DAMRUBRIEK.
B IJ Pgl*
Redacteur: W. HOEKSTRA Tulpeboomstraat 6, Den Haag.
Alle inzendingen betreffende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres.
Voor alle vraagstukken geldt: „WIT BEGINT EN WINT".
Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubliceerd
HERMAN DE JONGH
Een der meest bekende spelers is wel Herman de
Jongh. Hij is een typische verschijning in het dam
merskamp.
Men vermoedt in hem zoo bij de eerste beschouwing
een diplomaat, of misschieneen dichter. Een
yerdwaalde?
Toch niet Hij is de vertegenwoordiger van het
fantastische element! Dit verklaard volkomen zijn
wisselvallige resultaten. Zijn zucht naar fantastische
zwerftochten over het dambord hebben hem, ondanks
.verlies soms, gestempeld tot een 6peler va:
bijzondere beteekeois.
Zijn resultaten zijn zeer wisselvalig. Een lijst van
zijn gespeelde wedstrijden, de voornaamste alleen,
ziet er als volgt uit:
'April 1920. Vierkamp A.D.S. 1/3 met De Haas en
Prijs. (Damme vierde).
Aug. 1920. Tournool I.T.H.R.I.K.A. No. 8. (Prijs 1ste)
Juni 1921. Kamp: van Amsterdam. No. 3 (Haye 1,
Springer 2).
Sept 192L Zeskamp V.AD. No. 1 (De Haas 2
Damme 3).
Nov. 1921. Meestertitel. No. 1. (Schaaf 2, Haye 3).
Maart 1922. Kamp. van Amsterdam. No. 3 (Haye 1,
Damme 2).)
Juli 1922. Marseille. No. 4. (Moimard 1, Bonnard 2,
Springer 3).
Nov. 1922. Kamp. van Nederland. No. 3 (Vos 1,
Damme 2).
Dec. 1922. Kersttournooi V.A.D„ No. 4. (Springer 1,
Vos 2, Damme 3).
Mei 1923. Kamp. van Amsterdam. No. 1. (L J. de
Jong 2, Haye 3).
Dec. 1923. Kamp. van Nederland. No. 2 (Vos No. 1).
Dec. 1923. Grocpenwedstrijd V.AD. No. 1 (Haye 2,
L J. de Jong 3).
Dec. 1924. Kamp. van Nederland. No. 1. (2 en 3 Vos
en Keiler).
April 1925. Kamp. van Amsterdam. No. A (1 Keller,
2 Vos, 3 Haye).
Mei 1925. Wereldkamp. te Parijs. No. IV/V met Vos.
(Bizot 1, Fabre 2, Keiler 3).
.Dec. 1925. Kamp. van Nederland. No. V/VII met Loch-
tenberg en Minkowsky).
Maart 1926. Kamp. van Amsterdam. No. V/VII met
Spittuler cn Markus (Vos No. 1).
Jan. 1927. Kamp. van Parijs. No. 2. (Springer 1 en
Bizot 3).
April/Juni 1927. Vijfkamp te Parijs. No. 5. (Bizot,
Weisz, Fabre, Springer in deze volgorde).
Fcbr. 192. Kamp. van Parijs. IV/V met Serf. (Fabre 1)
Oct 1928. Wereldk. te Amsterdam. No. II en III met
Molimard. (Springer 1).
Belangrijkste Matches:
Juli 1923 tegen Springer te Marseille, Nice enz. 1010
(2 gew., 2 verl., 6 rem.).
Sept. 1925 tegen Keller te Amsterdam. 66 (2 gew.,
2 vcrl., 2 rem.).
Fobr. 1927 tegen Weisz te Parijs. 51 (2 gew., 1 rem.)
Sept. 1927 tegen Causse (match van 6 partijen. De vier
eerste gewonnen, andere niet gespeeld).
Om het kampioenschap der D.P. speelde hij sinds
Januari 1929 de volgende matches in de Damier Pa
risian: tegen Fabre verloren met 53. In April ge
wonnen van Bizot met 53. In October gewonnen van
Fabre met 53. In December remise met Fabre
(4—4). In September i930 verloren tegen Fabre met
15. In dezelfde maand gewonnen van Bizot met
53. In April 1931 verloren van Fabre met 4—0 (2
partijen verloren, andere niet gespeeld).
Hij speelde con 100 tal simullaan-séances, in Hol
land, België en Frankrijk en heeft dus veel bijge
dragen tot de verbreiding van het damspel. Gedu
rende eenigen tijd was hij hoofdredacteur van „Het
Damspel".
Rest te vermelden, dat hij in 1915 zijn spelersloop
baan begon, toen hij deelnam aan de groepenwed-
strijden van den Amsterd. Dambond. In de 3e klasse
won hij toen den eersten prijs.
