
de vochtigheidstoestand van de lucht ver
andert, reizen ondernam, die op den naam
„wetenschappelijke" aanspraak kunnen ma
ken. Toch kan men, zooals later weer is
aangetoond, zijn thermometer en psychro
meterwaarnemingen niet ten volle vertrou
wen. Men zou inderdaad meenen, dat zulk
een hoog boven den grond zwevende ballon
het meest geschikte observatorium was om
de temperatuur der lucht, niet gestoord door
vreemden invloed, naar waarheid te be
palen. Maar aldus dr. Assmann, indertijd
een autoriteit op luchtvaartgebied de
waarnemingen in een luchtballon hebben
twee zeer machtige vijanden: de warmte
straling der zon en de bijna volkomen toe
stand van rust van de lucht, waarin de bal-
Ion en de instrumenten zweven. Ventilatie
is juist het krachtigste middel om den in
vloed der warmtestraling tegen te gaan; de.
ze ontbreekt zoo goed als geheel bij een vrij
zwevenden ballon, die zelf als 't ware een
deel van de lucht uitmaakt en zich met de
zelfde snelheid beweegt als deze. Alleen dan
wanneer de ballon vertikaal opstijgt heeft er
ventilatie plaats. Het gevolg moet dus zijn
dat alle hulpmiddelen, die tot bescherming
van de thermometers worden aangewend,
sterk verwarmd worden boven de tempera
tuur der omgevende lucht zelve, zonder aan
de stroomende lucht een grool deel hunner
warmte af te staan. Het gevolg daarvan zal
zijn, dat zij een groote hoeveelheid donker*
warmte den thermometers toestralen; en tot
deze stoornis werken zoowel het door de zon
beschenen schuitje als alle zich daarin be
vindende voorwerpen sterk mede.
Om deze schadelijke invloeden tegen te
gaan, construeertle dr. Assmann in 1866 een
toestel, de adspiratiepsychrometer, waarbij
een onafgebroken luchtstroom de instrumen
ten omgeeft en waarvan het, door waarne
mingen op den top van een hoogen berg in
gesteld, bleek, dat het de aanwijzingen van
deze geheel onafhankelijk maakte van di
recte bestraling. Om tegemoet te komen
aan het bezwaar, dat de bevochtigde ther
mometer zijn diensten weigerde, als het
vriespunt zou zijn bereikt, had hij in de
centrale buis van het instrument een haar-
hvgrometer aangebracht, die het tegen stra
ling beschutte en van den luchtstroom om
geven was.
De heeren specialiteiten op luchtvaartge
bied in den goeden ouden tijd zouden ze
ker nauwelijks hun oogen kunnen gelooven
als ze onze Zeppelins en vliegmachines
zagen.
Maar toch is het wel interessant van
hun ondernemings- en doorzettingsvermo
gen kennis te nemen. Zelfs in onzen tijd,
nu de luchtvaart tot een verbazende ont
wikkeling is gekomen.
sonen zitting hebben, waarvan we noemen de
oud-Ministers Prof. Dr. J. R. Slotemaker de
Bruine en Dr. J. Th. de Visser, de hoogleeraren
Dr. M. J. Aalders te Groningen, Dr. J. A. Cra
mer te Utrecht en Dr. J. de Zwaan te Leiden.
Het wachten is nu op de giften. Wie deze
Evangelisatiën, die zooveel goed werk hebben
mogen verrichten, wil steunen, door hen die
er in arbeiden een wat meer van zorgen vrij
bestaan te verschaffen, kan terecht bij den
penningmeester van het comité, Mr. S. M. van
Haersma Burma te Stavoren, wiens gironum
mer is 171828.
HET LEGER DES HEILS.
Men verzoekt ons plaats v°°r het vol
gende:
Het is niet gewaagd, de algemeene bekend
heid te veronderstellen met het feit, dat de
arbeid van het Leger des Heils, Stichter Wil
liam Booth, steeds in omvang toeneemt, en
dat de Leiders van deze groote Organisatie
zich voortdurend beijveren, dit omvangrijke
werk een steeds nuttiger instelling te doen
zijn, zoowel op geestelijk als op maatschap
pelijk gebied.
Deze veelzijdige arbeid was als een hand
wijzer, waardoor duizenden in Nederland
gedurende nu bijna 45 jaar tot een hooger
geestelijk en (of) maatschappelijk leven wer
den geleid.
