\anVanJaa 3 Het Communisme in de Practijk VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1931 1 DERDE BLAD PAG. 9 Nadruk verboden Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen EEN OPENLIJKE ERKENNING Onzerzijds is hier reeds eenige malen ge wezen op den slechten gang der sowjet- bedrijven, waarin niet alleen geen verbete ring is te hespeuren, doch integendeel een voortdurende en geleidelijke verergering optreedt De opperste economische raad der sowjet-unie iheeft nu. een beslissing ge publiceerd over hetzelfde onderwerp en wij kunnen niets beters doen dan het oordeel van dit college, dat zeker wel als deskun dig kan worden beschouwd en dat de toe stand niet in een té donker licht zal plaatsen, letterlijk te laten volgen. Het stuk is gedateerd Moskou, 4 September 1931, en luidt als vólgt: geen schuld hebben en zonder de aanmer kingen en vaak de handtastelijkheden der arbeiders te moeten aanvaarden. In ieder geval is nu voor de eooveelste maal vast gesteld, dat die 'bureau's uitgedund moeten worden en de technici met ervaring naar de fabrieken gestuurd moeten worden. Voorts moeten bestellingen voor reserve- deelen dezer fabrieken en voor herstellin gen in geval van averij altijd voor het ove rige werk worden verricht op iedere fa briek. Met deze frase maken de leiders zich siteeds eraf; altijd wordt het werk urgent verklaard, im de eerste plaats, enz. Als zoo oen papieren besluit eenige uitwerking heeft beteekent het, dat het eene gat met het an dere gestopt wordt. Want dan komen mor gen de bouwbedrijven en de papierindustrie en de spoorwegen en de tractorsttations Gehoord de rapporten «n „Staal", „Oost- ^r^Wen dkt rtj niet vërteT kTlien aal" en van de gevolmachtigden van liet d„, i„ rt.l van de gevolmachtigden partijbestuur der communistische partij en van den raad van volkscommissarissen op de fabrieken in het Zuiden, constateert het presidium van den oppersten economisohen raad der sowjet-unie de uiterst onbevredi gende uitvoering van het productiepro gramma en van het plan voor de uitbrei dingen op de metallurgische fabrieken voor de ijzerproductie. Als resultaat van de slechtere technische en economische leiding is de leiding der afdeelingen achteruitgegaan en eveneens het verband tusschen het. werk der ver schillende fabrieksafdeelingen onderling, de fabrieksruimten en plaatsen zijn over- hoopt met afval, gebroken voorwerpen, en ongeloofelijk verwaarloosd; het aantal ave rijen en technische mankementen is toe genomen; afgenomen is de aandacht voor ■het dagelijksche rationalisatiewerk ter ver betering van de functioneering der werken de aggregaten; de toestand der mechanis men is op ontoelaatbare wijze verwaarloosd, de herstellingen worden planloos uitge voerd; het fabriekstransport, de hulpafdee- lingen en die voor het vuurvaste materiaal zijn achtergebleven en werken uiterst on bevredigend. De zakelijke en technische leiding heeft de beteekenis van de mechanisatie onder schat bij het gebrek aan arbeidskrachten. De organisatie van den arbeid lijdt aan een serie van de ergste misstanden. Er heerscht een ontoelaatbare nivelleering in de arbeidsloonen; het systeem van. stuk werk is practisch geliquideerd. Tot zooverre de sowjet-leiders. Wanneer al deze feiten als algemeene gebreken wor den gekarakteriseerd, en zelfs de officieele, gebruikelijke opmerking, dat deze gebreken bestaan naast vele successen is weggela ten, vraagt men zich af wat er dan eigen lijk deugt in die sowjet-bedrijven, waar de machines kapot zijn, de leiding haar taak niet begrijpt, en de arbeid allerslechtst ge organiseerd is. Dit vernietigende oordeel van het' hoog ste economische college neemt natuurlijk niet weg, dat de sowjetpers gewoon door gaat met haar opgeschroefde artikeltjes over de schitterende resultaten, prestaties en vorderingen van diezelfde industrie. Men ziet