Géén inflatie van ons ruilmiddel VïnVsncl 3aaa DINSDAG 29 SEPTEMBER 1931 Een onderhoud met Minister de Geer „Inflatie is loonsverlaging met een blinddoek" De begrootingsvoorstellen wor den niet teruggenomen. Recht zetting van eenige misverstan den omtrent de bezuinigingen op onderwijs en salarissen. Het Nederlan'dsch Correspondentie-bureau van Dagbladen te Den Haag heeft zich tot den Minister van Financiën gewend met de vraag, of naar de meening van Zijne Ex cellentie op dit oogenblik hier te lande ge vaar voor inflatie van het ruilmiddel be staat. Er bestaat niet het minste gevaar voor inflatie. De Minister antwoordde volstrekt ontken nend. De gulden zeide hij staat zeer stevig. En volkomen ongemotiveerd is het wantrouwen dat zich thans onder een deel van het publiek schijnt te openbaren. Dit wantrouwen heeft o.a. geleid tot een da ling van de 6 pCt leening van 1922 be neden den parikoers, hoewel van deze lee ning bekend is, dat zij op 1 Maart a.s. te gen 100 pCt. zal worden afgelost. Slechts angst voor den gulden kan hierbij in het spel zijn. Gelukkig bestaat voor al deze zenuwachtigheid verklaarde Zijne Ex cellentie —niet de minste reden. En de re geering zal er krachtig voor waken, dat die reden er ook niet komt, al behoeft zij hierbij natuurlijk de medewerking van anderen. De voorgenomen besparings maatregelen. Denkt Uwe Exc. bij dit laatste aan de voorgenomen maatregelen van besparing en van versterking der middelen op de Rijks- begrooting voor het a.s. jaar? Niet uitsluitend, maar zeker ook daaraan. Die medewerking is trouwens te verwach ten uit alle partijen. Wanneer men waar neemt wat in het buitenland geschiedt, dan mag men vertrouwen, dat ook hier velen de kracht zullen vinden over partijmuren heen te zien en zelfs een tijdelijk partij- voordeel te offeren aan het duurzaam na tionaal belang. Een ondubbelzinnig antwoord. Moet hieruit worden opgemaakt, dat de voorgenomen maatregelen zullen worden gehandhaafd? Ongetwijfeld. Er wordt hier en daar aan drang geoefend de besparingsmaatregelen ten deele te vervangen door een verdere versterking der middelen. Ook de Regeering neemt aan, dat deze laatste noodig zal kun nen blijken en houdt zich daarop voorbe reid. Maar dan in de eerste plaats voor dek king van de crisis-uitgaven. Deze worden thans'voor een zeer groot deel gefinancierd uit leeninggeld, wat in den nieuw gescha pen toestand niet zonder bedenking is. Van de besparingsmaatregelen zal dan ook geen enkele kunnen worden gemist. Onder deze laatste, merkten wij op, schij nen wel het meest bestrijding te vinden de onderwijsherziening en de salariskorting. Inderdaad, antwoordde de Minister. Geen van beiden zijn natuurlijk aangenaam, maar te betreuren is, dat misverstand ze nog pijnlijker doet treffen dan noodig is. Om trent het onderwijs heeft men in 1924 be zuinigingsmaatregelen genomen, waarvan in de bezuinigirigswet zelve werd vastge legd, dat ze na eenige jaren weer zouden vervallen. Men meende blijkbaar, dat do opgaande lijn dan weer ongebroken zou kun nen worden gevolgd. Men heeft zich daar in vergist. Het is thans erger dan in 1924. En nu wordt één dier maatregelen van 1924 en dan nog in verzachten vorm hersteld. Dit kan toch bezwaarlijk een re den vormen tot overmatig beklag. Nog erger ging Zijn Excellentie voort zijn de misvattingen ten aanzien van de ealariskorting. De voorstelling wordt gewekt alsof dit een e x.a-inkomstenbelasting zou zijn opgelegd aan een deel der bevolking. In die lijn zou men tot de conclusie moeten komen, dat ook een salarisverhooging, zoo als wij die gekend hebben in 1920 en later, een belgstingprivilege zou zijn voor een deel der bereiking; en ook tot deze conclusie, dat op dit oogenblik tal van landen tegelijker tijd tot een allereenzijdigste belastingpolitiek gekomen zouden zijn. De figuuT, zeide de minister is natuurlijk een geheel andere. De inkomsten van tal van burgers zïïn terugge gaan. Het indexcijfer der kleinhandelsprijzen is sinds de laatste vaststelling van de wedde- regeling in 1928 met minstens 8 pCt. ge daald, nadat tusschen 1920 en 1928 het in dexcijfer sterker gedaald was dan de wedden per saldo waren teruggeloopen, ook inbe grepen het verhaal der pensioenpremie. On der die omstandigheden heeft de Regeering het redelijk geaoht, dat in het complex van besparingen ook de wedderegeling eer. be scheiden aandeel kreeg. Men kan dit goei- of afkeuren, maar met belastingheffing heeft dit niets te makvn. De Staat handelt hier als werkgever, niet ate belaetingheffer. Geen crisisheffing