Het Communisme in de Practijk
ZATERDAG 11 JULI 1931 DERDE BLAD PAG. 9
(Nadruk verboden)
Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen
STALIN'S GROOTE REDE
Wij hebben thans de gelegenheid gehad
Stalin's rede op de vergadering van com
munistische bedrijfsdirecteuren van 23 Juni
in e.vtenso door te lezen. Deze rede, die van
zoo groot belang werd geacht, dat de tele-
graaf-agentschappen haar over de wereld
verspreidden, heeft ops teleurgesteld. Wij
zijn van Stalin nooit anders gewend dan een
serie algemeenheden en mislukte pogingen
om een groote lijn aan te geven, maar dit
maal was het, zelfs voor dezen man met
de ambtenarenbersens beneden peil.
Zooals wij verwachtten verklaarde hij de
noodzakelijkheid van nieuwe maatregelen
uit de veranderde omstandigheden. Maar
waarin zit hem dan de verandering? Dat er
een tekort is aan arbeiders is toch
waarlijk niets nieuws. Reeds maan
denlang worden er de meest d'rakonische
maatregelen aangekondigd, op papier dan,
tegen de „desorganisatoren", die hun plaats
verlaten om elders werk te zoeken. Hoeveel
maal kon men niet lezen, dat allerlei „hel
den van den arbeid" zich .verbonden heb-
STALIN
hen om tot het einde van het vijfjarenplan
hup plaats te behouden en nergens anders
heen te gaan. Al deze „verbinding" blijkt
dus niets geholpen te hebben, en als uit
komst stelt Stalin voornog sterkere
banden, regelrechte koelie-contracten. Er
zullen nu contracten gesloten worden tus-
schen de kolchoz-besturen en de fabrietasdi-
recties voor het leveren van arbeidskrach
ten. En de koelies, die de kolchozen leve
ren, zullen stellig niet het recht hebben om
te zien naar een betere plaats. We konden
yeel leeren in Rusland over het wezen van
het communisme, maar waren nog niet op
de ged&chte gekomen, dat een soort koelie
contract iets, dat men op het punt staat
in onze koloniën als onmensohelijk af te
schaffen tot communisme zou worden
verklaard.
Maar zelfs Stalin ziet in, dat hij uitslui
tend met dwang en bevelen zijn doel niet
bereikt. Hij wil ook meer gedifferentieerde
arbeidsloonen ifnvoeren. De beter geschoolde
arbeiders moeten meer ontvangen dan de
ongeschoolde, veel meer, zood'at er een prik
kel bestaat om een vak te leeren, welke
prikkel thans ontbreekt,. volgens den com-
munistisehen leider. Opzettelijk heeft Sta
lin zich hier zeer vaag uitgelaten. Is het de
bedoeling de looncn der geschoolde arbei
ders te yerhoogen of die der ongeschoolde
te verlagen? In beide gevallen wordt het
zelfde resultaat bereikt. En waair hij ver
der op aandringt op verlaging der produc
tiekosten zal dit toch zeker niet te bereiken
zijn met loonsverhoogingen.
Wij hebben in Stalin's rede de officieele
'erkenning der mislukking van de ononder
broken arbeidsweek. Natuurlijk met veel
vijven en zessen, het is allemaal gebeurd,
doordat de mensohen de goede ideeën slecht
hebben uitgevoerd1, maarin de nieuwe
tractorenfabriek te Stalingrad o.a. is de on
onderbroken vijfdaagsche werkweek met
stille trom begraven en de oude werkweek
van zes dagen met een algemeenen rustdag
voor allen hersteld. Dat moet overal gebeu
ren, verklaart Stalin, waar de ononderbro
ken werkweek ertoe voert, dat niet meer
één bepaald persoon aan éen machine staat
en daarvoor verantwoordelijk is. Juist in
de moderne fabrieken, met hun ingewik
kelde machinerie, blijkt het een onbeschrij
felijke chaos te veroorzaken, wanneer de
machines door steeds wisselend personeel
worden bediend. Nieuw is de aangekondig
de maatregel dus geenszins, het is een te
rugkeer tot de vroegere toestanden, hetgeen
ook in de meeste andere gevallen redding
zou brengen. Waardevol is de erkenning
echter, omdat zij bewijst hoe opgeblazen de
bolsjewistische berekeningen gewoonlijk
zijn. De ononderbroken arbeidsweek heette
immers „360 in plaats van 300", het aantal
arbeidsdagen zou per jaar met één vijfde
vermeerderd worden en de productie zou
dus stijgen, de „massa" zou nieuwe voor
raden tot haar beschikking krijgen. Jawel!
Een janboel gedurende 360 dagen bleek
minder op te brengen dan een normale orga
nisatie in 300, en met hangende pootjes
heeft men deze „omwentelende gedachte"
moeten laten schieten.
