\anVanJaa
3
Het Communisme in de Practijk
VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1931 1
DERDE BLAD PAG. 9
Nadruk verboden
Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen
EEN OPENLIJKE ERKENNING
Onzerzijds is hier reeds eenige malen ge
wezen op den slechten gang der sowjet-
bedrijven, waarin niet alleen geen verbete
ring is te hespeuren, doch integendeel een
voortdurende en geleidelijke verergering
optreedt De opperste economische raad
der sowjet-unie iheeft nu. een beslissing ge
publiceerd over hetzelfde onderwerp en wij
kunnen niets beters doen dan het oordeel
van dit college, dat zeker wel als deskun
dig kan worden beschouwd en dat de toe
stand niet in een té donker licht zal
plaatsen, letterlijk te laten volgen. Het stuk
is gedateerd Moskou, 4 September 1931, en
luidt als vólgt:
geen schuld hebben en zonder de aanmer
kingen en vaak de handtastelijkheden der
arbeiders te moeten aanvaarden. In ieder
geval is nu voor de eooveelste maal vast
gesteld, dat die 'bureau's uitgedund moeten
worden en de technici met ervaring naar
de fabrieken gestuurd moeten worden.
Voorts moeten bestellingen voor reserve-
deelen dezer fabrieken en voor herstellin
gen in geval van averij altijd voor het ove
rige werk worden verricht op iedere fa
briek. Met deze frase maken de leiders zich
siteeds eraf; altijd wordt het werk urgent
verklaard, im de eerste plaats, enz. Als zoo
oen papieren besluit eenige uitwerking heeft
beteekent het, dat het eene gat met het an
dere gestopt wordt. Want dan komen mor
gen de bouwbedrijven en de papierindustrie
en de spoorwegen en de tractorsttations
Gehoord de rapporten «n „Staal", „Oost- ^r^Wen dkt rtj niet vërteT kTlien
aal" en van de gevolmachtigden van liet d„, i„ rt.l
van de gevolmachtigden
partijbestuur der communistische partij en
van den raad van volkscommissarissen op
de fabrieken in het Zuiden, constateert het
presidium van den oppersten economisohen
raad der sowjet-unie de uiterst onbevredi
gende uitvoering van het productiepro
gramma en van het plan voor de uitbrei
dingen op de metallurgische fabrieken voor
de ijzerproductie.
Als resultaat van de slechtere technische
en economische leiding is de leiding der
afdeelingen achteruitgegaan en eveneens
het verband tusschen het. werk der ver
schillende fabrieksafdeelingen onderling,
de fabrieksruimten en plaatsen zijn over-
hoopt met afval, gebroken voorwerpen, en
ongeloofelijk verwaarloosd; het aantal ave
rijen en technische mankementen is toe
genomen; afgenomen is de aandacht voor
■het dagelijksche rationalisatiewerk ter ver
betering van de functioneering der werken
de aggregaten; de toestand der mechanis
men is op ontoelaatbare wijze verwaarloosd,
de herstellingen worden planloos uitge
voerd; het fabriekstransport, de hulpafdee-
lingen en die voor het vuurvaste materiaal
zijn achtergebleven en werken uiterst on
bevredigend.
De zakelijke en technische leiding heeft
de beteekenis van de mechanisatie onder
schat bij het gebrek aan arbeidskrachten.
De organisatie van den arbeid lijdt aan
een serie van de ergste misstanden. Er
heerscht een ontoelaatbare nivelleering in
de arbeidsloonen; het systeem van. stuk
werk is practisch geliquideerd.
Tot zooverre de sowjet-leiders. Wanneer
al deze feiten als algemeene gebreken wor
den gekarakteriseerd, en zelfs de officieele,
gebruikelijke opmerking, dat deze gebreken
bestaan naast vele successen is weggela
ten, vraagt men zich af wat er dan eigen
lijk deugt in die sowjet-bedrijven, waar de
machines kapot zijn, de leiding haar taak
niet begrijpt, en de arbeid allerslechtst ge
organiseerd is.
Dit vernietigende oordeel van het' hoog
ste economische college neemt natuurlijk
niet weg, dat de sowjetpers gewoon door
gaat met haar opgeschroefde artikeltjes
over de schitterende resultaten, prestaties en
vorderingen van diezelfde industrie. Men
ziet hieruit weer eens een keer te meer, hoe
al dit hoera-geschreeuw van. nul en geener
waarde is. Trouwen, de monopolisten der
publicatie in de sowjet-unie nemen niet
eens de moeite om in dezelfde krant, waarin
deze beslissing is gepubliceerd, iets voor
zichtiger te zijn in hun ophemelarij. De
stroom der berichten, over de „heldhaftige
pogingen" der keurtroepen op allerlei ge
bied vloeit ongestoord verder, alsof er geen
vuiltje aan de lucht is-
En welke maatregelen-stelt men nu voor
om aan deze wantoestanden een einde te
maken? Wij zullen de technische voor
stellen buiten beschouwing laten, omdat zij
voor den doorsnee-lezer niet te volgen zijn.