De ealariskorting wordt du6 niet vervan gen, vroegen wij, door een crisisheffing van de -eerste ƒ9000 van a We inkomens, zooais orgens is voorgesteld? Dit zou zeer onbillijk zijn, antwoordde Zijne Excellentie. Tal van menechen, wier inkomen tengevolge van de tijdsomstandig heden reeds is achteruitgegaan, zouden door die heffing worden getroffen. Niet ai- leen zelfstandig werkenden, maar ook men- schen in dienst van anderen. En waarom die grens van f 9.000? Voor eerst gaan de Rijkssalarissen daarboven uit. Ook de ambtenaren van f 16.000 zullen onder de korting vallen. En juist op de hoogste salarissen zal, wegens de degressiebepoling, hft hoogste percentage worden gekort. Maar bovendien, al verlegde men de grens tot f 16.000, dan ware het toch immers de omge keerde wereld, een inkomstenbelasting te gaan heffen met vrijstelling van de hoogste „toenemingen", n.l. die boven f 16.000 Dit is nog in geen land ter wereld vertoond. Neen, zeide de Minister, indien men de wedde-korting door een directe belasting wilde vervangen, zouden er eejivoudig op centen op do bestaande inkomstenbelasting moeten worden geheven, en wel tot een getal van tien. Intusschen zou zulk een maatregel op diit oogenblik zeer onrecht vaardig en bedenkelijk zijn. Er zijn in dezen tijd vele personen, die 50 en meer percent van hun inkomen betalen, omdat zij aange- geslagen zijn naar hun inkomen van een vorig jaar, hetwelk zij in het jaar van beta ling niet meer genieten. Ook in 1932 zal dit het geval zijn. Verzwaring van de inkom stenbelasting is dan ook uitgesloten. Gaan de ink> mens achteruit? Zijn er ook niet vele personen, wier in komsten nog niet zijn achteruitgegaan?, vroegen wij. Die zijn er zeker antwoordde zijne Excel lentie, al meen ik, dat hun aantal eerlang aanzienlijk zal afnemen. Zooals de toestand zich in de wereld steeds meer ontwikkelt, zal aan daling ook van vele vaste inkomens niet zijn te ontkomen. Dit kan gaan op ver schillende manderen. Het kan openlijk ge schieden. Maar het kan ook gecamouffleerd gaan, b.v. door inflatie of bescherming. In het laatste geval kan het loon dan in schijn op peil gehouden worden, terwijl het feite lijk door een scherpe stijging van de prij zen achteruitgaat. In Engeland is men nu zoover, dat de salarisvermindering èn de inflatie naast elkander werken, terwijl bo vendien velen als derde daaraan nog willen toevoegen een zwaar-beschermend tarief van invoerrechten. „Een beetje Inflatie is zoo erg nietr De Minister herinnerde er aan, dat in een vorige moeilijke periode door sommigen hier te lande is gezegd: beter dan een open lijke loonsverlaging is „een beetje inflatie", welke immers geruimen tijd, n.l. zoolang de loonen nog niet aan de verminderde waarde van het geld zijn aangepast, als een loonsverlaging werkt, maar als een die minder duidelijk naar voren treedt en daar door een minder onbehagelijke stemming wekt Men zou daarvoor misschien nog iots kunnen gevoelen, zeide de Minister, indien men de mate van inflatie in de hand haa. Maar zóó is het niet. „Een beetje inflatie" Is niet als een beetje vergif in de apotheek, maar veeleer als een beetje déraillement van een speltrein op een spoordijk. Niemand heeft de gevolgen in de hand.1 Daarom verbaast de Minister rich, dat men in sommige landen over inflatie thans zoo gemakkelijk spreekt. Z.Exc. schrijft dit toe aan de steeds wanhopiger stemming, waarin sommigen geraken en waarin ieder radicaal middel, hoe funest ook, uitkomst schijnt te bieden. Ter wille van een kort stondig vertier in de bedrijven willen som migen thans onafzienbaar onheil over zich inroepen. Wij zullen daar niet aan mee doen. Indien de industrie slechts geholpen kan worden door verlaging der productie kosten, dan bedenke men, dat inflatie deze verlaging slechts brengt tijdelijk, kunstma tig en ten koste van onmetelijke rampen. De rechte weg is ook hier de boste. De Mi nister onderschrijft nog wat hij in 1923 op merkte: „Inflatie is loonsverlaging met een blinddoek. Een dergelijk soulaas bij tegen spoed kan nuttig zijn, maar niet wanneer het den tegenspoed zelf verüendnbbelt". Nog eens de salariskorting. Ze is geen „sluitpost" op de begrooting. Mag nog even worden teruggekomen, vroegen wij. op de misvattingen, die ge rezen zijn omtrent de salariskorting? Uwe Excellentie noemde er ééne. Er is nog een andere, niet minder ern stige misvatting, zeide de Minister, die ook noodeloos leed veroorzaakt. Het is deze. dat de salarissen tot „sluitpost" van de begroo ting worden gemaakt. Daarvan is geen