In samenwerking met Springer verscheen hij Van
Goor en Zonen: Damstudies en Analyses.
W. H.
PARTIJ-FRAGMENT
Zwart: 3, 13, 16, 19, 28, 33.
Wit: 35, 37, 39, 41, 47, 49.
Wit aan zet.
Hoewel wit groot nadeel heeft, blijkt bij analyse
dat remise toch verzekerd is.
1 47—42 33 44
2 49 40 28—33 (A)
3 40-34 19—23 (B)
4 35-30 2329 (C)
5 34 23 33-39
6 30-24 39—44
7 23—19 44—50
(of?)
8 19 8 3 12
9 24—20 1—28
(of?)
10 42—38
(dreigt 38—33 en 20—14)
10 28 19 (D)
IA 38—33 met zekere remiso.
D) 10 28 10
11 20—15 10-14
12 381! met remise. Als 12e zet voor
wit zou hier het volgende foutief zijn:
12 15—10?? 14 5
13 38-33 12—1811
14 33—28 5 32
15 37 28 10-21
16 41—37 21-26
17 37—32 26-31
18 28—23 18 29
19 32—28 29-33
20 28 39 31—V enz. met
winst voor zwart
C) Hier kan zwart ook nog het volgende probee-
13-19
3-9
9—14
33 42
10-21
5 37—31
6 41—37
7 42-38
8 37 48
9 48-43 23-29
(of?)
10 34 23 19 28
11 43—39 met zekere remise.
Dit ls m.i. de kansrijkste variant voor zwart, want
bij een zwakken z< is de ?tand beslist verloren.
B) Natuurlijk heeft Zwart hier wederom verschil
lende andere voortzettingen. 39 echter of ook 13
18 vervalt in C. Op 19—24 maakt 3429 20 en ver-
volgens 3530 enz. zeker remise. Er rest dus slechts
10—21;
4 37-311 19—23
(moet nu toch komen);
5 35-3011 23—29
(of?)
C 34 23 33-39
7 31—2811 21—27
(of?)
8 30-24 39—44
(op 43 volgt 42-38);
9 23-19 44—50
10 19 8 3 12
11 24—19 27—31
(of?)
12 26 37 50—28
13 37—32!! en vervolgens 19—13 of 14 naar gelang
zwart slaat met zekere remise. ,-y
A) Hier kan ook nog het volgende:
2 16—21
3 42—38 21—27
4 35—301! 13—18
5 40—34 18—23
6 38—33 28 39
7 34 43 27—32
8 37 28 23 32
9 43—39 32—38
10 41—37.
Thans is een zeer interessante stelling ontstaan.
Oogenschijnlijk staat wit geheel verloren en toch ia
in werkelijkheid het spel remise. Immers, op S9
offert wit schijf 39 en gaat met 37 vrij naar dam en
op 3—8 speelt wit 30—25 (19—24 (of?), offert ver.
volgens 37—32 en laat 39—34—30 en 25—20 volgen,
eveneens met remise. Er rest zwart hier dus slechts
1923, waarop het spel als volgt verloopt:
10 19-23
11 3933! 38 29
12 37—31 29-33
(Of?)
13 31—2711 3-8, gedw. an-
ders loopt schijf 27 door.
14 30—25 met remise daar zwart beido
stukken niet kan houden.
Andere varianten zijn nog mogelijk, echter o.i. zal
wit bij subtiel spel altijd remise kunnen maken.
PROBLEEM
Auteur: BERGIER
Zwart: 9, 12—16, 20, 21, 24, 27.
Wit: 25, 29, 32, 34, 37, 38, 40, 41, 43, 46.
Oplossing
Wit Zwart
1 34—30 24X31
2 30—24 27X49
S 41—37 49X41
4 46X10 15X 4
5 25X3!
Dit probleem is overgenomen uit een werkje bevat*
tende 200 problemen, van den Franschcn problemist
Bergier.
EEN AARDIG PROBLEEM VAN P. KLEUTER Jr,
Zwart: 3, 4, 8, 9, 14, 17, 19, 25, 40,
Wit: 18, 27, 28, 33, 35, 37, 38, 43 cn 44,
CORRESPONDENTIE
A. v. D. Dank voor uw toezending analyse.
H. Zijlstra. Onze hartelijke gelukwcnschen mot utf
voorgenomen huwelijk.
D. K. G. B. van Goor Zonen, Den Haag, 1.25.
H. K. Komt beslist in orde. Dank voor belangstel*
ling.
ZATERDAG 8 AUGUSTUS
No. 32 JAARGANG 1931]
IN VACANTIEGEWAAD
Gedurende Augustus verschijnt ons Zondagsblad,
oudergewoonte, in 4 pagina's. Zoodra September
in 't land is, geven we weer het dubbele aantal
bladzijden. Dan wordt dus ook de Jeugdrubriek
weer opgenomen.
