Het Communisme in de Practijk l\^m\4ndaaq Een lichte beweging van den pols is voldoende CHEVROLET DINSDAG 22 SEPTEMBER 1931 DERDE BLAD PAG. 9 Nadruk verboden Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen EEN GROOTE AMNESTIE OP KOMST? De door Stalin aangekondigde verande ring in de houding jegens de intellectuee- len begint zich eenigszins af te teekenen. Het komt nu reeds herhaaldelijk voor, dat wegens contra-revolutie veroordeelde tech nici begenadigd worden. Er zijn echter ge ruchten in omloop, die spreken \an een groote amnestie ter gelegenheid van den aanstaanden veertienden jaardag der No- vember-revolutie. Deze amnestie wordt elk jaar afgekondigd, en soms ook ter gelegen heid van andere revolutionaire feestdagen, doch tot nu toe vielen daaronder alleen ge wone misdadigers, en werden veroordeelden wegens politieke delicten steeds angstvallig ervan buitengesloten. Men hoopt, dat in November niet alleen een groot aantal intellectueelen begenadigd zullen worden, maar ook boeren, die we gens verzet tegen de collectivisatie waren verbannen. Eveneens bestaat er kans; dat een deel der „niet-teruggekeerde" Russen, die tot nu toe bij verstek ter dood zijn ver oordeeld. onder de amnestie vallen. Dat zul len dan echt.gr alleen diegenen zijn, die zich niet aan onthullingen hebben bezon digd of op andere wijze in het buitenland tegen de sowjet-regeering zijn opgetreden. EISENSTEIN GAAT NAAR RUSLAND TERUG. De beroemde filmregisseur Eisenstein, de samensteller van de film Potemkin, ver toeft op het oogenblik in Amerika, alwaar hij in Mexico de samenstelling van een nationaal-Mexikaansche film heeft beëin digd. In Moskou is thans bericht ontvangen, daa hij binnenkort terugkeert om de lei ding op zich te nemen bij de vervaardiging van een nieuiwe film, die voor den 15i1cr verjaardag der bolsjewistische revolutie (November 1932) gereed moet zijn en bij die gelegenheid als jubileumfilnx zal worden opgevoerd. BENUTTING VAN ZONNEBLOEMKOPPEN. Zonnebloemen worden in Rusland op reusaohtige schaal gekweekt. De pitten worden door de bevolking algemeen a's versnapering gebruikt; mannen, vrouwen en kinderen hebben een ware virtuositeit orn de geroosterde pitten op te peuzelen, waar bij zij de schilletjes uitspuwen, zonder dat hun handen bij het ontbolsteren te pas ko men. Met hun tanden kraken zij de pitjes en spuwen de schillen uit. Zonder eenigen twijfel 'bezit het Russische volk het snel heidsrecord in het verorberen van zonne bloempitten. Thans hebben eenige professoren uitgevon den, dat uit de koppen der zonnebloemen, die overblijven, nadat de zaden eruit zijn gehaald, waardevolle stoffen zijn te berei den. Allereerst is daaruit viscose bereid, een stof, die gebruikt wordt bij de vervaardi ging van zijden weefsels. Voorts is het ge lukt teerachtige stoffen eruit te distilleeren. die bruikbaar zijn in de telefoon- en radio- industrie. Tenslotte heeft men een massa bereid uit die bloemknoppen, die een be langrijk percentalge aan suiker bevat. De laboratoriumproeven zijn beëindigd en men zal nu overgaan tot fabrieksproduc- tie op kleine schaal. DE KOELIE-CONTRACTEN. De controle-commissie der communisti sche partij te Moskou doet een boekje open over de behandeling der boeren, die uit hun collectief bedrijf zijn weggetrokken om in de industrie te werken. Zooals bekend, is dit een nieuiw middel der sowjet-regcering tot opbouw