Het Communisme in de Practijk ZATERDAG 11 JULI 1931 DERDE BLAD PAG. 9 (Nadruk verboden) Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen STALIN'S GROOTE REDE Wij hebben thans de gelegenheid gehad Stalin's rede op de vergadering van com munistische bedrijfsdirecteuren van 23 Juni in e.vtenso door te lezen. Deze rede, die van zoo groot belang werd geacht, dat de tele- graaf-agentschappen haar over de wereld verspreidden, heeft ops teleurgesteld. Wij zijn van Stalin nooit anders gewend dan een serie algemeenheden en mislukte pogingen om een groote lijn aan te geven, maar dit maal was het, zelfs voor dezen man met de ambtenarenbersens beneden peil. Zooals wij verwachtten verklaarde hij de noodzakelijkheid van nieuwe maatregelen uit de veranderde omstandigheden. Maar waarin zit hem dan de verandering? Dat er een tekort is aan arbeiders is toch waarlijk niets nieuws. Reeds maan denlang worden er de meest d'rakonische maatregelen aangekondigd, op papier dan, tegen de „desorganisatoren", die hun plaats verlaten om elders werk te zoeken. Hoeveel maal kon men niet lezen, dat allerlei „hel den van den arbeid" zich .verbonden heb- STALIN hen om tot het einde van het vijfjarenplan hup plaats te behouden en nergens anders heen te gaan. Al deze „verbinding" blijkt dus niets geholpen te hebben, en als uit komst stelt Stalin voornog sterkere banden, regelrechte koelie-contracten. Er zullen nu contracten gesloten worden tus- schen de kolchoz-besturen en de fabrietasdi- recties voor het leveren van arbeidskrach ten. En de koelies, die de kolchozen leve ren, zullen stellig niet het recht hebben om te zien naar een betere plaats. We konden yeel leeren in Rusland over het wezen van het communisme, maar waren nog niet op de ged&chte gekomen, dat een soort koelie contract iets, dat men op het punt staat in onze koloniën als onmensohelijk af te schaffen tot communisme zou worden verklaard. Maar zelfs Stalin ziet in, dat hij uitslui tend met dwang en bevelen zijn doel niet bereikt. Hij wil ook meer gedifferentieerde arbeidsloonen ifnvoeren. De beter geschoolde arbeiders moeten meer ontvangen dan de ongeschoolde, veel meer, zood'at er een prik kel bestaat om een vak te leeren, welke prikkel thans ontbreekt,. volgens den com- munistisehen leider. Opzettelijk heeft Sta lin zich hier zeer vaag uitgelaten. Is het de bedoeling de looncn der geschoolde arbei ders te yerhoogen of die der ongeschoolde te verlagen? In beide gevallen wordt het zelfde resultaat bereikt. En waair hij ver der op aandringt op verlaging der produc tiekosten zal dit toch zeker niet te bereiken zijn met loonsverhoogingen. Wij hebben in Stalin's rede de officieele 'erkenning der mislukking van de ononder broken arbeidsweek. Natuurlijk met veel vijven en zessen, het is allemaal gebeurd, doordat de mensohen de goede ideeën slecht hebben uitgevoerd1, maarin de nieuwe tractorenfabriek te Stalingrad o.a. is de on onderbroken vijfdaagsche werkweek met stille trom begraven en de oude werkweek van zes dagen met een algemeenen rustdag voor allen hersteld. Dat moet overal gebeu ren, verklaart Stalin, waar de ononderbro ken werkweek ertoe voert, dat niet meer één bepaald persoon aan éen machine staat en daarvoor verantwoordelijk is. Juist in de moderne fabrieken, met hun ingewik kelde machinerie, blijkt het een onbeschrij felijke chaos te veroorzaken, wanneer de machines door steeds wisselend personeel worden bediend. Nieuw is de aangekondig de maatregel dus geenszins, het is een te rugkeer tot de vroegere toestanden, hetgeen ook in de meeste andere gevallen redding zou brengen. Waardevol is de erkenning echter, omdat zij bewijst hoe opgeblazen de bolsjewistische berekeningen gewoonlijk