Alle lapmiddeltjes, die de sowjet-dictator
aangeeft, zullen niets en niets helpen. Bui-
tenlandsche technici hadden reeds herhaal
delijk en met klem op afschaffing van de
ononderbroken arbeidsweek in de bedrijven,
die onder hun leiding staan, aangedrongen.
Bovendien wijzen zij er zeer terecht op, dat
het „vastbinden" van arbeiders aan bepaal
de industrieën zeer slechte gevolgen heeft,
de gewone gevolgen van slavenarbeid. De
arbeider weet, dat hem geen ontslag be
dreigt bij luiheid of slecht werk, bij verzuim
of bij wa/norde, en hij neemt het ervan. De
slechte kwaliteit van de producten, het
voortdurend breken en onklaar raken van
machines, zijn onafscheidelijk hieraan ver
bonden, en zullen nog veel ergere vormen
aannemen, wanneer straks de troepen con
tractanten uit de kolchozen aan de fabrie
ken worden afgeleverd.
Terwijl Stalin aan de eene zijde mei
dwang en slavernij het tekort aan arbeids
krachten wil aanvullen gaat zijn eigen
regeering voort telkens nieuwe massa's aan
het werk te onttrekken. De reorganisatie
der vakvereenigingen wordt voortgezet; de
kem wordt nu de arbeidersgroep bij een
aggregaat, en deze zal wordtn geleid door
een vertegenwoordiger, natuurlijk bezoldigd
en van arbeid vrijgesteld. Daarboven zal
voor elke ploeg een ploegcomité komen te
staan, zoodat in bedrijven met dag- en
nachtploegen in elke afdeeling drie ploeg-
comité's zullen werken. Ten slotte blijft het
algemeen© vakvereenigingscomité vam de
onderneming bestaan. Het resultaat is, dat
het aantal vrijgestelden der vakvereeniging
in de meeste fabrieken verdriedubbeld zal
worden. Zoo gaat het dagelijks door, op
allerlei gebied. Al zou men het heele plat
teland ontvolken, dan nog kreeg men geen
arbeiders genoeg, het beambtendom ver
slindt alles.
Wat betreft de gewijzigde houding jegens
de specialisten, die niet meer als contra
revolutionairen mogen worden behandeld,
was de sowjet-humor haar lieider reeds lang
vooruit. Maanden geleden reeds vertelde
men de grap van den voorzitter cler G.P.Oe
en dién van den economischen raad, die met
elkaar over het vijfjarenplan spraken, waar
bij de voorzitter van den economischen
raad bedenkelijk zijn hoofd schudde en
twijfelde aan de uitvoering.
Waarom, vroeg de G.P.Oe man, wij helpen
je toch?
Ja, zei de ander, als ik zooveel specia
listen tot mijn beschikking had als jij, dan
zou het beter gaan!
Tegelijk met de aankondiging van Sta
lin's nieuwe koers komt het bericht uit
Rusland, dat professor Lazaref, de man, die
met behulp van magnetische metingen ijzer
ertsen had bepaald bij Tula en die als vol
komen loyaal jegens de sowjet-regeering
bekend stond, tot tien jaar gevangenisstraf
is veroordeeld door de G.P.Oe, dus zonder
proces, terwijl zijn vrouw, die als vervallen
van alle rechten uit haar woning was gezet,
zelfmoord hééft gepleegd. Men zal de uit
werking in de praktijk moeten afwachten.
Stalin, in zijn bekrompen machtswaan, is
niet iemand die tegenspraak duldt. Iedere
specialist, die zich niet willoos aan de fan
tastische bevelen onderwerpt en mede hoera
roept als het bevolen wordt, staat voor en
na aan het gevaar van gevangenneming en
verbanning bloot.
De onzin van den sowjet-dictator over het
gebrek aan kapitaalvorming spant, onge
twijfeld de kroon. Als vanzelfsprekend
stelde hij voor, dat op den duur de sowjet-
industrie minder kapitalen voor de uitbrei
ding zou leveren in plaats van meer. Wil
men een nog openlijker erkenning hebben
van de mislukking van alle plannen? Ja
renlang zijn er milliarden uitgegeven voor
„reuzenbedrijven", door buitenlanders ge
bouwd, prachtig ingericht met de nieuwste
machines, en nu die eindelijk gaan wer
ken blijkt het, dat zij niet meer opleveren
dan de oude romm'el, die er voordien be
stond. Het is het euvel, waartegen de sowjet-
regeering nu reeds tien jaar strijdt en dat
nog in geen enkel opzicht overwonnen is.