sprake. Nu over de geheele linie moest worden nagegaan op welke wijze op de uitgaven bespaard kan worden, is de Regeering tot het besluit gekomen, dat. gezien de loop van het indexcijfer en de teruggang van veler inkomen, ook een matiee korting op de wedden hierbij behoorde in aanmerking te komen. Nadat deze korting tot een laag percentage en onder de noodige verzachtin gen was aangebracht, bleef nog een post tekort bestaan. Ter dekking hiervan zijn belastingvoorstellen ingediend en zal feite lijk zelfs leeninggeld worden opgenomen. Daar heeft men de sluitpost. De weddekor- ting vormt evenmin een sluitpost als bijv. de verlaging der dofensiebegrooting of de reductie der invaliditeitsbijdragen. Geen terugname van de voorgestelde salarisverlaging te wachten. Uwe Excellentie acht het dus niet waar schijnlijk. dat op do voorgenomen salaris korting wordt teruggekomen? vroegen wij. Dit schijnt uitgesloten antwoordde de mi nister. Natuurlijk is een besluit als dit niet genomen dan na zeer ernstig beraad. Er thans op terug te komen zou nog erger zijn dan het niet genomen te hebheji. Afgezien van al het andere bedenke men eens, welken indruk dit in Indië zou maken, waar de be kende beweging nieuw voedsel zou krijgen, en welke hinderpalen door zulk een ante- dient in den weg zouden worden gelegd aan maatregelen van soortgelijken aard, die in de naaste toekomst elders noodig zullen blijken. De minister houdt zich overtuigd, dat ook de betrokkenen spoedig zullen inzien, dat het mede in hun belang is dat de regeering tijdig tot dezen maatregel is overgegaan. Ware langer gewacht en waren dientenge volge ook andere besnaringen die steeds belangen kwetsen minder gemakkelijk aannemelijk te maken en door te voeren, dan zou binnenkort het te brengen offer grooter zijn geweest. Het is niet onmogelijk, dat daarvan in andere openbare lichamen eer lang de ervaring wordt opgedaan. De minister eindigde met het vertrouwen uit te spreken dat de nuchtere zin en het saamhoorigheidsgevoel van ons volk belang rijke factoren zijn om ons door de moeilijk heden van dezen tijd heen te helpen. Kerknieuws. EEN TROUWCOLLECTE Uit een onzer groote steden schrijft men Het gebeurde een dezer dagen in een kerk van een groote stadsgemeente, dat het hu welijk van een gelukkig echtpaar kerkelijk werd ingezegend. Niets bijzonders, zult gij zeggen; dit zal wel meer gebeuren. Dit is zoo, doch niet daarom vertel ik het U. Het was niet de eerste keer, dat de pre dikant der gemeente daarvoor den kansel zou beklimmen. Maar, Zijn WelEerwaarde zal zich dien ochtend toch. wel een kwartiertje afgezon derd hebben om tekst te kiezen en schets te ontwerpen. De koster der kerk. plichts getrouw als altijd, heeft kleed gelegd, stoe len en knielbank in de kerk keurig ge schikt, om bruidspaar en familie naar be- hooren te ontvangen. Organist en orgeltrap per hadden opdracht gekregen, op het be paalde uur in de kerk aanwezig te zijn ter begeleiding van den zang. Voor den organist viel het dien dag niet makkelijk, maar hij zou zijn werkzaamhe den wel zóó regelen, dat hij toch kon ko men. Een ouderling en een diaken, stemmig gekleed, richtten hun schreden naar het kerkgebouw, om door hun aanwezigheid den Kerkeraad te vertegenwoordigen. Deze allen waren op den afgesproken tijd in het kerkgebouw aanwezig en wachtten het bruidspaar en de familie af. Weldra klonken auto-signalen en jawel, drie keurig verlakte auto's naderden het kerkgebouw en stopten bij den ingang. Do koster in actie. Statig ontving hij het bruidspaar, waarvan de bruid keurig in het wit was gekleed en geleidde hen naar de stoelen, door hem zoo netjes geplaatst. De portieren van tweede en derde auto werden geopend, de familie werd' minzaam door den koster ontvangen en eveneens naar hun plaatsen geleid. Plechtig was de dienst en tijdens het zin gen van een Psalmvers werd, zooals gebrui kelijk, aan bruidspaar en familie gelegen heid gegeven hun gave te offeren. Een gave, niet ter betaling der gemaakte kosten of ter vergoeding van tijdverzuim voor hen, die door dien trouwdienst aan eigen arbeid wer den onttrokken, doch een gave voor de Kerk, als bewijs van hun dankbaarheid voor het goede dat die dag hun bracht. De diaken volbracht trouw zijn plicht, ging met de collectezak rond, sloeg niemand over; en na het gezang werd de dienst voortgezet. Na het lezen van het huwelijksformulier en toezingen van de zegenbede, na felicita tie en een persoonlijk woord overhandigde de predikant hun den „trouwbijbel". Dank baar werd deze aanvaard en hiermede