Verband van Anti-Revolutionaire
Propaganda-Clubs
De Legermanoeuvres in den
Achterhoek
OP DE LEEUWENJACHT
IN DEN STORM
VRIJDAG 25 SEPTEMBER 1931 DERDE BLAD PAG. 9
Nogmaals de verhouding tot de A. R. J. A.
In een der zalen van het Gebouw voor K.
en W. te Utrecht kwam gister het Verhand
van Anti-Revolutionaire Propaganda-Cluhs
in algemeene jaarvergadering bijeen, onder
praesidium van den heer J. Schouten,
yan Rotterdam.
Om ruim elf uur opende de voorzitter de
vergadering, liet zingen Ps. 75 3, las Joh.
16 917 en ging voor in gebed. Daarna
sprak hij het openingswoord uit, getiteld:
Spr. schetste allereerst uitvoerig den mooi-
lijken tijd, waarin wij leven.
T. a. v. de politiekp toestand in ons land
merkt spr. op, dat deze in sterke mate de
invloed van het wereldgebeuren ondergaat.
Spr. schetst dan uitvoerig de wisselwer
king, die er is tusschen volk en staat, en de
taak, die de Regeeringen hebben in het
steeds beheerschen van en leiding geven in
den toestand.
Te dezen opzichte nu heeft ook het Ver
band een taak. Nederland is in veel opzich
ten een sterk bevoorrecht land. Ook hier is
er sterke doorwerking van de crisis, doch
vergeleken met andere landen is de toestand
nog zeer gunstig, ook wat de staatkundige
toestand betreft. Gelukkig is hier nog door
Gods genade een regeering, die poogt met
behulp van eerf vast inzicht en met de gees
telijke kracht van het geloof het scheepje
van ons staatkundig leven te voeren door
de branding heen. En dat kan veel, wat
wankelt en weifelt nog steunen en sterken
In deze richting nu ligt onze taak. Er is
n.l. ook onder ons volk een aanhoudende
poging om het te revolutioniseeren. Het
«enige middel hiertegen is principieele ken
nis, principieele studie en het meedeelen
van die kennis aan anderen; dus: Propa
ganda, en nog eens propaganda, naar bin
nen en naar buiten.
Spr. betoogt ten slotte, dat alleen anti
revolutionairen hervormend kunnen werken,
omdat zij weten, dat de nieuwe wereld, zoo
als die zal verwezenlijkt worden in Gods
Koninkrijk, nooit zal kunnen komen met
handhaving van de oude.
Tot harden arbeid in de komende maan
den wekt spr. vurig op.
A.R.J.A. en Prop. Clubs.
Na dit openingswoord werd allereerst een
hartelijk welkom toegeroepen aan Dr. Joh.
H. Scheurer van Amersfoort, die de A.It.
J.A.-organisatie vertegenwoordigde. Vervol
gens werden eenige mededeelingen gedaan
inzake de huidige verhouding tusschen de
A.R. Prop. Clubs en de A.R.J.A.
In antwoord op de motie van de laatste
vergadering, werd d.d. 8 Juli j.l. van het
Bestuur van de A.R.J.A. een schrijven ont
vangen, waarin werd medegedeeld, dat al
leen nauwere samenwerking mogelijk was,
wanneer de basis van het Verband werd
verlegd, speciaal wat betreft de principieele
studie. De A.R.J.A. was niet bereid iets van
haar standpunt prijs te geven. T. a. v. het
orgaan „Nederland en Oranje" zullen bin
nenkort nog nadere voorstellen, worden ge
daan. De tijdelijke samenwerking van voor
eenige maanden heeft voor beide organisa
ties op dit gebied geen bevredigende oplos
sing gebracht.
Spreker uit de wensch, dat de vriend
schappelijke samenwerking ook in de
onderscheiden plaats/en zal blijken en dat
van „concurrentie" nimmer sprake zal zijn.
In dit verband wijst spr. op het mysterieuse
geval-Dordrecht, waar vermoedelijk de Prop.
Club op „minder eerzame wijze" het leven
heeft gelaten. Spr. dringt ten sterkste aan
op onderling overleg. Dat alleen zal steeds
vriendschappelijke samenwerking mogelijk
maken.
Hierna maakte de h'eer Dr. Joh. H.
Scheurer, van Amersfoort, dankbaar ge
bruik van de aangeboden gelegenheid om
nog een enkel woord te spreken. Er zijn
vele moeilijke vragen en wie weet, hoe over
25 jaren de toestand gewijzigd is, ook in de
A.R. Partij.