Alles wat men aanpakt werkt met verlies,
en hoe meer men uitbreidt, des te grooter
worden de verliezen. We hebben dit jaar
reeds twee of drie „finantieele hervormin
gen'.' gehad, die het werken zonder verliezen
zouden garandeeren, we hébben in allerlei
toonaarden kunnen lezen, dat de uitwerking
van die reorganisaties schitterend was, en
nu verstoort niemand minder dan Stalin
op wreede wijze al onze illusies. Er wordt
minder kapitaal gevormd dan vroeger in
plaats van meer. Wat te doen? Ook hiér
weet de groote man raad, en hij stelt......
nieuwe reorganisaties voor. De ondernemin
gen waren te groot, ze moeten kleiner wor
den, de menschen moeten zich beter van de
onderdeelen op de hoogte stellen, en meer
dergelijke wijsheden. Maar geen woord
over het feit, dat overal de leiding berust in
handen van personen, die van de hen tóe-
'ertrouwde zaken geen benul hebben; zoo
lang dit zoo blijft kan men reorganiseeren,
overgaan van klein op groot en van groot
op klein, aan de resultaten verandert men
Wij hebben den indruk, dat deze rede voor
„buitenlandsch gebruik" was bestemd. Door
Hoover's plotseling moratorium-voorstel
heeft men de publicatie een paar weken
uitgesteld, om te zien hoe de Luitenland-
sohe toestand zich ontwikkelde. Reeds ver
leden maand liepen er geruchten, dat een
combinatie van Engelschen en Amerikanen
aan de sowjet-regeering een crediet van
1.5 milliard dollar had aangeboden op be
paalde voorwaarden. Stalin wilde allicht
aantoanen, dat het buitenland zijn geld vei
lig in Rusland kan beleggen. Of hij daarin
geslaagd is? Met zijn rede voor ons betwij
felen wij of financiers hieraan veel waarde
zullen hechten. Intusschen moet worden af
gewacht welke praktische maatregelen d*eze
nve koers" zal brengen.
BINNENLAND.
HOFBERICHTEN
DE REIS DER KON. FAMILIE
De Koniinigm en Prinses Juliana zijrn gis
termiddag te Baseil aangekomen. De Neder-
landsche consul, de heer C. Hasslg, was ter
begroeting op het station aanwezig. Na een
kort oponthoud werd de reis naar Zürich
voortgezet, waar men, gelijk gemedd, zou
i vernachten.
DE BURGEMEESTER VAN
FRANEKERADEEL
PROTEST TEGEN DEN WETHOUDER
In het R.K. Vereeniigingsgebouw te Fra-
neker is vanwege de rechtsohe partijen een
protestvergadering gehouden van ingeze
tenen der gemeente Franek©nadeed, naar
aanleiding van de rede uitgesproken door
den Loco-burgemeester S. van cler Schaaf bij
de installatie ven den nieuw-benoemden
buagemeeeter, den heer Elgerema, der ge
meente Franekeradieel. De leiding was in
haaiden van den heer F. Terpetra te Leeu
warden, die scherpe critiek leverde op de
houding van wethouder v. d. Schaaf. Ver
schillend© personen voerden hierop nog het
De volgende motie werd aangenomen:
Ingezetenen van Franekeradeel, behooren
de tot de rechtsohe partijen, op 9 Juli te
Franker in vergaideiiaig bijeen, spreken een
perig afkeuring uit over de installatierede
van dien heer S. van der Sohaaf op 1 Juli j.l..
betuigen hunne blijdschap over de benoe
ming van den heer Elgeisma, zijne komst
"n onze gemeente en scharen zioh aaneen
an zijne zijde met de bed© dat God hem
wijsheid en bekwaamheid moge geven om
tot welzijn der gemeente werkzaam te zijn.
NEDERLAND EN BELGIE
NIET OFFICIEEL CONTACT.
In verband met de geruchten over onder
handelingen tusschen Nederland en België,
heeft de gezant van België te 's-Graven-
hage o.a. het volgende medegedeeld:
Van onderhandelingen tusschen heidelan
den is op het oogenblik nog geen sprake.
Wel is er sinds geruimen tijd een niet offi
cieel contact en langs dezen weg worden
de algemeene vraagstukken, voortvloeiende
uit het verdrag van 1839, besproken.
Dit niet officieele contact ontwikkelde
zich in goede richting en er is reeds een
bote ra voeling tusschcai beide landen ont
staan.
De gezant sprak de hoop uit dat later het
contact langs meer officieelen weg voort
gezet zou kunnen worden.
Met betrekking tot een Tolunie tusschen
beide landen zei de hij zich er zeer over te
zullen verheugtem, wanneer er ook van eco
nomisch standpunt goede betrekkingen be
staan. Het verdrag van Oslo, dat in deze
richting gaal, is in Brussel dan ook zeer
goed ontvangen. De idee van een Tokinio
is echter nog niiet verder gekomen dan be
schouwingen in de pers. Van eenige voor
bereiding is nog geen sprake.