was de plechtigheid ten einde, auto's lieten reeds hun 9ignaal hooren. Predikant, ouderling en diaken gaan naar de consistorie. Koster geeft een sein aan de chauffeurs cn d'e auto's komen weer voor. De familie wordt door hem gewaarschuwd en minzaam groet de in het wit gekleede bruid den koster voor zijn hulpvaardigheid. Nog even kijkt hij de auto's na en dachtdat was 30 jaar terug bij mij toch wel wat eenvou- In de consistoriekamer. Nu de diaken in actie! Hij had1 haast, want hij had nog veel te doen. Maar eerst nog even de collecte tellen. De collectezak wordt op tafel omgekeerd en,ja, enhet spijt mij dat er geen foto gemaakt is van het gezicht van ouderling en diaken. Daar lag de buit! Eén gulden en voorts kwartjes, dubbeltjes, stuivers, 2Vo centstukken en eenten: goed geteld te samen nog lang geen 4. Een ondeugende jongen zou zeggen: koop er een bladwijzer voor, geef dien aan het gelukkige bruidspaar, dan kunnen zij die in hun pas ontvangen trouwbijbel leggen bij Numeri 7 3 eerste gedeelte. NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP. Ons werd toegezonden het jaarverslag over 1930 van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, waarin voorkomt het uitvoerig verslag van de alg. vergadering 15 en 16 Juni 1.1. gehouden, terwjjl mede zijn afgedrukt de referaten van mej. A. E. Adriani en Prof. Dr. F. W. Gros heide, resp. over „persoonlijke herinneringen aan Dr. N. Adriani" en „hoe een nieuwe Bij belvertaling ontvangen wordt". Reeds het opne men van deze toespraken maakt het jaarver slag waardevol, maar niet minder zijn de ge gevens die verder worden geboden, van belang voor hem die eenigszins met de arbeid deze organisatie meeleeft. De i had het Nieuwe Testament betreft, geregelden voortgang. De vacature, in de sub-commissie ontstaan door het overlijden van Prof. Dr. J. A. C. van Leeuwen, werd vervuld door de benoeming van Prof. Dr. J. Th. Ubbink te Gro ningen. Het was een groote voldoening voor het hoofdbestuur, te mogen ontvangen de pers klare copy voor het Evangelie naar Mattheus, waarbij de mededeeling werd gevoegd, dat het Evangelie naar Johannes evenzeer gereed en het boek der Handelingen bijna voltooid. De Brief aan de Romeinen is nog in behande ling. Het aantal contribuanten steeg van 20491 tot 22618, en het bedrag der contributies tot f 36.890,31. De toename sedert 1920, toen er 7915 contribuanten waren, is wel opvallend. In brailleschrift werden dit boekjaar door de Nederlandsche braillepers afgeleverd 50 exemplaren van de brieven aan de Corinthiërs Ten behoeve van blinden, die het braille schrift willen leeren lezen, is een leercursus aan het Bijbelhuis, Heerengracht 366, A'dam. beschikbaar, die op aanvrage kosteloos ter leen wordt gezonden. Het totale afleveringscijfer bedroeg 151.407 tegen 121.645 in het vorige jaar en 173.897 in 1927. Hiervan was het afleveringscijfer bijbel, O. en N. T. en afzonderlijke bijbelboeken 148.691, waarvan 16.744 Indische exemplaren. Achterin treft men een overzicht aan van de verschillende bijbeluitgaven van het Genoot schap, met voorbeeld van de druk en met prijs opgave. NIEUWE THEOLOGISCHE STUDIËN. Dr. G. v. d. Leeuw bespreekt in het Sep tembernummer van bovengenoemd tijd schrift verschillende godsdienst-historische studies van den jongsten tijd. Twee Egypte- studies worden besproken door Dr. A. de Buck, en wel werken van Dr. W. D. van Wijngaarden en Dr. M. H. A. v. d. Valk. Dr. A. H. Edelkoort wijdt een artikel aan een nieuwe godsdienstphilosophie, n.l. het werk van den Geneefschen geleerde Bauhofer, Das Metareligiöse, eine historische Religions philosophie, waarbij hij ten slotte conclu deert „dat deze nieuwe godsdienstphiloso phie op idealistische hasis onmogelijk als geslaagd kan worden beschouwd; immers is zij onaanvaardbaar voor den onderzoeker die de feiten zelve laat spreken en voor den christen, die ernst maakt met de belijdenis, dat het Woord is vleesch geworden en on der ons heeft gewoond". De aflevering ein digt met de inhoudsopgave van verschillen de toegezonden tijdschriften. BOND VOOR EVANGELISATIEN. Jubileum-Fonds. In het jaar 1932, op 7 Dec., zal het veertig jaar geleden zijn dat de Bond voor Evangeli- satiën in en ten bate van de Ned. Herv. Kerk zijn arbeid aanving. In verband met dit gedachtenisjaar heeft zich een commissie gevormd, die de aandacht wenscht te vestigen op een zaak van urgente beteekenis: het op peil brengen van de sala rissen der Evangelisten. Terwijl toch reeds ja ren geleden werd'vastgesteld dat het minimum salaris van den