Laat daarom elke organisatie haar taak in
dezen tijd zien, opdat ze daarin niet tekort
schiete. Vooral ook zien de plicht, die op
elk rust Dan alleen zullen de moeilijkheden
worden overwonnen en zal men elkander
De heer Bakker, van Dordrecht, ont
hulde daarna het door den voorzitter ge
noemde mysterie. Er is in Dordrecht har
monieuze samenwerking. Er is geen lid van
de Prop. Club overgeloopen naar de A.R.J.A.
Het terrein is afgebakend. Zelfs is er nu eer
een toename van het ledental dar Prop.
Club dóór de A.R.J.A. Spr. zet zijn stand
punt uiteen en ontwikkelt een volgens zijn
inzicht goed werkend plan van samenwer
king.
De heer Beumer, van Wageningen, be
treurt het, dat geen samenwerking weid be
reikt. Hij vreest practisch toch concurrentie.
Had de Partij-Leiding dit niet kunnen voor
komen en kan zij dit sanctioneeren? Spr.
doet een beroep op de Verbands-Commissie
om alsnog tot een oplossing te komen.
De heer W. C. Beeremans, van Utrecht
behandelt het gebeurde te Utrecht en be
treurt het eveneens, dat er geen oplossing
verkregen is.
De Voorzitter behandelt nog even het
geval-Dordrecht. Spr. meent, dat veel van
het mysterieuse ware voorkomen als alle
dingen met orde waren geschied en overleg
was gepleegd met de Verbands-Commissie.
In antwoord op den heer iBeumer deelt
spr. mee, dat alles is gedaan om tot sa
mensmelting te komen. De feiten zijn nu
eenmaal anders. De A.R.J.A. had geen lust
zich te wagen aan experimenten. De eenige
risico was dus voor de Prop. Clubs, n.l.
basisverlegging. Dat ging niet op. De liefde
kan niet van één kant komen.
T. a. v. de Partijleiding merkt spr. op, dat,
wanneer deze destijds tot het inzicht was
gekomen het initiatief tot samensmelting
niet te nemen, dit besluit dan geëerbiedigd
moest worden, ook al was men het er dan
r.iet mee eens. 't Betreft geen fundamenteel
beginselstuk. Spr. zet nogmaals uiteen, dat
de groei van deze dingen thans moet wor
den afgewacht
Hiermede werd het debat beëindigd.
Herdenking Ds. Sybesma.
Vervolgens was aan de orde de verkiezing
van 2 leden in de Commissie van uitvoe
ring, mede in verband met het overlijden
van Ds. Sybesma.
Nadat allen zich van hun zetel hadden
verheven, herdenkt de Voorzitter in eenige
gevoelvolle bewoordingen, wat de overledene
voor het Verband is geweest
Jaarverslag.
Vervolgens werd overgegaan tot de behan
deling van het jaarverslag, dat uitgebracht
werd door den secretaris, den heer R. A.
den Ouden, van Den Haag.
Het bleek, dat thans 101 clubs zijn aan
gesloten. Een 13-tal nieuv>i clubs werden in
het afgeloopen jaar ingeschreven. De exploi
tatie van het orgaan gaf een batig, saldo
van f 36.63. Het nadeelig saldo van 'vorige
jaren is daardoor iets verminderd. Aange
drongen wordt op-flinke propaganda. Er zijn
thans ruim 2000 abonné's, doch het aantal
kan nog grooter worden.
Het jaarverslag werd goedgekeurd. De
secretaris zal spoedig de Prop. Clubs berich
ten omtrent de oprichting van Provinciale
Verbanden en kringen. Hieruit kan dan een
schriftelijke discussie ontstaan en dienaan
gaande voorstellen worden ingediend. Op
een volgende vergadering zal de zaak dan
opnieuw aan de orde worden gesteld. Aldus
werd besloten.
De vergadering werd daarna geschorst tot
2 uur.
MIDDAGVERGADERING.
Om ongeveer twee uur werd de verga
dering heropend. Alsnu verkreeg het woord
Prof. Dr. J. Waterink van Amsterdam om
te spreken over:
propagandistische vorming.
De referent deed dit naar aanleiding van
de volgende punten:
1. Onder invloed van de frazen- en holle-
klankenrijke zoogenaamde „propaganda"
heeft dit woord in onzen tijd een „bij"-
klank, dien het niet behoort te hebben.
2. Echte propaganda is niet denkbaar zon
der: a. kennis van de eigen beginselen; b-
kennis van de beginselen van den tegen
stander; c. kennis van actueele feiten; d.
liefde tot eigen beginsel en eigen strijd.
