■O m\j vragend aan. „Daar is hulp bij d:e rivier", zeide ik kort. Door Gods voorzienigheid waren we juist bij een boBchputl dat rechtdoor links naar de rivier leidde. Dat pud volgden we. En in vlugge pas. „Mijnheer heeft gehoord dat er hulp aan de rivier' is," zeiden de koelies tot 'elkander. Mijn angst was; over. Ik wist dat er hulp *vas, maar ik was intens i 31 im wsgierig om te wc'en wat soort hulp. Halt een mijl van de rivier galoppeerde ik, zoo snel mijn dood- vcun "il paard kon, vooruit; het pad af naar de rivier. Nog één sprong uit het bosch en daar lag de rivier recht voor mij. Wat zag ik? Recht voor mijn voeten lag een groot plat vaartuig, vast gebonden met een touw aan een 'boom. Twee mannen waren bezig er in het wator uit te scheppen. Hoe kwam de boot daar? „0, mijnheer wees niet boos op ons," zei don de tweo inboorlingen, die mij voor een ambte- nuar van het Engelsch gouvernement aanzagen, aan wie de boot toebehoorde, on dachten dat ik hen be- Tispcn zou omdat ze met de boot zoo ver afgedwaald waren. „Wees niet boos, wij 'hebben alles gedaan wat we konden om de boot niet hier te krijgen, en ginds ver aan den overkant te blijven, maar het scheen alsof de boot bezeten was. Vanmorgen waren we met do'boot nan öe overzijde, aan de bovenrivier bij ons station, en daar kwam een groote golf die de touwen losbrak en wij dreven met de boot af. Hoe meer we werkten om aan de overzijde te komen, temeer dreven we naar deze zijde. Met alle macht werkten we om niet aan dezen kant te komen, maar het scheen of een ongeziene macht de boot over de rivier duwde en eindelijk landden we hier -en ;gaven het op en bonden de boot aan deiboomen. Zoo ^spoe dig de rivier weer stil wordt zullen we de boöt terug brengen waar zij thuis .hoort. Straf ons uiiet voor üe boot hier te laten komen, we konden 't (niet 'helpen." „Heel goed mannen," zeide ik met een bewogen hurt. .„Gy zult niet gestraft worden. God heeft u hier gezonden. Verder zeide ik: ,|Ik leg beslag op de boot, want ik bob bevoegdheid om wat tol het gouverne ment behoort te gebruiken als ik het noodig heb. Ik zal u morgen een brief geven aan uw superieur, zoodat ge niet gestraft wordt." De boot was geheel voor ons doel geséhikt. 'Groote hooge zijkanten, en plat voor en achter om het land te bereiken, en ver der open ruimte. Ze werd tloor het gouvernement ge bruikt om artillerie, olifanten, enz. over de rivier te zetten. Hier on daar waren door het gouvernement langs de rivier zulke booten geplaatst in geval van nood, bij oproer, enz. En wie had de groote golf be steld die de boot van zijn touwen knapte? En den stroom die haar hierheen dreef? Juist waar wij uit kwamen? Hij die mij gezegd had: „Ga links naar de rivier, daar is »liu^p." tHij, die mij uitgezonden had om liet Evangelie tte preekon in dit land en mij beloofd had: „Ik ben nuet u!" Do gidsen kswamen met .de koelies on zagen ver baasd door de hoornen dat ik een groote boot had cn bezig was ruimte te makon om er de tent in te spannen. Een boot groot genoeg voor de geheele partij! Zij begrepen er niets van. Ooik de hulppredikers vroegen hoe ik wist Mat daar een boot was. Ik zeide alleen: „God boort fliet gébed. En dit is zijn ant woord". l)e lange tent word over de boot gespannen en be dekte .heel do boot. Er was ruimte voor allen; ook voor de bagage. Aan bet eind van de boot, aan de landzijde, werd een groot kampvuur gemaakt om het wild gedierte te verhinderen van het land in dn boot te springen. En dat wus goed ook. Want de tijgers hadden ons geroken en we hoorden hen in groot getal brul len achter het vuur en aan weerszijden in de bos- schcn. Door het vuur heen konden we hun gloeien de oogen zien. Do ch wij waren ge red!- Den volgenden morgen bracht de boot ons naar de be stemde plaats bij den tweeden waterval, waar na een paar dagen waahtcii6 de stoomboot arriveerde. Ik betaalde den mannen wat ik hun beloofd had en wij vervolgden onze rei» nog 2% maand, soms door de gevaarlijkste koortsstreken. maar kwamen veilig thuis mot do lieerlijlke gedachte.: God hoort het gebedl DE VERZENEN TEGEN DE PRIKKELS .