hieruit weer eens een keer te meer, hoe al dit hoera-geschreeuw van. nul en geener waarde is. Trouwen, de monopolisten der publicatie in de sowjet-unie nemen niet eens de moeite om in dezelfde krant, waarin deze beslissing is gepubliceerd, iets voor zichtiger te zijn in hun ophemelarij. De stroom der berichten, over de „heldhaftige pogingen" der keurtroepen op allerlei ge bied vloeit ongestoord verder, alsof er geen vuiltje aan de lucht is- En welke maatregelen-stelt men nu voor om aan deze wantoestanden een einde te maken? Wij zullen de technische voor stellen buiten beschouwing laten, omdat zij voor den doorsnee-lezer niet te volgen zijn. Op zichzelf zijn zij echter merkwaardig ge noeg en de vraag rijst of deze algemeene leiding in staat zal zijn ook maar de min ste verbetering te bereiken. Want al die technische voorstellen bevatten niets dan waarheden als koeien, waarvan in ons land ieder leerling van een middelbaar techni sche school volkomen op de hoogte is. Als men dergelijke dingen nog aan de huidige leiders der sowjet-bedrijven moet gaan ver tellen, ziet 'het er inderdaad treurig uit. Wij zullen ons derhalve slechts bezig houden 'met de organisatorische en sociale maatregelen,, die worden voorgesteld. Ook daarbij is niet veel nieuws, niets dat niet reeds tallooze malen is gelast en aanbevolen maar dat nooit verder dan het paipier der instructie is gekomen. Allereerst dan de geweldige vondst, dat èr technici naar de fabrieken moeten. Dat weten wij hier ook zonder sowj et-ervarin gen. Maar in Rusland is dat ingewikkelder, want daar „werken" de technici, echter niet in een bedrijf wanneer het him eenigs- zins kan gelukken uit zoo'n chaos weg te komen. Zij hebben een onderkomen gezocht in de tallooze kantoren van controleerende en reguleerende lichamen, nvaar zij aan hun bureau kunnen werken zonder het risico te ïoopen van hun collega's in een fabriek om «angeklaagd te worden voor allerlei wer kelijke of vermeende fouten, waaraan zij j omdat zij hét bestelde niet krijgen. Ln de zelfde Izwestia van 8 September staat dan ook met veel ophef vermeld, dat de kolen mijnen in de eerste plaats hun bestellingen zullen ontvangen. Nu is de metallurgie blijkbaar tot de nulde plaats bevorderd Evenwel zijn zulke voorschriften, die dage lijks bij tientallen worden uitgegeven, slechts welkome papieren voor fabrieks- directies om zich erachter te verschuilen en geen hunner klanten het bestelde op tijd te leveren. Wat de arbeiders betreft wordt natuur lijk gehamerd op het bekende aambeeld, dat stukloon moet worden ingevoerd, dat de hetere arbeiders hoogere loonen moeten krijgen, datt er voor jneer levensmiddelen en kleeren gezorgd moet worden, alles reeds ui't den treure bekend, en het laatste de zooveelste officieele erkenning, dat de voor werpen, die een arbeider kan koopen, vol strekt onvoldoende zijn voor het allerbe- scheidenste levensonderhoud. Maar er is niets meer, en wanneer men een categorie meer geeft, kan dat slechts bereikt worden door het van een andere af te nemen. In verband met hetgeen iwdj de laatste maal schreven over de wandluizenplaag is het veelzeggend, dat in de woningnood moet worden voorzien door den bouiw van b a- rakken van het kamertype. Zesduizend gedemobiliseerde soldaten en de noodige krachten uit de collectieve boer derijen moeten bijeengehaald worden om het tekort aan arbeiders aan te vullen; pas heeft men hetzelfde liedje gezongen voor kolenmijnen en nu komt de metallurgie aan de beurt. Evenwel is er een maatregel voorgesteld, die praotisc-he uitwerking zou kunnen heb- maar waarvan wij durven verzekeren, zij zeker niet zal worden doorgezet Er wordt n.1. aan de partijorganisaties en de vakvereenigingen verzocht de menschen naar dé fabriek terug te zendén, die zij ge durende de laatste jaren heeft bevorderd in baantjes van alle soort sowj