3. De kennis van de eigen beginselen is
noodzakelijk omdat: a. zonder deze de pro
paganda een „praten in het wilde weg"
wordt; b. zonder deze er niets is, dat ge
propageerd kan worden, daar we geen „par
tij", geen „feiten", veel minder „personen",
maar steeds beginselen propageeren; c. zon
der deze liefde tot de beginselen ondenk
baar is; d. zonder deze geen verband wordt
gezien tussohen de feiten en de doelstel
lingen.
4. Kennis van de beginselen van de tegen
partij is noodig, wijl we weten moeten,
wat we bestrijden. We bekampen geen
personen, ook eigenlijk geen feiten of „han
delingen van anderen", maar beginselen,
die in feiten, daden, propaganda enz. van
de „tegenpartij" tot uiting komen.
5. Het begin van elke propaganda is dus
studie.
6. De echte propagandist is welsprekend,
omdat hij zijn beginselen liefheeft; en het
is het hart, dat welsprekend maakt.
7. Deze liefde is de liefde der wijsheid;
goede propaganda ziet ook feiten en daden
van de eigen partij in het rechte licht.
Zoowel de menschelijke betrekkingen als
de ideëele strekkingen in de practische po
litiek worden erkend en tegen elkander
uitgewogen.
8. Overal waar principieele politiek is, is,
tengevolge van het gemeenzaam zijn van
velen aan het principe, ook de politieke
p a r t ij.
9. Dit brengt de partij-organisatie, partij
leiding, partij-tucht.
10. Elke propagandistische vorming be
oogt een inleven en een doen inleven
in de partij-organisatie.
11. De goede propagandist heeft eerbied
voor de partij-organisatie. Naar buiten helpt
hij deze handhaven en verdedigen; naar
binnen helpt hij die versterken door des-
noodig op organisatorische wijze de bij
dragen voor den goeden gang van zaken,
die hij meent te kunnen leveren, te bren
gen ter plaatse, waar zulks behoort.
12. Daar kennis en liefde elkander ont
moeten in de intuïtie, is deze voor den
propagandist van groote waarde. De intuïtie
wordt versterkt door verrijking van de ken
nis en door een evenredigen groei van de
Deze stellingen werden toegelicht met
tallooze sprekende voorbeelden uit de prac
tijk. Na afloop van het referaat steeg een
luid applaus uit de vergadering op. Er
volgde nu nog een zeer uitvoerige en ge
animeerde discussie, waaraan niet minder
dan acht sprekers deelnamen.
De heer A. Warnaar Jr. van Sassenseim
werd als lid van de Commissie van Uitvoe
ring herkozen. In de vacature Ds. Sybesma
werd gekozen de heer C. B. v. d. Wal van
's-Hertogenbosch. Beiden namen de benoe
ming aan.
Sluiting.
Hierna heeft de voorzitter nog een kort
slotwoord gesproken.
Gezongen werd nog Ps. 25 2, waarna Dr.
Joh. Scheturer van Amersfoort de vergade
ring op de gebruikelijke wijze beëindigde.
DE BELGISCHE KUNSTTENTOON
STELLING TE AMSTERDAM
EN DE DIETSCHE BOND.
Het bestuur van den Dietschen Bond heeft
zich tot den Minister van Onderwijs gewend
inzake de belangstelling door deze betoond
veor de tentoonstelling van Belgische Kunst
in het Stedelijk Museum te Amsterdam.
Het bestuur van den Dietschen Bond ge
looft, dat de minister den anti-Nederlandschen
opzet van deze tentoonstelling niet, of te
laat heeft beseft, en hoopt daarom dat gehoor
zal worden gegeven aan het dringend verzoek
on. te willen bevorderen, dat voortaan van de
ziide der Nederlandsche regeering 'n strenge
afzijdigheid wordt in acht genomen tegenover
elk optreden van Belgische zijde, dat een
anti-Vlaamsche strekking heeft en dat
minachting blijk geeft voor wat de trots
rijkdom van Vlaanderen is: zijn eigen kunst,
zyu eigen taal.
RHEUM ATIEK,
iplt t«chia». jicht, griep, hoofd-, kiei
>rdt volgen» 6000
ndere middelen «lecht verdrogen. Tosal hielp weer andere
TOGAL
HET AUTO-ONGELUK TE SCHIPLUIDEN
DE STRIJD OM VARSEVELD
Terborg. 23 Sept. 1931
Als we vroeg in den morgen met mooi
weer uit Terborg wegrijden heeft, naar uit
ingekomen berichten is bekend geworden,
de nachtelijke opmarsch van Bood zich vol
trokken. In twee colonnes met een reserve-
groep achter zich zijn ze vanuit hun rech
tervleugel uit d'e richting Winterswijk
Aalten met een boog op het door Blauw be
zette Ruurlo losgetrokken, ten einde op de
flank van het Blauwe leger een sterken
druk uit te oefenen.