Op zichzelf zijn zij echter merkwaardig ge
noeg en de vraag rijst of deze algemeene
leiding in staat zal zijn ook maar de min
ste verbetering te bereiken. Want al die
technische voorstellen bevatten niets dan
waarheden als koeien, waarvan in ons land
ieder leerling van een middelbaar techni
sche school volkomen op de hoogte is. Als
men dergelijke dingen nog aan de huidige
leiders der sowjet-bedrijven moet gaan ver
tellen, ziet 'het er inderdaad treurig uit.
Wij zullen ons derhalve slechts bezig
houden 'met de organisatorische en sociale
maatregelen,, die worden voorgesteld. Ook
daarbij is niet veel nieuws, niets dat niet
reeds tallooze malen is gelast en aanbevolen
maar dat nooit verder dan het paipier der
instructie is gekomen.
Allereerst dan de geweldige vondst, dat
èr technici naar de fabrieken moeten. Dat
weten wij hier ook zonder sowj et-ervarin
gen. Maar in Rusland is dat ingewikkelder,
want daar „werken" de technici, echter
niet in een bedrijf wanneer het him eenigs-
zins kan gelukken uit zoo'n chaos weg te
komen. Zij hebben een onderkomen gezocht
in de tallooze kantoren van controleerende
en reguleerende lichamen, nvaar zij aan hun
bureau kunnen werken zonder het risico te
ïoopen van hun collega's in een fabriek om
«angeklaagd te worden voor allerlei wer
kelijke of vermeende fouten, waaraan zij j
omdat zij hét bestelde niet krijgen. Ln de
zelfde Izwestia van 8 September staat dan
ook met veel ophef vermeld, dat de kolen
mijnen in de eerste plaats hun bestellingen
zullen ontvangen. Nu is de metallurgie
blijkbaar tot de nulde plaats bevorderd
Evenwel zijn zulke voorschriften, die dage
lijks bij tientallen worden uitgegeven,
slechts welkome papieren voor fabrieks-
directies om zich erachter te verschuilen en
geen hunner klanten het bestelde op tijd te
leveren.
Wat de arbeiders betreft wordt natuur
lijk gehamerd op het bekende aambeeld,
dat stukloon moet worden ingevoerd, dat de
hetere arbeiders hoogere loonen moeten
krijgen, datt er voor jneer levensmiddelen
en kleeren gezorgd moet worden, alles reeds
ui't den treure bekend, en het laatste de
zooveelste officieele erkenning, dat de voor
werpen, die een arbeider kan koopen, vol
strekt onvoldoende zijn voor het allerbe-
scheidenste levensonderhoud. Maar er is
niets meer, en wanneer men een categorie
meer geeft, kan dat slechts bereikt worden
door het van een andere af te nemen.
In verband met hetgeen iwdj de laatste
maal schreven over de wandluizenplaag is
het veelzeggend, dat in de woningnood moet
worden voorzien door den bouiw van b a-
rakken van het kamertype.
Zesduizend gedemobiliseerde soldaten en
de noodige krachten uit de collectieve boer
derijen moeten bijeengehaald worden om
het tekort aan arbeiders aan te vullen; pas
heeft men hetzelfde liedje gezongen voor
kolenmijnen en nu komt de metallurgie aan
de beurt.
Evenwel is er een maatregel voorgesteld,
die praotisc-he uitwerking zou kunnen heb-
maar waarvan wij durven verzekeren,
zij zeker niet zal worden doorgezet Er
wordt n.1. aan de partijorganisaties en de
vakvereenigingen verzocht de menschen
naar dé fabriek terug te zendén, die zij ge
durende de laatste jaren heeft bevorderd in
baantjes van alle soort sowj et- en „maat-
schapipelijke" organisaties. Dat zijn er in
derdaad veile duizenden, maar geen van
hen zal het controleuntje spelen en hetrond-
loopen met de portefeuille onder den arm
willen opgeven, om weer terug te gaan Daar
de fabriek, waaruit zij zich omhoog gewerkt
hebben dppr ais „oedamik" op te treden of
op soortgelijke wijze. De sowj et-regeering
zal zich wel tienmaal bedenken eer zij de
ze mensdhen van zich afstoot en zoodoende
ook de promotiekansen voor anderen, die
nu „oedamik" rijn, vernietigt. Dat zijn
juist de lagen van haar aanhangers, waar
door zij de massa in bedwang kan houden.
