■O
m\j vragend aan. „Daar is hulp bij d:e rivier", zeide
ik kort. Door Gods voorzienigheid waren we juist bij
een boBchputl dat rechtdoor links naar de rivier
leidde. Dat pud volgden we. En in vlugge pas.
„Mijnheer heeft gehoord dat er hulp aan de rivier'
is," zeiden de koelies tot 'elkander. Mijn angst was;
over. Ik wist dat er hulp *vas, maar ik was intens i
31 im wsgierig om te wc'en wat soort hulp. Halt een
mijl van de rivier galoppeerde ik, zoo snel mijn dood-
vcun "il paard kon, vooruit; het pad af naar de
rivier. Nog één sprong uit het bosch en daar lag de
rivier recht voor mij. Wat zag ik? Recht voor mijn
voeten lag een groot plat vaartuig, vast gebonden
met een touw aan een 'boom. Twee mannen waren
bezig er in het wator uit te scheppen. Hoe kwam de
boot daar? „0, mijnheer wees niet boos op ons," zei
don de tweo inboorlingen, die mij voor een ambte-
nuar van het Engelsch gouvernement aanzagen, aan
wie de boot toebehoorde, on dachten dat ik hen be-
Tispcn zou omdat ze met de boot zoo ver afgedwaald
waren. „Wees niet boos, wij 'hebben alles gedaan
wat we konden om de boot niet hier te krijgen, en
ginds ver aan den overkant te blijven, maar het
scheen alsof de boot bezeten was. Vanmorgen waren
we met do'boot nan öe overzijde, aan de bovenrivier
bij ons station, en daar kwam een groote golf die de
touwen losbrak en wij dreven met de boot af. Hoe
meer we werkten om aan de overzijde te komen,
temeer dreven we naar deze zijde. Met alle macht
werkten we om niet aan dezen kant te komen, maar
het scheen of een ongeziene macht de boot over de
rivier duwde en eindelijk landden we hier -en ;gaven
het op en bonden de boot aan deiboomen. Zoo ^spoe
dig de rivier weer stil wordt zullen we de boöt terug
brengen waar zij thuis .hoort. Straf ons uiiet voor üe
boot hier te laten komen, we konden 't (niet 'helpen."
„Heel goed mannen," zeide ik met een bewogen
hurt. .„Gy zult niet gestraft worden. God heeft u hier
gezonden. Verder zeide ik: ,|Ik leg beslag op de boot,
want ik bob bevoegdheid om wat tol het gouverne
ment behoort te gebruiken als ik het noodig heb.
Ik zal u morgen een brief geven aan uw superieur,
zoodat ge niet gestraft wordt." De boot was geheel
voor ons doel geséhikt. 'Groote hooge zijkanten, en
plat voor en achter om het land te bereiken, en ver
der open ruimte. Ze werd tloor het gouvernement ge
bruikt om artillerie, olifanten, enz. over de rivier te
zetten. Hier on daar waren door het gouvernement
langs de rivier zulke booten geplaatst in geval van
nood, bij oproer, enz. En wie had de groote golf be
steld die de boot van zijn touwen knapte? En den
stroom die haar hierheen dreef? Juist waar wij uit
kwamen? Hij die mij gezegd had: „Ga links naar de
rivier, daar is »liu^p." tHij, die mij uitgezonden had om
liet Evangelie tte preekon in dit land en mij beloofd
had: „Ik ben nuet u!"
Do gidsen kswamen met .de koelies on zagen ver
baasd door de hoornen dat ik een groote boot had
cn bezig was ruimte te makon om er de tent in te
spannen. Een boot groot genoeg voor de geheele
partij!
Zij begrepen er niets van. Ooik de hulppredikers
vroegen hoe ik wist Mat daar een boot was. Ik zeide
alleen: „God boort fliet gébed. En dit is zijn ant
woord".
l)e lange tent word over de boot gespannen en be
dekte .heel do boot. Er was ruimte voor allen; ook
voor de bagage. Aan bet eind van de boot, aan de
landzijde, werd een groot kampvuur gemaakt om
het wild gedierte te verhinderen van het land in
dn boot te springen.
En dat wus goed ook. Want de tijgers hadden
ons geroken en we hoorden hen in groot getal brul
len achter het vuur en aan weerszijden in de bos-
schcn. Door het vuur heen konden we hun gloeien
de oogen zien. Do ch wij waren ge red!- Den
volgenden morgen bracht de boot ons naar de be
stemde plaats bij den tweeden waterval, waar na
een paar dagen waahtcii6 de stoomboot arriveerde.