Veel meer zou verricht kunnen worden,
indien de noodige middelen niet ontbraken.
Zoowel de toename van het aantal afdee-
lingen, als de omvang daarvan maken het
noodzakelijk, om ter gelegenheid van de
jaarlijksche Nationale Aanvrage een beroep
to doen op het Nederlandsche publiek, ten
einde het Werk te kunnen voortzetten en
uitbreiden.
Deze jaarlijksche Nationale Aanvrage
wordt gehouden van 3 tot 17 October e.k. De
opbrengst daarvan komt .geheel ten goede
aan den arbeid van het Leger des Heils hier
te lande.
Het is vaak gebleken, dat p'ersonen. niet
gemachtigd door het Leger des Heils (Stich
ter: William Booth!, trachten den indruk
te wekken, alsof zij voor het Leger kwamen,
eoodat bijdragen, die voor het Leger des
Heils gegeven werden, een andere bestem
ming kregen en, helaas, maar al te dikwijls
eene. die zéér verschilde van de bedoeling
der gevers.
Ten einde misverstand en teleurstelling t?
voorkomen, gelieve men zich er van te ver
gewissen, dat de collectant door het Leger
des Heils (Stichter: William Booth) is ee-
machtigd, en men doe dat ook, al heeft de
kleeding van den collectant soms eenige
overeenkomst met de bekende uniform van
het Leger des Heils. Al de collectanten van
het Leger de= Heils hebben volmachten-op-
naam, geteeken^ door Kommandant B. Vlas.
EEN HONDERD-JARIG ORGEI-
(Men schrijft ons:
Onder de vele monumenten die wij uit vroe
ger eeuwen in onze kerkorgels bezitten, neemt
ook het 's-Hertogenbossche orgel der Ned.
Herv. Kerk een eereplaats in. Vervaardigd
als het is in 1831 door uen beroemden Utrecht,
schen orgelbouwer Batz, die uit de school van
den niet minder beroemden Chr. Muller van
het Haarlemsche Orgel kwam, staat dit Bos
sche klankstuk nog als een bewijs van den
door-en-door soliden technisch-mechanischen
bouw dier dagen en niet minder als een spre
kende getuige van wat toen als ideaal van
kerkorgeltoon en -dispositie gold. Zijn 24 spre
kende stemmen, verdeeld over twee klavieren
en vr\j pedaal, hebben nog niets ingeboet van
him oorspronkelijke schoonheid aan intonatie
en klank-karakteristiek. Op 30 Sept. a.s.
wordt dit 100-jarig Orgel herdacht met een
avondbespeling, te geven door den heer Jan
Zwart van Amsterdam.
FEUILLETON
DE STER VAN HALALAT
De morgen brak aan. Harmaza elieip nog
altijd niet. Hij was met al zijn denken nog
weinig gevorderd. Hij 6tond op en verliet
«Je woning.
Weer liep de jongeling'naar de brug, van
waar hij Belits tempel en het park kon
zien. Geruimen tijd stond hij tegen de leu
ning en dacht na, hoe de zaak te moeten
aangrijpen. Hij kon maar niet tot een be
sluit komen. Maar op de brug mocht hij
niet blijven staan; want hier wa6 niets te
beginnen. Harmaza 6tapte verder over de
brug en ging langs den oever.
Daar stond de tempel met zijn palmen
en struikgewassen.
In zijn drift zou hij het gebouw wel heb
ben willen bestormen. Maar wat baatte
KUlk6?
Hij liep het park binnen, tot hij de tempel
muren zag. Niemand was op dit uur te zien
In een boschje neergehurkt, wachtte hij op
het openen der poort Velen liepen binnen,
enkelen verlieten den tempeL Hij kende
geen enkele dier personen.
Zoo ging de dag voorbij.
Ontevreden en twijfelende aan eenig
X*e6ultaat, keerde hij terug.
Vele dagen achtereen had hij het park
bij den tempel van Bel it bezocht en nooit
Gelukte het hem het meisje te zien.
Zijn vader wierp meermalen een bezorg
den blik op zijn zoon; de broeders schudden
het hoofd: want de jongeling was nog nooit
zoo verstrooid geweest. Zijn antwoorden
waren vaak heelemaal verkeerd. Meestal
trachtte hij alleen te zijn.
Hij werd onrustig.