et- en „maat- schapipelijke" organisaties. Dat zijn er in derdaad veile duizenden, maar geen van hen zal het controleuntje spelen en hetrond- loopen met de portefeuille onder den arm willen opgeven, om weer terug te gaan Daar de fabriek, waaruit zij zich omhoog gewerkt hebben dppr ais „oedamik" op te treden of op soortgelijke wijze. De sowj et-regeering zal zich wel tienmaal bedenken eer zij de ze mensdhen van zich afstoot en zoodoende ook de promotiekansen voor anderen, die nu „oedamik" rijn, vernietigt. Dat zijn juist de lagen van haar aanhangers, waar door zij de massa in bedwang kan houden. Tenslotte een maatregel, die voor zichzelf spreekt Loon voor uren, dat niet wordt ge- DE RIJKSMIDDELEN OVER DE MAAND AUGUSTUS De Rijksmiddelen hebben in de afgeloopen maand opgebracht f 29.732.894 t.egen f 37.930.860 in dezelfde maand van het vorig jaar. Zooals bekend is, komt de post grondbe lasting dit jaar slechts voor Vi ten Date der Rijksmiddelen en de Personeele belasting komt in haar geheel ten goede der gemeenten. Van de geïnde Pers. belasting komen slechts de achterstallige posten van vroegere jaren n goede van den Staat der Rijksmiddelen. Voor een juiste vergelijking der ontvang sten in 1930 en 1931 is het dus noodig de posten Grondbelasting en Personeele belasting uit te schakelen. En dan blijkt, dat de Rijks middelen in Aug. 1930 bedroegen f 31.862.993, terwijl ze in de afgeloopen maand f 29.268.074 beliepen, alzoo een teruggang van f 2.594.919. Het zijn vooral de posten „Invoerrechten", „Accijns op suiker" en „Registratierechten" :est, die tot dit nadeelig verschil hebben bijgedragen. De invoerrechten bedroegen verleden jaar Aug. f 5.428.102 en thans f 4.961.288. Ze bleven dus f 466.814 bij het vorig jaar ten achter. Aan accijns op suiker werd in 1930 ontvan gen f 4.988.425, terwijl thans deze post slechts f 4.064.000 in de schatkist bracht, zoodat een achteruitgang valt waar te nemen van f 924.425. De registratierechten beliepen het vorig jaar f 1.616.801, terwijl ze thans slechts f 973.860 bedroegen of f 642.941 minder. Bovengenoemde drie posten brachten samen f 2.034.180 minder op dan in Aug. 1930. Tegenover deze nadeelige -verschillen zijn hoegenaamd geen voordeelige te boeken. Het ecnigst voordeelige verschil van beteekenis vindt men bij de zegelrechten. Tegenover ontvangst in 1930 van f 1.057.993 staat thans een ontvangst van f 1.317.107 of f 259.114 Wel zijn er nog vier posten, die in Aug. 1931 iets meer opbrachten dan het vorig jaar, doch deze voordeelige verschillen leggen niet veel gewicht in de schaal. Daar hebt ge b.v. allereerst de dividend- tantièmehelasting. Zij bracht op f 2.552.569 of f 73338 méér dan in 1930. Aan zoutaccijns werd ontvangen f 168962, waardoor de ontvangst in Aug. 1930 met f 21950 overtroffen werd. werkt, zal niet meer worden uitbetaald in dien de schuld van het stilstaan bij de ar beiders zelf ligt. Daarnaast zullen de zachte middelen van repressie, zooals berisping en waarschuwing, worden afgeschaft, daar de ze niets helpen, en zullen bij overtredingen door de arbeiders krachtiger middelen wor den toegepast, eooals boeten, tot ontslag toe, ongeacht het feit of er gebrek aan arbeids krachten heenscht. Vergelijkt men de toestanden, zooals zij ui't dit officieele stuk blijken, met die in het Westen, dan ziet mén. dat de voonspoad ln de sowjet-unie slechts een schijnbare is. Wanneer men hier een soort „werkverschaf fing" invoerde als ginds bestaat, bestaande in het werken van millioenen voor repara ties tengevolge van slechte machines, slech te leiding en slechte arbeiders, en nog eens millioenen opborg in volmaakt nuttelooze, ja schadelijke organisaties en lion daar Liet spelen met papier en potlood, dan ware ook hier het werkeloosheidsprobleem spoedig opgelost. Maar daaruit volgt aan den anderen kant, dat In de sowjét-unie het