Ik betaalde den mannen wat ik hun beloofd had
en wij vervolgden onze rei» nog 2% maand, soms
door de gevaarlijkste koortsstreken. maar kwamen
veilig thuis mot do lieerlijlke gedachte.: God
hoort het gebedl
DE VERZENEN TEGEN DE PRIKKELS
.(Wtrvolg)
Zij voelde hoe hy haar aankeek en toen ze hem
eveneens aanzag, bemerkte ze m dat oogenblik op
eens dat bij er al «ud begon uit te zien. De fijne
rimpeltjes l>ü de oogen, de diejie groeven om den
mond, de geheele uitdrukking van het gelaat, het
getuigde al van oen leven van inspanning en zorg.
Het werd haar opeens duidelijk dat zij de voorspoed,
dc betrekkelijke weelde der voorbyc jaren, naast God
aan zijn ijver en werkkracht te danken had. En zoo
begreep ze nu ook ten volle wat het zeggen wilde,
als hij zich zou moeten losmaken van zijn moeizaam
verworven bezit. Heft stond voor haar vast nu, dat
Alfreds weigering om zijn vader op te volgen, voor
deze laatste gelijk stond met het vernietigen van zijn
levenswerk. En dit inzicht woog haar zwaar. Aan de
eene zijde stond haar man met het begrijpelijke, lang
gekoesterde ideaal, aan de andere zijde haar zoon,
met eigen toekomstplannen.
„Ja," zei ze, en haar antwoord klonk als een zucht,
„het is wel goed uls we er eerst eens over spreken.
Zou Je denken (lat Alfred bekwaam genoeg zou zijn
om je taak over ie ncinen? Hij is nog zoo jong en hij
heeft nog zoo weinig inzicht in zaken
„Nee," antwoordde hij wat gerokt, maar met dezelf
den opgewekten toon in zyn stem, „natuurlijk is hij
daar nog niet bekwaam voor. Maar we zullen ook niet
zoo onverstandig zijn hem direct aan het hoofd te
plaatsen. Dat hy mettertijd zich de noodige bekwaam-
lieid verwerven zul, daar twijfel ik niet aan."
„En toch is dat nog zoo zeker niet, man. Om een
zaak vooruit te brengen, een fabriek of wat dan
ook. is er meer noodig dun een good stel hersenen."
„Wat dan?" vroeg Veltman verbaasd.
„Daarvoor is noodig liefde tot je werk. Toewijding,
die voortspruit uit de overtuiging dat je je levens
taak gevonden hebt."
Hij glimlachte.
„Je bent als altijd ook in. deze zaak weer even
zwaar en gewichtig. Maar 't is zooals je zegt. Tooli
behoeven we ons wat dit betreft, heelcmaal niet
bezorgd te maken, want welke jongeman zal zulk
een maatschappelijke positie niet aanlokken? Dui
zenden zouden wensdhen in de plaats van onzen
Alfred te zijn. En wat de jongen zelf bötreft, ik
twijfel er geen minuut aan of hij zal met ons be
sluit in de wolken zijn".
„Maar daar twijfel ik juiét wel aan, onaii".
„Kom nöu. dat is nou toch 'de grootste onzin die
je bedenken kunt. Het zal voor mij een prettige
voldoening zijn om het hem straks zelf te zeggen,
maar je begrijpt toch wel, dat hij het allang weet?
Hij heeft natuurlijk op niets anders gerekend.
Waarom lieten we hem anders in de handelsweten
schap studeeren? Trouwens, als de -vader een bloei
ende zaak heelft, is iniets natuurlijker dun dat zijn'
zoon hem opvolgt. En dan: Alfred heeft nooit iets
van tegenzin laten blijken".
„Nee, dat niet, maar soms «kunnen enkele maan
den een rnensdh h'eelemaal verandoren. Weet jij hoe
zijn karakter en aanleg zich ontwikkeld heeft, daar
ginds in de stad? Weet jij of hij soms niet veran
derd is? Kan hij geen andere idealen hebben ge
kregen dan jij??"
Veltman richtte zich, bij de laatste woordfifli zijner
vrouw, overeind in zijn stoel. Opgeschrikt door Men
angst waarmede zij op dit punt doorging, voelde .hij
plots een innerlijke ontroering, die een vluchtige
gloed op zijn gelaat bracht. Maar hij bohoeraohtic
zioh en bande energiek alle vreee voor het misluk
ken van 2ijn plan uit. Toch was het of er angst in
zijn stem doorklonk, toen hij aandrong:
„Weet jij het dan? ITe'b je al met Alfred gespro
ken, of heeft hij jou iets gezegd? 't' Zal er wel op
neerkomen dat je te veel waarde hecht aan een of
ander dwaas gezegde van ham. 't Beste is, dat je
hem /nu maar even bij me stuurt, dan zal 'je zien,
dat alles best in orde komt. Ik weet niet wat je van
daag scheelt, maar liet lijkt wel of je me al het
genoegen van dezen dag ontnemen wilt."
Veltman sprak de laatste woorden eon weinig ver
stoord, maar dat was het niet wat zijn vrouw ziüh
in de eerste plaats aantrök. Haar -man maakte het
haar moeilijk door zijn niet begrijpen, on ze zag an
dat ze duidelijker spreken moeflt, hoe iiard ze het
(ook vond dat ze hem z'n illusie moest ontnemen.