Het geschiedde met aanvankelijk succes.
Blauw voelde den druk en moest Ruurlo
ontruimen, dat om acht uur in den morgen
door de Rooden bezet kon worden. Die be
zetting bedreigde meteen het Zuidelijker
gelegen gebied in de richting Halle
Tolhut.
Blauw liet het er echter niet bij zitten en
bracht zijn flankbedekking in actie tegen
de roode indringers. Het bedekte terrein was
den verdediger gunstig en leverde voor de
aanvallers bijzondere moeilijkheden op.
Begrijpelijk voor wie het ziet of kent. Het
is zelfs bekend, d'at de Franschc strategen,
die vrijwel alleen rekenen met den strijd in
vlak terrein, van oordeel zijn, dat een ter
rein als in den Achterhoek aanvallen schier
onmogelijk maakt.
Onze tocht ging van Blauw naar Rood.
Even voor negen uur werden de eerste blau
we voorposten ontdekt, netjes verdekt op
gesteld in een droge sloot; een weinig later
stieten we op de mitrailleur-afdeeling van
de blauwe voorhoed'e, die vanuit Doetinchem
was gekomen en dus al een heele ruk ach
ter den rug had. Spoedig volgden grootere
en kleinere groepen, die bezig waren hun
stellingen in te nemen. De noordelijke vleu
gel van Blauw, die zich in de omgeving van
Halle bevond, stelde zich met kracht tegen
den rooden opmarsch te weer.
Rood zat bij Tolhut. ten noordoosten van
Halle. Iets meer naar het Noorden, ten
Zuiden van Ruurlo dus, stond de Lichte
Brigade opgesteld voor den opmarsch naar
het Zuiden. Zij was gesplitst in twee groe
pen. De eene zou vooruitrukken in de rich
ting Zelhem, de andere in de richting Halle.
Daarmee werd de geheele noordelijke vleu
gel van Blauw bedreigd.
Bij zijn stoot in voorwaartsche richting
maakte Rood gebruik van zijn beide pant
serwagens.
Van den tijd van rust maakten we ge
bruik van de gelegenheid om de nieuwe
keukenwagens van de wielrijders eens te
inspecteeren. Het zijn geheel afgesloten
auto's. De voordeelen daarvan springen on
middellijk in het oog. De koks zijn met
deze „reuze-verbetering" zeer ingenomen.
Tusschen de bedrijven doo deden de vlie-
gerafdeelingen van beide partijen haar ver-
kenningswerk. ditmaal niet lastig gevallen
door afweergeschut.
We reden nu terug naar Tolhut.
Van Tolhut ging het in de richting Zel
hem. Onderweg ontmoetten en begroetten
we achtereenvolgens den Commandant
van het Veldleger en den Minister yan De
fensie, wiens auto thans aan de 7-banige
vlag te herkennen is. Met den Comm. van
het Veldleger en zijn staf werd eeii beleef
de groet gewisseld, Minister Deckers kwam
met zijn invité's op zijn bekende vriendelij
ke wijze kennis maken. Hij verzekerde met
belangstelling van aller werk te zullen ken-
tis nemen, ook van dat van een ambtenaar
an zijn Departement, die den tocht mee
maakte.
Op de vraag, in welk blad dat verslag dan
verschijnen zou, deed een de uitvinding: in
de Staatscourant. Het mopje was inderdaad
niet kwaad.
Op dit punt van het gevechtsveld werden
ook enkele leden van de Legercommissie op
gemerkt, o.a. zagen we in het voorbijrijden
den heer Duymaer van Twist, die met ge
noegen het schouwspel gadesloeg, en de
Eerste Kamerleden prof. De Savornin Loh-
man en Blomjous en voorts ds. Janssen, den
legerpredikant i. a. d. in gezelschap van den
hoofdaalmoezenier.
Bij het naderen van Zelhem stootten we
op de optrekkende hoofdwacht van Blauw.
Ook werd de 10 c.M. motorafdeeling in stel
ling „ontdekt". Dat is ons prachtige nieuwe
vèrdragend geschut De projectielen kunnen
wel 20 K.M. ver weggeschoten, maar prac
tisch wordt de dracht op 16 a 17 K.M. ge
steld. omdat dan nog redelijke trefkans be
staat! Het heeft een schootveld van 60 gra
den, waardoor een. groote spreiding van het
Vuur mogelijk is.