levenspeil der massa niet hooger kan zijn dan hier, inte gendeel lager is. Want al die milioenen, die maatschappelijk onnoodiigen arbeid ver richten, produceeren niets en moeten on derhouden worden, precies als de werkeloo- zen hier. Onder een anderen naam heeft men ginds hetzelfde wat wij hier kennen, al lijkt het oppervlakkig anders. TROONREDE-CRITIEK De successierechten brachten in de schat kist f 3.384.259 en kwamen alzoo f 44039 boven het vorig jaar uit. En de opbrengst der domeinen bedroeg f 322686 of f 39323 meer dan in 1930. Van de 19 posten op den Staat der Rijks middelen zijn er echter niet minder dan 14, n opbrengst bij verleden jaar ten achter bleven. Aan inkomstenbelasting kwam een bedrag binnen van f 3221904 of f 62283 minder dan 1930. De geïnde vermogensbelasting bedroeg in afgeloopen maand f 557714 en bleef alzoo f 57425 beneden de opbrengst van verleden Het statistiekrecht beliep f 247076 of f 81777 minder dan het vorig jaar. Aan accijnzen op geslacht, wijn, gedistil leerd, bier en tabak werd resp. ontvangen f 727735, f 25694, f 2821968, f 1272422 en f 2.305.060, waardoor in vergelijking met verleden jaar een achteruitgang valt waar te imen resp. van f 157469, f 12050, f 210744, 230206 en f 170142. De belasting op gouden- en zilveren werken bracht in de schatkist een bedrag van f 59951 of f 15381 minder dan het vorig jaar. De loodsgelden met hun opbrengst van f 309882 bleven f 101025 bij 1930 ten achter. De Staatsloterij leverde f 24338 op, wat op n gulden na precies overeenstemt met do opbrengst in 1930. Volledigheidshalve dient nog vermeld te worden, dat aan Grondbelasting en Pers. belasting resp. f 307917 en f 156903 werd ontvangen. Wie het totaal der Rijksmiddelen in de afgeloopen acht maanden vergelijkt met de raming voor 1931, moet het helaas! erkennen, dat de teekenen weinig moedgevend zijn. De werkelijke ontvangst zal vèr beneden de raming blijven. Op 31 Aug. was in totaal ontvangen f 299391.880, terwijl 8/12 der jaarraming f 313264167 bedraagt. Er was dus in vergelij king met de raming op 31 Aug. een achter stand van ongeveer 14 millioen. De registratierechten alleen hebben al ruim 7 millioen minder opgebracht dan 8/12 der raming. En de invoerrechten bleven ook ruim 5 millioen beneden de raming. Het is zeker neerdrukkend te merken, dat men den achteruitgang der Rijksmiddelen onmogelijk keeren kan. Maar daarom verdient het te meer lof, dat de Regeering krachtig ingrijpt, om het even wicht tusschen ontvangsten en uitgaven te bewaren. Is het onder de huidige omstandigheden moeilijk de Rijksmiddelen te doen stijgen, dan zi" er niet anders op, dan dat de uitgaven verminderd worden. Tegenspoed kan verlammend werken, maar het is ook mogelijk, dat hij de volksenergie zoo hoog mogelijk opvoert. Moge het laatste bij ons het geval zijn. En blijke het straks, dat ook voor ons geldt; „Luctor et emergo". wat Wils. HET VEREENIGINGSPUNT STREEKPLAN IJSSELMONDE UITBREIDING STUDIE-COMMISSIE. Ged. Staten van Zuid-Holland hebben de studie-commissie voor het streekplan IJssel- monde met nog een vijftal personen uitge- Thans zijn aangewezen: a. tot lid en voorzitter de heer H. van Boeyen te Voorburg, lid en voorzitter dei- commissie van advies voor de uitbreidings plannen in Zuid-Holland; b. tot leden: de heeren J. Bax, burgemees- -ter der gemeente Barendrecht, W. E. Boer- m'an, booglcoraar aan dé Nederlandsché TIandelsboogcschool te Rotterdam, ir. G. J. v. d. Broek, hoofdingenieur van den rijks waterstaat te 's-Gravenha&e, lid van de com missie van advies voor de uitbreidingsplan nen in Zuid-Holland, J. A. J. Jansen Manen- schijn, burgemeester van Zwijndrecht, A. G. v. d. Steur, oud-hoogleeraax aan de T. H. te Delft; jr. P. Verhagen te Rotterdam, beide laatsten lid van de commissie advies voornoemd; ir. H. Versteeg, directeur van gemeentewerken te