„Kijk eens, man, je ziet niet in 'dat Alfred de voor
hem bestemde werkkring niet begeert on dat neem
ik je niet kwalijk. Ik zelf heb dat-ook niot ingezien
en misschien zou ik het nooit geloofd hebben, als hij
het me zelf dezen middag -niot had gezegd. Alfred
voélt niets voor de fabriek. Een positie, als jij hom
wil geven, lokt ihem niét aan. Hij «hoeft me vanmid-
-dag bekend dat hij zich aangetrokken /gevoelt «tot de
rstudie "in de lettoren
Veltman sprong --op. Een diepe rimpel groefde zich
.in zijn woonhoofd (en zijn gelaat verstrakte. Uit izijn
woorden sprak ingehouden drift.
„Klinkklare onzin, wat je daar vertelt. Een jongen
die nauwelijks op /zijn (eigen boenen kan staan, zal
:me daar -omver gooien (wat zijn vader moeizaam .voor
hem heeft opgebouwd! En dat neem jij ernstig. Ro-
rsalie, jij, <ïie /toch heel goed weet welk oen inspan
ning'en moeite liet mc gekost heoft om het zoover ,te
'brengen. Jij weet hoe ik geploeterd hob van den mor
gen tot 'den avond, rusteloos, de jaren door, en hoe
ik me op deze wijze een bestaan 'heb veroverd. En
nu ik mijn zoon de vrucht van mijn zwoegenden
arbeid wil laten -genieten, nu zou hy niot willen!
Niet willen notoibene! 't Is gewoonweg belaohöHjk!"
Hij lachte werkelijk, maar de zenuwachtige be
wegingen "van zyn gelaat en hunden verrieden zyn
diepe teleurstelling en lelie smart Mevrouw Voltman
-voelde die tranen in haar oogen branden. Zaeht duwde
:ze hem terug .op zijn stoel.
„Maar man, als Alfred er nu eens niot gesdhikt
vor isJe zoudt toch geen positie voor hem wil
len tegen zijn zin? Wij zoeken toch zijn geluk..."
Weer sprong Huiib Veltman op.
Juist, vrouw, we zoeken zijn geluk. Daarvoor bob
ik al die jaren "hard gewerkt, alleen voor zijn gdluk..
En daarom zal hij mijn plaats eenmaal innemen,
omdat we, omdat ik ook, zijn goliik zoek. Wat hem
schijnt te bezielen weet ik niot, maar geloof me, het
zal wel overgaan. En later zal hij me 'dankbaar zijn
■4at ik voet hij stuk gehouden heb. Hoe is hij er juist
dezen middag zoo over begonnen?"
Mevrouw Veltman vertelde alles wat er gebeurd1
was. Maar hij luisterde niet eens opmerkzaam. De'
hoofdzaak nam hem zoo in beslag, dat de details hem
ontgingen. Dat Alfred hem niet wilde opvolgen, dat
was het wat hem innerlijk een geweldige schok gaf.
Wat hij dan wel wilde, dat kwam er niet op aan.
Dat gleed alles langs cüen ouden Veltman heen, op
dit oogenblik. Zelfs toen zijn vrouw sprak van dat
meisje, dat in Alfreds leven gekomen was, toonde
hij geen verhoogde belangstelling. Hij staarde maar
op dat eene punt: Alfreds weigering.
„In elk geval," besloot hij. toen zijn vrouw (uitge
sproken was, „ik wil den jongen hier hebban, nn
terstond. Stuur bfean bij me en wees er van verze
kerd dat ik hem voor mijn wil zal doen bukken. Nim
mer zal ik aan zijn dwansheid toegeven."
„Maar man," waagde ze nog kn het midden te bren
gen, „zou het niet beter zijn als je alles eerst nog
eens overdacht en tot morgen wachtte..."
Maar daar wilde Veltman niet van hooren.
„Niet noodig. Ik weet wat me te doen staat. Maak
je niet ongerust, er zullen geen harde woorden noo
dig .zijn. Ik twijfel cr niet aan of oen verstandig
woord zal hem wel het rechte inzicht geven. Jij habt
natuurlijk teveel met hnm meegepraat, vanmiddag.
Maar ga nn, en laat Alfred hier komen."
Verre van gerustgesteld verwijderde Mevrouw
Veltman zich om aan den wensoh van haar man te
voldoen. Ze was er lang niet zeker van dat Alfred
zich door zyn vader zou laten overhalen of dwingen.