zijn. De ononderbroken arbeidsweek heette immers „360 in plaats van 300", het aantal arbeidsdagen zou per jaar met één vijfde vermeerderd worden en de productie zou dus stijgen, de „massa" zou nieuwe voor raden tot haar beschikking krijgen. Jawel! Een janboel gedurende 360 dagen bleek minder op te brengen dan een normale orga nisatie in 300, en met hangende pootjes heeft men deze „omwentelende gedachte" moeten laten schieten. Alle lapmiddeltjes, die de sowjet-dictator aangeeft, zullen niets en niets helpen. Bui- tenlandsche technici hadden reeds herhaal delijk en met klem op afschaffing van de ononderbroken arbeidsweek in de bedrijven, die onder hun leiding staan, aangedrongen. Bovendien wijzen zij er zeer terecht op, dat het „vastbinden" van arbeiders aan bepaal de industrieën zeer slechte gevolgen heeft, de gewone gevolgen van slavenarbeid. De arbeider weet, dat hem geen ontslag be dreigt bij luiheid of slecht werk, bij verzuim of bij wa/norde, en hij neemt het ervan. De slechte kwaliteit van de producten, het voortdurend breken en onklaar raken van machines, zijn onafscheidelijk hieraan ver bonden, en zullen nog veel ergere vormen aannemen, wanneer straks de troepen con tractanten uit de kolchozen aan de fabrie ken worden afgeleverd. Terwijl Stalin aan de eene zijde mei dwang en slavernij het tekort aan arbeids krachten wil aanvullen gaat zijn eigen regeering voort telkens nieuwe massa's aan het werk te onttrekken. De reorganisatie der vakvereenigingen wordt voortgezet; de kem wordt nu de arbeidersgroep bij een aggregaat, en deze zal wordtn geleid door een vertegenwoordiger, natuurlijk bezoldigd en van arbeid vrijgesteld. Daarboven zal voor elke ploeg een ploegcomité komen te staan, zoodat in bedrijven met dag- en nachtploegen in elke afdeeling drie ploeg- comité's zullen werken. Ten slotte blijft het algemeen© vakvereenigingscomité vam de onderneming bestaan. Het resultaat is, dat het aantal vrijgestelden der vakvereeniging in de meeste fabrieken verdriedubbeld zal worden. Zoo gaat het dagelijks door, op allerlei gebied. Al zou men het heele plat teland ontvolken, dan nog kreeg men geen arbeiders genoeg, het beambtendom ver slindt alles. Wat betreft de gewijzigde houding jegens de specialisten, die niet meer als contra revolutionairen mogen worden behandeld, was de sowjet-humor haar lieider reeds lang vooruit. Maanden geleden reeds vertelde men de grap van den voorzitter cler G.P.Oe en dién van den economischen raad, die met elkaar over het vijfjarenplan spraken, waar bij de voorzitter van den economischen raad bedenkelijk zijn hoofd schudde en twijfelde aan de uitvoering. Waarom, vroeg de G.P.Oe man, wij helpen je toch? Ja, zei de ander, als ik zooveel specia listen tot mijn beschikking had als jij, dan zou het beter gaan! Tegelijk met de aankondiging van Sta lin's nieuwe koers komt het bericht uit Rusland, dat professor Lazaref, de man, die met behulp van magnetische metingen ijzer ertsen had bepaald bij Tula en die als vol komen loyaal jegens de sowjet-regeering bekend stond, tot tien jaar gevangenisstraf is veroordeeld door de G.P.Oe, dus zonder proces, terwijl zijn vrouw, die als vervallen van alle rechten uit haar woning was gezet, zelfmoord hééft gepleegd. Men zal de uit werking in de praktijk moeten afwachten. Stalin, in zijn bekrompen machtswaan, is niet iemand die tegenspraak duldt. Iedere specialist, die zich niet willoos aan de fan tastische bevelen onderwerpt en mede hoera roept als het bevolen wordt, staat voor en na aan het gevaar van gevangenneming en verbanning bloot. De onzin van den sowjet-dictator over het gebrek aan kapitaalvorming spant, onge twijfeld de kroon. Als vanzelfsprekend stelde hij