ONS NIEUWE PAVIUOEN TE
PARIJS
GIFT VAN DE KONINGIN-MOEDER
De Koningin-Moeder heeft een aanzien
lijk© gift doen toekomen aan het Nationaal
Hulpcomité. Nog toegetreden tot dit comité
ie d© heer J. J. B. da Silva te Amsterdam,
directeur van het Persbureau M. S. Vaz
Dia6 te Amsterdam.
Een door het Nationaal Jongeren Verbond
gedaan aanbod om het secretariaat te ver
stekken, werd dankbaar aanvaard. Een
comité van aanbeveling, bestaand© uit
vooraanstaande landgenooten ie in voorbe
reiding.
In herinnering wondt gebraefht, dat het
aidires van het comité i6 Korte Voorhout 6,
Den Haag, en dat geidien gegireerd of ge
stort kunnen worden op poetrekening no
14574 ten name van Oost en West, Den Haag
wat Wils.
aa<
HET LIED VAN MOEDER
VERKEERSWEGEN IN DE
ALBLASSERWAARD
VERGADERING TE SLIEDRECHT
Donderdagmiddag hebben de besturen der
gemeenten in en om de Alblaeserwaard in
het raadhuis te Sliiedreoht vergaderd over
bevordering va.n den aanleg van den Rijks-
w eg Rottieildiam—AJlbiaeserwaardLent—
Duitschilamd. De verledenjaar uit d© be
sturen benoemd© commissie heeft uitvoerig
verslag uitgebracht van haar bemoeiingen
De vergadering heeft d© commissie dank
gebracht voor haar ijverig werken en met
algemeene stemmen besloten baar te be
stendigen, met verzoek om op d© bres te
blijven staan voor de spoedige totstandko
ming van dezen weg. Uit d© besprekingen
kwam stedk naar voren hoe dringend de
behoefte aan een goeden verkeersweg in
deze streek met een vaste oeververbinding
wondt gevoeld. Daarvoor zal het. echter noo-
diig zijn dat d© verschillende belanghebben
den blijven samenwerken en den weg als
verkeersweg blijven aanzien.
RUSTHUIS ..HEBRON"
KONINKLIJK BEZOEK.
H. M. de Koningin-Moeder bezocht Don
derdagmiddag het Chr. Rusthuis „Hebron"
te Hilversum. H. M. bezichtigde met groote
belangstelling de geheele inrichting, en
niettegenstaande hat ongunstige weder liet
H. M. zich rondleiden naar de verschillende
lighallen in den grooten, mooien tuin, waar
H. M. tot ieder der 28 gasten een vriende
lijk woord sprak en aan elk eigenhandig
bloemen en een versnapering uitreikte. Er
kwam weer zoo treffend uit, hoe II. M. mee
leeft en meevoelt met zwakken en rustbê-
hoevenden.
Hebt ge wel eens een straatpreddking bij
gewoond
Ik vaak. En 'k ben er vast van overtuigd,
dat wanneer van dit EvangeLisatiermddCl
met ernst en toewijding wondt gebruik ge
maakt, d© vruohten ni©t zullen uitblijven.
Bij zulk een straatpredukróg wordt ook
altijd gezongen: meestal bekend© liederen,
die ieder in zijn jeugd leerde.
Dat is zeer zeker heel goed gezien. Bij
©1© hoordiea-s, die, zooals 't in den volks
mond he©t, „niets meer aan de kerk doen",
zoo'n oud, bijna vergeten lied vele
herinneringen. „Ja, dat zongen vader en
moeder en ik z©lf vroeger ook, toen 'k nog
:n kind'en in 't ouderlijk huis was
En niet zelden komen de hoorders door
io'n eenvoudig veis je in de reohte stem
ming om ook nog even te luisteren naar de
korte toespraak, di© op 't zingen volgt.
Vaders of moeders lied i6 onder den ze
gen des Heeren voor menig afgedwaald
kind tot rijken zegen geweest.
Ik moest daaraan denken, toen 'k deze
korte geschiedenis las:
In het jaar 1745, gedurende dien jammer
lijken oorlog in het verre Amerika, werden
el© menechen uit hun woonstedén vendre
en, en moesten all© ellende van den oor
log ondervinden.
Onder hen wa6 een familie, wier huis tot
den grond toe afgebrand en wier dochter,
Regino genaamd, door een Indianenstam
Is gevangen© meegevoerd werd.
Tien lange jaren hoorden de vader en
moeder van Regime niets van hun doch
tertje. Ongetwijfeld dachten zij vaak: mis-
chien wordt on6 arm kincl wreedaardig
behandeld als ölaviin; misschien is zij reeds
tea- dood gebracht
welk een genot zou het geweest zijn
de moeder, als zij eens geweten had,
•mee haar gevangen kind zoovele lange
lange uren doorbracht.