En dat haar man zou Loogt-veh achtte zc heeleinaal
uitgesloten. Als dit alles uitliep op een conflict tus-
sohen vader en zoon, wat moest daar dan van wor
den? Zeker, wat Alfreds persoonlijke verhouding tot
den God van zijn leven betrof, dat had ze in gobeds-
overgave in des Hoeren handen gelegd, zoodat haar
verwachting, dat hij eens tot inkeer komen zou. zich
grondde in zekerheid. Maar al dat andere, dat het
geluk van hun gezinsleven dreigde te verstoren, dat
verontrustte, dat bezwaarde haar. En ze gevoelde
met klem hoe noodig bet was, dat ze ook wat dit aan
GOEDE RAAD, DIE WIJ GRATIS GEVEN
Héb zelfvertrouwen, wees innerlijk evenwichtig en
in harmonie met uw arbeid en zorg er voor licha
melijk in goede conditie te zijn.
ging haar zorgen op haar God moest wentelen, op
dat ze in dien weg van gebedsworsteling zou komen
tot inzicht en vertrouwen.
'Huib Veltman was alleen in het vertrek achter-
-achtorgehleven. 1-Iij zat met het hoofd in d'e handen
gesteund, de ellebogen op de tafel. Allerlei gedachten
warden in zijn hoofd dooreen. Hij dacht aan de
moeilijke jaren die voorbij waren, aan al de opoffe
ringen die hij zioh getroost had1. Hij herinnerde zich
hoe juist de laatste jaren Me gedachte aan zijn zoon
hem mot dubbele inspanning had doen werken.
Soms had 'hij er wel eens aan gedacht hoe vreeselijK
het zou zijn als hij zijn kind zou moeten verliezen.
Hoevele ouders zijn er niet, die hun ikind aan den]
dood moeten afstaan. Een enkele maal had' dit hem
beangst, hoe wéinig hij zich anders ook denkbeeldige
moeilijkheden sdhiep. Maar dat zijn zoon eenmaal
volwassen geworden, de door zijn vader voor hem
gevonden levenstaak zou afwijzenneen, daar had
hij zelfs in do verte niet aan. gedacht. Nu trof het
hem als een .fllyg, waarvan hij zich. maar het hem.
voorkwam, nooit geheed herstellen zou.
(Wordt vervolgd)t
VARIA
OOGSTFEEST
Do oogsttijd is in vollen gang. Op de velden staaa
de schaven als soldaten in 't gelid en de boer ben
leeft .zijn 'drukste Magen.
Het hooi is reeds binnen. Krakend hébben 'de
lióógopgeladen wagens hun gouden vracht gevoerd
langs de eenzame binnenwegen, door .liet rustige
dorp, Iniistoe. En nu is het graan aan de beurt. Door
een groot gedeelte van de boerenbevolking worden
nu de oogstfeesten gevierd, iedere provincie naaïi
haar .aard. We zullen eens een kijkje gaan nemen
in Twonthe, dat outle, interessante land van tegen
stellingen,; ongerepte natuur naast <op den spits ge
dreven menschelijke uitvindingen, een gelukkige
vereeniging van oud en 'nieuw. De trook van de
grootséhe, hoogst 'moderne 'fabrieken drijft over
heidevelden, eon eldorado voor de oudhedenzoe-
kers mot hun grafheuvels irïjk aan urnen, mun
ten -en andere schatten. Denk «eonB -aan de Schanse,
eun Germaansch grafveld in Me buurtschap Haarle,
waar men de overblijfselen heeft gevonden van een
GormaanatJhon étam, Mie daar geleefd schijnt te heb
ben tat do komst dor Saksen, dus tot circa 400 ma
Ghristus. 'En zoo zijn er nog vele; géén heide is zoo
romantisch on vol herinneringen aan warvlogen tij-
don als Mc Twentsche.
Het 'hoofdproduct van den Twentsohon landbouw,
is rogge. Wanneer hot .maaien oohter den rug is»
wordt het werkvolk op liet land getractecrd.
Dat er wel eens -wat meer 'gedronken wordt -dan
wenscholijk is, betreuren we natuurlijk.
Dit oogstfeest noemt mon .„stoppelhanenV. Men
heeft langen tijd gezocht naar een verklaring voor
•het woord „hanen", maar ton slotte gevonden in het
feit, dat de boeren over de Duitsche grens bij hun
oogstfeest een houten haan, versierd met bloemen
cn groen, op hun latste karrevracht steken, terwijl
het woord „stoppel" zichzelf verklaart, nl. de over
gebleven stengeldeelen van het afgemaaide graan.
Ook in Golderland treft men nog aardige oogst
feesten aan. Het meest békende is dat van ,,'t olde
wief". Dit is de naam voor de laatste schoven van.
het veld, die op kunstige en stevige wijze bij el
kaar gevoegd, met bloemen en takken opgesierd, en
ten slotte aan een langen stok gestoken, in optocht
naar liet huis van den /boer gedragon worden. Dit
„élde wief" wordt de boerin aangeboden, waarna
oen vroolijke rondedans volgt in het huis, om het
„olde wief" ;heen en ook gedurende de rest van Men
dag laat de stemming niets te wenschen .over.