van een „socialistische" ge meenschap. In de beslissing van de con trole-commissie wordt er nog eens precies op gewezen hoe de contracten gesloten moeten worden, wat daarbij wel en wat niet toelaatbaar is. Sprekend genoeg is het feit, dat verschillende kolchozen zoover gingen om het loon van hun lid, dat elders werkte, op te eischen en het in de alge meen e kas te storten. Zij zouden wel zor gen voor het onderhoud van den betrok kene. De boer is het eigendom van den kol choz, volgens deze heeren, en deze ver koopt zijn eigendom, zijn slaaf, maar te gen een prijs, die hijzelf wenscht te ont vangen. Dat is nu verboden, „ten strengste". Of het helpt? In de beslissing wordt den kolchozbe- sturen nadrukkelijk de plicht opgelegd te zorgen voor de uitvoering der regeerings- besluiten en plannen omtrent het leveren van arbeidskrachten aan de industrie. Daar toe zullen werfagenten naar de collectieve bedrijven worden gestuurd, die daar een heeren-haantje hebben en de verantwoorde lijkheid dragen, dat de aantallen opge- eischte koelies ook werkelijk geleverd wor den. Is het overdreven en hatelijk om hier .van koelies te spreken? Volgens deze beslissing zullen een zestal leiders van ondernemingen rechterlijk ver volgd worden, omdat zij niet gezorgd heb ben voor woongeleigenheden voor dergelijke koelies uit de collectieve bedrijven, omdat de woongelègenheden, wanneer ze beschik baar werden gesteld, „anti-sanitair" 'waren, in één geval bevuild door de zwijnen uit een naastgelegen stal, enz. Een communist wordt vervolgd omdat hij kolchoz-koelies, die onder den blooten hemel woonden en op het open veld werkten, weigerde drink water te geven, daar zij, volgens dezen „ka meraad", de hun opgelegde taak niet had den voltooid. Hebben we bij dergelijke staaltjes niet gelijk, wanneer we van koelie- contracten spreken? HET WANDLUIZENFRONT. Men heeft in de sowjet-unie tientallen fronten, waarop gevochten wordt, het ko- lenfront, het landbouwfront, het leenine front, enz., enz. Dagelijks komen er nieuwe fronten bij, waarbij de bevolking wordt op geroepen tegen contra-revolutionaire ele menten. Het bijzondere van het nieuwe, bo venvermelde front is nu, dat de strijd niet gaat tegen menschen. die de beslissingen en voorschriften der partijleiding niet nako men, maar tegen „onschuldige" dieren. Op een vergadering van vertegenwoordi gers van het volkscommissariaat voor hy giëne is n.l. medegedeeld, dat de ongedierte- plaag in de woningen ongekende vormen heeft aangenomen. Dit geldt zoowel voor de oude woningen als voor de nieuwe, die meestal van lichte constructie zijn en uit planken worden gemaakt Een dergelijke toestand is volkomen ver klaarbaar en bijna onvermijdelijk in hou ten huizen, die tot het onmogelijke overhe volkt zijn en waarbij de bewoners boven dien, door het gebrek aan badinrichtingen en wasscherijen, alsmede door tekort aan kleeren, vaak niet in staat zijn de dan zoo dubbel noodige zindelijkheid te betrach'en. Daarbij komt nog, dat het fabriekswerk der vrouwen op de zindelijkheid ook een slech te uitwerking heeft. Nu zijn de Russen in dit opzicht, ten minste de massa van het volk, niet al te gevoelig. Ongedierte had men van ouds in de meeste Russische woningen. Men kan cVis gerust aannemen, dat het nu wel bar gesteld moet zijn wanneer, gelijk op boven vermelde vergadering werd medegedeeld, de arbeiders gewoonweg voor de