Toen zij nog bij elkander waren, bad
moedei- haar dochtertje gezangen en tek
sten uit den Bijbel geleerd, en die heer
lijke lessen waren nu een schat voor haar
Regina. Zij had ze weggelegd in haar hart,
nu ze verre was van haar ouders en
haar huis, was het haar een vertroosting
als zij die heerlijke woorden uit den Bijbel
bij zichzleve opzegde, of de mooie gezangen
neuriede, di© ze in haar gelukkige kinder
jaren geleerd had.
Doch niet altijd zou Regina gevangen
blijven; die God van liefde, waarvan ze diik
wijds zong, zag iin ontferming op haar neer
Een Enigledh ambtenaar kwam op zijn
toobten door het land ook aan 't In lianen-
kamp, en stelde meer dan vierhonderd ge
vangenen in vrijheid. Onder hen was ook
Regina.
Zij werd met de anderen naar d© stad
Carlisle gebracht, en daar moesten alle
oudens. wier kinderen weggevoerd wi
hun lievelingen komen halen. O, wat zal
hun het hart geklopt hebben, toen ze zich
AANBESTEDING
Vanwege den R i jiksgebou we ndl e net is
aanbesteed het uitbreiden van de biblio
theek en het maken van een vrijstaand ra
diogebouwtje met. een rijwMbergp'leats bij
het Kon. Ned. Meteorologisch Instituut te
De Bult. Het laagst weid ingeschreven door
de Gebr. L. en H. Stamhuis t© Utrecht voor
11.896.
DE INDIE-POSTVLUCHTEN
Het 2"2e postvliegtuig is uit Belgrado ver
trokken en te Athene aangekomen.
FRANKRIJK© TOESTEMMING IN HET HOOVERPLAN
Van links naar rechts: Edge en Mellon verlaten het Fransche ministerie van binnen-
landsche zaken nadat het Hooverplan is aangenomen. President Hoover, die zijn plan
verwezenlijkt ziet, Briand en Laval na onderteekening van het Hooverplan, waarover
ze twee iveken lang hebben onderhandeld.
haastig daarheen begaven! Hoe heerlijk, als
zij daar hun lang verloren gewaande kin
deren mochten weerzien: maar ook. hoe
treurig, als ze hen daar onder de menigte
niet vonden.
gtina's moedor liep overal rond te kij
ken onder die velen, die. ofschoon nog kin
deren, toen ze weggevoeid werden, nu ai
bijna volwaseen mannen en vrouwen wa-
Vruchteloos zocht ze naar haar lieve
kind, wier beeltenis dag en nacht haar
)or oogen gezweefd haid.
Hoe moest zij haar vinden en herkennen
onder dl© vrouwen, di© de taal der India
nen spraken en hun kleeding droegen?
Eindelijk kwam een heerlijke gedaohte
haar op. Met trillend© stem begon zij
het gezang t© zingen, dat zij in lang ver-
dogen dagen zoo vaak met haar dochtertje
gezongen had.
uweiijks had ze twee regels gezongen,
of daar snelde Regina uit de menigte toe
der het zingen van datzelfde versje, en
moeder en kind lagen in elkanders armen.
Nu ik - toch over herinneringen aan "t
ouderlijk huis eohrijf, moet me nog iets van
't hart.
Ik kreeg een brief van „een getrouw le
zer", die schreef, dat hij met instemming
het stukje „Driftige vaders", onlangs op
detze plaats opgenomen, had gelezen.
Maar zoo vroeg hij zou dat 6tukje
geen koren op den molen zijn van kinderen
die ondanks alle vermaan, niet willen luis-
't Zou mij spijten, als dit inderdaad zoo
Bedoeld ©tukje bedoelde slechts aan t.e
toonen, dat zelfs de beste vader ten slotte
toch een zondig mensoh blijft, die vooral
ook in het werk der opvoeding te kampen
heeft met vele gebreken en zonden, die
hem altijd aankleven.
Kinderen mogen nooit vergeten wat de
oude Heidelberger zoo schoon zegt: Dat ik
mijn vader en moeder en allen, die over
mij gesteld zijn, alle eere en liefde en
trouw bewijzeen ook met hun
zwakheid en gebreken geduld
hebbe, aangezien het God© belieft ons
door hun hand te regeeren.
Jezus is óók kind geweest. En van Zijn
kinderjaren verhaalt d© Schrijft: Dn Hij
ging met hen (Jozef en Maria) af, en
kwam te Nazareth, en was hun onderdanig
Kleine en groote kinderen, die dit moch
ten lezen vergeten we toch nimmer, dat
we onze ouders door woord en gediag diep
kunnen wonden. En al mogen die wonden
weer generen de Htteekens blijven vaak
Gelukkig de man en vrouw, di© later met
de belijdenis van een godzaligen vader en
met 't lied van een vrome moedter van harte
kan instemmen.