(Wtrvolg) Zij voelde hoe hy haar aankeek en toen ze hem eveneens aanzag, bemerkte ze m dat oogenblik op eens dat bij er al «ud begon uit te zien. De fijne rimpeltjes l>ü de oogen, de diejie groeven om den mond, de geheele uitdrukking van het gelaat, het getuigde al van oen leven van inspanning en zorg. Het werd haar opeens duidelijk dat zij de voorspoed, dc betrekkelijke weelde der voorbyc jaren, naast God aan zijn ijver en werkkracht te danken had. En zoo begreep ze nu ook ten volle wat het zeggen wilde, als hij zich zou moeten losmaken van zijn moeizaam verworven bezit. Heft stond voor haar vast nu, dat Alfreds weigering om zijn vader op te volgen, voor deze laatste gelijk stond met het vernietigen van zijn levenswerk. En dit inzicht woog haar zwaar. Aan de eene zijde stond haar man met het begrijpelijke, lang gekoesterde ideaal, aan de andere zijde haar zoon, met eigen toekomstplannen. „Ja," zei ze, en haar antwoord klonk als een zucht, „het is wel goed uls we er eerst eens over spreken. Zou Je denken (lat Alfred bekwaam genoeg zou zijn om je taak over ie ncinen? Hij is nog zoo jong en hij heeft nog zoo weinig inzicht in zaken „Nee," antwoordde hij wat gerokt, maar met dezelf den opgewekten toon in zyn stem, „natuurlijk is hij daar nog niet bekwaam voor. Maar we zullen ook niet zoo onverstandig zijn hem direct aan het hoofd te plaatsen. Dat hy mettertijd zich de noodige bekwaam- lieid verwerven zul, daar twijfel ik niet aan." „En toch is dat nog zoo zeker niet, man. Om een zaak vooruit te brengen, een fabriek of wat dan ook. is er meer noodig dun een good stel hersenen." „Wat dan?" vroeg Veltman verbaasd. „Daarvoor is noodig liefde tot je werk. Toewijding, die voortspruit uit de overtuiging dat je je levens taak gevonden hebt." Hij glimlachte. „Je bent als altijd ook in. deze zaak weer even zwaar en gewichtig. Maar 't is zooals je zegt. Tooli behoeven we ons wat dit betreft, heelcmaal niet bezorgd te maken, want welke jongeman zal zulk een maatschappelijke positie niet aanlokken? Dui zenden zouden wensdhen in de plaats van onzen Alfred te zijn. En wat de jongen zelf bötreft, ik twijfel er geen minuut aan of hij zal met ons be sluit in de wolken zijn". „Maar daar twijfel ik juiét wel aan, onaii". „Kom nöu. dat is nou toch 'de grootste onzin die je bedenken kunt. Het zal voor mij een prettige voldoening zijn om het hem straks zelf te zeggen, maar je begrijpt toch wel, dat hij het allang weet? Hij heeft natuurlijk op niets anders gerekend. Waarom lieten we hem anders in de handelsweten schap studeeren? Trouwens, als de -vader een bloei ende zaak heelft, is iniets natuurlijker dun dat zijn' zoon hem opvolgt. En dan: Alfred heeft nooit iets van tegenzin laten blijken". „Nee, dat niet, maar soms «kunnen enkele maan den een rnensdh h'eelemaal verandoren. Weet jij hoe zijn karakter en aanleg zich ontwikkeld heeft, daar ginds in de stad? Weet jij of hij soms niet veran derd is? Kan hij geen andere idealen hebben ge kregen dan jij??" Veltman richtte zich, bij de laatste woordfifli zijner vrouw, overeind in zijn stoel. Opgeschrikt door Men angst waarmede zij op dit punt doorging, voelde .hij plots een innerlijke ontroering, die een vluchtige gloed op zijn gelaat bracht. Maar hij bohoeraohtic zioh en bande energiek alle vreee voor het misluk ken van 2ijn plan uit. Toch was het of er angst in zijn stem doorklonk, toen hij aandrong: „Weet jij het dan? ITe'b je al met Alfred gespro ken, of heeft hij jou iets gezegd? 't' Zal er wel op neerkomen dat je te veel waarde hecht aan een of ander dwaas gezegde van ham. 