Tenslotte een maatregel, die voor zichzelf
spreekt Loon voor uren, dat niet wordt ge-
DE RIJKSMIDDELEN
OVER DE MAAND AUGUSTUS
De Rijksmiddelen hebben in de afgeloopen
maand opgebracht f 29.732.894 t.egen
f 37.930.860 in dezelfde maand van het vorig
jaar.
Zooals bekend is, komt de post grondbe
lasting dit jaar slechts voor Vi ten Date der
Rijksmiddelen en de Personeele belasting komt
in haar geheel ten goede der gemeenten.
Van de geïnde Pers. belasting komen slechts
de achterstallige posten van vroegere jaren
n goede van den Staat der Rijksmiddelen.
Voor een juiste vergelijking der ontvang
sten in 1930 en 1931 is het dus noodig de
posten Grondbelasting en Personeele belasting
uit te schakelen. En dan blijkt, dat de Rijks
middelen in Aug. 1930 bedroegen f 31.862.993,
terwijl ze in de afgeloopen maand f 29.268.074
beliepen, alzoo een teruggang van f 2.594.919.
Het zijn vooral de posten „Invoerrechten",
„Accijns op suiker" en „Registratierechten"
:est, die tot dit nadeelig verschil hebben
bijgedragen.
De invoerrechten bedroegen verleden jaar
Aug. f 5.428.102 en thans f 4.961.288. Ze
bleven dus f 466.814 bij het vorig jaar ten
achter.
Aan accijns op suiker werd in 1930 ontvan
gen f 4.988.425, terwijl thans deze post slechts
f 4.064.000 in de schatkist bracht, zoodat een
achteruitgang valt waar te nemen van
f 924.425.
De registratierechten beliepen het vorig
jaar f 1.616.801, terwijl ze thans slechts
f 973.860 bedroegen of f 642.941 minder.
Bovengenoemde drie posten brachten samen
f 2.034.180 minder op dan in Aug. 1930.
Tegenover deze nadeelige -verschillen zijn
hoegenaamd geen voordeelige te boeken. Het
ecnigst voordeelige verschil van beteekenis
vindt men bij de zegelrechten. Tegenover
ontvangst in 1930 van f 1.057.993 staat thans
een ontvangst van f 1.317.107 of f 259.114
Wel zijn er nog vier posten, die in Aug.
1931 iets meer opbrachten dan het vorig jaar,
doch deze voordeelige verschillen leggen niet
veel gewicht in de schaal.
Daar hebt ge b.v. allereerst de dividend-
tantièmehelasting. Zij bracht op f 2.552.569 of
f 73338 méér dan in 1930.
Aan zoutaccijns werd ontvangen f 168962,
waardoor de ontvangst in Aug. 1930 met
f 21950 overtroffen werd.
werkt, zal niet meer worden uitbetaald in
dien de schuld van het stilstaan bij de ar
beiders zelf ligt. Daarnaast zullen de zachte
middelen van repressie, zooals berisping en
waarschuwing, worden afgeschaft, daar de
ze niets helpen, en zullen bij overtredingen
door de arbeiders krachtiger middelen wor
den toegepast, eooals boeten, tot ontslag toe,
ongeacht het feit of er gebrek aan arbeids
krachten heenscht.
Vergelijkt men de toestanden, zooals zij
ui't dit officieele stuk blijken, met die in
het Westen, dan ziet mén. dat de voonspoad
ln de sowjet-unie slechts een schijnbare is.
Wanneer men hier een soort „werkverschaf
fing" invoerde als ginds bestaat, bestaande
in het werken van millioenen voor repara
ties tengevolge van slechte machines, slech
te leiding en slechte arbeiders, en nog eens
millioenen opborg in volmaakt nuttelooze, ja
schadelijke organisaties en lion daar Liet
spelen met papier en potlood, dan ware ook
hier het werkeloosheidsprobleem spoedig
opgelost.
Maar daaruit volgt aan den anderen kant,
dat In de sowjét-unie het levenspeil der
massa niet hooger kan zijn dan hier, inte
gendeel lager is. Want al die milioenen,
die maatschappelijk onnoodiigen arbeid ver
richten, produceeren niets en moeten on
derhouden worden, precies als de werkeloo-
zen hier. Onder een anderen naam heeft
men ginds hetzelfde wat wij hier kennen,
al lijkt het oppervlakkig anders.
TROONREDE-CRITIEK
De successierechten brachten in de schat
kist f 3.384.259 en kwamen alzoo f 44039
boven het vorig jaar uit.
En de opbrengst der domeinen bedroeg
f 322686 of f 39323 meer dan in 1930.
Van de 19 posten op den Staat der Rijks
middelen zijn er echter niet minder dan 14,
n opbrengst bij verleden jaar ten achter
bleven.