Dordrecht, ir. L. T. v. d. Wal, hoofdingenieur van den provin cialen waterstaat in Zuid-Holland, lid van de commissie van advies voornoemd, en ir. W. G. Witteveen, stadsarchitect te Rot terdam. Veel, zeer veel scheidt ons van Rome. Maar ook ve-el vereent ons. Op 't voetspoor van Groen van Prinsterar ihebben onze Christenstaatsli-esd'en en niet min dei- onze Ghr. pens hii'erop stee-de gewe- i. Het machtige credo dei- kerk „Ik ge loof" is tenslotte weer de band, diie ons allen eaaimbi/nid't. Op heel emidiere wijze maar niet minder treffend wees ook de bakende Duitse he pre diker Blumhardt eens op het groot e v-eree- niging&punt Ik had zoo vertelde hij ad6 opzichter en verzorger mijnier mieJkerij een Roomeoh- katholieken Zwitser ïn dienst. Hij was leekenbroeder, had een Italiaanech doctors- dliiploma en was volbloed Roomeoh-Ketho Liek. Geruoimen tijd had hij in Zwitserland school gehad, doch zijn gestrengheid had zijn ontslag ten gevolge, en door een samenloop van aiLl-erlei omstandigheden werd ik bewogen, van zijn aangeboden dienst gebruik te maken. Ik Met hem in zijn overtuiging vrij, en hij behartigde mijn zaken met voorbeeldige trouw. Liefst kwam hij zoo min mogelijk in aanraking met den kettereohen leeraar, hoewel hij in weerwil daarvan mij in stilte in goed hart toedroeg. Wanneer ik hem bij krankheid bezocht, keerde hij mij steeds den rug toe uit kenne lijke vrees, dat mijn tegenwoordigheid hem in zijn zaliig worden zou kunnen schaden, bidden met hem wa6 geen sprake. Bij huiselijke godsdienstoefening echter verwijdier-de hij zich niet; ook stelde hij be lang in het godsdienstonderwijs, dat de kinderen ontvingen, en bijzonder echieen het liem altijd te treffen, als des morgens Df dies avonds mijn vrouw in mijn plaats den huiselijken dienst leidde. Eindelijk werd hij ongeneeselijk ziek, en was zijn lijden zeer zwaar. Tegen mijn be zoeken blééf hij denzelfden tegenzin behou den. Ik vroeg hem, of hij ndet wenecihte, diat wij een priester komen lieten. Dit was hem goed; de priester kwam en handelde met hem naar hun kerkgebruik. Allengs namen zijn benauwdheden toe, en wel zoo, dat zijn einde herhaaldelijk na bij scheen. Telkens kwam ik dan ter hulp, doch langen tijd 6Cheen hem dit onaange naam, tot hij eens, toen ak na hem hulp verleend te hiebben, wilde heengaan, mij luide toeroep: „Neen, gij moet niet weg gaan!" Ik bleef en vroeg hem: „Mag ik met u bidden?" „Ja," was zijn antwoord. Ik bad zeer een voudig en met bijzondere voorzichtigheid dezen geest: Heer© Jezus, zie herr genade aan, neem hem uit genade als uw eigendom aan." VERSCHENEN HET HUIS „DE GOUDEN EL" DOOR GERA KRAANv. d. BURG Prijs 1.90 Stempelband 2.75 Wilt ge het echte mondaine leven zien? De romans erover hebt ge voor 't grijpen. Maar ivllt ge een boek, dat u de rustige sfeer van eigen Nederlandsch christelijk leven laat zien, dan is er niet veel keus. Neem dan dezen fijnen familieroman van Mevr. Kraan. Literair en psycho logisch., naar motief en compositie, naar geest en strekking kortom in elk opzicht is het een hoogstaand boek. „DE GOUDEN EL" DIE LEEST U WEL In eiken boekhandel verkrijgbaar. J. H. KOK KAMPEN Daarom: Weldra werd hij kalmer en verzuchtte: Uit genade, unt genade, ja, dat heb ik ver staan, uit genade moet het zijn. als een zx> mensch, als ik ben, nog zalig worden zal." Een boetevol gebed volgde op deze woor den. Daaaop zongen wij: „Uit genade word Lk zalig, uit Gods vrije gunst alleen." Hij zong met krachtige stem mede, en verlangde, dat wij lied op lied zongen. Toen ik in het Med „Erbarming heeft mij God betoond." aan de woorden kwam: „N'u weet aik, welk een heiil mij beidt, En roem Gods barmhartigheid," hief. hij zich op, tte mijn beide handen en riep uit:,, Beste leeraair, gij zijt een uitnemende man!" Al mijn medearbeiders en enkele gasten schaarden zich om zijn steifbed, en waren getuigen