't Beste is, dat je hem /nu maar even bij me stuurt, dan zal 'je zien, dat alles best in orde komt. Ik weet niet wat je van daag scheelt, maar liet lijkt wel of je me al het genoegen van dezen dag ontnemen wilt." Veltman sprak de laatste woorden eon weinig ver stoord, maar dat was het niet wat zijn vrouw ziüh in de eerste plaats aantrök. Haar -man maakte het haar moeilijk door zijn niet begrijpen, on ze zag an dat ze duidelijker spreken moeflt, hoe iiard ze het (ook vond dat ze hem z'n illusie moest ontnemen. „Kijk eens, man, je ziet niet in 'dat Alfred de voor hem bestemde werkkring niet begeert on dat neem ik je niet kwalijk. Ik zelf heb dat-ook niot ingezien en misschien zou ik het nooit geloofd hebben, als hij het me zelf dezen middag -niot had gezegd. Alfred voélt niets voor de fabriek. Een positie, als jij hom wil geven, lokt ihem niét aan. Hij «hoeft me vanmid- -dag bekend dat hij zich aangetrokken /gevoelt «tot de rstudie "in de lettoren Veltman sprong --op. Een diepe rimpel groefde zich .in zijn woonhoofd (en zijn gelaat verstrakte. Uit izijn woorden sprak ingehouden drift. „Klinkklare onzin, wat je daar vertelt. Een jongen die nauwelijks op /zijn (eigen boenen kan staan, zal :me daar -omver gooien (wat zijn vader moeizaam .voor hem heeft opgebouwd! En dat neem jij ernstig. Ro- rsalie, jij, <ïie /toch heel goed weet welk oen inspan ning'en moeite liet mc gekost heoft om het zoover ,te 'brengen. Jij weet hoe ik geploeterd hob van den mor gen tot 'den avond, rusteloos, de jaren door, en hoe ik me op deze wijze een bestaan 'heb veroverd. En nu ik mijn zoon de vrucht van mijn zwoegenden arbeid wil laten -genieten, nu zou hy niot willen! Niet willen notoibene! 't Is gewoonweg belaohöHjk!" Hij lachte werkelijk, maar de zenuwachtige be wegingen "van zyn gelaat en hunden verrieden zyn diepe teleurstelling en lelie smart Mevrouw Voltman -voelde die tranen in haar oogen branden. Zaeht duwde :ze hem terug .op zijn stoel. „Maar man, als Alfred er nu eens niot gesdhikt vor isJe zoudt toch geen positie voor hem wil len tegen zijn zin? Wij zoeken toch zijn geluk..." Weer sprong Huiib Veltman op. Juist, vrouw, we zoeken zijn geluk. Daarvoor bob ik al die jaren "hard gewerkt, alleen voor zijn gdluk.. En daarom zal hij mijn plaats eenmaal innemen, omdat we, omdat ik ook, zijn goliik zoek. Wat hem schijnt te bezielen weet ik niot, maar geloof me, het zal wel overgaan. En later zal hij me 'dankbaar zijn ■4at ik voet hij stuk gehouden heb. Hoe is hij er juist dezen middag zoo over begonnen?" Mevrouw Veltman vertelde alles wat er gebeurd1 was. Maar hij luisterde niet eens opmerkzaam. De' hoofdzaak nam hem zoo in beslag, dat de details hem ontgingen. Dat Alfred hem niet wilde opvolgen, dat was het wat hem innerlijk een geweldige schok gaf. Wat hij dan wel wilde, dat kwam er niet op aan. Dat gleed alles langs cüen ouden Veltman heen, op dit oogenblik. Zelfs toen zijn vrouw sprak van dat meisje, dat in Alfreds leven gekomen was, toonde hij geen verhoogde belangstelling. Hij staarde maar op dat eene punt: Alfreds weigering. „In elk geval," besloot hij. toen zijn vrouw (uitge sproken was, „ik wil den jongen hier hebban, nn terstond. Stuur bfean bij me en wees er van verze kerd dat ik hem voor mijn wil zal doen bukken. Nim mer zal ik aan zijn dwansheid toegeven." „Maar man," waagde ze nog kn het midden te bren gen, „zou het niet beter zijn als je alles eerst nog eens overdacht en tot morgen wachtte..." Maar daar wilde Veltman niet van hooren. „Niet noodig. Ik weet wat me te doen staat. Maak je niet ongerust, er zullen geen harde woorden noo dig .zijn. Ik twijfel cr niet aan of oen verstandig woord zal hem wel het rechte inzicht geven. Jij habt natuurlijk teveel met hnm meegepraat, vanmiddag. Maar ga nn, en laat Alfred hier komen." Verre van gerustgesteld verwijderde Mevrouw Veltman zich om aan den wensoh van haar man te voldoen. Ze was er lang niet zeker van dat Alfred zich door zyn vader zou laten overhalen of dwingen. En dat haar man zou Loogt-veh achtte zc heeleinaal uitgesloten. Als dit alles uitliep op een conflict tus- sohen vader en zoon, wat moest daar dan van wor den? Zeker, wat Alfreds persoonlijke verhouding tot den God van zijn leven betrof, dat had ze in gobeds- overgave in des Hoeren handen gelegd, zoodat haar verwachting, dat hij eens tot inkeer komen zou. zich grondde in zekerheid. Maar al dat andere, dat het geluk van hun gezinsleven dreigde te verstoren, dat verontrustte, dat bezwaarde haar. En ze gevoelde met klem hoe noodig bet was, dat ze ook wat dit aan GOEDE RAAD, DIE WIJ GRATIS GEVEN Héb zelfvertrouwen, wees innerlijk evenwichtig en in harmonie met uw arbeid en zorg er voor licha melijk in goede conditie te zijn. ging haar zorgen op haar God moest wentelen, op dat ze in dien weg van gebedsworsteling zou komen tot inzicht en vertrouwen. 