voor, dat op den duur de sowjet- industrie minder kapitalen voor de uitbrei ding zou leveren in plaats van meer. Wil men een nog openlijker erkenning hebben van de mislukking van alle plannen? Ja renlang zijn er milliarden uitgegeven voor „reuzenbedrijven", door buitenlanders ge bouwd, prachtig ingericht met de nieuwste machines, en nu die eindelijk gaan wer ken blijkt het, dat zij niet meer opleveren dan de oude romm'el, die er voordien be stond. Het is het euvel, waartegen de sowjet- regeering nu reeds tien jaar strijdt en dat nog in geen enkel opzicht overwonnen is. Alles wat men aanpakt werkt met verlies, en hoe meer men uitbreidt, des te grooter worden de verliezen. We hebben dit jaar reeds twee of drie „finantieele hervormin gen'.' gehad, die het werken zonder verliezen zouden garandeeren, we hébben in allerlei toonaarden kunnen lezen, dat de uitwerking van die reorganisaties schitterend was, en nu verstoort niemand minder dan Stalin op wreede wijze al onze illusies. Er wordt minder kapitaal gevormd dan vroeger in plaats van meer. Wat te doen? Ook hiér weet de groote man raad, en hij stelt...... nieuwe reorganisaties voor. De ondernemin gen waren te groot, ze moeten kleiner wor den, de menschen moeten zich beter van de onderdeelen op de hoogte stellen, en meer dergelijke wijsheden. Maar geen woord over het feit, dat overal de leiding berust in handen van personen, die van de hen tóe- 'ertrouwde zaken geen benul hebben; zoo lang dit zoo blijft kan men reorganiseeren, overgaan van klein op groot en van groot op klein, aan de resultaten verandert men Wij hebben den indruk, dat deze rede voor „buitenlandsch gebruik" was bestemd. Door Hoover's plotseling moratorium-voorstel heeft men de publicatie een paar weken uitgesteld, om te zien hoe de Luitenland- sohe toestand zich ontwikkelde. Reeds ver leden maand liepen er geruchten, dat een combinatie van Engelschen en Amerikanen aan de sowjet-regeering een crediet van 1.5 milliard dollar had aangeboden op be paalde voorwaarden. Stalin wilde allicht aantoanen, dat het buitenland zijn geld vei lig in Rusland kan beleggen. Of hij daarin geslaagd is? Met zijn rede voor ons betwij felen wij of financiers hieraan veel waarde zullen hechten. Intusschen moet worden af gewacht welke praktische maatregelen d*eze nve koers" zal brengen. BINNENLAND. HOFBERICHTEN DE REIS DER KON. FAMILIE De Koniinigm en Prinses Juliana zijrn gis termiddag te Baseil aangekomen. De Neder- landsche consul, de heer C. Hasslg, was ter begroeting op het station aanwezig. Na een kort oponthoud werd de reis naar Zürich voortgezet, waar men, gelijk gemedd, zou i vernachten. DE BURGEMEESTER VAN FRANEKERADEEL PROTEST TEGEN DEN WETHOUDER In het R.K. Vereeniigingsgebouw te Fra- neker is vanwege de rechtsohe partijen een protestvergadering gehouden van ingeze tenen der gemeente Franek©nadeed, naar aanleiding van de rede uitgesproken door den Loco-burgemeester S. van cler Schaaf bij de installatie ven den nieuw-benoemden buagemeeeter, den heer Elgerema, der ge meente Franekeradieel. De leiding was in haaiden van den heer F. Terpetra te Leeu warden, die scherpe critiek leverde op de houding van wethouder v. d. Schaaf. Ver schillend© personen voerden hierop nog het De volgende motie werd aangenomen: Ingezetenen van Franekeradeel, behooren de tot de rechtsohe partijen, op 9 Juli te Franker in vergaideiiaig bijeen, spreken een perig afkeuring uit over de installatierede van dien heer S. van der Sohaaf op 1 Juli j.l.. betuigen hunne blijdschap over de benoe ming van den heer Elgeisma, zijne komst "n onze gemeente en scharen zioh aaneen an zijne zijde met de bed© dat God hem wijsheid en bekwaamheid moge geven om tot welzijn