Evangelist f 1500 moet wezen zyn er alsnog heel wat salarissen beneden de zen norm gebleven. Nu heeft men in de krin gen van genoemden Bond het plan opgevat, tegen September 1932 een fonds van f 100.000 bijeen te brengen, waarvan de renten zullen dienen tot aanvulling van de onvoldoende sa larissen. In de commissie voor dit jubileumfonds heb ben o.m. zitting Ds. E. Syperda van Tji weer, voorz.; de heer J. de Jager, Evangelist te Wedde, seer.; en Ds. A. G. H. van Hoogen- huyze te Amsterdam. De actie wordt aanbevolen door een eere comité, waarin zeer vele vooraanstaande per- wat Wils LUCHTVAART IN DEN OUDEN TIJD 't Was in 1784, dus nu bijna al ander halve eeuw geleden, dat een geneeskundige te Boston, dr. John Jeffries, de luchtvaart aan de wetenschap trachtte dienstbaar te maken; dat hij deel nam aan een luchtreis, den 30en November 1784 te Londen onder nomen door Blanchard, en dat wei met geen ander doel, dan om in die hooge streken dc lucht te onderzoeken. Die vaart, die slechts één uur en twintig minuten duurde, kostte Jeffries niet minder dan f 1200; de ballon kwam 15 kilometer zuidoostelijk van Londen neer. Jeffries deed in dien tijd elf waarnemingen betreffende de drukking, even zoovele betreffende de temperatuur en vijf betreffende de vochtig heids-toestand van de lucht, terwijl hij, van verschillende hoogten het maximum kan 2800 meter zijn geweest monsters lucht medenam. Den zevenden Januari 1785 volbracht Jef fries, wederom met Blanchard, den beroem den, voor het eerst gelukten tocht over hei Engelsch Kanaal, nadat kort te voren Pila- tre de Rozier en Roumain op zoodauigen tocht den dood hadden gevonden in de gol ven. Ook hem zweefde die tegen het einde der reis voor oogen, toen de stijgkracht van den ballon zoo sterk afnam, dat men alleen door het wegwerpen van allen ballast, ja zelfs van de voornaamste kleedingstukken, zich zwevende kon houden. Naar door Fran- sche officieren volbrachte trigonometrische waarnemingen, heeft Jeffries op dien tocht een hoogte bereikt van 4500 voet, dat is on geveer 1450 meter. Op verschillende wetenschappelijke toch ten zijn meermalen verbazende hoogten be reikt. Zoo op den 18en Juli 1803 door Ro bertson en Lhoest, die te Hamburg opstegen en op het hoogste punt een barometerstand van 336 mM. aflazen, overeenkomende met een hoogte van 6831 meter. Toen Gay Lus- sac den 16en September 1804 boven Parijs opsteeg, om de schommelingen van de mag neetnaald waar te nemen en monsters lucht te verzamelen, kwam hij tot 7016 meter bo ven de oppervlakte der zee, waar de thermo meter daalde tot 9.5 gr. C. Bij een latere opstijging ,van Barrel en Bixio, teekende, op een hoogte van 7049 meters, de thermo meter zelfs 39.7 C. Fijne ijsnaalden vielen neder op den ballon en de instrumenten; en toen zij op een hoogte van 6000 meter een kooi openden, waarin een paar duiven wa ren opgesloten, wilden de dieren niet uit vliegen In de ruimte geworpen deden de vo gels vergeefsche pogingen om, door het uit slaan der vleugels, zich in de ijle lucht op te houden; zij verdwenen, groote kringen be schrijvend, in den nevel. Terecht zag Arago in de aanwezigheid dier kleine ijsmassa's van een temperatuur van ongeveer 40 gr. C., in het midden van den zomer, op een hoogte van 6000 7000 meter boven den bodem van Europa zwevende, een der meest interessante meteorologische verschijnselen. De overtuiging echter, dat deze waarnemin gen de gewenschte nauwkeurigheid misten zij waren zelfs minder nauwkeurig dan men toen kon vermoeden spoorde aan tot een meer stelselmatig onderzoek van de hoogere lagen van den dampkring. Het was Glaisqher, een Engelsclunan, die het eerst, en wel bepaaldelijk met het doel om de wet te vinden, volgens welke bij toe nemende hoogte de temperatuur alneeuit en de vochtigheidstoestand van de lucht ver andert, reizen ondernam, die op den naam „wetenschappelijke" aanspraak kunnen ma ken. Toch kan men, zooals later weer is aangetoond, zijn thermometer en psychro meterwaarnemingen niet ten volle vertrou wen. Men zou inderdaad meenen, dat zulk een hoog boven den grond zwevende ballon het meest geschikte observatorium was om de temperatuur der lucht, niet gestoord door vreemden invloed, naar waarheid te be palen. Maar aldus dr. Assmann, indertijd een autoriteit op luchtvaartgebied de waarnemingen in een luchtballon hebben twee zeer machtige vijanden: de warmte straling der zon en de bijna volkomen toe stand van rust van de lucht, waarin de bal- Ion en de instrumenten zweven. Ventilatie is juist het krachtigste