'Huib Veltman was alleen in het vertrek achter- -achtorgehleven. 1-Iij zat met het hoofd in d'e handen gesteund, de ellebogen op de tafel. Allerlei gedachten warden in zijn hoofd dooreen. Hij dacht aan de moeilijke jaren die voorbij waren, aan al de opoffe ringen die hij zioh getroost had1. Hij herinnerde zich hoe juist de laatste jaren Me gedachte aan zijn zoon hem mot dubbele inspanning had doen werken. Soms had 'hij er wel eens aan gedacht hoe vreeselijK het zou zijn als hij zijn kind zou moeten verliezen. Hoevele ouders zijn er niet, die hun ikind aan den] dood moeten afstaan. Een enkele maal had' dit hem beangst, hoe wéinig hij zich anders ook denkbeeldige moeilijkheden sdhiep. Maar dat zijn zoon eenmaal volwassen geworden, de door zijn vader voor hem gevonden levenstaak zou afwijzenneen, daar had hij zelfs in do verte niet aan. gedacht. Nu trof het hem als een .fllyg, waarvan hij zich. maar het hem. voorkwam, nooit geheed herstellen zou. (Wordt vervolgd)t VARIA OOGSTFEEST Do oogsttijd is in vollen gang. Op de velden staaa de schaven als soldaten in 't gelid en de boer ben leeft .zijn 'drukste Magen. Het hooi is reeds binnen. Krakend hébben 'de lióógopgeladen wagens hun gouden vracht gevoerd langs de eenzame binnenwegen, door .liet rustige dorp, Iniistoe. En nu is het graan aan de beurt. Door een groot gedeelte van de boerenbevolking worden nu de oogstfeesten gevierd, iedere provincie naaïi haar .aard. We zullen eens een kijkje gaan nemen in Twonthe, dat outle, interessante land van tegen stellingen,; ongerepte natuur naast <op den spits ge dreven menschelijke uitvindingen, een gelukkige vereeniging van oud en 'nieuw. De trook van de grootséhe, hoogst 'moderne 'fabrieken drijft over heidevelden, eon eldorado voor de oudhedenzoe- kers mot hun grafheuvels irïjk aan urnen, mun ten -en andere schatten. Denk «eonB -aan de Schanse, eun Germaansch grafveld in Me buurtschap Haarle, waar men de overblijfselen heeft gevonden van een GormaanatJhon étam, Mie daar geleefd schijnt te heb ben tat do komst dor Saksen, dus tot circa 400 ma Ghristus. 'En zoo zijn er nog vele; géén heide is zoo romantisch on vol herinneringen aan warvlogen tij- don als Mc Twentsche. Het 'hoofdproduct van den Twentsohon landbouw, is rogge. Wanneer hot .maaien oohter den rug is» wordt het werkvolk op liet land getractecrd. Dat er wel eens -wat meer 'gedronken wordt -dan wenscholijk is, betreuren we natuurlijk. Dit oogstfeest noemt mon .„stoppelhanenV. Men heeft langen tijd gezocht naar een verklaring voor •het woord „hanen", maar ton slotte gevonden in het feit, dat de boeren over de Duitsche grens bij hun oogstfeest een houten haan, versierd met bloemen cn groen, op hun latste karrevracht steken, terwijl het woord „stoppel" zichzelf verklaart, nl. de over gebleven stengeldeelen van het afgemaaide graan. Ook in Golderland treft men nog aardige oogst feesten aan. Het meest békende is dat van ,,'t olde wief". Dit is de naam voor de laatste schoven van. het veld, die op kunstige en stevige wijze bij el kaar gevoegd, met bloemen en takken opgesierd, en ten slotte aan een langen stok gestoken, in optocht naar liet huis van den /boer gedragon worden. Dit „élde wief" wordt de boerin aangeboden, waarna oen vroolijke rondedans volgt in het huis, om het „olde wief" ;heen en ook gedurende de rest van Men dag laat de stemming niets te wenschen .over. Zoo worden dus, in dezen