van zijn geloovig afsterven. Al zijn eigenaardigheden waren nu overwon nen en afgelegd, alleen het Evangelie was de grond zijner hoop, en dat zonder dat hij door eeniig bepaald woord mijnerzijds tot zulk een erkentenis gedrongen was. Steeds begon hij weder te zingen: „Uit genade" zonder verder de woorden te we ten, en ik moest wel voor hem vervolgen. Zoo werden van zij-n stervende lippen deze egels gebaren: Uit genade schenkt mij God het leven. Uit genade wenkt mij Jezus toe; Uit gena is vrede mij gegeven. Uit genade sterf ik wel te moe; Uit genade wacht mij priesterkleed en Uit genade vrede en plaats voor Jezus' Spoedig daarop stierf hij, en wel op 15 F-ehr. 1857. Zijn Roomech-Kathol ie ke vader kwaim uit Zwitserland over en wilde eerst gpen gemeenschap das gebeds met ons heb ben. Weldra echter veranderde hij van ge dachten. Ik verzocht den Roomsch-katholieken priester de begrafenis naar zijn kerkgebruik te regelen. Hem verhaalde ik 's mans uit einde, en hoe ernstig hij begeerd had, uit genade zaïlïg te worden „Niet waar?" zeide ik, „dat is toch ook Ln uw kerk de hoofdzaak?" „Je, zeker", gaf hij vriendelijk ten ant- Beiden geleidden wij den overledene grafwaarts. Op het kerkhof regelde hij al les naar die gewoonte zijner kerk, maar keuirde goed, dat ik na hem een gebed bij het graf deed. Hef woord „uat genade" was een vereeni- gingspunt en een band voor onze harton geworden. Radio Nieuws. 1.8012 Godadlenstl lurtje 12 Tödseln 12.01—12.15 PoUtlebe >n 12.T5—145 Lunchconcert. 1.451.50 B :n van den Ned. Psotdulvenbond voor Za «vliegers. 1.603 Gramofoon. 34.30 Kir irtje. 4.30—5 Verzorging 6—6 Diner —6.35 Joui volg Conc 6.15 Sportoverzic.it lekoverzlcht. 6.357'Ver- 7—7.30 Spreker. 7.30—7.45 Po- 7.458 Gramofoon. 811 Populair Uitzending voor arbeiders in de continu-bedrü- ven. 12 Tijdsein. 12.01 Middagconcert. 1.45 On derbreking voor verzorging van den zender. 2 Operette-Programma 4 Lezing. 4.25 Concert, 4.40 Kwartiertje van' het Instituut voor Arbei dersontwikkeling. 4.55 Vervolg Conceit. 5.U; Radio-Volks-Universiteit. 5.35 Vervolg en elo' Concert. 5.50 SDAP-kwartiertJe. 6.05 Voor d< kinderen. 7.15 Muziek. 7.45' VA'RA-Varla. 8 D« wUze uit het Oosten 8.30 Concert. 9 Teun de Klepperman. 9.15 Toespraak. 9.30 Vervolg Con cert. 10 Persberichten van Vaz Dlas en voetbal- mededeeilngen. 10.15 Zang en plano. 10.45 Ver- KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT 81. Sinjeur was dus gevangen. Even later lag hij netjes gebonden, naast den luipaard, dien de negers al gebonden hadden, vóór hij weer bijkwam. Én daarop trokken de inboorlingen vlug aan 't werk om ook voor de nieuwe gevangenen een rollend hok te maken. Maar opeens riep de kapitein, ter wijl hij op een naderende stofwolk wees: „Wat is dat?" 82. Het was Kookmebotje. die hen, door snelvoetige dragers gedragen, achterna kwam. „Kookmebotje kiespijn! Kookmebotje kiespijnl" schreeuwde hij: „blanke man helpen!" „Het watje zal uitgewerkt we zen!" zei de kapitein, en. met 'n gezicht alsof hij z'n leven lang tandarts geweest was, zei hij: „Dan moet de kwaje kies er maar uit!" (Wordt Maandag vervolgd.) FEUILLETON DE STER VAN HALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische 'ballingschap De processie naderde den prachti'gen cem pel van Esogida, na Ezida de grootste van Baibylon. Onder zeigezang cn schetterende imuziek werd het beeld im het heiligdom ge plaatst, waarna den god brand-, vvierook- en spijsoffers aangeboden werden. Eenzelfde schouwspel zag men bij on in andere tempels. Een geur van wierook vu'- ■de de stroten en de winid direef heele woi- ken over de daken. Toen het avond werd, vla/mden nog overal op de tempeLpynatru- dee bran dof fens. De Babyloniëns hadden hun goden ge- huM'lg-d. HOOFDSTUK XXXIX Van den dood gered 's Koniinigs voorliefde voor Daniël had de priesters van Baibylon onaangenaam