Radio Nieuws.
halfuurtje. 12 Tijdsein. 12.01-
irlchten. 12.15—1.45 Lunchconcert. 1
crlchten van den N'ed. Hostdulvenöc
terdag-vllegere. 1.503 Gramofoon.
ncert"(£öi—6.15 Ni
:o. 6.15—6.35 Joui
mble. 7—7.20 Spr<
1112 Gramofoon.
HILVERSUM (1875 M VARA. 6.457
.45 lichaamsoefeningen. 8 Tijdsein. S.01
iiofoon. VPRO. 10 Morgenwijding. VARA.
beldersontwikkellng. 2,15 Gra
mofoon. 2.30 Voor de kinderen. 3 Zang. 4 Oon-
cert 5 SDAP-Kwartiertje. 5.15 Gramofoon. 6.15
Orgelspel. 6.45 Literair halfuurtje. 7.15 Beoefe
ning der
7,30 Toespraak 7 45 Vai
:uursmededeellngen. 8 Concert. '8.30 ..Ge
:1e". 8.55 Cello-recital. 9.15 Teun de Klep
9.45 Vervolg Concert. 10 Persberlcnten
Dias. Voetbalmededeellngen. 10,10 Voor
Het liet zich aanzien, door de ontwikke
ling der gevechten, dat Varseveld een be
langrijk strategisch punt zou worden. Zoo
was het ook. Rood had er zich stevig vast
gezet met wielrijders, huzaren en Koloniale
Reserve. In den buitenrand van Varseveld
werd tegen het opstuwende Blauw een hard
nekkig verzet geboden. Snel en hard klon
ken de schoten der zware en lichte mitrail
leurs, waarvan de bedieningsmanschappen
met taaiheid hun welgekozen schuilhoeken
verdedigden.
't Mocht niet baten.
Blauw kwam aan alle zijden opzetten.
Prachtig konden we het alles waarnemen
vanaf de terp van een korenmolen. Het werd
hoe langer hoe meer duidelijk: Varseveld
moest het verliezen, Varseveld zou worden
ingenomen. De positie was onhoudbaar. Rood
zou terug moeten.
Evan later kwam ook de order daartoe.
De mitraillisten pakten hun spullen op,
namen de beenen en deden wat heel da
roode linie moest doen: langzaam teruggaan
op de lijn Lintelo-Aalten, waar een in ge
reedheid gebrachte opnamenstelling wachtte.
Toen we in Varseveld kwamen, was het
volop Rood, toen we het te half twee ver
lieten speelde Blauw er den baas. En de
bevolking toonde onder de nieuwe macht
hebbers dezelfde rustige nieuwsgierigheid
als onder de vorige.
Schokkende tooneelen hadden niet plaats.
Een Achterhoeker neemt zoo iets met fleg
matische kalmte op. Waarom ook niet?
De Blauwen mochten over hun resultaat
tevreden zijn. Ze wisten van de macht te
genover hen niets; omgekeerd was het even-
Toch heeft Rood alles gedaan om den op
marsch van Blauw zoo lang mogelijk te ver
tragen. Men weck slechts voor groote over
macht
Nadat Blauw het eenigszins verbroken vel
band tusschen zijn verschillende onderdeelen
had hersteld, begon hij terugtrekkend Rood
te achtervolgen.
Langzaam bleef Rood wijken, steeds meer
op Aalten aan. Het laatst gehoorzaamden
de motormitrailleurs aan het terugtrekkings
Blauw zal zoo lang oprukken, totdat de
gevechtsaanraking met Rood weer zal zijn
verkregen. Dan treedt een onderbreking in
tot morgenochtend. En dan een aanval op
de stelling van Aalten.
85. Maar kapitein Klakkebos liet z'n
patiënt zoomaar niet in den steek en besloot
ook verder zijn heelkundige talenten te ver-
toonen. Terwijl de negers hun geliefden
Kookmebotje vasthielden, begon de kapitein
uit alle macht aan het breekijzer te trekker.,
totdat het zweet hem aan alle kanten uit
brakEn opeens floep!
86. Het ijzer schoot er uit, en het heele
gezelschap rolde van den weeromstuit over
den grond. Zóó hevig was de schok van het
ijzer geweest, dat minstens tweederde van
Kookmebotjes gebit door de lucht vloog; het
regende kiezen met wortels als eikeboomen.
