ZONDAIGSBLAD
DAMRUBRIEK.
O
Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag.
Alle inzendingen betreffende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres.
Voor alle vraagstukken geldt: „WIT BEGINT EN WINT".
Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubliceerd
Het volgende lijkt ons hier nog agressiever
25. 47—41 10—14 (of?) 26. 27—22 18—27 27. 23—18
12X23 28. 28 X30 dreigt schijfwinst door 41—36 en
33—28. Zwart is dus gedwongen tot 286—11
29. 41—36 11—17 30. 29—23 enz.
PARTIJ
In het Juli-nummer van „Het Damspel", officieel
orgaan van den Ned. Dam-Bond, komt een partij
voor geanolyseerd door den wereld-kampioen B.
Springer. Laatstgenoemde kent aan de gespeelde
opening uit deze partij eenige waarde toe, reden,
waarom wij vrijheid vonden deze partij hier op
te nemen.
Partij gespeeld in het Kampioenschap van Den
Haag, tusschen W. HOEKSTRA (Wit) en J. H. DE
HOOGH (Zwart).
Wit:
2. 33—29
3. 37X28
4. 41—37'
3. 29—23
Deze variant werd door ons behandeld in het
Januari-nummer en het doet ons genoegen hier
practische waarde er van te kunnen onderzoeken.
519-24
Vrijwel gedwongen, anders volgt 28—
Zwart met de randschijf op 25 zitten.
en blijft
6 34—30
7. 39X19
8. 37—32
25X34
13X24
Eenvoudiger is hier het door ons aanbevolen 3f
Zwart dwingende tot afruilen door 12—18 of 14—19
waarna Wit door 31—26 of 27 uitstekend spel be
houdt. Toch is ook de tekstzet zéér wel speelbaar
en brengt in deze partij zelfs belangrijk voordeel,
doordat Zwart inplaats van schijf 23 af te ruilen,
deze tracht te bedreigen.
26-31
Op 27—22 kan Zwart antwoorden door 14—20 17—21
24—30 20X27 en 11—17 met minstens gelijk spel.
11. 36X27 1217
Om te trachten, schijf 23 in verloren stand te
ürengen door 1420 dreigende 2024.
12. 40—34
Gedwongen maar ook sterk
1211-16
Op 24—29 volgt 27—21 29X 40 (gedw.) 21X12 7X29
45X23 met best spel.
13. 44—39 14-20
Hier kan 24—29 natuurlijk niet wegens 4540
27—21 enz. met schijfwinst.
Uitstekend gespeeld. Verzwakt het zwarte centrum.
149—13
15. 30X19 13X24
39—34 4—9
17. 45—40 20-25
Vrijwel gedwongen, anders volgt weer 34—30 en
vervolgens 40—54 waarna er van het zwarte cen
trum niet veel meer overblijft.
Hier is o.i. 38—33 iets sterker
1917—21
20. 50—45 5—10
21. 40-41 14-20
Zooiets moet vroeg ol laat toch geschieden. Wit
heeft door fraai opcningsspel belangrijk voordeel
weten te verkrijgen.
22. 34-29 9—13
23. 41—37 7—12
24. 40-34 13-18
Het is moeilijk hier voor Zwart een bevredigende
voortzetting aan te geven. De tekstzet geeft een vrij
wel verloren stand, maar ook de rest brengt niet
25.
18X27
12X23
27—31
om 4741 te voorkomen
28. 49-44
29. 44—40
30. 29—24
31. 34X23
32. 40X29
33. 35—30
34. 29—24
35. 45-40
36. 32—28
37. 33—29
38. 40—34
39. 38—33
7—12
20X29
25X34
8—13
10—14
6—11
38
11—17
21—27
16X21
Dreigt 24—20 34—30 enz. met winst
40. 24X13
41. 29—24
42. 28 X8
43. 34X43
44. 30-25
1319
8—19
17—22 gedw.
19X39
2X13
Zwart heeft zioh uitstekend verdedigd en zijn na
deel tot een minimum weten te beperken. Toch is
het verliesgevaar nog lang niet denkbeeldig.
Stand na 44e zet Wit 3025
Deze voortzetting is niet correct en moet tot ver
lies leiden. De eenige zet, welke remisekansen gaf,
was 1419. Hier verloor 1318 eveneens als volgt:
44. 13—18 45. 43—38 18—22 (A) 46. 37—32 en
wint door de dreiging 2420 32—28 enz.
(A) 45-1823 46. 2419 en wint een stuk
daar op 23—28 of 29 Wit na 19X10 met 38—32 voort-
tel.