ge troffen. Een Jood als vorst over het land schap Babylon, dat was iets ongehoords. Ja, toen hier en daar voor het eerst die tijding verspreid werd', wilde niemand eulks gelooven. Maar het wa6 eenmaal zoo! En nu had deze vorst zijn macht te^on tiet volk gebruikt, toen het een beleedligiug. den lieveHngsgod aangedaan, op de boos wichten, die zich aan den god Marduk ver grepen, wilde wreken. De verhouding tus schen de heidénsche bewoners der stad en de Joden word meer en meer gespannen. Daniël had dit zeer goed begrepen. Hij wist, dat iedereen over de Joodsdhe jonge lingen sprak, dat de priesters hot volk te gen Juda'e zonen ophitsten en verwachtte, dat do opperpriester spoedig don koning met het misdrijf zou bekend maken. Kon Dariu6 in strijd met den volkswil handelen? De profeet vreesde voor het l'even der jonge vrienden, vreeedie tevens voor de vrijheid zijns vollks. Vastbesloten, hot gebeurd© als middel aan te grijpen, om al de Joden te treffen, verschenen do voornaamste priesters uit dien tempel van Marduk in den konings burg. De kaninig, oagcneahijuOijk zeer kalm, was toch miln of meer ongerust, toen hij de ontvanjgzaial binnentrad. Gevolgd door de voornaamste hovelingen, waaronder dim man met dén girooten waadier, beklom hij den kanmniklijken zetel. Bij zijn verschijning wierpen a.l do pries ters zich. plat te-r aard© neder en stonden eerst op, toen die koning eien te eken ge geven hiad. „Ik weet, waarnam, gij luiien- voor mij staat," begon hij. „De opwiiivdring en do haastige, onverstandige daad van de jeugdige pages was een befleediiigiing, Bahylons god aamge „Niet ellleen dat, o koanimg! Vergeef ons, q koniiimg, indiien wij gelooven, dat de zaak te voren- overlegd wals en alleen geschied de, om te toonen, hoe vreemdelingen onze goden meenen te mogen behandelen. Het wordt hoog tijd, o koning, dat gij onze go den beschermt!" „Zoo waar ik loef, zij zufllon mijn beschor- miiiiig niet ontberen. Ik kan niet dulden, ■dat iemand Mi Babylon, wie hij ook zij, hen angestraft beleedig-e I „Dan zu'lt gij dus diegenen, die het waag den Marduk te onteeren, bestraffen?" „Ongetwijfeld! Zij zullen diie straf onder gaan, welke Mard'uks priesters verlangen." „Dan, o koning, ven-zoeken wij nederig, hen voor de leeuwen te worpen! Dit vor dert de wit des volks." De koning antwoordde (niet Hij 6dheen te overleggen. De opperpriester bemerkte het en listig glimlachende vervolgde hij: „Gij aarzelt, o (koning, deze éllen dolingen uw strengheid, uw rechtvaardige strengheid, zeg iik, te toonen? Gij zult niet langer aairzeJcn, wan neer gij verneemt, dat deze Joden tegen uw regeeritng samenspannen." De koning hoorde vreemd op. „Uw woorden zijn duister! Wat bedoelt ge? Spreek!" „Ik heb van vertrouwd© personen tijding ontvangen, dat die page Harmaza, de ergste van diiie oproerige knapen, een jongen zoon Nabunaihdds uit biet pailieiis te Boinsippa ont voerd©. Men veihaalde mij, dat het kind tot op (Hit oogenhli'k nog in het huis Sassaba- sais verwijHt." Sassabasair was in de Perzische uitspraak de naam Z-erubbabei. De koning gaf dien bevelhebber dor lijf wacht een wenk. Deze trad na dor en de vomt fluisterde hom iets m het oor. Toen keerde hij zich andermaal tot de priesters, zeggendie: „Gij zult tevreden zijn met het geen ilk beéloten heb t© doen." „Uwe wijsheid en genade zullen oordee- Uin. £Alilk hei volk trouwt pri'eeteinschaiar wensdhen; daarvoor moge de god u ©en lang leven en geilukkige hieer- sohappij vehleenen!" De audiëniti© was afgeloopen. Men hiedd te Baibylon voor de openbare spelen en ook tot bestraffing van misdadi gers leeuwen, panters en andere verscheu rende dieren in gemetselde kooien. Deze „leeuwenkuil" lag een eind buiten den koninkJ ijiken burg. De opperpriester van den tempel van Bei liet zioh, nadat hij de audiëntieeaal verla ten had, daarheen brengen. Het was