Maar Kookmebotje dacht: „Daar kan ik vast
geen kiespijn meer in krijgen!"
(Wordt Maandag vervolgd.)
Door WJERNY
XXIX
KORTE INHOUD VAN HET VOORGAANDE
Op treffende wijze
'ordt ln dit verhaal het
ofDcler"'CUbrönanen? beschrijvingen." aanteeke-
Dingen en rapporten, die op last van de auto-
fDe'6oorlog^tegenWpolen bracht? groote ellende,
hij gaf Rusland op economisch terrein de gena
deslag. De resultaten van de gevolgde Nieuwe
Economische Politiek, de zoogenaamde „Nep
waren ln veler oog niet anders dan een her
stel van het kapitalistisch stelsel.
Grlsha, een der hoofdpersonen van dit ver
haal. was als oud-student in de handels
wetenschappen, aangesteld bij het
t.TsentrosoJoez", de centrale der
C°Zünratlvrc>uw, de schrijfster dezer her
inneringen. vreesde vaak. dat Grisha van
eens gehouden werd. werd Grlsha maar net
gehandhaafd en overgeplaatst als directeur van
Zr.n fabriek in Rostof. Zün vrouw werd zes
ïr-aanden geschorst en kreeg op haar verzoek te
Rostof maatschappelijk werk
Hier ging het echter ook niet nnar wensch.
De secretaris van do vakvereentgingsraad vilde
op een bepaald punt z'n zin hebben en na
een gesprek met Grisha besloot men om des
lleves vredeswil maar toe te geven. De oplos
sing van het conflict werd zoodoende een
Uiterlijk succes. Daarna had een vergadering
pleats van een onderzoekingscommissie. De
hoofdingenieur had gesproken,
rezen protesten, niaar
ding goed in handen. L
ln de fabriek een onderzoek instellen. Crlsti
en zijn vrouw praatten daarna nog r
kwestie.
maatregelen i
i blijvende
HOOFDSTUK IX
Oude Banden
Onze lotgevallen waren volstrekt geen uit
zondering; dagelijks wei-den er honderden
en duizenden rondgeslingerd in ons land,
van de eene plaat6 naar de andere. Dat was
een van de gevolgen van ons systeem, ge
volgen van het feit, af te hangen van tal-
lr.oze instedl/ingen en personen, die op'hun
beurt weer de hoogere regionen be-invloed
den, kortom van het bestaan der onover
komelijke moeilijkheden, waarvoor tocb
iemand de schuld moest dragen. Het wee
duidelijk, dat het lot van zondebok een
ieder op zijn beurt trof, iin ieder geval een
groot deel der menschen. Ik moet dan ook
bekennen, dat Grisha de zaak al heel phi'lo-
sophdsch opvatte, toen ik hem voor het
eerst ontmoette na zijn ziekteverlof, ge
bruind en veerkrachtig, opgewekt lachend
„Daar zijn we nu met z'n heiden, twee
schipbreukelingen" sprak hij, „ik een werke-
looze directeur en jij een uitgeworpen intel
lectueel. Een mooi span!"
Wij gingen naai- Moskou om ons verder
lot te vernemen. Grisha was ter beschik
king gesteld van het Centrale Comité dei-
dagen zat hem nog in de ledematen. Hij
strekte zich uit op de bank en sloot zijn
oogen. Of hij 6laap had, weet ik nnet, maar
zeker was het, dat hij een verder gesprek
over d'it onderwerp wilde vermijden.
Wij, die nu niets omhanden hadden en
die de laatste jaa-en zoozeer gewend ge
weest waren om hard te werken, ons leek
het leven in Moekou leeg. Bij ons, waar
alles zoo gejaagd schijnt, heeft men in wer
kelijkheid echter geen haast. Grisha ging
in Moskou natuurlijk naar het hoofdbureau
der Partij, sprak er verschillende menschen
en kwam daarna terug in ons hotel met
de mededeeling, dat hij niet alle menschen
bad kunnen bereiken en dat hij dus maar
moest wachten op een gelegenheid om hen
te ontmoeten. Zoodoende kwam ik ook een
weinig tot rust na alle inspanning en na
de gejaagde periode, die ik achter den rug
had en kon het ongekende genoegen sma
ken van eens rustig over Koeznietsky Most
en door de andere winkelstraten te dwalen,
de etalages eens te kunnen bekijken en te
overleggen, hoe ik on6 weinig je geld het
best kon besteden voor aankoop van ver
schillende noodzakelijke huishoudelijke din
gen. Ik voelde mij werkelijk op sommige
Partij, alwaar een bepaalde afdeeling, die oogenblikken, zooals een Europeaan zich
in Russische h' JÊM Md -■"—*•
heet, hem zijn
afdeeling, die de verdeeling der commu
nistische krachten over het geheele land
tot. taak heeft.