wandluizen op de vlucht gaan. De sprekers waren van mening, dat hierin een van de voorname I oorzaken lag van het groote verloop van j werkvolk; de menschen trachten een plaats te vinden, waar zij na hun werk tenminste 1 ongestoord kunnen slapen. Wij vragen ons af, of dit ook niet een reden is voor den weerzin der landbevol king om naar de overbevolkte industrie streken te trekken, waar zij in overbevolk te barakken met deze geneugten leven moet. In dit geval zou het mobilisatiebcw el der regeering, om 25.000 boeren naar het Dongebied te zenden, op allerlei nieuwe be zwaren stuiten. Want de vergaderde hy giënisten spreken wel over een luizenfront, maar wisten geen middelen aan te geven i om hier de overwinning te behalen. Nogal I logisch, daar alleen het neerbranden van de oude rommel en het bouwen van ruime, zindelijke woningen hier helpen kan. Dat gaat echter lijnrecht tegen de huidige par tijlijn in, die aandringt op den bouw van z.g. lichte, tijdelijke woningen, omdat voor behoorlijken woningbouw geen geld is. „HET IS NIET WAAR".... Er bestaat geen dwangarbeid in de sow jet-unie, zingen alle verdedigers in koor. Onzin, een vuile leugen, enz. Molotof heeft voor eenige maanden offi- I cieel op een congres verteld, dat er „slechts" 'een paar honderdduizend menschen veroor deeld waren tot dwangarbeid, en wel bij den wegenaanleg in de Noordelijke gebieden van Europeesch Rusland, waartoe o.a. ook behoort de aanleg van een militairen weg langs de Russisch-Finsche grens. De Rerlijnsche Roel komt op grond van berekeningen tot de volgende conclusie: Er zijn stellig 1 millioen menschen tot dwang arbeid veroordeeld in de sowjet-unie, waar schijnlijk 1,5 millioen en misschien 2 mil lioen. Deze veroordeelingen geschieden niet bij rechterlijk vonnis, maar zijn beslissingen van de G.P.Oe., die vonnissen velt zonder de aangeklaagden ook zelfs maar te hooren, eenvoudig op grond van binnengekomen rapporten over hen. Met het oog op het nijpende gebrek aan arbeidskrachten heeft de centrale leiding der G.P.Oe. nu een rondschrijven aan do afdeelingen gezonden, waarin wordt ge<!sst diegenen onder de dwangarbeiders, die tot geschoold werk in staat zijn, te „turen naar het Kuznetsk-bekken in Siberië en naar Magnitogorsk, het hoogovenbedrijf, dat in wat Wil 5—i DE HEER MET DEN H00GEN HOED De Chevrolet reageert op de lichtste beweging van het stuur. Bij blinde hoeken, in druk verkeer, waar volkomen controle een eerste vereischte is voor Uw veiligheid, be wijst de Chevrolet haar superioriteit. Dames, die gewend zijn zelf te rijden, waardeeren de uiterst gemakkelijke bestuurbaar heid van de Chevrolet ten zeerste. Het buitengewoon fraaie uiterlijk van de nieuwe Chevrolet heeft dit jaar reeds allerwegen het grootste enthousiasme gewekt. Het interieur van elk der negen nieuwe modellen is een meesterwerk van stijl, comfort en goeden smaak. Bovendien bieden de Chevrolet Dea lers U een uitnemende service. Waar U met Uw Chevrolet ook bent, U bent nimmer verder dan 30 K.M. ver wijderd van een Chevrolet Dealer en er zijn op sommige plaatsen 6 7 dealers binnen een radius van 25 K.M. I Vraag den dealer U de nieuwe Chevrolets te toonen en een proefrit met U te maken. U kunt U zelf dan van hun kwaliteiten overtuigen. GENERAL MOTORS CONTINENTAL S. A. J. STALLIIMGA HOOGEWOERD 56, LEIDEN, TEL. 361 Chevrolet - Ponliac - Oakland - G.M.C.Trucks „Wie is die