een niet zeer diepe, maar wijde kom, omsloten door een muur van onge veer vder meter hoogt©. Daarachter waren in een kring de hokken voor de verschil lende dieren. Zware ijzeren vaikleuren ver leemden toegang tot de afzonderlijke hok ken, teanviji van boven openingen aange bracht waren voor de voeding der woestijn- bewoners. Niet ver van den kuill verwijderd zag men de woning van den beambte, wien die zorg voor di© beesten was opgedragen. Hij hnd ©en aamta'1 slaven in dienst, die groot© hoe- veeübeden vleesch moesten halen. „Zijt gij de opzichter hier?" vroeg d'e op perpriester een rabusten kerel, die juist bezig wqs een der sloven te tuchiiiuren. De man liet den slaaf los en zag den op- pèipriest er aan. „Wat will-t ge?" „Uw leeuwen zien! Zij krijgen binnen kort eon heerlijke spijs: koninklijke pages." „Ze hebben het langen tijd met paardvn- vleesch moeten stellen. De knapen daar be neden verlangen wel eens naar beteren koci." cwsichW eürr.te-chü m Viet aim witte tanden zien. „Wijs mij d© dieren!" De man bracht den opperpriester naar een der openingen, waarover een zware steen lag. Een slaaf schoof hem op zij. De opperpriester koek iin don kuil. „Dit is nog een jong dimg," zei de od- zichter, „een Nuhiër; hij weid op jacht ge vangen; maar 't wordt een flinke en hij weet el aardig zijn tanden te gebruiken. Kom, Ilu!" En de man wierp hem een stuk vleeeah voor. Langzaam stond het dier op, groep met d© klauw liet stuk vleeech en trok het aan, tegelijk brommend een wan trouwenden blik omhoog wei-pende. „Hebt gij grootere?" vroeg de priester. „Zeker! Zie hiier naast maar even!" En zij gingen naar een andere opening. „D:t is een Abeesiniér evenals iik en daarom mijn vriend." Vlak onder d© opening lag een kolossaal dier. Verwonderd over het onverwacht be zoek, hief de leeuw den kop op en keek om hoog. Hij rekt© zich bedaard uit en ging eerst, staan, toen hij het vleesch rook, dat de wachter in de hand LLo.ld. Het dier richt te de voorpooten op, om de welkome prooi te grijpen. Mis! Een vreeselijk gebrul weer kJkxnk, nu de leaning dien- dieren een ver- geefsch© poging aangewend had, zoodat de priester verschrikt achteruit week, zeggen de: „Ik zou niet gaarne in de nabijheid van dat dier. komen. Hij had mij spoedig ver morzeld Zoo bezochten ze nog meer kooien en de bezoeker verheugde zich, dat zoovele wilde di ren in deze omgeving te vinden waren. ,,Ik kan den Joden geluk wenschen, als zij Kennis maken met d.nt volkje!" jjHet du""* "•■•ai het vierde van ©en uur of op het gebeente van de pages is geen velletje, geen draad vleesch meer tu bespeuren!" „Weet ge wat, laat ze een poax dogen honger lijden!" „Is dot werkelijk uw verlangen? Ik kan medelijden met die arme dieren krijgen, als i'k moet hooren, dat zij 'e morgens of 's avonds van honger biuillen. 't Zijn mijn kinderen, wilde, maar fcrotecho zonen. Zij kennen mij, maar geven op ©en eigenaar dige manier blijk van hun liefde ten mij nen opzichte!" „Leef wel," zeide de opperpriester; „Bel bescherm4» U en uw zonen! Denk flf i i, wat ik zeide!" ,,'t ZaJ gebeuren De priester vertrok. De Abessuviar zag hem na en gitanlachte. Ilarmoza en zijn lotgenoot zatPn in 1e groote gevangenis onder den beganen gron l bijeen. Ken opening in het gewelf \.>nndo de verbinding met de wereld daar boven Een vochtige luoht, welke door hef fictie werk drong, woei hen om het gelaat. Nu en dan sprak een 'hunner een onkri woord. „Morgen, meen, overmorgen zullen wij niet m©er leven," epiek Ixübmi Harmaza zag hem even nan en ant woordde: „Wie weet of de Hoero ons r. - t van den leeuwentand redt, gelijk hij S-i- diach en zijn gezellen voor den wiunlooJ bewaarde." „Ja, dat was op de vlakte van Dura, waar Nebuka !n©7^r ten slotte Tin»sf uitroepen, dat er geen ander God is, d.e akoo vei los sen kan." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9