middel om den in vloed der warmtestraling tegen te gaan; de. ze ontbreekt zoo goed als geheel bij een vrij zwevenden ballon, die zelf als 't ware een deel van de lucht uitmaakt en zich met de zelfde snelheid beweegt als deze. Alleen dan wanneer de ballon vertikaal opstijgt heeft er ventilatie plaats. Het gevolg moet dus zijn dat alle hulpmiddelen, die tot bescherming van de thermometers worden aangewend, sterk verwarmd worden boven de tempera tuur der omgevende lucht zelve, zonder aan de stroomende lucht een grool deel hunner warmte af te staan. Het gevolg daarvan zal zijn, dat zij een groote hoeveelheid donker* warmte den thermometers toestralen; en tot deze stoornis werken zoowel het door de zon beschenen schuitje als alle zich daarin be vindende voorwerpen sterk mede. Om deze schadelijke invloeden tegen te gaan, construeertle dr. Assmann in 1866 een toestel, de adspiratiepsychrometer, waarbij een onafgebroken luchtstroom de instrumen ten omgeeft en waarvan het, door waarne mingen op den top van een hoogen berg in gesteld, bleek, dat het de aanwijzingen van deze geheel onafhankelijk maakte van di recte bestraling. Om tegemoet te komen aan het bezwaar, dat de bevochtigde ther mometer zijn diensten weigerde, als het vriespunt zou zijn bereikt, had hij in de centrale buis van het instrument een haar- hvgrometer aangebracht, die het tegen stra ling beschutte en van den luchtstroom om geven was. De heeren specialiteiten op luchtvaartge bied in den goeden ouden tijd zouden ze ker nauwelijks hun oogen kunnen gelooven als ze onze Zeppelins en vliegmachines zagen. Maar toch is het wel interessant van hun ondernemings- en doorzettingsvermo gen kennis te nemen. Zelfs in onzen tijd, nu de luchtvaart tot een verbazende ont wikkeling is gekomen. sonen zitting hebben, waarvan we noemen de oud-Ministers Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine en Dr. J. Th. de Visser, de hoogleeraren Dr. M. J. Aalders te Groningen, Dr. J. A. Cra mer te Utrecht en Dr. J. de Zwaan te Leiden. Het wachten is nu op de giften. Wie deze Evangelisatiën, die zooveel goed werk hebben mogen verrichten, wil steunen, door hen die er in arbeiden een wat meer van zorgen vrij bestaan te verschaffen, kan terecht bij den penningmeester van het comité, Mr. S. M. van Haersma Burma te Stavoren, wiens gironum mer is 171828. HET LEGER DES HEILS. Men verzoekt ons plaats v°°r het vol gende: Het is niet gewaagd, de algemeene bekend heid te veronderstellen met het feit, dat de arbeid van het Leger des Heils, Stichter Wil liam Booth, steeds in omvang toeneemt, en dat de Leiders van deze groote Organisatie zich voortdurend beijveren, dit omvangrijke werk een steeds nuttiger instelling te doen zijn, zoowel op geestelijk als op maatschap pelijk gebied. Deze veelzijdige arbeid was als een hand wijzer, waardoor duizenden in Nederland gedurende nu bijna 45 jaar tot een hooger geestelijk en (of) maatschappelijk leven wer den geleid. Veel meer zou verricht kunnen worden, indien de noodige middelen niet ontbraken. Zoowel de toename van het aantal afdee- lingen, als de omvang daarvan maken het noodzakelijk, om ter gelegenheid van de jaarlijksche Nationale Aanvrage een beroep to doen op het Nederlandsche publiek, ten einde het Werk te kunnen voortzetten en uitbreiden. Deze jaarlijksche Nationale Aanvrage wordt gehouden van 3 tot 17 October e.k. De opbrengst daarvan komt .geheel ten goede aan den arbeid van het Leger des Heils hier te lande. Het is vaak gebleken, dat p'ersonen. niet gemachtigd door het Leger des Heils (Stich ter: William Booth!, trachten den indruk te wekken, alsof zij voor het Leger kwamen, eoodat bijdragen, die voor het Leger des Heils gegeven werden, een andere bestem ming kregen en, helaas, maar al te dikwijls eene. die zéér verschilde van de bedoeling der gevers. Ten einde misverstand en teleurstelling t? voorkomen, gelieve men zich er van te ver gewissen, dat de collectant door het Leger des Heils (Stichter: William Booth) is ee- machtigd, en men doe dat ook, al heeft de kleeding van den collectant soms eenige overeenkomst met de bekende uniform van het Leger des Heils. Al de collectanten van het Leger de= Heils hebben volmachten-op- naam, geteeken^ door Kommandant B. Vlas. EEN HONDERD-JARIG ORGEI- (Men schrijft ons: Onder de vele monumenten die wij uit vroe ger eeuwen in onze kerkorgels bezitten, neemt ook het 's-Hertogenbossche orgel der Ned. Herv. Kerk een eereplaats in. Vervaardigd als het is in 1831 door uen beroemden Utrecht, schen orgelbouwer Batz, die uit