heer met dien hoogen hoed?" ..Ik ken hem niet". De vraag en het antwoord kwame.. v in twee heeren. die op het dek van een salon boot zaten en elkaar toevallig ontmoet had den bij een uitstapje naar het Starnberger „Kuno, wie is die heer met den hoogen hoed?" vroeg de vrouw van den eerste aan haar man. „Dat weet ik niet, maar ik zal er wel eens naar vragen; hij ziet er bekend uit, hij lijkt op een academie-kennis van mij. Ik zal het eens aan den kapitein vragen, die stond straks met hem te praten". De kapitein stond juist dicht bij den stuurman, toen de reiziger hem vroeg: „Ka pitein, kunt u mij misschien zeggen, wie die heer met den hoogen hoed is?" De kapitein keek eens rond. „Meent u dien heer met een korte lichte overjas en een zwarten hoogen hoed?" „Ja. Ik zag u zooeven met hem staan praten". „Ja, maar ik ken hem niet persoonlijk", antwoorde de kapitein. „Neem mij niet kwa lijk, maar ik moet naar de brug. Wij Ko men bij Leoni". Hij groette en vertrok. Twee dames, dié dicht bij hadden »:e- staan, hadden de vraag van den reiziger gehoord en staarden nieuwsgierig naar den eigenaar van den hoogen hoed. die op een vouwstoeltje zat en naar het meer keek. „Wie zou het toch zijn?" vroeg de pene. „Stel je belang in hem?" zeide de andere lachend. En nu begonnen zij beiden te lachen eo fluisterden elkaar haar vermoeden toe. De moeder der twee jonge dames voelde zich daardoor geroepen naderbij te komen en naar de oorzaak van het gegichel te vragen. De meisjes wezen op den man met een hoo gen hoed, maar daar dit op tamelijk in het oogloopende wijze geschiedde, keken ver scheiden heeren en dames in haar buurt als op commando naar dezen aangeduide. „Wie is dat? Wie is dat?" werd de heeio rij langs gevraagd en alle blikken richtten zich onmeedoogend op den heer met den hoogen hoed. Deze was zóó verrukt over het uitzicht op de bergen, dat hij niets bespeurde van de algemeene belangstelling, die hij te voor schijn geroepen had. Maai eindelijk begon hij haar op te merken. Waarheen Hij ook keek niets dan oogen. Hij begon te ge- looven dat hij iets bijzonders aan zich had bij voorbeeld zwarte vlekken van kolen damp in het gezicht of een scheur in zijn kleeren en vroeg aan den eersten den bes ten be Rende: „Bekijk mij als 't u blieft eens is er iets aan mij te zien?" De aangesprokene zag niets dan een ruim dertigjarig man van gewone lengte met een korte lichte jas aan en een zwarten hoo gen hoed op. Daarom antwoordde hij: „Neen. niets!" Een troepje studenten had dit mee aan gehoord en het verwekte niet weinig vroo- lijkheid toen de man met den hoogen hoed aan een hunner vroeg: „Neem mij niet kwalijk, maar ziet u ook iets bijzonders aan mij?" Een algemeen geschater was het eenige antwoord. Iedereen keek nu ook op dit dek naar den interessont geworden man; som migen lachend, anderen medelijdend, want dat het in zijn bovenverdieping niet recht pluis was, was voor hen een uitgemaakte De ongelukkige nam de vlucht in den rooksalon, bekeek zich in den spiegel, on derzocht zijn kleeren, bezag zijn hoed aan alle kanten maar vond nie's buitenge woons. Hij kon niet begrijpen war de aan leiding was tot het zonderlinge gedrag van het geheele gezelschap tegenover hem. Wrevelig trok hij de blauwe gordijntjes voor de vensters der kajuit en besloot daar te blijven, totdat hij de plaats zijner be stemming zou hebben bereikt. In Tutzing was onder