Aan inkomstenbelasting kwam een bedrag
binnen van f 3221904 of f 62283 minder dan
1930.
De geïnde vermogensbelasting bedroeg in
afgeloopen maand f 557714 en bleef alzoo
f 57425 beneden de opbrengst van verleden
Het statistiekrecht beliep f 247076 of f 81777
minder dan het vorig jaar.
Aan accijnzen op geslacht, wijn, gedistil
leerd, bier en tabak werd resp. ontvangen
f 727735, f 25694, f 2821968, f 1272422 en
f 2.305.060, waardoor in vergelijking met
verleden jaar een achteruitgang valt waar te
imen resp. van f 157469, f 12050, f 210744,
230206 en f 170142.
De belasting op gouden- en zilveren werken
bracht in de schatkist een bedrag van f 59951
of f 15381 minder dan het vorig jaar.
De loodsgelden met hun opbrengst van
f 309882 bleven f 101025 bij 1930 ten achter.
De Staatsloterij leverde f 24338 op, wat op
n gulden na precies overeenstemt met do
opbrengst in 1930.
Volledigheidshalve dient nog vermeld te
worden, dat aan Grondbelasting en Pers.
belasting resp. f 307917 en f 156903 werd
ontvangen.
Wie het totaal der Rijksmiddelen in de
afgeloopen acht maanden vergelijkt met de
raming voor 1931, moet het helaas! erkennen,
dat de teekenen weinig moedgevend zijn. De
werkelijke ontvangst zal vèr beneden de
raming blijven.
Op 31 Aug. was in totaal ontvangen
f 299391.880, terwijl 8/12 der jaarraming
f 313264167 bedraagt. Er was dus in vergelij
king met de raming op 31 Aug. een achter
stand van ongeveer 14 millioen.
De registratierechten alleen hebben al ruim
7 millioen minder opgebracht dan 8/12 der
raming. En de invoerrechten bleven ook ruim
5 millioen beneden de raming.
Het is zeker neerdrukkend te merken, dat
men den achteruitgang der Rijksmiddelen
onmogelijk keeren kan.
Maar daarom verdient het te meer lof, dat
de Regeering krachtig ingrijpt, om het even
wicht tusschen ontvangsten en uitgaven te
bewaren.
Is het onder de huidige omstandigheden
moeilijk de Rijksmiddelen te doen stijgen, dan
zi" er niet anders op, dan dat de uitgaven
verminderd worden.
Tegenspoed kan verlammend werken, maar
het is ook mogelijk, dat hij de volksenergie
zoo hoog mogelijk opvoert. Moge het laatste
bij ons het geval zijn.
En blijke het straks, dat ook voor ons geldt;
„Luctor et emergo".
wat Wils.
HET VEREENIGINGSPUNT
STREEKPLAN IJSSELMONDE
UITBREIDING STUDIE-COMMISSIE.
Ged. Staten van Zuid-Holland hebben de
studie-commissie voor het streekplan IJssel-
monde met nog een vijftal personen uitge-
Thans zijn aangewezen:
a. tot lid en voorzitter de heer H. van
Boeyen te Voorburg, lid en voorzitter dei-
commissie van advies voor de uitbreidings
plannen in Zuid-Holland;
b. tot leden: de heeren J. Bax, burgemees-
-ter der gemeente Barendrecht, W. E. Boer-
m'an, booglcoraar aan dé Nederlandsché
TIandelsboogcschool te Rotterdam, ir. G. J.
v. d. Broek, hoofdingenieur van den rijks
waterstaat te 's-Gravenha&e, lid van de com
missie van advies voor de uitbreidingsplan
nen in Zuid-Holland, J. A. J. Jansen Manen-
schijn, burgemeester van Zwijndrecht,
A. G. v. d. Steur, oud-hoogleeraax aan de
T. H. te Delft; jr. P. Verhagen te Rotterdam,
beide laatsten lid van de commissie
advies voornoemd; ir. H. Versteeg, directeur
van gemeentewerken te Dordrecht, ir. L. T.
v. d. Wal, hoofdingenieur van den provin
cialen waterstaat in Zuid-Holland, lid van
de commissie van advies voornoemd, en ir.
W. G. Witteveen, stadsarchitect te Rot
terdam.
Veel, zeer veel scheidt ons van Rome.
Maar ook ve-el vereent ons.
Op 't voetspoor van Groen van Prinsterar
ihebben onze Christenstaatsli-esd'en en niet
min dei- onze Ghr. pens hii'erop stee-de gewe-
i. Het machtige credo dei- kerk „Ik ge
loof" is tenslotte weer de band, diie ons
allen eaaimbi/nid't.