45. 37X28
46. 42X31
47. 43—38
48. 28—23
49. 24—19
31—37
26X37
21—27 gedw.
27—31
Zwak gespeeld. Hier gaf het volgende een zekere
winst 49. 25-20! 14X25 50. 23—19 31—36 (A) 51.
19X8 37—41 52. 8—2 41—46 53. 2—11 46-37 54.
11—14 37—23 55. 44—49 23—28 56. 48—42 28-23 57.
38—33 23—14 58. 42—38. Zwart moet nu de lange lijn
prijsgeven waarna winst voor Wit nog slechts een
kwestie van techniek is.
(A) Op 13—18 speelt Wit 38—32 en 19—14 met
eenvoudige winst.
Op 5015-20 51. 19X8 20X29 52. 8—3 29-34
53. 3—26 (ook 3-M2 wint) 31—36 (gedw., want Wit
dreigt 38—32) 54. 26X42 34—40 55. 48—43 40—45 56.
43—39 25—30 (gedw.) 57. 42—37 30—35 58. 37—46
35—40 59.38—32 en wint.
49.
13X^4
50.
2318
31—36
51.
38—32
37X28
52.
18—12
28-33
53.
48—43
24—29
54.
12—7
29—34
Niet klagen
Maar dragen
En vragen
Om kracht;
Niet zorgen
Voor morgen
Bij vallenden nacht
Niet beven
Voor 't leven
Gegeven
Van God;
Maar 't heden
Besteden
Naar plicht en gebod.
Niet dringen
In dingen
Door niemand bevroed;
Tevreden
Te treden
Bij ,,'t licht op het pad"
En „de lamp voor den voet",.
en na nog eenige onbelangrijke zetten i
Een zéér interessante partij, vooral voor de theo«
rie van de openingen van belang.
(B. SPRINGER).
gegft-
11
UIT ONZEN LEZERSKKRING
Probleem van J. DE LANGE, Den Haag
Zwart: 5, 7—10, 13, 16, 39
Wit: 20, 23, 26, 27, 30, 34, 42, 43, 47,
Vraagstuk van A, VAN DOMMELEN, Rotterdam.
Zwart: 5, 9, 10, 14, 17,
Wit: 18, 25, 34, 37—44
ONS RUILBUREAU TE SOEST.
De lezers van ons blad zijn In de gelegenheid over
tollige bonner plaatjes enz. In te ruilen aan Ons
Ruilbureau te SoesL
Geruild worden: Verkade-plaatjes, Klaverblad
plaatjes, BussinJ'-plaatjes, Tieleman en Dros-plaat-
jes, v. Delft Vogel-plaatjes, enz.
Voorwaarden:
'3. Wat u ons toezendt moet onbeschadigd, do
bons geldig en alles voldoende gefrankeerd zijn,
2e. Wij bepalen de waarde van het taegezondene
en het nngcv.-aagdo.
3e. Wanneer u aan Ons Ruilbureau wilt ruilen, Is
het noodig als minimum-bedrag 20 et aan postzegels
bij elke zending ln te sluiten ter tegemoetkoming ln
de onkosten.
4e. Wanneer tl Iets aanvraagt wat niet In voorraad
is zullen wij u er Iets anders voor ln de plaats renden.
Maak gebruik van Ons Ruilbureau en lees s.v.p.
goed en nauwkeurig de voorwaarden.
Correspondeer er over met Ons Ruilbureau te
Soest
ZATERDAG 19 SEPTEMBER
No. 38 JAARGANG 19311
betioorer
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
„Dat het een getuige zij"
Maar dat het een getuige z(J tusschen ons en
tusschen ulleden en tusschen onze geslachten
na ons opdat wil den dienst des HEEREN voor
zün aangezicht dienen mochten met onze brand-
offeren en met onze slachtofferen en met onze
dankofferen, en dat Uwe kinderen tot onze
kinderen morgen niet zeggen: Gijlieden hebt
geen deel aan den HEERE.
Jozi
22 27.
Er was bij de verdeeling van het land Kanaar
onder de twaalf stammen groot gevaar, dat die van
Ruben en Gad van de overige tien zouden ver
vreemden.
Dat gevaar bestond eigenlijk al eerder. Toen het
land ten Oosten van den Jordaan door de kinderen
Israels op Og den koning van Basan en Sihon den
koning van Hesbon was veroverd, waren die twee
stammen er aanstonds bij om heel dit land voor
zich te begeeren.
Ze hadden hiervoor hun reden. Want ze hadden
veel vee, en die van Gad zelfs machtig veel (Num.
32 1). En het land van Basan en Gilead waarover
het ging was niet geschikt voor landbouw, maar
wel voor veeteelt.