anderen de vroe gere koning van Na/pels, die aan het nmer goederen bezat, op de boot gekomen. Hij droeg een eenvoudig zomerpak en een grj- zen hoogen hoed. Niemand op het schip kende hem of lette op hem, behalve de be manning, die zijn incognito bewaarde en schijnbaar geen notitie van hem nam. Vol gens zijn gewoonte begaf de voorname pas sagier zich, een sigaar rookend, met zijn begeleider naar het voorste gedeelte van het schip, waar hij op een vouwstoel ging zitten. Nu had een der passagiers gehoord, dat een matroos tot zijn kameraad zeide: „De koning van Napels vaart ook mee". „Wie is de koning?" vroeg de passagier aan hem. „Die met den hoogen hoed op", antwoord» de de man, in de machinekamer verdwij- De passagier vertelde dit dadelijk aan zijn vrouw, en deze vroeg natuurlijk: „Wie is de koning?" „Die heer met den hoogen hoed", ant woordde de echtgenoot. „Wat?" vroeg een der naast hem staande studenten, „is die heer met den hoogen hoed de koning van Napels?" „Ja", antwoordde de aangesprokene, „een der matrozen vertelde het mij zooeven" Nu ging het als een loopend vuurtje dooi het schip: „Die heer met den hoogen hoed is de koning van Napels; hij heeft zich boos in de kajuit teruggetrokken Het gerucht verspreidde zich dadelijk, ook op het bovendek. Iedereen bleef op eon eerbiedigen afstand van den rooksalon. In Seeshaupt ging de heer aan wal. Men keek hem nieuwsgierig aan en liet heme?r biedig door. De heeren namen hun hoeden af hij groette verbaasd terug, niet weten de of hij zelf of de anderen dwaas waren. Iedereen keek hem na ook de koning van Napels in eigen persoon. Maar nu veranderde de toestand. De brievengaarder van Seeshaupt kwam den passagier tegemoet en riep luid. terwii! hii hem vluchtig de hand drukte: „Goeden dag. mijnheer Merckelmann! Uw vrouw wacht al op u sinds vanmiddag!" „Wie is die heer, dien gij zooven goeden dag gezegd hebt?" Met deze vraag werd dc brievengaarder van alle kanten bestormd, toen hij het dek betrad. „Meent gij dien heer met den hoogen hoed? Dat is de hoedenmaker Merckelmann uit Mtlnchen, wiens vrouw al drie weken bij ons logeert". Algemeen gelach'. ..Die is goed", zei een der studenten, „wij hebben hem eerst voor den gek en toen voor den koning van Na pels gehouden". „St", zei een voorbij komende bediende, „de koning van Napels zit daar, voorop". „Waar? Wie?" klonk bet van alle kanten, „Die heer met den grijzen hoed". den Oeral wordt gebouwd. De dwangarbei ders zullen daar te werk worden gesteld. De toestanden zijn daar zoo ontzettend, dat de vrije arbeiders bij massa's wegloo- pen, vaak zonder af te wachten, totdat tzij bun geld krijgen, dat in de sowjet-unie steeds belangrijk later wordt uitbetaald dan de werktijd verstreken is. Zoodoende krijgt een arbeider bij zijn afrekening meestal »en maand of zes weken loon uitgekeerd, dat de onderneming achterstallig was. De men schen geven er dit zelfs aan, om geen dag langer in de hel te blijven, waarheen ze door allerlei werfagenten gelokt zijn of door de partijinstellingen zijn gezonden. Bij een onderzoek in Tsjeljabinsk, waai een reusachtige tractorfabriek wordt ge bouwd, is komen vast te staan, dat zelfs van het administratieve en technische per soneel drie vierde in holen woont, in den grond ingegraven, z.g. zemljanki, woningen, waarin voor de revolutie slechts de aller armste boeren vertoefden. DE DUITSCH-RUSSISCHE HANDEL. Van