Zoo worden dus, in dezen tijd, op het land, .onqp*
gemeékt door -de meeste stedelingen, in allen een-
woud on volgons oude, geliefde tradities, de /mooie
en zinrijke feeston gevierd van den oogst.
NIEUWE LUCIFERS
Uit Weonon kwam het bericht dat de aldaar wo
nende scheikundige, Dr. Ferdinand Ringer, een
veiligheids-lucifer heeft gepatenteerd, die, ofschoon
zy slechts de afmetingen van een gewone zooge
naamde Zweedaohe lucifer heeft, zeshonderd maal
op de gebruikelijke wijze kan aangestoken worden,
dus door haar -over een phosphoorlïoudend vlak te
strijken. Dr. Ringer gelukte liét een nieuwe schei
kundige samenstelling te ontdekken, die niet ont
plofbaar is, waarvun hij de 'luciferhoutjes voorziet.
Die worden in capsule-vormige doosjes verpakt, die
met een inhoud van 5 4 6 stuks van de nieuwe luci
fers In de.n handel worden gébracht. Dit kleine
auntal nieuwe lucifore staat gelijk met ongeveer
drieduizend stuks van de gewone Zweedsdhe lucilere
Zij zijn echter ongeschikt voor het gebruik -in tropi
sche landen, maar geven alle roden tot tevredenheid
in gewesten mirt, een gematigd klimaat Onderhan
delingen over don aankoop van het patent moeten
reeds door een Japansch syndicaat en ook door een
Ajnerikoansuhe firma geopend zyn.
GLIMLACHJES.
ALTIJD VAKMAN
Je bont oud geworden, waarde vriandl- bet
groette oen bekende operazanger den kapelmeester
dien hy sedert zijn jongelingsjaren niet meer ge
zien had; hoe gaat liet er mee?
A-dur
A-dut.Wat liedoél je?
Drie kruizen: vrouw un twee doclïtersl
O
'283
jjMaar God, eens, in teen transparante scheppings-
stande
eneedt Gij miy in Mb arog, Uw icigen JijMenskruis."
Gedurfde visie; maar: hoe brengt de dichter die
over <op zichzelf? Wordt de -beeldspraak zoo /niet
.valsóh? Ik vind het vore vooral in de slotstrofen niet
geslaagd.
Het vers JDe Stervende" is eenvoudig en daarom
Eüiwer, oak van beeldspraak.
Zij zog mij >aan, Me 'kelk van haar /gezidUt
«mos witter -dan albast waarover zuiver
bet zachte lichten van haar oogen vidL
Toen tilde God omihoog haar blijde -ziel
en sloot bij 't laatste acfemliaht gehuivcr
•de groote hlaemen van haar .oogen dicht
De verzen van Jan "H. Me Groot zijn ongelijk van
waarde, izaoals ze .zeer -onderadlieiden -zijn m hun
genre. Hij vecht nog om te vinden den puur-porsoon-l
lijkan slag van het livd .waarin -zjjn „vaart" ;gaat.
.dwars door het /rumoer van Mazen rtyd. Moge hy
eindelijk och voor ons ringen van eon opon hemel
bóven, van eon -wijd uitricht óver de horizonnen van
deze aan god-loosheid stervende tjjd.
A. WAPENAAR.
UIT HET LEVEN VAN EEN ZENDELING
Door Dr. J. VAN LONKHUYZEN.
Het is mijn voornemen hier enkele zoover ik weet
nog niet in Nederland verschenen meiiedealingen te
doen uit het leven van don Amerikaanschen zende
ling der Geref. Kerk Rev. Jacob Chamberlain
MD. DJ).
Hy was gedurende een periode van niot minder
dan 37 jaren zendeling voor de Geref. Kerk van Ame
rika in Inclië. Hij is de vader van den tegenwoor-
■Öigen zendings-director dier Kerk, Zijn standplaats
als zendeling in Indië was te MadanupaUe. Dc stam
men waaronder hy arbeidde waren (lie -der Telegus.
Aleer ik tot de schetsen kom zij het mij veroor
loofd eerst eenigo mededeel!r»gen tc doen ov«r dit
volk en zijn Hindoeïsme.
De Telegus vormen een van de vyf stammen die
omstreeks Abrahams tijd Indië vanuit het Noorden
binnentrokken en de Penchab (dat is vijf) Konink
rijken in lnidië vormden, in de Sanskriet-hteratuur
genoemd de „Pancha Dravida" (de vjjf Dravidische
Rijken). Ieder rijk had een aparte taal, organisatie
enz. De Telegu-stam was de laatste van de vijf die
Indië 'binnentrokken. De stam zette zich rondom het
tegenwoordig Madras, de Baai van Bengalen, en het
grootato deel vain Hyderabad. Een rijk van 500 mijlen
lang en 300 mijlen breed. Thans zijn 'er nog 20 mil-
lioen van deze stam over. In den tijd tusschcn Mozes
en David kwamen de Aryers, ook onze voorouders,
Indië binnen. Een gedeelte van 4e Aryers migreerde
naar het Westen en trok Europa binnen, een ander
deel trok door de Ilimalaya bergen naar Indië.