Maar met dat al leidde het toch tot een splitsing
van het volk in twee deelen met den Jordaan
ertusschen.
Uit Numeri 32 komen we te weten, dat die begeerte
van de beide stammen in Mozes oogen zeer kwaad
was. Trouwens de inkleeding van hun verzoek deed
heel verkeerde bedoelingen vermoeden. Ze vroegen
alleen om dat land te hebben, meer niet, en voegden
er zelfs bij: doe ons niet trekken over den Jordaan
.(Num. 32 5).
Mozes heeft hen over dezen zelfzuchtigen en ge-
makzuchtigen wensch toen scherp bestraft. En eerst
daarna hebben zij zich bereid verklaard met de
andere stammen over de rivier te trekken, ten einde
die behulpzaam te zijn bij de verovering van het
eigenlijke beloofde land, dat ten westen van den
Jordaan, tusschen deze rievier en de Middellandsche
Zee gelegen was.
Onder deze voorwaarde heeft Mozes hun wensch
ingewilligd. Zeker niet zonder Goddelijke machti
ging. Want de Heere had aanvankelijk niet van
Basan en Gilead gesproken. Dit land was den kin
deren Israels alleen in handen gekomen door den
tegenstand van Og en van Sihon, die weigerden het
yolk te laten doortrekken naar Kanaan.
Onder Gods bestel is die tegenstand het middel
'geworden dat het volk des Heeren ruimer erfenis
heeft ontvangen, dan hun aanvankelijk was beloofd.
De kinderen van Ruben en van Gad en met hen de
halve stam van Manasse hebben de belofte aan
Mozes gedaan getrouw vervuld. Ongeveer twaalf
jaar moet de geheele verovering van het beloofde
land geduurd hebben.
Dit blijkt hieruit, dat Kaleb naar zijn eigen ge
tuigenis bij het uitzenden van de verspieders veer
tig jaar oud was en bij het begin der verdeeling
.vijf en tachtig (Joz. 14 7, 10). Dit is een verschil
van 45 jaar. Nu heelt Israël na de verspieding nog
38 jaar in de woestijn moeten omzwerven. Zoodat van
het einde van de woestijnreis tot het begin van de
verdeeling des lands reeds 7 jaren verloopen zijn.
Maar daar moeten nog wel eenige jaren bij gerekend
worden, want blijkens hfdst. 18 hebben zeven stam
men nog geruimen tijd gedraald met het in bezit
nemen van hun erfdeel.
Al dien tijd zijn de stammen die hun erfdeel ten
'oosten van den Jordaan hadden niet geweken van
'de overige stammen, maar hebben hen trouw ge
holpen.
Jozua heeft dit ook erkend en hen daarom ge
zegend, met de vermaning erbij, dat zij den Heere
zouden blijven aanhangen.
Maar nu komt het.
Nauwelijks zijn zij eenigen tijd uit het gezicht,
of daar bereikt Jozua de tijding, dat zij een groot
altaar gebouwd hebben op den oever van den
Jordaan. Wel te verstaan niet op hun eigen grond
gebied maar (zooals in vs. 11 uitdrukkelijk staat)
aan de zijde van de kinderen Israëls, dus aan den
westelijken oever.
Groote verontwaardiging bij de stammen, die in
het eigenlijke Kanaan woonden! Wet meenden die
Rubenieten en Gadieten wel? Gingen ze zich nu
weer afscheiden van de andere stammen? En thans
bovendien nog door het !%>uwen van een eigen altaar?
Een altaar, dat door zijn groote afmetingen ook
scheen bedoeld te zijn om het altaar des Heeren te
Silo in de schaduw te stellen.
Was dit niet in beginsel een scheiding in de Gods-
vereering, dat op den duur moest leiden tot valsohe
godsdienst en zelfs tot afgoderij?
Zoo scheen het wel eenigszins. En dat de over-
jordaansche stammen vooraf niets hadden gezegd
vaji hun voornemen om dit altaar te bouwen en van
de bedoeling die zij daarmee hadden, gaf wel den
schijn alsof hun iets viel te verbergen wat het dag
licht niet kon verdragen.
Meteen komt het volk dan ook te Silo bijeen en
men besluit desnoods met geweld van wapenen dit
kwade bedrijf tegen te gaan. Evenwel zullen zij
vooraf nog een deputatie zenden van tien mannen,
uit elk der stammen, die wareri gebleven, een hoofd
van een vaderlijk huis dus een van de voornaamsten.