Het huis werd hem te klein. Hij moest
buiten zijn.
En dan?
Dan 6tond hij uren aaneen op de brug
of in het park bij den tempel of aan den
oever en zag droomerig naar het heiligdom
van Belit en de toppen der hooge palmen m
de nabijheid.
Nog twee dagen en het volk Isroëte zou
de stad verlaten.
De jongeling begon thute tegen dien kor
ten termijn te morren.
„Waarom", sprak hij, „willen de Oudsten
en Daniël zoo'n haast maken? Zeventig ja
ren is het volk reeds in Babylon en in de
laatste tijden was er van verdrukking wei
nig sprake".
Zerubbabel wist, niet, wat hij van zijn zoon
moe6t denken. Wie had hem die nieuwe
ideeën in het hoofd gepraat? Geen wonder,
dat hij dadelijk aan Genthon en zijn aan
hangers dacht
„Mijn zoon, wacht u voor hen, die tegen
den uittocht zijn! Zij spreken niet volgens
den wid des Heeren!"
„Ik weet niets van Genthon en dergelijke
lieden, vader! Ik bemoed mij niet met do
vateche profeten en wensch ook niet hier te
blijven! Maar men moe6t het volk niet
dwingen zoo haastig te vertrekken!"
„Waarom nog langer gewacht? Tot Cynre
zijn woord terugneemt?"
„Dat zal hij niet doen. Of yreezen de
Oudsten, dat de koning evenzoo zal han
delen als Pharao, toen Mozes het voik
Israël uit Egypte voerde? Dat hij tot andere
gedachten komt, zoodra de profeet, zijn
groote raadgever, hem verlaten heeft? Dat
hij met zijn soldaten de scharen achtervolgt
om ze terug te halen?"
„Wat spreekt gij daar? jWie verhaalde u
zulke dingen? Daniël zal den koningsburg
niet verlaten".
„Waarom wil hij alleen blijven? Ik dacht,
da hij de leidsman van het volk zou zijn'"
„Hij wil blijven ter wille van degenen, die
niet met ons gaan, om hen voor grootere
rampen te bewaren. Hij blijft echter tegelijk
In ons belang bij den vorst, wanneer wij
vertrekken, om voor ons ten beste te spre
ken, wellicht hulp te bekomen, indien dit
noodig blijkt!"
Plotseling kwam de gedachte bij den
jongeling op, of hij den profeet niet kon
bewegen, hem bij zich te houden. „Dus niet
uitsluitend de slechtsten blijven", dacht hij:
„want zelfs de edetete onder de edelen za.
niet vertrekken. Dan kan er voor den zoon
des vonsten 'niet6 beschamends 'o steken,
wanneer hij eveneens blijft natuurlijk
ten dienste van den vorst van Babyion, tot
zijn bescherming, indien het noodig i6 en
tot steun voor den alleenstaanden man'.
Nu stond het vast bij hem: hij zou blijven;
hij zou naar den orofeet gaan en hem smee-
ken, ate sohrljveir, kamerdienaar, onver
schilllg wat, in zijn dienst te mogen treden
Maar besluit en daad waren twee ver
schillende zaken. Harmaza aarzelde; want
hij wist maar al te goed, hoe streng ri-e pro
feet tegen Genthon en de anderen, die het
volk in Babyion wilden houden, optrad. F.n
hij met eenzelfde vooretel komen, j
HOOFDSTUK XLII
De Joden verlaten Babylon
De eer6te dag der nieuwe maand was aan
gebroken.
De ochtendzon bestraalde jutet den ho>
gen spits van den „toren der zeven lichten".
De stad zelve was nog in schemering ge
huld. En toch stroomde door de ge->pen:!e
stadspoort in het Noordelijk gedeelte een
menigte volks, te voet, te paard, op lastdie
ren, op wagens, alles zwaar bepakt. Het
waren de kinderen Israels in hun schilder
achtige kleeding. Zij verlieten de stad, welk9
hon zoo lang een vaderland moest zijn, o:n
zich wederom naar het oude vad-óriand,
daar in het verre Westen te begeven. Het
was een groote menigte, die langs den bree-
den weg trok. Velen jubelden, anderor»
weenden, allen echter wierpen, voor zij
scheidden, nog menigen bli'k op de reus
achtige muren en poerten adliter zich. wel
ke hen zoo lang beschermd, maar ook als
met 6tecnen armen omkneld hadden.