Op heel emidiere wijze maar niet minder
treffend wees ook de bakende Duitse he pre
diker Blumhardt eens op het groot e v-eree-
niging&punt
Ik had zoo vertelde hij ad6 opzichter
en verzorger mijnier mieJkerij een Roomeoh-
katholieken Zwitser ïn dienst. Hij was
leekenbroeder, had een Italiaanech doctors-
dliiploma en was volbloed Roomeoh-Ketho
Liek. Geruoimen tijd had hij in Zwitserland
school gehad, doch zijn gestrengheid
had zijn ontslag ten gevolge, en door een
samenloop van aiLl-erlei omstandigheden
werd ik bewogen, van zijn aangeboden
dienst gebruik te maken.
Ik Met hem in zijn overtuiging vrij, en
hij behartigde mijn zaken met voorbeeldige
trouw. Liefst kwam hij zoo min mogelijk
in aanraking met den kettereohen leeraar,
hoewel hij in weerwil daarvan mij in stilte
in goed hart toedroeg.
Wanneer ik hem bij krankheid bezocht,
keerde hij mij steeds den rug toe uit kenne
lijke vrees, dat mijn tegenwoordigheid hem
in zijn zaliig worden zou kunnen schaden,
bidden met hem wa6 geen sprake. Bij
huiselijke godsdienstoefening echter
verwijdier-de hij zich niet; ook stelde hij be
lang in het godsdienstonderwijs, dat de
kinderen ontvingen, en bijzonder echieen
het liem altijd te treffen, als des morgens
Df dies avonds mijn vrouw in mijn plaats
den huiselijken dienst leidde.
Eindelijk werd hij ongeneeselijk ziek, en
was zijn lijden zeer zwaar. Tegen mijn be
zoeken blééf hij denzelfden tegenzin behou
den. Ik vroeg hem, of hij ndet wenecihte,
diat wij een priester komen lieten. Dit was
hem goed; de priester kwam en handelde
met hem naar hun kerkgebruik.
Allengs namen zijn benauwdheden toe,
en wel zoo, dat zijn einde herhaaldelijk na
bij scheen. Telkens kwam ik dan ter hulp,
doch langen tijd 6Cheen hem dit onaange
naam, tot hij eens, toen ak na hem hulp
verleend te hiebben, wilde heengaan, mij
luide toeroep: „Neen, gij moet niet weg
gaan!"
Ik bleef en vroeg hem: „Mag ik met u
bidden?"
„Ja," was zijn antwoord. Ik bad zeer een
voudig en met bijzondere voorzichtigheid
dezen geest: Heer© Jezus, zie herr
genade aan, neem hem uit genade als uw
eigendom aan."
VERSCHENEN
HET HUIS
„DE GOUDEN EL"
DOOR GERA KRAANv. d. BURG
Prijs 1.90 Stempelband 2.75
Wilt ge het echte mondaine leven zien?
De romans erover hebt ge voor 't grijpen.
Maar ivllt ge een boek, dat u de rustige
sfeer van eigen Nederlandsch christelijk
leven laat zien, dan is er niet veel keus.
Neem dan dezen fijnen familieroman
van Mevr. Kraan. Literair en psycho
logisch., naar motief en compositie,
naar geest en strekking kortom in
elk opzicht is het een hoogstaand boek.
„DE GOUDEN EL"
DIE LEEST U WEL
In eiken boekhandel verkrijgbaar.
J. H. KOK KAMPEN
Daarom:
Weldra werd hij kalmer en verzuchtte:
Uit genade, unt genade, ja, dat heb ik ver
staan, uit genade moet het zijn. als een zx>
mensch, als ik ben, nog zalig worden
zal."
Een boetevol gebed volgde op deze woor
den.
Daaaop zongen wij: „Uit genade word Lk
zalig, uit Gods vrije gunst alleen."
Hij zong met krachtige stem mede, en
verlangde, dat wij lied op lied zongen.
Toen ik in het Med „Erbarming heeft mij
God betoond." aan de woorden kwam: „N'u
weet aik, welk een heiil mij beidt, En roem
Gods barmhartigheid," hief. hij zich op,
tte mijn beide handen en riep uit:,, Beste
leeraair, gij zijt een uitnemende man!"
Al mijn medearbeiders en enkele gasten
schaarden zich om zijn steifbed, en waren
getuigen van zijn geloovig afsterven. Al
zijn eigenaardigheden waren nu overwon
nen en afgelegd, alleen het Evangelie was
de grond zijner hoop, en dat zonder dat hij
door eeniig bepaald woord mijnerzijds tot
zulk een erkentenis gedrongen was.
Steeds begon hij weder te zingen: „Uit
genade" zonder verder de woorden te we
ten, en ik moest wel voor hem vervolgen.
Zoo werden van zij-n stervende lippen deze
egels gebaren:
Uit genade schenkt mij God het leven.