Pinehas, de zoon van Eleazar, bekend uit de ge
schiedenis van Israëls zonde met de dochteren der
Midianieten als degene die de wraak des Heeren had
geoefend, staat aan het hoofd van die deputatie. De
ij veraar voor het recht des Heeren 1
Toch is zijn oordeel voorbarig. In plaats van te
vragen begint hij te beschuldigen.
Het is hier iets anders dan toen de twee stammen
aan Mozes vroegen hun het bezit van Gilead en
Basan toe te staan. Dat verzoek was op zich zelf al
ongeoorloofd en maakt dan ook Mozes' toorn gaande;
eerst daarna beloofden zij met de andere stammen
over den Jordaan te trekken.
Maar hier mocht voor het minst wel een onderzoek
zijn voorafgegaan naar de bedoeling van deze op
ziohzelf eenigszins raadselachtige manier van doen.
Dan zou gebleken zijn, dat hier niets aanwezig was
van hetgeen waarvan zij verdacht werden. Dan zou
juist het tegenovergestelde aan het licht gekomen
zijn. En de danktoon, die aan dezen broedertwist
een einde maakte, zou hem hebben voorkomen.
Want heel dit altaar diende niet om scheiding te
maken, veel minder nog om te offeren. Het was niets
dan een monument voor het nageslacht om te her
inneren aan de eenheid van het volk aan deze en
aan gene zijde van den Jordaan.
Tevens moest dat altaar dienen tot 'n bewijs van de
a&nhoorighcid der overjordaansche stammen tot het
volk Israël. Het moest zijn het bewijsstuk van het
recht om in het heiligdom te Silo met alle stammen
hun offers aan den Heere te brengen.
In plaats van zich van des Heeren volk te willen
afscheiden vreezen zij juist, dat omgekeerd een vol
gend geslacht van Israël hen zou kunnen weren van
het heiligdom des Heeren.
Welk een uitnemende wedijver was er dus beider
zijds voor Gods eer en voor do eenheid van zijn volk.
Zoo moest de twist wel spoedig beslecht zijn. r l ft
Maar heel deze geschiedenis toont ons ook ho<3
licht zelfs onder broeders en in ('e beste tijden vaft
hoogstaand leven bij Gods volk misverstand en vee
denking kan insluipen. Het was een van de bestö
tijden van Israëls volksleven. En toch dreigde hied
een breuke.
Indien de beschuldigden over deze verdenking zicK
hadden willen wreken en beleedigd het hoofd in deft
nek hadden geworpen, dan was de tweespalt, dia
vroeger door hun schuld, maar thans door de onge
gronde beschuldiging van de andere zijde dreigde^
een feit geworden. Het eene verwijt had het andere
te voorschijn geroepen; en het einde ware niet te ziea
geweest.
Maar in plaats daarvan doen zij een openhartige
verantwoording. En daardoor winnen ze niet alleeft.
het hart der broeders, maar ontlokken ze hun eeft
danktoon aan den Heere en de erkenning, dat niet
de ijveraar Pinehas en zijn mede-afgezanten, maaC
de verdachten zeiven Israëls redders zijn geweest
Waarschuwend en lokkend voorbeeld voor laterd
ROEPING
Heer, ik weet van b.-ooten rijkdom
Die Gij me in 't harte geeft
Laat mij van dien grooten rijkdom.
Geven aan elk, die niet heeft:
Laat mij brengen gaan Woord
't Rijke Evangeliewoord!
Heer der wereld, valsche rijkdom
Laat zoo arm het vragend hart.
Waar slechts woont der wereld weedom.
En zoo veel verborgen smart
Laat mij brengen gaan Uw vreugd:
Groote, zaal'ge zielevreugd!
Heer, zoo velen gaan in 't duister
Die Uw Naam niet kennen nog,
Spreidt Gij over hen Uw luister
*t Licht van Uwe liefde toch.
Laat mij dragen dan dat licht
Tóónen hun Uw Liefde-licht'
Heer. zoo velen leven bange
In hun heidensch bijgeloof.
Wek in hen een sterk verlangen
Naar Uw rijk, Uw blij geloof!
Laat mij spreken van Uw heil,
Van het groote Christus-heil.
Laat mij brengen hun de tijding
Van den Christus, Die verrees!
Spreken tot hen van bevrijding
Van hun dwaze zielevrees.
Spreken tot hen van gena
Met hen bidden om gena.
En maak zelf mijn handen heilig
Tot het dragen van Uw Woord.
Laat Uw Heiige Geest mij veilig
".•j, Leiden mogen, altijd voort.
Dat ik veler hart bereid'
Tot des hemels heerlijkheid!
(Geref. Jongelingsblad). H.