Dagen en dagen duurde de uittocht
Zerubbabel en Josue vertoefden nog in
de 6tad.
De zon was ondergegaan. Op dezen dag
waren ook im het huis des vorsten de laat
ste beschikkingen gemaakt Men was ge
reed de 6tad te verlaten. Halalat leek
doodsch, uitgestorven; slechts in weinig
huizen was nog een enkele Jood bezig zijn
tak«Mi in te pakken.
Haastig liep iemand door de stille stra
ten. 't Was Harmaza.
Voor het huis zijns vaders bleef hij 6taan
en wierp een blik omhoog. Vandaag had
hij den voi'st van Juda willen spreken;
maar hij schaamde zich en daarom vermeed
hij de ouderlijke woning. Nu kwam hij, om
in 6tilt« afscheid te nemen. Hij slaakte een
diepen zucht en sprak dan op fluisterenden
toon: „Zal ik u werkelijk alleen la».cn uit
.trekken, vader? Hoe gaarne trok ik mee
naar de verre bergen Kanaans en deelde
uwe zorgen, maar ookuw eer. En
toch! het harte houdt mij met ijzeren
banden aan dit oord gebonden".
Lang 6tond hij daar, zag de 6traat in en
dan weer naar de ouderlijke woning, of er
ook eenig teeken van leven te bespeuren
was. Eindelijk ging hij langzaam een stap
achteruit, nog een. dan nog een en nu, nu
fluisterde hij, terwijl een traan in zijn oogen
blonk: „Mijn Laateten groet, vader! Ik kan
niet anders. Maar ik volg u 6poedig, zeer
6poedigl"
Doch hij wa6 niet tevreden over dit be
sluit; zijn opgewondenheid toonde dit meer
dan genoeg.
Reeds was hij tamelijk ver van de woning
verwijderd, toen hij, one 11 er loopende. de
richting naar het Oosten insloeg. De eene
straat voor, dc andere na, vergrootte dc af
stand, welke hem van Halalat scheidde.
Spoediig vernam hij het geklots der golven
tegen de pijlers van de brug over den
F.uphraat Hij liep verder. Midden op de
brug bleef hij 6taan en naderde de leuning.
•Zacht stroomde de groote rivier verder,
naar het Zuid-Oosten. De sterren glinst?r-
«len en hun licht werd door het water der
rivier teruggekaatst, Harmaza staarde
6teeds voor zich uit, verder, verder, voorbij
de jjokhuizen in de richting van het park
en den tempel van Belit,
„Had ik u, daar ginds, troonende in de
duisternis, thans aan mijn oogen onttrok
ken, nimmer gezien! Ik zou dan morgen
vroolijk de 6tad kunnen vei laten. Maar
zoo? En kan ik andere? De anderen
houwen Jeruzalem ook zonder mij; maar
de onschuldige dochter Babylons za.1 zon
der mij dit afschuwelijk oord niet ontkomen
Maar wie weet, of ik morgen, zij het ook
overmorgen, niet gelukkiger ben? En den
kan ik vader nog altijd volgen!"
Doch dan kwam weer de gedachte bij
hem op, waartegen hij reeds zoo vele malen
tevergeefs 6treed; en nog altijd bleef hij be
sluiteloos staan. De liefde tot vader en zijn
eer bij het volk wogen zwaar in de andere
weegschaal
„Dezen nacht nog moet ik een besluit
nemen. Maar kan ik dat wel? Ik zelf ni°t.
Andere was de 6trijd reeds lang gestreden.
Doch ik heb geen vriend, die mij zanden
vooroordeel of zelfzucht kan raden?'
En hij noemde de vrienden bij name.
Lobni, Talem, Phazaia6 en de anderen. Maar
zij waren jong en onervaren, of wel, hij was
er zeker van, zij begrepen hem niet. Hij
moest zijn hart voor een ouderen, ervaren
man openen.
Mij kende een vriend, een raadsman, de
meest vertrouwde van allen: Daniël, zijn
vroegeren leermeester. Maar deze was - hij
wist het vol vuur voor d--n terugkeer
naar het land der vaderen. Zijn antwoor!
zou en kon geen ander zijn dan een beris
ping. Maar ook onder de raadsmannen zijns
vaders zocht hij, zonder iemand te vinden.
(Wordt vervolgd.)