De Aryers spreidden zich over heel Indië uit en
leefden vreedzaam met de oorspronkelijke volken. Zaj
brachten een geschreven taal, liet Sanskriet, de
oudere zuster van dé Europeesohe talen, met rich.
In hun Vod as leerden zij een zuiver luonotheisme
en onderscheidene goede gedachten omtrent den
menech cn de zonde. Later kwamen hierbij/ dc
Upanishads (commentaren op de Veda-boeken) en
'de Shastras en Puranas waarin het Hindoeïsme met
zijn triade (Brahma, Vishnu en Siva) voor den dag
komt. En ook het kasto-systeem geleerd wordt
I>c Arj-ers verdoelen diensvolgens rich rel ven in
drie kusten. De Brahmanen, geschapen, als
zij leerden, uit het hoofd van Brahma; de
Ksatrins, of soldatcnkastie, uit do schouders van
Brahma voortgekomen; do Vaisyas, of kooplieden en
fabrikanten g«Jschapen uit zijn lendenen. De oor
spronkelijke bewoners, de Draviden, en andere vroege
immigranten, vormden de groote vierde kaste, die
,van de Sudras. Geschnpen, als de Aryers leerden, uit
U« heupen van Bruhma. Dit zijn de boeren, arbeiders
enz. Deze kaste alleen is weer onderverdeeld in 40
afzonderlijke kasten, die met elkander zelfs niet. eten
•wïïlon /noch Jhuwen. En onder deze .staan in .Zuid-
Indië de oorspronkelijke bewoners wan het land, de
Pariahs, waartoe nok andere niet-'kaste volken in het
land belmoren. Degenen die zelfs door aanraking ver
ontreinigen. Iedere 'kaste is een aparte schepping -en
kan zeggen tot de lagere: „Ga weg van mij, ik ben
heiliger dan gij". 'Dit kasfcewezen is Ben der groote
hindernissen voor het Evangelie in Indië, dat im
mers leert dat God uit eenen bloede het menschel ijk
geslacht geschapen heeft.
Volgens de Hindoes aijn er vier .afzonderlijke schiep
pingen van vier afzonderlijke kasten van mensChen.
De 'Brahmanen wisten door hun invloed dit systeem
door heel Indië te doen aannemen. Zij, de Brah
manen, vormen de priesters en leeraars van Indië.
Zij geven den toon aan onder het volk, waaronder
zij zich gevestigd hebben. "En zoo leerden ze den In
diërs hun godsdienst aannemen. Maar terwijl de drie
bovengenoemd Me hoofdgoden bleven, vermenigvul
digden zy voor den gewonen man het aantal goden,
voor allerlei dagelijkschen .arbeid en behoefte. Zóó,
dat thans de Indiër niet minder dan 330.000.000 goden
cn godinnen heeft. Het heele land is gevuld met
tempels en schrijnen waar dit enorme getal goden
ceredicnst van het volk ontvangt
De Brahmanen leerden verder de leer der zielsver
huizing. Bij den dood gaat de ziel in een ander
lichaam over, 'indien men het goede gedaan heeft in
een lichaam van hooger orde, indien men het kwade
gedaan hoeft in een van lager Eang. Indien na einde-
looze verhuizingen de kwade daden door de goede
zijn vernietigd en voldoende verdienste is bereikt,
dan gaat de ziel over in de godheid en verdwijnt
haar persoonlijk bestaan. Dit is-de leer van het Nir
vana of absorptie, het hoogste doel van het Hin
doeisme.
De voorgeschreven verdienste wordt bereikt door
strikte inachtneming van de kaste-regels, offeranden,
pelgrimstochten, wasschen m heilige rivieren, eere-
diensten, .zelfkastijding, kluizenaarsleven, enz. enz.
De Hindoes met de Westersche beschaving in aan
raking gebracht, houden nog wel vast aan de kaste-
regels on uitwendig ritueel, maar gelooven niét meer
aan het hier boven beschreven afgodisch heidendom.
Sommigen willen terug naar liet oude monoüicisme,
zonder koste on afgodendom en ritueel; anderen wil
len de zedelijkheid van het .Christendom aannemen
zonder Christus. Weer -anderen vervallen tot agnos
ticisme. Het land geeft een geweldige -opening voor
het Christendom.