Uit genade wenkt mij Jezus toe;
Uit gena is vrede mij gegeven.
Uit genade sterf ik wel te moe;
Uit genade wacht mij priesterkleed en
Uit genade vrede en plaats voor Jezus'
Spoedig daarop stierf hij, en wel op 15
F-ehr. 1857. Zijn Roomech-Kathol ie ke vader
kwaim uit Zwitserland over en wilde eerst
gpen gemeenschap das gebeds met ons heb
ben. Weldra echter veranderde hij van ge
dachten.
Ik verzocht den Roomsch-katholieken
priester de begrafenis naar zijn kerkgebruik
te regelen. Hem verhaalde ik 's mans uit
einde, en hoe ernstig hij begeerd had, uit
genade zaïlïg te worden
„Niet waar?" zeide ik, „dat is toch ook
Ln uw kerk de hoofdzaak?"
„Je, zeker", gaf hij vriendelijk ten ant-
Beiden geleidden wij den overledene
grafwaarts. Op het kerkhof regelde hij al
les naar die gewoonte zijner kerk, maar
keuirde goed, dat ik na hem een gebed bij
het graf deed.
Hef woord „uat genade" was een vereeni-
gingspunt en een band voor onze harton
geworden.
Radio Nieuws.
1.8012 Godadlenstl
lurtje 12 Tödseln 12.01—12.15 PoUtlebe
>n 12.T5—145 Lunchconcert. 1.451.50 B
:n van den Ned. Psotdulvenbond voor Za
«vliegers. 1.603 Gramofoon. 34.30 Kir
irtje. 4.30—5 Verzorging
6—6 Diner
—6.35 Joui
volg Conc
6.15 Sportoverzic.it
lekoverzlcht. 6.357'Ver-
7—7.30 Spreker. 7.30—7.45 Po-
7.458 Gramofoon. 811 Populair
Uitzending voor arbeiders in de continu-bedrü-
ven. 12 Tijdsein. 12.01 Middagconcert. 1.45 On
derbreking voor verzorging van den zender. 2
Operette-Programma 4 Lezing. 4.25 Concert,
4.40 Kwartiertje van' het Instituut voor Arbei
dersontwikkeling. 4.55 Vervolg Conceit. 5.U;
Radio-Volks-Universiteit. 5.35 Vervolg en elo'
Concert. 5.50 SDAP-kwartiertJe. 6.05 Voor d<
kinderen. 7.15 Muziek. 7.45' VA'RA-Varla. 8 D«
wUze uit het Oosten 8.30 Concert. 9 Teun de
Klepperman. 9.15 Toespraak. 9.30 Vervolg Con
cert. 10 Persberichten van Vaz Dlas en voetbal-
mededeeilngen. 10.15 Zang en plano. 10.45 Ver-
KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT
81. Sinjeur was dus gevangen. Even later
lag hij netjes gebonden, naast den luipaard,
dien de negers al gebonden hadden, vóór
hij weer bijkwam. Én daarop trokken de
inboorlingen vlug aan 't werk om ook voor
de nieuwe gevangenen een rollend hok te
maken. Maar opeens riep de kapitein, ter
wijl hij op een naderende stofwolk wees:
„Wat is dat?"
82. Het was Kookmebotje. die hen, door
snelvoetige dragers gedragen, achterna
kwam. „Kookmebotje kiespijn! Kookmebotje
kiespijnl" schreeuwde hij: „blanke man
helpen!" „Het watje zal uitgewerkt we
zen!" zei de kapitein, en. met 'n gezicht
alsof hij z'n leven lang tandarts geweest
was, zei hij: „Dan moet de kwaje kies er
maar uit!"
(Wordt Maandag vervolgd.)
FEUILLETON
DE STER VAN HALALAT
Een verhaal uit den tijd der Babylonische
'ballingschap
De processie naderde den prachti'gen cem
pel van Esogida, na Ezida de grootste van
Baibylon. Onder zeigezang cn schetterende
imuziek werd het beeld im het heiligdom ge
plaatst, waarna den god brand-, vvierook-
en spijsoffers aangeboden werden.
Eenzelfde schouwspel zag men bij on in
andere tempels. Een geur van wierook vu'-
■de de stroten en de winid direef heele woi-
ken over de daken. Toen het avond werd,
vla/mden nog overal op de tempeLpynatru-
dee bran dof fens.
De Babyloniëns hadden hun goden ge-
huM'lg-d.
HOOFDSTUK XXXIX
Van den dood gered
's Koniinigs voorliefde voor Daniël had de
priesters van Baibylon onaangenaam ge
troffen. Een Jood als vorst over het land
schap Babylon, dat was iets ongehoords.