hoe groot belang de sowjet-inkoopen voor Duitschland zijn, moge hieruit blijken, dat Rusland nu op de eerste plaats staat van alle landen, die metalen en machines uit Duitschland betrekken. Verleden jaar stond Frankrijk nog op de eerste plaats en volgde Rusland daarop, thans is de volgorde omgekeerd. In het eerste half jaar van 1931 kocht Rusland voor ruim 76 millioen Mark in Duitschland in deze branche, hij een totalen uitvoer uit Duitschland van 441 millioen Mark, dus meer dan een zesde. Kr zijn districten in de buurt van Dusseldorf, die grootendeels werken voor den uitvoer naar de sowjet-unie. Kunst cn Letteren. ROTTERD. PHILHARMON1SCH ORKEST Het eerste Zaterdagmiddagconcert van bovengenoemd orkest op 26 September a s 's middags 3.30 uur, in het Gebouw voor K. en W., onder leiding van den heer Ed. Flipse, luidt als volgt: Ouverture Euryan- the. van C. M. v. Weber, Symphonie en La van Pierre Otave Ferroux, Concert d. moll van Mozart en Le Carnaval d' Aix van Da rius Milhaud. voor te dragen door de pia niste Rijneke. VAN „GOETHE" de omvangrijkste biografie van Emil Lud- wig, zal een Nederlandsche bewerking uit komen. ZEELAND DOOR DE EEUWEN HEEN. Van dit standaardwerk over Zeelands ver leden en heden- geschreven door M. van Empel en H. Pieters verscheen thans de eerste aflevering. HET VENSTER. :s de titel van een nieuw „algemeen" literair tijdschrift onder redactie van Louis d- Bouron, Jan Gin, Huib van der Grinten er. Man Arnet Het blad bedoelt uitsluitend creatief werk te geven. REMBRANDT. Met eenige tijd zul het licht zien Rem brandt van Rijn door Hendrik van Loon. in vertaling van W. A. Kramers. Het boek is verlucht met 30 reproducties naar Rem brandt's Meesterwerken. DE STER VAN HALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap Zij zwegen wederom een poos. Toen be gon Lobnii ophieuw: „Vam onzen diood zal geheel Juda spreken!" „Roem niet, Lobni!" waarschuwde Har- maza hem. ,,'t Is waar, velen zullen van ons spreken; maar och, of hetgeen wij ver richtten, de oogen der verblinden mocht openen? Zij zagen toch zoo duidelijk, hoe onmachtig Mard-uk is." „En nu moge d-e Heere hen ook toonen. hoe machtig Hij is, door ons te red-den udt de klauwen der leeuwen!" „Komt, laten wij Jehova emeeken!" En het klonk door de gevangenis en dirong naar boven door de lucht naar den blauwen hemel en hooger nog tot voor den troon des Almachtigen, het heerlijke lied, dat evenzeer vertrouwen op den Heere als overgeviing aan Zijnen heiligen wil ademde Het gezang was geëindigd. Bij de opening had een rijk gekleed man gestaan. Tranen vulden zijn oogen. „Een vroegtijdig graf!" zuchtte hij en liep langzaam verder. Het was Daniël, de profeet. Hij zou tot den koning gaan, om uit diiens mond het lot d-er jongelieden te vernemen. Maar op het oogenblik, dat hij de ver trekken des heerschens wi'l-de binnengaan, werd hem gezegd dat de koning ziek was en bevolen had, niemand toe le laten. „Ook d-e voret van Babel niet?" „Ook ham niet. De koning heeft aldus be- Onaangenaaim getroffen, verliet de vorct hat palais. Bij d-e poort ontmoette hij den overste van de paleiswacht Het was een vriendelijk man. Hij naderde Daniël en fluisterde hem toe: „Saseabasars* huis heeft geen geluk! Men vond daar den zoon van Nitokris. Ik ga thans naar het paleis om het den koning te melden." Verschrikt zag de profeet een oogenblik den officier aan, maar liep