GOD HOORT HET GEBED
Vele jaren geleden ik was nog slechts weinige
jaren in Indië zoo vertélt 'Rev. Chamberlain
maakte ik een lange 'tocht dr or'het rijk van Hyder
abad en verder in -Gentraal-China, preekende en Bij
bels uitdeelende. Het was een reis van 1200 mijlen
te paard; ze duurde 5 maanden en ging door een
wéinig bekend disrict. Ik was gewaarschuwd voor
de,gevaren maar achtte het toch mijn plicht om in
die streken het Evangelie te brengen. Na 'biddend
overleg ging ik. Vier irnboorling-hMlpprecLikers gingen
met mij. We hadden twee wagenvrachten bijbels en
tradiaten bij ons. Meest m Tetugu taal, inaar ook in
andere. Ieder onzer 'kon in twee of drie talen pree
kon. Twee cn halve maand waren we al op reis. En
•hadden reeds 700 mij] afgelegd en 7000 Bijbels en
boeken verkocht. We hmMrm reeds enkele van de
gevaren ons meegedeeld ontmoet. Eens waren de
poorten van een stad dicht gedaan en wilde men
ons. verkondigers van een anderen God, steonigen.
Maar fik kreeg permissie nog het volk te mogen toe
sproken. aleer men ons steemg-de. Het verhaal van
Jezus' liefde aan het kruis, stervende voor onze zon
den, maakte zulk een indruk, dat men ons liet gaan.
Meer dan één nacht hadden we wakker gelogen,
vanwege het brullen van de alles verslindende tij
gers, die soms ons kamp omringden, zoodat we den
gan9chen nacht oen hoog vuur rondom het kamp
gaande moesten houden om niet aangevallen te war
den. "We waren door paden in het dichte oenbosch
gegaan waar nog daags te vanen mannen door dc
tijgers aangevallen en weggesleept waren. Maar het
grootste gevaar van de reis moest nog komen. We
waren op -onze terugreis. Ik had afgesproken met de
bereidvaardige Europeesohe gouvernements-ambtena
ren dat rij eem kleine stoomboot de Godavery rivier
bij een zeker punt boven den tweedem waterval zon
den zenden, die ons daar af zou halen voor de terug
reis. Op Mie wijze bon ik in het regenseizoen door de
alsdan met koortsen besmette streek bet eerst heen
komen.
De gewei-dage regens van de monsoon kwamen eer
dan verwaoht werd. En kwamen in ongewoon sterke
plasregens. De rivier werd drie mijlen breed en tal
van dorpen werden door de over de oevers stroomen-
do rivier meegesleurd, of verwoest. Toen wij aan de
afgesproken plaats kwamen, waar de boot ons wach
ten zon was er geen boot We bleven oen week
op den natten oever gekampeerd, eiken dag uitziende
naar de boot Na 8 dagen kwam er een bode die
meedeelde, dat de boot wegens den sterken stroom
bij het opvaren een ernstig defect an de machine had
mijl door dat natte koortshrengende oerbosch om
een boot te krijpen die aan -den tweeden waterval
komen zou en ons brengen zou naar den eersten wa
terval, waar geregelde communicatie ons wachtte. De
gouverneur van het district waarin we waren toen
de eerstgenoemde boot niet kwam, kwam ons te hulp
door ons dertig koelies van de gouvernementswerken
te 1 eenen, die onze tenten, bagage, medicijnkisten en
boeken naar het volgende district zouden brengen.
Een gewapende macht vergezeldo de koelies om hen
van dc se rifveren te weerhouden. Zoo gingen we tot het
eind van het district, waar we de breeds rivier over
moesten cn in-een ander district kwamen, dat onder
inland och gouvernement stoncL Na veel moeite kwa
men we over de breede onstuimige rivier en mar
cheerden naar de stad langs de rivier waar hot hoofd
kwartier van deecn inlandschen oversto was. Daar,
na moeitevollen tocht door overstroomd moeras, aan
gekomen, verzocht ik hem om koelies cn gidsen om
ons langs rijn zijde van de rivier, naar het volgen
de district te brengen. Hij antwoordde beleefd dat
dit een onmogelijkheid was, in dezen tijd van het
EEN AARDIG TRIO
Is dit toiot een vaardig trio? Dc twee
kleintjes hébhen -op Me Tlicgende Hollan
der plaats ,gonomen. Maar de oudste staat
er -welhewuBt ,blj. Vader cn moeder waren
erg blij mét deze foto, maar ook wij von
den ze zoo leuk, (lat -we zc gruag een
plaatsje in ons ^Zondagsblad gaven.
jaar. De wegen en paden waren oribeguanboar, de
koortsen in -de natte iboHHchon en lage landen doode-
lijk en de bloeddorstige tijgers uitgehongord, mu do
kudden weg waren naai' hooger lunduu. Geen koe
lies konden overgehaald worden ons te helpen. Ik
trok een groot perkament flrtt dc gouverneur mij
medegegeven had, uit mijn zak, en zeide, dat ik be
paald de boot bij Men tweeden waterval hebben
moest en dat deze „hookam" of „firmau" «an den
Nizam hem gelastte voor koelies of voor welke hulp
ik noodig had, te zorgen. Toen de ondergouverneur
het roode koninklijk zegel zag. veranderde zijn ge
heele houding. Hij riep Qp gebiedenden toon tot zijn
gewapende attendenten om uit de onfliggcndo dor
pen, desnoods mot geweld, 'hét uaiital koelies te
brongen, 'dat .ioöer dorp leveren moest, naar don
regel. -Ik vroeg om 44 koelies welke ik -wist noodig
te hebben. In zeer korten tijd waren ze er. De goe
deren werden van de rivier qpgébrartht en voor het
huis van liét districtshoofd neergelegd.