Het viel mij gedurende de reis al op, dat
Grisha tot geen ernstig gesprek was over
te halen. Als ik hem vroeg wat hij van plan
was, antwoordde hij ontwijkend en maakte
«r zich meestal met een kwinkslag van af:
„Plannen, plannen," lachte hij, „laat het
plannen maken maar aan de daarvoor be
stemde organen over. Hoe kan ik nu plan
nen hebben als ik totaal niet weet waar ik
naar toe word gestuurd?" „Maar," wierp
ik daartegen in, „je bent toch geen willoos
voorwerp -Zij zullen toch wel naar je luis
teren als je voorkeur hebt voor het een of
ander. Jij staat toch bij de Partij goed aan-
ceschreven en kan toch je verlangens naar
voren brengen?" „Hoor. nou genoeg wij
.zullen ?ien." De luiheid van zijn vacant*?-
gen, ministers, dit alles wisselde elkaar af.
Het was geen gemaakte film, het was wer
kelijk een verzameling van oude historische
filmstukken. Tenslotte kregen wij portrei-
ten te zien en episoden uit de Maart-revo
lutie, het optreden van Miiiookof, van
Kureneky, de beroemde episode, waarin
deze laatste naar het front toog, om do sol
daten aan te sporen den grootan aanval op
de Duitsche legers te ondernemen. Men
zag de troepen in enthousiasme schreeuwen
en met de petten zwaaien, men zag Ki-
rensky, die als een bal omhoog geworpen
werd en telkens weer op de handen werd
opgevangen en veel dergelijke interessante
tooneeltjes meer. Het verwonderlijke, ja het
verbluffende wa6 nu, dat er verschillende
malen in de zaal luid en openlijk werd ge
applaudisseerd, b.v. toen het beeld van den
Tsaar het eerst op het doek verscheen, als
bij MiÜoekof en Kirensky. Zeker, het wa
ren enkelingen, die applaudisseerden, doch
het applaus verwekte geen protest.
„Deksels," zei Grisha, „de menschen be
ginnen waarlijk een beetje durf te krijgen.
Dat zouden zij een paar jaren geleden niet
uitgehailad hebben. Het is wel donker in de
zaal, maar de omzittenden weten toch wel
wie geapplaudisseerd heeft. Waar gaan
wij naar toe, Tamja?"
Ja, waar gingen wij naar toe? Dat vroeg
ik mij ook af. Een paar jaren tevoren had
onze regeering zich populair weten te ma
ken bij groote groepen, door de
Zijn ga
tijd om al de kennissen op te zoeken,
gingen zoo nu en dan zelfs naar een café;
kortom wij leefden, en de geheele omgeving
scheen te leven, alsof er van revolutie en
alle dingen, die daarmede samenhingen,
Qooit sprake was geweest
Zoo, als toeschouwer toe te zien naar het
rumoerige en bruisende Moskou is een ge
not Het werd spannend wegens de verbre
king van de diplomatieke betrekkingen
door Engeland in die dagen en vooral dooi
de dingen, die het gevolg daa
Wij zaten op een avond in een bioscoop,
waar een film werd vertoond ter gtegen
heid van de viering der Maart-revolutie.
Als kunst-product bracht het doek niet veel
het waren echter buitengewoon -interes
sante historische filmbrokken: beelden van,
het Tsaristische hof, feestelijke intochten i minder op, omdat het straatverkeer
van Tsaren-familie, Generaals, hovelin-1 intenser was, doch men behoefde slechts
tot nu toe geproduceerd was. De drinkers
hadden gejuicht en verklaard, dat onze Sov
jet-macht nu een werkelijke mannenmacht
werd, nu er wat andere dan kinderdranken
te verkrijgen waren! De gevolgen hadden
we reeds in Rostow kunnen zien na icriaren
keer, dat de loonen waren uitbetaald. Heele
tijen menschen, in vodden gakleed, lieder
lijk vuil, mannen en vrouwen dooreen, kon
men bewusteloos, onder invloed van den
drank op de trottoirs, rondom de markten
zien liggen. In Moskou was het weinig an-
j dere. De openbare dronkenschap viel er
een blik te slaan in de coöperatieve win
kels om zich er van te overtuigen, dat er
in het centrum zeker niet minder gedron
ken werd dan elders. Het was nog in den
goeden tijd, dat er van alles en zeker alle
levensmiddelen, volop te koop waren, dat
men voor geld en voor niet al te veel geld,
zoowel eenvoudig voedsel als alle lekker
nijen kon krijgen. Er was geen gedrang bij
de levensmiddelenwit.lkels, behalva dan
waar wodka verkocht werd; want daar ver
•drongen zich drommen van mens?hen van
's morgens vroeg tot '6 avonds laat om te ge
nieten van het goede, dat „Vadertje Sovjet
macht", zooals men het be win.1 goedmoedig
spottend noemde, voor zijn kinderen had
verkrijgbaar gesteld.