tijd, op het land, .onqp* gemeékt door -de meeste stedelingen, in allen een- woud on volgons oude, geliefde tradities, de /mooie en zinrijke feeston gevierd van den oogst. NIEUWE LUCIFERS Uit Weonon kwam het bericht dat de aldaar wo nende scheikundige, Dr. Ferdinand Ringer, een veiligheids-lucifer heeft gepatenteerd, die, ofschoon zy slechts de afmetingen van een gewone zooge naamde Zweedaohe lucifer heeft, zeshonderd maal op de gebruikelijke wijze kan aangestoken worden, dus door haar -over een phosphoorlïoudend vlak te strijken. Dr. Ringer gelukte liét een nieuwe schei kundige samenstelling te ontdekken, die niet ont plofbaar is, waarvun hij de 'luciferhoutjes voorziet. Die worden in capsule-vormige doosjes verpakt, die met een inhoud van 5 4 6 stuks van de nieuwe luci fers In de.n handel worden gébracht. Dit kleine auntal nieuwe lucifore staat gelijk met ongeveer drieduizend stuks van de gewone Zweedsdhe lucilere Zij zijn echter ongeschikt voor het gebruik -in tropi sche landen, maar geven alle roden tot tevredenheid in gewesten mirt, een gematigd klimaat Onderhan delingen over don aankoop van het patent moeten reeds door een Japansch syndicaat en ook door een Ajnerikoansuhe firma geopend zyn. GLIMLACHJES. ALTIJD VAKMAN Je bont oud geworden, waarde vriandl- bet groette oen bekende operazanger den kapelmeester dien hy sedert zijn jongelingsjaren niet meer ge zien had; hoe gaat liet er mee? A-dur A-dut.Wat liedoél je? Drie kruizen: vrouw un twee doclïtersl O '283 jjMaar God, eens, in teen transparante scheppings- stande eneedt Gij miy in Mb arog, Uw icigen JijMenskruis." Gedurfde visie; maar: hoe brengt de dichter die over <op zichzelf? Wordt de -beeldspraak zoo /niet .valsóh? Ik vind het vore vooral in de slotstrofen niet geslaagd. Het vers JDe Stervende" is eenvoudig en daarom Eüiwer, oak van beeldspraak. Zij zog mij >aan, Me 'kelk van haar /gezidUt «mos witter -dan albast waarover zuiver bet zachte lichten van haar oogen vidL Toen tilde God omihoog haar blijde -ziel en sloot bij 't laatste acfemliaht gehuivcr •de groote hlaemen van haar .oogen dicht De verzen van Jan "H. Me Groot zijn ongelijk van waarde, izaoals ze .zeer -onderadlieiden -zijn m hun genre. Hij vecht nog om te vinden den puur-porsoon-l lijkan slag van het livd .waarin -zjjn „vaart" ;gaat. .dwars door het /rumoer van Mazen rtyd. Moge hy eindelijk och voor ons ringen van eon opon hemel bóven, van eon -wijd uitricht óver de horizonnen van deze aan god-loosheid stervende tjjd. A. WAPENAAR. UIT HET LEVEN VAN EEN ZENDELING Door Dr. J. VAN LONKHUYZEN. Het is mijn voornemen hier enkele zoover ik weet nog niet in Nederland verschenen meiiedealingen te doen uit het leven van don Amerikaanschen zende ling der Geref. Kerk Rev. Jacob Chamberlain MD. DJ). Hy was gedurende een periode van niot minder dan 37 jaren zendeling voor de Geref. Kerk van Ame rika in Inclië. Hij is de vader van den tegenwoor- ■Öigen zendings-director dier Kerk, Zijn standplaats als zendeling in Indië was te MadanupaUe. Dc stam men waaronder hy arbeidde waren (lie -der Telegus. Aleer ik tot de schetsen kom zij het mij veroor loofd eerst eenigo mededeel!r»gen tc doen ov«r dit volk en zijn Hindoeïsme. De Telegus vormen een van de vyf stammen die omstreeks Abrahams tijd Indië vanuit het Noorden binnentrokken en de Penchab (dat is vijf) Konink rijken in lnidië vormden, in de Sanskriet-hteratuur genoemd de „Pancha Dravida" (de vjjf Dravidische Rijken). Ieder rijk had een aparte taal, organisatie enz. De Telegu-stam was de laatste van de vijf die Indië 'binnentrokken. De stam zette zich rondom het tegenwoordig Madras, de Baai van Bengalen, en het grootato deel vain Hyderabad. Een rijk van 500 mijlen lang en 300 mijlen breed. Thans zijn 'er nog 20 mil- lioen van deze stam over. In den tijd tusschcn Mozes en David kwamen de Aryers, ook onze voorouders, Indië binnen. Een gedeelte van 4e Aryers migreerde naar het Westen en trok Europa binnen, een ander deel trok door de