De goederen werdtm veu'dorild on ieder man stond
hij zijn last. Ik deelde hun mede, dat het. mij speet
hen noodig te hébben om op zulk een tijd door de
„jungle" te gaan, dat. iik, om'te toonon dat ik het wel
met hen meende, bun nu bij het Itegin -bet hoog
ste loon betaalde voor zulk een afstand on bij aan-
komst aan de boot bij den tweedon waterval, ïk
nog tweemaal zooveel aan ieder betalen zou. In te
genwoordigheid van liét hoofd, ontving dedor zijn
geld en /nam het aan en beloofde trouw.
Ook de magistraut sprak ze .aan -cn zeide, dat
zware straf op desertie stond.
Wat een tocht in het -natte moerassige besch be
gon nu. De koelies, trots alle beloften, trachten ons
af cn toe te verlaten. En moesten met geweld in
toom gehouden worden. En toen Ttwam 'bericht, dat
de open plaats, waar de gidsen dachten, dat we
overnachten konden, vrij van de tijgers, onder wa
ter stond. De gidsen wisten -niét wnt te doen. We
stonden in modder cn water toen we overlegden.
Do gidsen wisten goon raad. En de nnélit naderde
snel. Niet anders (lan -oerbosch rondom ons.
,Ga door", beval ik. „Ik zal overleggen wnt ik
doen zal", ik reed achteraan. De inboorling-hulp
predikers wisten (lat ik rm moeite wns. En dat ik
/bad. Ook rij baden. Nog een hut en het zou «lonker
71 Het werd reeds schemer in het hosch.
Reeds hoorden we af cn toe hot brullen der honge
rige tijgers. O, wat e«m gnbed ging er op in mijn ziel.
Meester, Meester pij alleen kimt -ons redden. Van
deze wildernis, van deze tijgors, van den vloc.d. Heere
toon mij wat te doen." En het antwoord kwam, luide
-en duidelijk, alsof een menschel ij lu- stem hét sprak:
„Ga links, naar de rivier, -en grj zult gered zyn".
Ik vroeg aan de gidsen: „Hoe ver is de rivier
links?" „Een mij-L." „Is daar misschien een
dorp?" „Neen." „Kunnen we daar vemorhten?
„Onmogelijk, de boorden zijn overgoloopcn. Het is
de grootste dwaasheid daarheen te gaan." Tk ging
weer allewi cn had. En weer kwam dezelfde stcin.
Weer riep ik de gidsen: „Is bt misschien een open
hoogte, waar wc zouden kunnen vernachten?"
„Neen, het is alles vink moerasland." „Is er'mis
schien hout ozn een vlot te mwkenT" „Neen, dat is
BlIeB w.'ggcspcvéd. En liet. groene lioizt zinkt."
„Is er misse-Kien een boot die daar stopt?" „Nooit
„Hoelang zou het duren om den oever te 'berci-
kd?" „Een hnlf uur, maar mynheer, het is do
grootste dwaasheid." „Wat rullen we doen?"
„Mijnheer, God weet het, .wij weten het niet," ant
woordden ze met wanhoop in hun -oog en -Mem. Wem-
ging ik ter zijde cn weer dezelfde stem: „Ga links
naar de rivier, en gij zult gered worden". Ik wist dat
God sprak. Tk beval de gidsen ons op den koristen
weg links nnar de rivier te leiden. Zij protesteerden
en zeiden dat toet onzin was tiaar beneden te gaan
en daar te kafflnpe®, wnuir de w assende wateren ons
weg zouden spoelen. Ik beval luide zoodat olhni het
hooren konden: „Gidsen, wijst ons den weg nnar do
Godavery rivierl VhigT De gidsen protesteerden hof-
tig, ik nep: (Mnonaaml ra vlugl WW M weg
naar de rivier!" Zy keken naar mijn 14-inch revolver
die ik irtl mijn hand hield vrmr wier boost dut op
ons springen zou. Fji dachten dat deze wel eens voor
iets anders dnn een heest gebruikt kon worden.
„Vooruit" zeide een hunner. Kn re gingen. De licelo
partij stond rondom mij. Mijn hulppredikers kekeu
(Zie vervolg bladz(jde 2861.
JACOB CHAJtBEJIUoAJN