dan haastig verder, terwijl de overete het plein van het paleis overschreed. Dat nieuws verontrustte Daniël niet wei nig. Het leed geen twijfel of de koning zou den overste thans wèl ontvangen, al mocht de vorst van Babel ook niet bij Darius toe gelaten worden. „Het doodsoordeel. Iets anders verwacht ik thans ni-et meer," meende de profeet De nacht brak aan een lange, bange nacht voor Daniél. In een ernstvg gebed tot den Heere smeekte hij om hulp. Nauwelijks begon het te dagen, toen hij den overste opzocht Deze Gliep nog. Daniël wachtte. Eindelijk verscheen d^ slaaf, die hem gemeld had en bracht hem tot zijn meester. „Hoe vondt gij den koning?" vroeg Daniël aarzelend. „Zijn toestand beviel mij niet. Ik vrees, dat hij zieker is, dan hij meent!" „En uw komst? Hoe luidde zijn oordeel?" „De pages zullen heden sterven. Zoodra d-e zon opkomst, wordt dit besluit aan de paieisd-e-ur geslagen." „Op welk uur moeten zij sterven?" „Daaromtrent heeft de koning niets be- Daald!" „Dan ligt het in de hand van den overste, wanneer hij het vonnis zal voltrekken. Ik dank u voor uw bericht, aJ is het ook eon treurig voor mij en voor mijn volk!" „Ik had gewenscht u iets beters te kun nen melden." „Mogè de God Israels de arme jongelin gen op hun laatste tocht beschermen! Zij hebben voor Hem gestreden!" De vorst van Babylon nam afscheid. Hij keerde naar zijn kamers terug. Niet lang daarna verliet hij, als een een voudig bewoner d-er stad gekleed, den ko- ningsburg. Zijn doel was de Jodenwijk. Toen hij de. poort doorliep, wierp hij een blik op het tablet het oord-eed over de pages. Tegen het negende uur zoo stoni heel onderaan geschreven zouden zij hun straf ondergaan. Zerubbabel bleef kalm, toen Daniël hem het nieuws meldde. Geen klacht kwam over zijn lippen; alleen dat enkele wo.>ri. „De Heere sloeg de zied Zijns dienaars zwaar, maar Hij zal hem ni-et in smart doen ondergaan!" Op den terugweg liep Daniël de straat :n, waar de tempel van Marduk stond. Ken groote menigte omringde het gebouw, ten einde de koninklijke proclamatie te lezen of te hooren lezen. De priesters hadden er belang bij, de veroordeelin-g der pages zoo spoedig mogelijk en liefst aan vele bewo ners der 6ta-d bekend te maken. Dat gaf weer een feest voor d-e wufte Babyloni-'-rs. De zonnewijzer wees het tweed-e uur aan, toen de profeet den koningsburg bereikte Reeds waren enkele groepen bobbelende vrouwen en kinderen op het plein voor den oprit verschenen. Bij den afgodstempel waren echter dui zenden personen samengestroomd. Nu trokken de eersten naar het konink lijk pa-leis. Anderen volgden, en spoedig was bij den tempel niemand meer te zien. Maar langs alle wegen van den koniinge- burg tot den „leeuwenkuil" was het zwart van menschen. Door de geopende poort traden de uit voerders van het koninklijk bevel. Zij wa ren in een scharlakenrood pak gestoken en droegen op het hoofd een muts va.n dezelf de kleur. In hun midden voerden zij de ge vangenen, wier armen met touwen op den rug vastgebonden waren. Het volk waagde het niet te juichen; want daar binnen lag de zieke koning en overal stonden de soldaten, die de lijfwacht vorm den. Maar hoe meer de 6toet zich van het paleis verwijderde, des te luidruchtiger werd het volk, tot eindelijk niets meer in staat was het tot kalmte te dwingen. Daniël bad; nog nooit had hij zoo smee- kend tot Jehova gebeden; want Harmuza was zijn