Ilimalaya bergen naar Indië. De Aryers spreidden zich over heel Indië uit en leefden vreedzaam met de oorspronkelijke volken. Zaj brachten een geschreven taal, liet Sanskriet, de oudere zuster van dé Europeesohe talen, met rich. In hun Vod as leerden zij een zuiver luonotheisme en onderscheidene goede gedachten omtrent den menech cn de zonde. Later kwamen hierbij/ dc Upanishads (commentaren op de Veda-boeken) en 'de Shastras en Puranas waarin het Hindoeïsme met zijn triade (Brahma, Vishnu en Siva) voor den dag komt. En ook het kasto-systeem geleerd wordt I>c Arj-ers verdoelen diensvolgens rich rel ven in drie kusten. De Brahmanen, geschapen, als zij leerden, uit het hoofd van Brahma; de Ksatrins, of soldatcnkastie, uit do schouders van Brahma voortgekomen; do Vaisyas, of kooplieden en fabrikanten g«Jschapen uit zijn lendenen. De oor spronkelijke bewoners, de Draviden, en andere vroege immigranten, vormden de groote vierde kaste, die ,van de Sudras. Geschnpen, als de Aryers leerden, uit U« heupen van Bruhma. Dit zijn de boeren, arbeiders enz. Deze kaste alleen is weer onderverdeeld in 40 afzonderlijke kasten, die met elkander zelfs niet. eten •wïïlon /noch Jhuwen. En onder deze .staan in .Zuid- Indië de oorspronkelijke bewoners wan het land, de Pariahs, waartoe nok andere niet-'kaste volken in het land belmoren. Degenen die zelfs door aanraking ver ontreinigen. Iedere 'kaste is een aparte schepping -en kan zeggen tot de lagere: „Ga weg van mij, ik ben heiliger dan gij". 'Dit kasfcewezen is Ben der groote hindernissen voor het Evangelie in Indië, dat im mers leert dat God uit eenen bloede het menschel ijk geslacht geschapen heeft. Volgens de Hindoes aijn er vier .afzonderlijke schiep pingen van vier afzonderlijke kasten van mensChen. De 'Brahmanen wisten door hun invloed dit systeem door heel Indië te doen aannemen. Zij, de Brah manen, vormen de priesters en leeraars van Indië. Zij geven den toon aan onder het volk, waaronder zij zich gevestigd hebben. "En zoo leerden ze den In diërs hun godsdienst aannemen. Maar terwijl de drie bovengenoemd Me hoofdgoden bleven, vermenigvul digden zy voor den gewonen man het aantal goden, voor allerlei dagelijkschen .arbeid en behoefte. Zóó, dat thans de Indiër niet minder dan 330.000.000 goden cn godinnen heeft. Het heele land is gevuld met tempels en schrijnen waar dit enorme getal goden ceredicnst van het volk ontvangt De Brahmanen leerden verder de leer der zielsver huizing. Bij den dood gaat de ziel in een ander lichaam over, 'indien men het goede gedaan heeft in een lichaam van hooger orde, indien men het kwade gedaan hoeft in een van lager Eang. Indien na einde- looze verhuizingen de kwade daden door de goede zijn vernietigd en voldoende verdienste is bereikt, dan gaat de ziel over in de godheid en verdwijnt haar persoonlijk bestaan. Dit is-de leer van het Nir vana of absorptie, het hoogste doel van het Hin doeisme. De voorgeschreven verdienste wordt bereikt door strikte inachtneming van de kaste-regels, offeranden, pelgrimstochten, wasschen m heilige rivieren, eere- diensten, .zelfkastijding, kluizenaarsleven, enz. enz. De Hindoes met de Westersche beschaving in aan raking gebracht, houden nog wel vast aan de kaste- regels on uitwendig ritueel, maar gelooven niét meer aan het hier boven beschreven afgodisch heidendom. Sommigen willen terug naar liet oude monoüicisme, zonder koste on afgodendom en ritueel; anderen wil len de zedelijkheid van het .Christendom aannemen zonder Christus. Weer -anderen vervallen tot agnos ticisme. Het land geeft een geweldige -opening voor het Christendom. GOD HOORT HET GEBED Vele jaren geleden ik was nog slechts weinige jaren in Indië zoo vertélt 'Rev. Chamberlain maakte ik een lange 'tocht dr or'het rijk van Hyder abad en verder in -Gentraal-China, preekende en Bij bels uitdeelende. Het was een reis van 1200 mijlen te paard; ze duurde 5 maanden en ging door een wéinig bekend disrict. Ik was gewaarschuwd voor de,gevaren maar