GENOTZUCHT
Die blijdschap liefheeft die zal gebrek
lijden, die wijn cn olie liefheeft zal niet
rijk worden Spreuken 21 17.
Veel spreuken van Salomo lijken bij het eerste
hooren of lezen raadselachtig. Het is alsof ze erop
berekend zijn uw tegenspraak uit te lokken.
Maar dit is juist het kenmerk van alle wijsheid.
Ze ligt niet voor het grijpen. En de uiterlijke schijn
der dingen is niet steeds in overeenstemming met hun
innerlijk wezen.
Wie nu op dien schijn afgaat komt bedrogen uit.
En juist daarvoor wil de Wijsheid Gods, die in deze
spreuken tot u komt, in haar liefde tot uw heil u
bewaren.
Een van de midden die daartoe moeten dienen is
het opwerpen van een raadselachtige uitspraak, die
u tot nadenken noopt en zoo op den weg der wijsheid
brengt
Wie eigenwijs is verwerpt zulk een woord als
dwaasheid. Maar wie den Heere vreest laat zich er
door gezeggen.
Zoo moet go ook doen met het woord, dat ge hier-
Boven ziet
Het roept aanstonds allerlei vragen bij u wakker.
Hoe, mag men de blijdschap niet liefhebben? Is dan
blijdschap zoo verkeerd? Moeten we haar dan van
ons stooten zoodra ze in ons hart opkomt en in
plaats daarvan zoeken naar dingen die ons bedroeven?
Metterdaad het klinkt zoo ongerijmd mogelijk. En
niet anders is het met wat er op volgt: die wijn en
olie liefheeft zal niet rijk worden. Van den wijn zoudt
ge het nog kunnen verstaan; maar de olie is immers
in alle opzichten heilzaam?
Do Schrift zelve schijnt deze bedenkingen te steu
nen Want ze leert u bijv. in Psalm 104 15 wijn
en olie kennen als gaven van God. En wat de blijd
schap aangaat, twee verzen te voren leest ge in
ditzelfde hoofdstuk der Spreuken: „het is den recht
vaardige een blijdschap recht te doen".
Dit wel verstaande heeft men toen een oplossing
gezocht in onderscheiding tusschen goede en verkeer
de blijdschap. Een onderscheid, dat ongetwijfeld
bestaat
En in overeenstemming daarmede heeft men bij
wijn cn olie te baat genomen de tegenstelling tus
schen recht gebruik en misbruik.
Toch moet betwijfeld worden of met dergelijke hulp
middelen do zin van deze spreuk wel tot haar recht
komt Er wordt dan toch min of meer iets in gelegd
wat er niet staat. En wat men er in meent te lezen
kon veel eenvoudiger gezegd zijn.
Het staat er zoo absoluut mogelijk: die blijdschap
liefheeft die zal gebrek lijden en die wijn en olie
liefheeft die zal niet rijk worden. En niet door de
volstrektheid van die uitspraak te beperken, maar
juist door zo ten volle te laten gelden zult ge deze
spreuk tot haar recht laten komen. En dan leert ze
u ook ware levenswijsheid.
Daartoe moet ge afzien van alle theoretische bespie
geling over do vraag of blijdschap in zichzelf al of
niet. zondig is, en evonzoo laten rusten de vraag of
het gebruik van wijn en olie geoorloofd ls dan niet.
Want de Spreuken houden zich niet bezig met
theorieën die boven het leven hangen, maar met het
leven zelf. Ze beoefenen geen bespiegelende wijsbe
geerte in wctcnschappelijkcn zin, maar geven prakti
sche levenswijsheid.
Die wijsheid rekent met de werkelijkheid zooals zc
is, d.w.z. met de zondige werkelijkheid van deze
wereld en van dit leven.
Welnu, zoolang deze wereld zoo is past bij haar
bestaan niet het ideaal der volmaaktheid, hoe ge u
dat ook voorstelt In een zondelooze wereld is altoos
blijdschap cn genieting, in een zondige wereld als
de onze kan dat niet.
En daarom komt verkeerd uit wie in deze wereld
altijd blijdschap wil en altijd wil wat genot verschaft
Want dèt is in volstrekten zin blijdschap liefhebben,
cn wijn en olie liefhebben.
Liefhebben wil niet zeggen het aangename van iets
waardeeren, maar het zoo liefhebben, dat ge het zoekt
met al uw kracht en dat ge daarbij al het andere ten
achter stelt
Wie zóó de blijdschap liefheeft, toetst alles aan de
vraag, of het hem blijdschap geeft Geeft iets hem
geen blijdschap, dan laat hij het los. Geeft het hem
wel blijdschap dan houdt hij het vast met loslating
van alles.