Ja, toen hier en daar voor het eerst die
tijding verspreid werd', wilde niemand
eulks gelooven. Maar het wa6 eenmaal zoo!
En nu had deze vorst zijn macht te^on
tiet volk gebruikt, toen het een beleedligiug.
den lieveHngsgod aangedaan, op de boos
wichten, die zich aan den god Marduk ver
grepen, wilde wreken. De verhouding tus
schen de heidénsche bewoners der stad en
de Joden word meer en meer gespannen.
Daniël had dit zeer goed begrepen. Hij
wist, dat iedereen over de Joodsdhe jonge
lingen sprak, dat de priesters hot volk te
gen Juda'e zonen ophitsten en verwachtte,
dat do opperpriester spoedig don koning met
het misdrijf zou bekend maken.
Kon Dariu6 in strijd met den volkswil
handelen?
De profeet vreesde voor het l'even der
jonge vrienden, vreeedie tevens voor de
vrijheid zijns vollks.
Vastbesloten, hot gebeurd© als middel
aan te grijpen, om al de Joden te treffen,
verschenen do voornaamste priesters uit
dien tempel van Marduk in den konings
burg.
De kaninig, oagcneahijuOijk zeer kalm,
was toch miln of meer ongerust, toen hij de
ontvanjgzaial binnentrad. Gevolgd door de
voornaamste hovelingen, waaronder dim
man met dén girooten waadier, beklom hij
den kanmniklijken zetel.
Bij zijn verschijning wierpen a.l do pries
ters zich. plat te-r aard© neder en stonden
eerst op, toen die koning eien te eken ge
geven hiad.
„Ik weet, waarnam, gij luiien- voor mij staat,"
begon hij. „De opwiiivdring en do haastige,
onverstandige daad van de jeugdige pages
was een befleediiigiing, Bahylons god aamge
„Niet ellleen dat, o koanimg! Vergeef ons,
q koniiimg, indiien wij gelooven, dat de zaak
te voren- overlegd wals en alleen geschied
de, om te toonen, hoe vreemdelingen onze
goden meenen te mogen behandelen. Het
wordt hoog tijd, o koning, dat gij onze go
den beschermt!"
„Zoo waar ik loef, zij zufllon mijn beschor-
miiiiig niet ontberen. Ik kan niet dulden,
■dat iemand Mi Babylon, wie hij ook zij, hen
angestraft beleedig-e I
„Dan zu'lt gij dus diegenen, die het waag
den Marduk te onteeren, bestraffen?"
„Ongetwijfeld! Zij zullen diie straf onder
gaan, welke Mard'uks priesters verlangen."
„Dan, o koning, ven-zoeken wij nederig,
hen voor de leeuwen te worpen! Dit vor
dert de wit des volks."
De koning antwoordde (niet Hij 6dheen
te overleggen.
De opperpriester bemerkte het en listig
glimlachende vervolgde hij: „Gij aarzelt, o
(koning, deze éllen dolingen uw strengheid,
uw rechtvaardige strengheid, zeg iik, te
toonen? Gij zult niet langer aairzeJcn, wan
neer gij verneemt, dat deze Joden tegen uw
regeeritng samenspannen."
De koning hoorde vreemd op.
„Uw woorden zijn duister! Wat bedoelt
ge? Spreek!"
„Ik heb van vertrouwd© personen tijding
ontvangen, dat die page Harmaza, de ergste
van diiie oproerige knapen, een jongen zoon
Nabunaihdds uit biet pailieiis te Boinsippa ont
voerd©. Men veihaalde mij, dat het kind tot
op (Hit oogenhli'k nog in het huis Sassaba-
sais verwijHt."
Sassabasair was in de Perzische uitspraak
de naam Z-erubbabei.
De koning gaf dien bevelhebber dor lijf
wacht een wenk. Deze trad na dor en de
vomt fluisterde hom iets m het oor. Toen
keerde hij zich andermaal tot de priesters,
zeggendie: „Gij zult tevreden zijn met het
geen ilk beéloten heb t© doen."
„Uwe wijsheid en genade zullen oordee-
Uin. £Alilk hei volk trouwt
pri'eeteinschaiar wensdhen; daarvoor moge
de god u ©en lang leven en geilukkige hieer-
sohappij vehleenen!"
De audiëniti© was afgeloopen.
Men hiedd te Baibylon voor de openbare
spelen en ook tot bestraffing van misdadi
gers leeuwen, panters en andere verscheu
rende dieren in gemetselde kooien. Deze
„leeuwenkuil" lag een eind buiten den
koninkJ ijiken burg.
De opperpriester van den tempel van Bei
liet zioh, nadat hij de audiëntieeaal verla
ten had, daarheen brengen.