Zonder d© wroeging, dat we dien besten
vad©r en lieve moeder zoo vaak noodetoos
smart hebben aangedaan.
Radio Nieuws.
ZONDAG 12 JULI
HUIZEN (298.8 M.). N.C.R.V. 8.30—9.30 Mor
genwijding. te leiden door Ds. J. Rottenberg,
Missionair Predikant, te Overschie. Muzikale
medewerking verleent: mevr. A. de Zeeuw
Sliedrecht, zang; 1 Zingen: Paalm 9o l. 2 Vo
tum. 3 Lezen: Romeinen 1 t16. 4 Gebed. 5
Zingen: Psalm 105:5 en 6. 6 Eerste gedeelte
der prediking. 7 Zingen: Gezang. 36 1 en 5. f
Tweede gedeelte der prediking. 9 Dankzegging
10 Zingen: Psalm 105:4. 11 Zegen
5.— u. nam. Kerkdienst vanuit de Geref. Kerk
(Westerkerk)
7. 3
Romeinen 5 3 en 5. 10 Eerste gedeelte der
prediking. 11 Zingen: Psalm 27:7. 12 Tweed#
gedeelte der prediking. 13 Dankzeggng. 14 Zin
gen: Psalm 73:13. 15 Zegen. 16 Orgelspel, Na
beëindiging van den dienst tot 7.45 nam. Or
gelbespeling door den heer Dick van Wilgen-
Z! ekendie
leiden door
Herv. Predikant te Hilversum. 1111.30 Lezen
van Ohr. Lectuur, door mej. J. C. M. Doyen, te
Hilversum. Voorgelezen wordt: ..Opdat zij licht
zien". 11.30—12.30 Gra.mofoonplatenconcert.
12.30 Tijdsein. 12.30—1.45 Orgelconcert, vanuit
nlersbungwal, te Amsterdam
den orgelist dier kerk, den h
jorglng zender. 4Tijd««
emiurtje, te leiden door Ds. C. J. van P
led. Herv. Predikant, te Haarlem. M
iedewerking veirleenen: mej. C. de Jager
ankgebed. 7 Zin
Begeleiding: mej. Luise Lauenroth. 6.307
teluurtje voor Jongeren. Spreker: de heer
v. d. Hulst, te Utrecht. Onderwerp: „Het Kar
retje". 7.— Tijdsein. 7—8 Harmonium con
Havano-binnengoed. Klein
maar edel. Goedkoop hoewel
uit kostbare tabak. Massa-
fabricage. Nieuw fabrikaat.
meert, vanuit de Nieuwe Concertzaal
tèegh.r<aït! uit Den 'hm's!J" de TvoU,
irljkorkest. samengesteld uit Arnhem-
:RSUMCh(U7£
T.34»7.45 Oohtendgyn
1,15 Concert. 1,45 Ver-
-lezen. 3.Gramofoon-
keuken. 4.— Tljdsc
'.01 Granmfoon muziek. 4.30 Wie voor kind«
schrijven. 5.15 Concert. 6.30 Radio
ige. 7.05 Fotohalfuurtje. 7.
7.45 Lezing. 8— Tijdsein. 8.01 Gruno-
zlek. 8.15 Concert. 8.50 Voordracht. 9.1"»
i waar de er 'i ng °voo?'
Stam door de led»
thlek diri-
zUn arbeid
Chr i sTeVü k Rad i o k oor
FEUILLETON
DESTERVANHALALAT
Een verhaal uit den tijd der Babylonische
ballingschap
(24
Tweemaal was hij op een Sabbathdag
aaiidiere had hij nooit eenlgen vrijen tijd
tiaar den kcmiingsburg geijld en had uren
achtereen allen bespied, diie in- en uil-
gingen.
Tevergeefs! Later had hij een der man
nen, diiie het paleis verlieten, gevraagd of
deze niemand op den Kamiingeburg kern die,
dii-e Abiud heette; maar de man schudde
ontkennend het hoofd. Weer vroeg hij een
ander; dlodh ook die man kend© geen Abiud
Sedert had hij niet weer gevraagd.
En toch stond hij heden weer op eeniiigen
afstand van de poort. Hij waohtte geruimen
tijd, toen hij een jongeling zag, diie net zoo
gekleed was als Abiud. Als hij dien man
vroeg, kon hij allicht op een goed ant
woord hopen. Bedeesd naderde liij den
vreemdeling en toen deze hem voorbij wil
de gaan, sprak hij hem aan.
„AMud?" zei die vreemdeling. „Abiud?"
herhaalde hij, .ydiien ken iik mi et." 1-Iij wil le
verder gaan, maai' scheen zLidh te bedenlken
en bleef weer staan.
„Halt! Ik herinner mij, dat Hairmoza, een
'der pages des konings, een Jood-, Abiud
heet. Zoudt ge hem willen spreken?"