lieveling. Doch ditmaal 6Cheen het of de Heere Zijn dienaar verliet Nu moesten zij bij den leeuwenkuil zijn Geen uur meer. en de leeuwen betwistten elkan-der de lichamen der jongelingen. Daar hoorde Daniël voetstappen. Oe vorst Iui6ter1e. De bezoeker had de deur bereikt. De voorhangsels, welke den ingang afslo ten, werden haastig op zij geduwd en Daniël blikte in het angstige gelaat van den opper hofmeester. „De koning is zooeven gestorven," klonk het van zijn bevende lippen. Daniël zag hem vreemd aan. Hij kon hei na uw el ij les gelooven. De beambte sprak verde: „Beveel wat er gebeuren moet! Want op u ging de macht over, tot Cyrus de stad binnentrekt! De vorst Gcheen hem echter niet gehoord te hebben: zonder eenig antwoord te geven, stormde hij den opperhofmeester voorbij naar den overste van de lijfwacht „Bestijg het vlugste paard, rij wat ge kunt naar den „leeuwenkuil" en breng het bevel over, dat het oordeel des konings door zijn plotselingen dood verschoven wordt, tot de nieuwe koning zijn intrede gedaan heeft!" Het eene uur verstreek na het andere, het werd avond. Toen trad de afgezant weder om voor den vorst en op Daniels haastige vraag antwoord-de hij bedaard: „Het was een moeilijk werk. Het volk wilde de kna pen na-et laten gaan. Maar wij bedrogen de menigte; want wij lieten de gevangenen in een leagen kuil zakken en hielden d« dieren in hun hokken opgesloten Men wacht uw'bevelen afl" Cyrus trok in snelle marechen iwar Ba byion. Eindelijk bereikte hij de 6tad en zetelde spoedig op den troon zijns vaders. Daniël bleef zijn waardigheid behouden en was de dagelijksche gast van den ver stand igen koning. Onderwerpen van meer belang hadden tot nog toe Cyrus verhinderd aan de pages te denken. Daniël bracht zelf het gesprek op die zaak. „Wat hebben ze uitgevoerd?" vroeg de koning. „Zij zijn aangeklaagd wegens goddeloos •vd en e-r. hunner bovendien wegens hoog verraad!" „Hoogverraad?" „Bij de inname van het paleis redde een du-er pages een knaap, die een zoon van Nahunahid en Nitokris bleek te zijn." „Vond men het kind bij de Joden?" „Helaas, ja!" „Helaas! zegt gij? In de hand uws vor sten is hij minder gevaarlijk, dan wanneer een der Babylonische grooten zich over hen» erbarmd had. Men geve hem Saesabasar terugl Cyrus vreest geen knaap, al is hi; ook een zoon van den koning van Babyion. En verder?" „Al de pages, die gevangen genomen werden, zijn aangeklaagd, wijl zij het hie ven den god Marduk op het feest in -le vlakte van Dura van den troon etieiton „Wat bewoog hen den heiligen god te be leed igen?" „Alleen de zorg voor hun volkegenootcn dwong hen tot dien onberaden stap. Ik km Harmaza van zijn kindsheid af. Er is geen degelijker jongeling in Juda dan deze vor stenzoon." „Spreek duidelijker! Ik begrijp u niet!" „Ik zal trachten duidelijker te zijn Se dert ons volk de bergen van zijn va-lerkm 1 verliet, is olke vereering van zijn Gal d<-u Jood ontzegd: want nergens dan op i n berg. Mor» mag een tempel van Mt- i 6taan. 't Is meer dan 88 jaren geleden, dat zij een feest ter eere van den almachtiv.-n God vierden en de verwoeste sta!, lirt rampzalige Jeruzalem, telt niet meer dn helft va.n het oorspronkelijk getal bewoners Daarom vereeron sommigen hunner de go den der Babyloniëre. Rn nu wilde Harma za zijn geloofegenootcn Mnrduks onmacht doen zien!" (Wor/if vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9