Bij een van de vele straattaf er "eltiee van
dit soort, dde in die dagen mijn aandacht
trokken, schoot mij in eens je mogelijke
oorzaak van deze zuclit der menschep, om
zich te bedrinken te binnen.
Op Twerskaja, misschien wel de hoofd
straat van Moskou, zag ik een voislagen
dronken arbeider ruzie maken m ft een
militionair, zooals de politte-agenten in Jen
Sovjetstaat heeten.
Waarover de ruzie ging weet wt niet, het
was zoo'n helsch geschreeuw, int men de
woorden niet eens verstaan kon Maar de
militionair eischte, dat de dronken man
door zou loopen en toen hij dit weigerde,
wenschte de ordebewaarder hem op te bren
gen, hetgeen de man eveneens weigerde. De
militionair maakte korte metten en veerde
de beweging uit, ons ailen in Rusland he
laas zoo wel bekend, de beweging van de
hand naar de heup en hield den dronken
man zijn geladen revolver voor. En toen.,
niets van angst, schrik en inzinking, d.e
gewoonlijk op deze beweging volgt, aas er
te bespeuren bij het slachtoffer, dot bij die
bedreiging beseft, in aanraking te kamen
met de geheimzinnige, angstwekkende
macht, waarover men slechts fluisterend
spreekt. Integendeel, de dronken arbeider
veerde omhoog, trok het hemd op zijn boret
open en schreeuwde, zijn naakt lichaam
voor de revolver plaatsend: „Nou, schiet
dan! Schiet dan!" Een oogenblik van ang
stige spanning volgde, het toegestroomde
publiek wachtte af en vreesde h?t ergste.
Maar de militionair, Ln de war gebracht
door deze geheel van het normale afwijken
de houding, door dezen on verwachten tugen
stand, stond even spnakelooe als de rost
en6tak de revolver weer in het fou-
diraal terug, maakte de karakteristieke be
weging vau ons Russen, om aan te geven
dat hij het opgaf, ging weg onder gelach en
gejuich van het publiek, terwijl Je dronken
man als overwinnaar verder waggelde. On
willekeurig vroeg ik mij af: zou het m-s-
schien het verlangen naar vrijhei.1, naar
durf zijn, de mogelijkheid om een oersoon-
lijke waardigheid te toonen Let voord
klinkt dwaas bij een zwaar beschonkene,
maar het is toch zoo dat velen er toe
bracht zich door den drank tot die over
moedigheid op te werken? Het was een oo
gekomen gedachte, ikzelf heb mij daarom
trent geen va6te meening kunnen v jrmen,
maar het etraattafereeltje is mij steeds bij
gebleven.
Intusschen leek het als of Grisha s be
sprekingen en onderhandelingen toch einde
lijk resultaat zouden hebben. Hoe wal hij bij
zijn stilzwijgendheid bleef volharden, ver
telde hij mij tooh, na lange overweging be
sloten te hebben, het nog eens in pr>»
ductie te wagen. Het trok hem machtig aan,
wel was hij gewaarschuwd door de tegen
slagenen de mislukking in R jstow, w al
wist hij nu, dat het werk van dichtbij ir-L
zoo poëtisch en verheffend was als he: van
uit het centrum scheen, maar hij hoopt*
een tweeden keer betere resultaten Krij
gen en zou misschien aan het hoofd van
een grooter bedrijf geplaatst kunnen wor
den. Men had hem aangeboden een hoogere
administratieve betrekking in een regulco-
rend orgaan io een der provinciesteden,
maar hij had geantwoord, dat htj nog te
jong was en liever nog in de hitte van het
gevecht op het economisch front w;hi»
staan. Welke besprekingen het gevolg wa
ren, Wat hij te hooren had gekregen, wat
hij had moeten beloven, ik weef liet a!l«
niet; Grisha bleef zwijgen tegenover inij. de
partijlooze. Ik voelde dat het dat was. wat
tusschen oii6 6tond.
(Wordt vervolgd