„Men zal mij stellig bij de poort tegen
houden."
„Kom maan- mee! De wachten zullen u
'Öan w©l laten gaan!"
Aarzelend beklom de jonge Jood met
den vreemdeling den oprit Nadat de wacht
aan de poort met dien man gesproken had,
wend Gaiddiis niet lastig gevallen. Achter
die pooit wee een hofplein van aanzien
lijke grootte. Hairdigebramde tegels, met as-
plyalt verbonden, bedekten den bodem. Ver
sdhieiiidene poorten voerden naair verschillen
d© gebouwen. De vreemde en Gadidiis liepen
naar een prachtig versierd© poort, wélk©
toegang verleende tot d© zaal, waar de
vorst vertoefde, imdiiicn audiëntie verleend
werd. Linlks daauvan was een kleine deur
Beiden gingen door die deur en kwamen
in een klein© hal. Langs de zijwanden wa
ren gangen naai- de overige vertrekken.
„Deze zalen grenzen onmiddellijk aan de
vertrekken d-es koniinigs en dienen d© pa
ges tot woning. Harmaza, dien gij zoekt,
zal daar te vimeten zijn."
1-Iij ging naar een deur en sloeg het voor
hamgsel op zij. Niemand daan- binnen.
Maai- ©ven later klonk aan een andere
zijd© een vroolijk kuchen. Gadidiis' leidsman
liep op het geluid toe en kwam in het ver
trek, terwijl d© Jood aan de deur bleef
staan en dioor het half geopende voorhang
sel blikte. Daar zaten om een tafel vele
jongelingen, die allen diezelfde kleeding
droegen, gelijk Gaddis vroeger reed© bij
Abiud opgemerkt had. Een hunner scheen
ene vroolijk veriiaa! op te disschen, want
allen schaterden van liet lachen. Alleen
twee pages moesten het gehoord© mind©r
aangenaam vinden, want geen van beiden
glimlachte; en dia,t waren juist de beide
Jodien, die Gaddis reeds eerder had ont
moet. Plotseling stond hij, di© toenmaals
zoo onvriendelijk geweest was jegens Gad
dis, op en riep tot de vroolijke makkere:
i„Een Jood zal tooh niet veel dommer zijn
dan iemand uit Ohaldiea, Simsarusuir!"
De verteller wierp een venijmigen blik
op den Jood. De anderen lachten. Doch de
tweed© Joodsöh© page, Abiud, sprak haas
tig: „Inderdaad, Sinsarueur, ge hadt mlt
moeten vergeten, dat wij ook Joden zijn
en het ware dus wel zoo verstandig ge
weest, dat verfhaal niet te vertelen."
„Sahpiima.ju zou kunnen gaan, als hem
het gesproken© niet beviel!" antwoordde de
Babylon! er.
Zonder een woord te zeggen, verliet
Sahpimaju het vertrek. Zijn vriend sprak
nog enkel© ooge«blikken met de pages en
volgde toen ook.
Gaddis was bevreesd op zij geweken toen
de eerste buiten kwam. Daar Sahpimaju
opgewonden was, bemerkt© hij den wach
tenden jongeling niet eens.
Toen Abiud het vertrek wiilide verlaten,
naderde Gaddis hem. De page herkend©
den jongeling en groett© hem. Sahpimaju
was een edmd vendor blijven staan, om op
zijn vriend te wadhten. Hij bemerkte Gad
dis niu ook en ontevreden zeide hij: „Dat
is de man., dlie ons kort geleden voor h©t
paleis aansprak. Wat will hij hier van ons
hebben?''
„Bedaard, Sahpimaju," sprak Abiud of,
gelijk hij onder die Babylonaëns genoemd
werd, Harmaza. „Wellicht is hij in nood en
beeft behoefte aan onzen steun. Hij is toch
ook een kind Juda's en ondier vreemden
„Gij dwaalt! Ik behoef niets, volstrek!
niets," zei Gaddis. „Maar het is ter oorzake
van een belofte, dat ilk kom en wel uit
naam van een stervend©. Toen wij, ik en
mijn zuster, nog t© Bethlehem waren,
kwam daar op zekeren dag een man uil
een verre streek. En wij bedden volgden
Op het hooren van dien naam werd de
page bleek van ontsteltenis.
„Mo6olilam? Moeollem hebt gij gezegd?
Heette de vreemde zoo?" vroeg hij angstig.
„Mosolllam was zijn naam!"
„En gij zegt, dat hij te Sippara stierf?"
„Ja, heer!"
„Te Sippan-a? In die heidensche stad?"
„Ja, heer! Ik heb hem bij een gehucht
begraven
„Mijn broeder! Mijn arme broeder!" riep
Abiud uit en in die kreet lag zooveel droef
heid, dat Gaddis hem medelijdend aanzag
en t-oostend zijn veihaal vervolgd©: „Gij
bemim. t Mosollam, zi© ik, heer! Ja, hij
was een Irave jongeling. Ik en Reepha
hebben veel oni hem geweend.."