achtte het toch mijn plicht om in die streken het Evangelie te brengen. Na 'biddend overleg ging ik. Vier irnboorling-hMlpprecLikers gingen met mij. We hadden twee wagenvrachten bijbels en tradiaten bij ons. Meest m Tetugu taal, inaar ook in andere. Ieder onzer 'kon in twee of drie talen pree kon. Twee cn halve maand waren we al op reis. En •hadden reeds 700 mij] afgelegd en 7000 Bijbels en boeken verkocht. We hmMrm reeds enkele van de gevaren ons meegedeeld ontmoet. Eens waren de poorten van een stad dicht gedaan en wilde men ons. verkondigers van een anderen God, steonigen. Maar fik kreeg permissie nog het volk te mogen toe sproken. aleer men ons steemg-de. Het verhaal van Jezus' liefde aan het kruis, stervende voor onze zon den, maakte zulk een indruk, dat men ons liet gaan. Meer dan één nacht hadden we wakker gelogen, vanwege het brullen van de alles verslindende tij gers, die soms ons kamp omringden, zoodat we den gan9chen nacht oen hoog vuur rondom het kamp gaande moesten houden om niet aangevallen te war den. "We waren door paden in het dichte oenbosch gegaan waar nog daags te vanen mannen door dc tijgers aangevallen en weggesleept waren. Maar het grootste gevaar van de reis moest nog komen. We waren op -onze terugreis. Ik had afgesproken met de bereidvaardige Europeesohe gouvernements-ambtena ren dat rij eem kleine stoomboot de Godavery rivier bij een zeker punt boven den tweedem waterval zon den zenden, die ons daar af zou halen voor de terug reis. Op Mie wijze bon ik in het regenseizoen door de alsdan met koortsen besmette streek bet eerst heen komen. De gewei-dage regens van de monsoon kwamen eer dan verwaoht werd. En kwamen in ongewoon sterke plasregens. De rivier werd drie mijlen breed en tal van dorpen werden door de over de oevers stroomen- do rivier meegesleurd, of verwoest. Toen wij aan de afgesproken plaats kwamen, waar de boot ons wach ten zon was er geen boot We bleven oen week op den natten oever gekampeerd, eiken dag uitziende naar de boot Na 8 dagen kwam er een bode die meedeelde, dat de boot wegens den sterken stroom bij het opvaren een ernstig defect an de machine had mijl door dat natte koortshrengende oerbosch om een boot te krijpen die aan -den tweeden waterval komen zou en ons brengen zou naar den eersten wa terval, waar geregelde communicatie ons wachtte. De gouverneur van het district waarin we waren toen de eerstgenoemde boot niet kwam, kwam ons te hulp door ons dertig koelies van de gouvernementswerken te 1 eenen, die onze tenten, bagage, medicijnkisten en boeken naar het volgende district zouden brengen. Een gewapende macht vergezeldo de koelies om hen van dc se rifveren te weerhouden. Zoo gingen we tot het eind van het district, waar we de breeds rivier over moesten cn in-een ander district kwamen, dat onder inland och gouvernement stoncL Na veel moeite kwa men we over de breede onstuimige rivier en mar cheerden naar de stad langs de rivier waar hot hoofd kwartier van deecn inlandschen oversto was. Daar, na moeitevollen tocht door overstroomd moeras, aan gekomen, verzocht ik hem om koelies cn gidsen om ons langs rijn zijde van de rivier, naar het volgen de district te brengen. Hij antwoordde beleefd dat dit een onmogelijkheid was, in dezen tijd van het EEN AARDIG TRIO Is dit toiot een vaardig trio? Dc twee kleintjes hébhen -op Me Tlicgende Hollan der plaats ,gonomen. Maar de oudste staat er -welhewuBt ,blj. Vader cn moeder waren erg blij mét deze foto, maar ook wij von den ze zoo leuk, (lat -we zc gruag een plaatsje in ons ^Zondagsblad gaven. jaar. De wegen en paden waren oribeguanboar, de koortsen in -de natte iboHHchon en lage landen doode- lijk en de bloeddorstige tijgers uitgehongord, mu do kudden weg waren naai' hooger lunduu. Geen koe lies konden overgehaald worden ons te helpen. Ik trok een groot perkament flrtt dc gouverneur mij medegegeven had, uit mijn zak, en zeide, dat ik be paald de boot bij Men tweeden waterval hebben moest en dat deze „hookam" of „firmau" «an den Nizam hem gelastte voor koelies of voor welke hulp ik noodig had, te zorgen. Toen de ondergouverneur het roode koninklijk zegel zag. veranderde zijn ge heele houding. Hij riep Qp gebiedenden toon tot zijn gewapende attendenten om uit de onfliggcndo dor pen, desnoods mot geweld, 'hét uaiital koelies te brongen, 'dat .ioöer dorp leveren moest, naar don regel. -Ik vroeg om 44 koelies welke ik -wist noodig te hebben. In zeer korten tijd waren ze er. De goe deren werden van de rivier qpgébrartht en voor het huis van liét districtshoofd neergelegd. De goederen werdtm veu'dorild on ieder man stond hij zijn last. Ik deelde hun mede, dat het. mij speet hen noodig te hébben om op zulk een tijd door de „jungle" te gaan, dat. iik, om'te toonon dat ik het wel met hen meende, bun nu bij het Itegin -bet hoog ste loon betaalde voor zulk een afstand on bij aan- komst aan de boot bij den tweedon waterval, ïk nog tweemaal zooveel aan ieder betalen zou. In te genwoordigheid van liét hoofd, ontving dedor zijn geld en /nam het aan en beloofde trouw. Ook de magistraut sprak ze .aan -cn zeide, dat zware straf op desertie stond. Wat een tocht in het -natte moerassige besch be gon nu. De koelies, trots alle beloften, trachten ons af cn toe te verlaten. En moesten met geweld in toom gehouden worden. En toen Ttwam 'bericht, dat de open plaats, waar de gidsen dachten, dat we overnachten konden, vrij van de tijgers, onder wa ter stond. De gidsen wisten -niét wnt te doen. We stonden in modder cn water toen we overlegden. Do gidsen wisten goon raad. En de nnélit naderde snel. Niet anders (lan -oerbosch rondom ons. ,Ga door", beval ik. „Ik zal overleggen wnt ik doen zal", ik reed achteraan. De inboorling-hulp predikers wisten (lat ik rm moeite wns. En dat ik /bad. Ook rij baden. Nog een hut en het zou «lonker 71 Het werd reeds schemer in het hosch. Reeds hoorden we af cn toe hot brullen der honge rige tijgers. O, wat e«m gnbed ging er op in mijn ziel. Meester, Meester pij alleen kimt -ons redden. Van deze wildernis, van deze tijgors, van den vloc.d. Heere toon mij wat te doen." En het antwoord kwam, luide -en duidelijk, alsof een menschel ij lu- stem hét sprak: „Ga links, naar de rivier, -en grj zult gered zyn". Ik vroeg aan de gidsen: „Hoe ver is de rivier links?" „Een mij-L." „Is daar misschien een dorp?" „Neen." „Kunnen we daar vemorhten? „Onmogelijk, de boorden zijn overgoloopcn. Het is de grootste dwaasheid daarheen te gaan." Tk ging weer allewi cn had. En weer kwam dezelfde stcin. Weer riep ik de gidsen: „Is bt misschien een open hoogte, waar wc zouden kunnen vernachten?" „Neen, het is alles vink moerasland." „Is er'mis schien hout ozn een vlot te mwkenT" „Neen, dat is BlIeB w.'ggcspcvéd. En liet. groene lioizt zinkt." „Is er misse-Kien een boot die daar stopt?" „Nooit „Hoelang zou het duren om den oever te 'berci- kd?" „Een hnlf uur, maar mynheer, het is do grootste dwaasheid." „Wat rullen we doen?" „Mijnheer, God weet het, .wij weten het niet," ant woordden ze met wanhoop in hun -oog en -Mem. Wem- ging ik ter zijde cn weer dezelfde stem: „Ga links naar de rivier, en gij zult gered worden". Ik wist dat God sprak. Tk beval de gidsen ons op den koristen weg links nnar de rivier te leiden. Zij protesteerden en zeiden dat toet onzin was tiaar beneden te gaan en daar te kafflnpe®, wnuir de w assende wateren ons weg zouden spoelen. Ik beval luide zoodat olhni het hooren konden: „Gidsen, wijst ons den weg nnar do Godavery rivierl VhigT De gidsen protesteerden hof- tig, ik nep: (Mnonaaml ra vlugl WW M weg naar de rivier!" Zy keken naar mijn 14-inch revolver die ik irtl mijn hand hield vrmr wier boost dut op ons springen zou. Fji dachten dat deze wel eens voor iets anders dnn een heest gebruikt kon worden. „Vooruit" zeide een hunner. Kn re gingen. De licelo partij stond rondom mij. Mijn hulppredikers kekeu (Zie vervolg bladz(jde 2861. JACOB CHAJtBEJIUoAJN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 11