de school van den niet minder beroemden Chr. Muller van het Haarlemsche Orgel kwam, staat dit Bos sche klankstuk nog als een bewijs van den door-en-door soliden technisch-mechanischen bouw dier dagen en niet minder als een spre kende getuige van wat toen als ideaal van kerkorgeltoon en -dispositie gold. Zijn 24 spre kende stemmen, verdeeld over twee klavieren en vr\j pedaal, hebben nog niets ingeboet van him oorspronkelijke schoonheid aan intonatie en klank-karakteristiek. Op 30 Sept. a.s. wordt dit 100-jarig Orgel herdacht met een avondbespeling, te geven door den heer Jan Zwart van Amsterdam. FEUILLETON DE STER VAN HALALAT De morgen brak aan. Harmaza elieip nog altijd niet. Hij was met al zijn denken nog weinig gevorderd. Hij 6tond op en verliet «Je woning. Weer liep de jongeling'naar de brug, van waar hij Belits tempel en het park kon zien. Geruimen tijd stond hij tegen de leu ning en dacht na, hoe de zaak te moeten aangrijpen. Hij kon maar niet tot een be sluit komen. Maar op de brug mocht hij niet blijven staan; want hier wa6 niets te beginnen. Harmaza 6tapte verder over de brug en ging langs den oever. Daar stond de tempel met zijn palmen en struikgewassen. In zijn drift zou hij het gebouw wel heb ben willen bestormen. Maar wat baatte KUlk6? Hij liep het park binnen, tot hij de tempel muren zag. Niemand was op dit uur te zien In een boschje neergehurkt, wachtte hij op het openen der poort Velen liepen binnen, enkelen verlieten den tempeL Hij kende geen enkele dier personen. Zoo ging de dag voorbij. Ontevreden en twijfelende aan eenig X*e6ultaat, keerde hij terug. Vele dagen achtereen had hij het park bij den tempel van Bel it bezocht en nooit Gelukte het hem het meisje te zien. Zijn vader wierp meermalen een bezorg den blik op zijn zoon; de broeders schudden het hoofd: want de jongeling was nog nooit zoo verstrooid geweest. Zijn antwoorden waren vaak heelemaal verkeerd. Meestal trachtte hij alleen te zijn. Hij werd onrustig. Het huis werd hem te klein. Hij moest buiten zijn. En dan? Dan 6tond hij uren aaneen op de brug of in het park bij den tempel of aan den oever en zag droomerig naar het heiligdom van Belit en de toppen der hooge palmen m de nabijheid. Nog twee dagen en het volk Isroëte zou de stad verlaten. De jongeling begon thute tegen dien kor ten termijn te morren. „Waarom", sprak hij, „willen de Oudsten en Daniël zoo'n haast maken? Zeventig ja ren is het volk reeds in Babylon en in de laatste tijden was er van verdrukking wei nig sprake". Zerubbabel wist, niet, wat hij van zijn zoon moe6t denken. Wie had hem die nieuwe ideeën in het hoofd gepraat? Geen wonder, dat hij dadelijk aan Genthon en zijn aan hangers dacht „Mijn zoon, wacht u voor hen, die tegen den uittocht zijn! Zij spreken niet volgens den wid des Heeren!" „Ik weet niets van Genthon en dergelijke lieden, vader! Ik bemoed mij niet met do vateche profeten en wensch ook niet hier te blijven! Maar men moe6t het volk niet dwingen zoo haastig te vertrekken!" „Waarom nog langer gewacht? Tot Cynre zijn woord terugneemt?" „Dat zal hij niet doen. Of yreezen de Oudsten, dat de koning evenzoo zal han delen als Pharao, toen Mozes het voik Israël uit Egypte voerde? Dat hij tot andere gedachten komt, zoodra de profeet, zijn groote raadgever, hem verlaten heeft? Dat hij met zijn soldaten de scharen achtervolgt om ze terug te halen?" „Wat spreekt gij daar? jWie verhaalde u zulke dingen? Daniël zal den koningsburg niet verlaten". „Waarom wil hij alleen blijven? Ik dacht, da hij de leidsman van het volk zou zijn'" „Hij wil blijven ter wille van degenen, die niet met ons gaan, om hen voor grootere rampen te bewaren. Hij blijft echter tegelijk In ons belang bij den vorst, wanneer wij vertrekken, om voor ons ten beste te spre ken, wellicht hulp te bekomen, indien dit noodig blijkt!" Plotseling kwam de gedachte bij den jongeling op, of hij den profeet niet kon bewegen, hem bij zich te houden. „Dus niet uitsluitend de slechtsten blijven", dacht hij: „want zelfs de edetete onder de edelen za. niet vertrekken. Dan kan er voor den zoon des vonsten 'niet6 beschamends 'o steken, wanneer hij eveneens blijft natuurlijk ten dienste van den vorst van Babyion, tot zijn bescherming, indien het noodig i6 en tot steun voor den alleenstaanden man'. Nu stond het vast bij hem: hij zou blijven; hij zou naar den orofeet gaan en hem smee- ken, ate sohrljveir, kamerdienaar, onver schilllg wat, in zijn dienst te mogen treden Maar besluit en daad waren twee ver schillende zaken. Harmaza aarzelde; want