Het was een niet zeer diepe, maar wijde
kom, omsloten door een muur van onge
veer vder meter hoogt©. Daarachter waren
in een kring de hokken voor de verschil
lende dieren. Zware ijzeren vaikleuren ver
leemden toegang tot de afzonderlijke hok
ken, teanviji van boven openingen aange
bracht waren voor de voeding der woestijn-
bewoners.
Niet ver van den kuill verwijderd zag men
de woning van den beambte, wien die zorg
voor di© beesten was opgedragen. Hij hnd
©en aamta'1 slaven in dienst, die groot© hoe-
veeübeden vleesch moesten halen.
„Zijt gij de opzichter hier?" vroeg d'e op
perpriester een rabusten kerel, die juist
bezig wqs een der sloven te tuchiiiuren.
De man liet den slaaf los en zag den op-
pèipriest er aan.
„Wat will-t ge?"
„Uw leeuwen zien! Zij krijgen binnen
kort eon heerlijke spijs: koninklijke pages."
„Ze hebben het langen tijd met paardvn-
vleesch moeten stellen. De knapen daar be
neden verlangen wel eens naar beteren
koci." cwsichW eürr.te-chü m Viet aim
witte tanden zien.
„Wijs mij d© dieren!"
De man bracht den opperpriester naar
een der openingen, waarover een zware
steen lag. Een slaaf schoof hem op zij. De
opperpriester koek iin don kuil.
„Dit is nog een jong dimg," zei de od-
zichter, „een Nuhiër; hij weid op jacht ge
vangen; maar 't wordt een flinke en hij
weet el aardig zijn tanden te gebruiken.
Kom, Ilu!" En de man wierp hem een stuk
vleeeah voor. Langzaam stond het dier op,
groep met d© klauw liet stuk vleeech en
trok het aan, tegelijk brommend een wan
trouwenden blik omhoog wei-pende.
„Hebt gij grootere?" vroeg de priester.
„Zeker! Zie hiier naast maar even!" En
zij gingen naar een andere opening. „D:t
is een Abeesiniér evenals iik en daarom
mijn vriend."
Vlak onder d© opening lag een kolossaal
dier. Verwonderd over het onverwacht be
zoek, hief de leeuw den kop op en keek om
hoog. Hij rekt© zich bedaard uit en ging
eerst, staan, toen hij het vleesch rook, dat
de wachter in de hand LLo.ld. Het dier richt
te de voorpooten op, om de welkome prooi
te grijpen. Mis! Een vreeselijk gebrul weer
kJkxnk, nu de leaning dien- dieren een ver-
geefsch© poging aangewend had, zoodat de
priester verschrikt achteruit week, zeggen
de: „Ik zou niet gaarne in de nabijheid van
dat dier. komen. Hij had mij spoedig ver
morzeld
Zoo bezochten ze nog meer kooien en de
bezoeker verheugde zich, dat zoovele wilde
di ren in deze omgeving te vinden waren.
,,Ik kan den Joden geluk wenschen, als zij
Kennis maken met d.nt volkje!"
jjHet du""* "•■•ai het vierde van
©en uur of op het gebeente van de pages
is geen velletje, geen draad vleesch meer
tu bespeuren!"
„Weet ge wat, laat ze een poax dogen
honger lijden!"
„Is dot werkelijk uw verlangen? Ik kan
medelijden met die arme dieren krijgen,
als i'k moet hooren, dat zij 'e morgens of
's avonds van honger biuillen. 't Zijn mijn
kinderen, wilde, maar fcrotecho zonen. Zij
kennen mij, maar geven op ©en eigenaar
dige manier blijk van hun liefde ten mij
nen opzichte!"
„Leef wel," zeide de opperpriester; „Bel
bescherm4» U en uw zonen! Denk flf i i,
wat ik zeide!"
,,'t ZaJ gebeuren
De priester vertrok. De Abessuviar zag
hem na en gitanlachte.
Ilarmoza en zijn lotgenoot zatPn in 1e
groote gevangenis onder den beganen gron l
bijeen. Ken opening in het gewelf \.>nndo
de verbinding met de wereld daar boven
Een vochtige luoht, welke door hef fictie
werk drong, woei hen om het gelaat. Nu
en dan sprak een 'hunner een onkri woord.
„Morgen, meen, overmorgen zullen wij
niet m©er leven," epiek Ixübmi
Harmaza zag hem even nan en ant
woordde: „Wie weet of de Hoero ons r. - t
van den leeuwentand redt, gelijk hij S-i-
diach en zijn gezellen voor den wiunlooJ
bewaarde."
„Ja, dat was op de vlakte van Dura, waar
Nebuka !n©7^r ten slotte Tin»sf uitroepen,
dat er geen ander God is, d.e akoo vei los
sen kan."
(Wordt vervolgd.)