„Toe, vriend, vertel mij iets meer van
Mosollam! Maar niet op deze plek." En hij
nam Gaddis bij den arm en ging met hem
in dezelfde kamer, waar hij te voren door
zijn leidsman gebracht was. Sahpimaju
kwam ook.
Gaddis veihaalde nu allee, wat sedert die
eerst© ontmoeting met Mosollam gebeurd
was en eindigde met den page de laatste
woorden en wensdhen van den stervende
mede te dieelen, er bijvoegende, dat Abi-
noëm h©m tot nu toe verboden had, Zeru-
babel, den vader van den overledene, met
het sterfgeval bekend te maken.
Harmaza zat met de honden voor het ge
laat in diepe droefheid neder en weende.
Ook Snhpiimaju's oog had een mildere uit-
dreikking verkregen. Maar volkomen opge
klaard werden diezelfde oogen eerst, toen
Gadd's van d© heilige stad verhaald©.
„O, die gelukkige Mosollam," zeide hij,
„hij mocht Sion, d© heilige stad, betreden
en aanschouwen; de stad, 006 zoo dierbaar,
ook thans, nu zij in een puinhoop vea-an-
„Salupima.ju, ik heb hem niet zien la/
chon; want alleen treurigheid en verlaten
heid blikten ons overal tegen. Mosollam#
oogen sohreiden, toen hij voor de laatst#
maal tusschen de pilaren van de verwoest»
poorten schreed. Hij zette zioh een wijle op
©en omgevallen muur neer, riep mij en zei
de: „Gadidiis, als wij eenmaal iet6 konden
bijdragen, om die muren weer op te rich
ten, hoe gelukkig zouden wij zijn!" n la
ter, toen wij reeds ver va-n d© stad verwij
derd waren en, een blik achter ons wer
pende, d© puinhoopen nogmaals in d© verte
zagen, voor wij over den Olijfberg trokken,
toen knielde hij biddend neder en wierp
nog een langen blik op de stad en sprak
den gaosohen dag gei#n woord m©er."
„Gaddis," sprak Ilormaza, „gij moet mee
gaan naar mijn vader en hem van zijn re
velling Mosolllam, zijn eeretgeborene, ver-
Maar Sahpimaju dacht andere.
„Neen, Abiud, ga zelf e&ret naar uw va
der en zeg hem zoo voorzichtig mogelijk
wat gij gehooid hebt; deze jongeling echter
kan met mij naar bet huis van mijn oom,
den Hoogepnieeter gaan. Daar roepen wij
de oudsten des volks, van het geslacht Ju-
da, samen, opdat rok hun ooren de tijding
uit Sion vernemen."
Het hui6 ven den Hoogepriester in de
Jodenstad vertoornde zelfs hier in de ge
vangenschap een schemering van den vroe-
geiren luister, welke dezen nakomeling van
Aiiron omgaf. Het was deftiger dan de
andere woningen cn ook uitwendig eenigs
tins waardig zulk een eerbiedwaardig per
soon te herbergen.
Sahpimaju trad met Gaddis door de poort
tn bracht hem door d© voorhall, een deel
uitmakende van elk voornaam liui6 in
Bahylon, rechtdoor in een ruimte, welke
Qiet meer zorg vetsierd was dan eenig an
der gebouw, door Israëlieten bewoond.
In eon gemakkelijken leunstoel rustte
een grijsaard. Zijn gelaat was inge\ollen,
het hoofd, niet sneeuwwit haar bedek!,
hing op d« borat en d© vermagerde vingeis
briefden een dek, waaronder de verzw akt e
man verwarming voor het afgetobd© lichaam
Sahpimaju trad langzaam nader en
sprak, eerbiedig groetend:
„Mijn vader, hier breng ik tot u een jon
geling, die Jeruzalem, de heilige stad, eerst
voor enkel© maanden verliet!"
De grijsaard, Sahpiinaju's grootvader,
blikte met doffe oogen op den vreemde-
„ls het Mosollam?" vroeg liij met een
zwakke stom.
„Mijn vader, Mosollam is het niet: maar
in zijn plaats komt cteze jongeling, een
Betihlethemi'Pt."
„Waarom komt Mosollam niet?" vroeg
de grijsaard.
„Hij zal nimmermeer terusrkeeren: hij
stierf op eten terugtocht: en deze jongeling
begroef hem."
Dezr tijding bleek den ouden man diep
te treffen.
Intuss*>h©n was Josua, de Hoogepriest r.
binnengekomen. Hij was d© oom van Sehpi
ma ju, een groote kra<Jhfcige man.
Wordt i
rvolqd