hij wist maar al te goed, hoe streng ri-e pro feet tegen Genthon en de anderen, die het volk in Babyion wilden houden, optrad. F.n hij met eenzelfde vooretel komen, j HOOFDSTUK XLII De Joden verlaten Babylon De eer6te dag der nieuwe maand was aan gebroken. De ochtendzon bestraalde jutet den ho> gen spits van den „toren der zeven lichten". De stad zelve was nog in schemering ge huld. En toch stroomde door de ge->pen:!e stadspoort in het Noordelijk gedeelte een menigte volks, te voet, te paard, op lastdie ren, op wagens, alles zwaar bepakt. Het waren de kinderen Israels in hun schilder achtige kleeding. Zij verlieten de stad, welk9 hon zoo lang een vaderland moest zijn, o:n zich wederom naar het oude vad-óriand, daar in het verre Westen te begeven. Het was een groote menigte, die langs den bree- den weg trok. Velen jubelden, anderor» weenden, allen echter wierpen, voor zij scheidden, nog menigen bli'k op de reus achtige muren en poerten adliter zich. wel ke hen zoo lang beschermd, maar ook als met 6tecnen armen omkneld hadden. Dagen en dagen duurde de uittocht Zerubbabel en Josue vertoefden nog in de 6tad. De zon was ondergegaan. Op dezen dag waren ook im het huis des vorsten de laat ste beschikkingen gemaakt Men was ge reed de 6tad te verlaten. Halalat leek doodsch, uitgestorven; slechts in weinig huizen was nog een enkele Jood bezig zijn tak«Mi in te pakken. Haastig liep iemand door de stille stra ten. 't Was Harmaza. Voor het huis zijns vaders bleef hij 6taan en wierp een blik omhoog. Vandaag had hij den voi'st van Juda willen spreken; maar hij schaamde zich en daarom vermeed hij de ouderlijke woning. Nu kwam hij, om in 6tilt« afscheid te nemen. Hij slaakte een diepen zucht en sprak dan op fluisterenden toon: „Zal ik u werkelijk alleen la».cn uit .trekken, vader? Hoe gaarne trok ik mee naar de verre bergen Kanaans en deelde uwe zorgen, maar ookuw eer. En toch! het harte houdt mij met ijzeren banden aan dit oord gebonden". Lang 6tond hij daar, zag de 6traat in en dan weer naar de ouderlijke woning, of er ook eenig teeken van leven te bespeuren was. Eindelijk ging hij langzaam een stap achteruit, nog een. dan nog een en nu, nu fluisterde hij, terwijl een traan in zijn oogen blonk: „Mijn Laateten groet, vader! Ik kan niet anders. Maar ik volg u 6poedig, zeer 6poedigl" Doch hij wa6 niet tevreden over dit be sluit; zijn opgewondenheid toonde dit meer dan genoeg. Reeds was hij tamelijk ver van de woning verwijderd, toen hij, one 11 er loopende. de richting naar het Oosten insloeg. De eene straat voor, dc andere na, vergrootte dc af stand, welke hem van Halalat scheidde. Spoediig vernam hij het geklots der golven tegen de pijlers van de brug over den F.uphraat Hij liep verder. Midden op de brug bleef hij 6taan en naderde de leuning. •Zacht stroomde de groote rivier verder, naar het Zuid-Oosten. De sterren glinst?r- «len en hun licht werd door het water der rivier teruggekaatst, Harmaza staarde 6teeds voor zich uit, verder, verder, voorbij de jjokhuizen in de richting van het park en den tempel van Belit, „Had ik u, daar ginds, troonende in de duisternis, thans aan mijn oogen onttrok ken, nimmer gezien! Ik zou dan morgen vroolijk de 6tad kunnen vei laten. Maar zoo? En kan ik andere? De anderen houwen Jeruzalem ook zonder mij; maar de onschuldige dochter Babylons za.1 zon der mij dit afschuwelijk oord niet ontkomen Maar wie weet, of ik morgen, zij het ook overmorgen, niet gelukkiger ben? En den kan ik vader nog altijd volgen!" Doch dan kwam weer de gedachte bij hem op, waartegen hij reeds zoo vele malen tevergeefs 6treed; en nog altijd bleef hij be sluiteloos staan. De liefde tot vader en zijn eer bij het volk wogen zwaar in de andere weegschaal „Dezen nacht nog moet ik een besluit nemen. Maar kan ik dat wel? Ik zelf ni°t. Andere was de 6trijd reeds lang gestreden. Doch ik heb geen vriend, die mij zanden vooroordeel of zelfzucht kan raden?' En hij noemde de vrienden bij name. Lobni, Talem, Phazaia6 en de anderen. Maar zij waren jong en onervaren, of wel, hij was er zeker van, zij begrepen hem niet. Hij moest zijn hart voor een ouderen, ervaren man openen. Mij kende een vriend, een raadsman, de meest vertrouwde van allen: Daniël, zijn vroegeren leermeester. Maar deze was - hij wist het vol vuur voor d--n terugkeer naar het land der vaderen. Zijn antwoor! zou en kon geen ander zijn dan een beris ping. Maar ook onder de raadsmannen zijns vaders zocht hij, zonder iemand te vinden. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 3