En dat leidt dan in deze zondige en verdorven
wereld met haar scheefgetrokken verhoudingen ertoe,
dat het noodzakelijke wordt losgelaten en het mis
bare wordt gezocht. De taak en de roeping die wij
van Godswege hebben te vervullen wordt dan nage
laten omdat de vervulling er van geen blijdschap
geeft
Is dit nu niet juist het kwaad van onze dagen?
God de Heere heeft in het paradijs tot onze eerste
vader gezegd: Het aardrijk zij om uwentwille ver
vloekt: en met smart zult gij daarvan eten alle de
dagen uws levens (Gen. 3 17).
Maar de zondige en dwaze mensch wil daar niet
aan en nu zoekt hij tooh blijdschap. Hij kan die niet
vinden in den weg van trouwen cn eerlijken arbeid.
Welnu, hij laat dien arbeid na en zoekt blijdschap
te verkrijgen in een anderen weg.
Hierin is ook grooto ondankbaarheid jegens God,
die in zijn goedheid en vloek voor ons heeft getem
perd, die ons nog vreugde wil bereiden, die het aard
rijk niet alleen doornen en distelen laat voortbren
gen naar dat wij verdiend hadden, maar ook wijn en
olie geeft tot verkwikking en veraangenaming van
ons leven.
In plaats van die blijdschap en die verkwikking
to genieten in de mate waarin God zo geeft wil ie
Nu is dit altijd bij de mensohen zoo geweest. Oolc
Salomo kende ze blijkens deze spreuk. Maar nooit
werd het in die mate tot een zucht die heel het
leven gaat beheerschen als in onzen tijd.
Het is de genotzucht, die het geslacht van onze
dagen heeft ingenomen. En die zucht is geworden
tot een hartstocht, die al het andere verdringt.
Maar deze dwaasheid brengt haar eigen oordeel
mee. De werkelijkheid van het leven is nu eenmaal
anders. En wie daartegen ingaat moet wel het hoofd
stooten. Het „laat ons eten en drinken want morgen
zullen wij sterven" past niet op de wreedo werke
lijkheid van het leven.
Hij wien het voor alles te doen is om blijdschap
zal zijn goddelijk beroep nalaten, maar daardoor ook
gebrek lijden. En wie hetgeen hij heeft verworven
allereerst besteedt aan wat hem genot geeft en niet
aan wat noodig is voor zijn levensonderhoud, die zal
niet rijk worden. Juist omdat hij zich aanstelt alsof
hij rijk was.
Het is de weeldezucht die met de genotzucht ge
paard gaat en die hoe langer hoe meer alle kringen
der maatschappij heoft aangestoken.
Deze spreuk heeft haar toepassing ook op het gees
telijk leven. Ook dit heeft zijn droefheid en zijn vreug
de, zijn smart cn zijn blijdschap.
Maar ook hier is de genotzucht doorgedrongen. Men
wil een blij evangelie. En het evangelie is vol blijd
schap. Doch alleen voor wie treuren: zalig zijn die
treuren, want zij zuil vertroost worden. En het
evangelie kan alleen verblijden cn vertroosten wie
eerst door Gods wet zijn verwond.
En dit juist wil men niet Het moet alles mooi
zijn en genot géven, langs den kortsten en gemak-
kelijksten weg. De droefheid naar God, de strijd om
in te gaan, het werken van onze zaligheid met
vreezen en beven wordt dan nagelaten.
Maar zoo komt ge ook in uw geestelijk leven tot
gebrek en ontgaan u de schatten van het koninkrijk
Gods.
Verbetering voor het natuurlijk cn geestelijk leven
beide komt dan, als wij wederkeeren tot den Heere
en den weg van zijn Woord. Als niet de blijdschap
onze afgod is, maar de Heere zelf, zijn Woord, zijn
vreeze, zijn dienst onze blijdschap wordt Want dit
i3 het beginsel der eeuwige vreugde.
BIJNA TE LAAT
Een enge poort een smalle weg,
Dat is het éérst begin.
En wie daarvan niet spreken kan,
Die ging dien weg niet in.
En Jezus zelf Hij is de deur.
Waardoor men binnen gaat
En wie tot Hem niet is gegaan,
Weet dat hij buiten staat.
Een krijgsbanier met 't kruis er in
Geplant voor ieders oog.
En wie dat kruis nog niet begreep,
Weet dat hij zich bedroog.
Zoovelen denken dat zij reeds
Heel dicht bij Jezus staan.
Die toch dien weg dien smallon weg
Nog nooit zijn ingegaan.
Bezie daarom met vasten blik
Den wee waarop gij gaat;
Nog roept U Jezus tot Zijn dienst.
Maur spoedig is 't „te laat".
ii