der gemeente werkzaam te zijn. NEDERLAND EN BELGIE NIET OFFICIEEL CONTACT. In verband met de geruchten over onder handelingen tusschen Nederland en België, heeft de gezant van België te 's-Graven- hage o.a. het volgende medegedeeld: Van onderhandelingen tusschen heidelan den is op het oogenblik nog geen sprake. Wel is er sinds geruimen tijd een niet offi cieel contact en langs dezen weg worden de algemeene vraagstukken, voortvloeiende uit het verdrag van 1839, besproken. Dit niet officieele contact ontwikkelde zich in goede richting en er is reeds een bote ra voeling tusschcai beide landen ont staan. De gezant sprak de hoop uit dat later het contact langs meer officieelen weg voort gezet zou kunnen worden. Met betrekking tot een Tolunie tusschen beide landen zei de hij zich er zeer over te zullen verheugtem, wanneer er ook van eco nomisch standpunt goede betrekkingen be staan. Het verdrag van Oslo, dat in deze richting gaal, is in Brussel dan ook zeer goed ontvangen. De idee van een Tokinio is echter nog niiet verder gekomen dan be schouwingen in de pers. Van eenige voor bereiding is nog geen sprake. ONS NIEUWE PAVIUOEN TE PARIJS GIFT VAN DE KONINGIN-MOEDER De Koningin-Moeder heeft een aanzien lijk© gift doen toekomen aan het Nationaal Hulpcomité. Nog toegetreden tot dit comité ie d© heer J. J. B. da Silva te Amsterdam, directeur van het Persbureau M. S. Vaz Dia6 te Amsterdam. Een door het Nationaal Jongeren Verbond gedaan aanbod om het secretariaat te ver stekken, werd dankbaar aanvaard. Een comité van aanbeveling, bestaand© uit vooraanstaande landgenooten ie in voorbe reiding. In herinnering wondt gebraefht, dat het aidires van het comité i6 Korte Voorhout 6, Den Haag, en dat geidien gegireerd of ge stort kunnen worden op poetrekening no 14574 ten name van Oost en West, Den Haag wat Wils. aa< HET LIED VAN MOEDER VERKEERSWEGEN IN DE ALBLASSERWAARD VERGADERING TE SLIEDRECHT Donderdagmiddag hebben de besturen der gemeenten in en om de Alblaeserwaard in het raadhuis te Sliiedreoht vergaderd over bevordering va.n den aanleg van den Rijks- w eg Rottieildiam—AJlbiaeserwaardLent— Duitschilamd. De verledenjaar uit d© be sturen benoemd© commissie heeft uitvoerig verslag uitgebracht van haar bemoeiingen De vergadering heeft d© commissie dank gebracht voor haar ijverig werken en met algemeene stemmen besloten baar te be stendigen, met verzoek om op d© bres te blijven staan voor de spoedige totstandko ming van dezen weg. Uit d© besprekingen kwam stedk naar voren hoe dringend de behoefte aan een goeden verkeersweg in deze streek met een vaste oeververbinding wondt gevoeld. Daarvoor zal het. echter noo- diig zijn dat d© verschillende belanghebben den blijven samenwerken en den weg als verkeersweg blijven aanzien. RUSTHUIS ..HEBRON" KONINKLIJK BEZOEK. H. M. de Koningin-Moeder bezocht Don derdagmiddag het Chr. Rusthuis „Hebron" te Hilversum. H. M. bezichtigde met groote belangstelling de geheele inrichting, en niettegenstaande hat ongunstige weder liet H. M. zich rondleiden naar de verschillende lighallen in den grooten, mooien tuin, waar H. M. tot ieder der 28 gasten een vriende lijk woord sprak en aan elk eigenhandig bloemen en een versnapering uitreikte. Er kwam weer zoo treffend uit, hoe II. M. mee leeft en meevoelt met zwakken en rustbê- hoevenden. Hebt ge wel eens een straatpreddking bij gewoond Ik vaak. En 'k ben er vast van overtuigd, dat wanneer van dit EvangeLisatiermddCl met ernst en toewijding wondt gebruik ge maakt, d© vruohten ni©t zullen uitblijven. Bij zulk een straatpredukróg wordt ook altijd gezongen: meestal bekend© liederen, die ieder in zijn jeugd leerde. Dat is zeer zeker heel goed gezien. Bij ©1© hoordiea-s, die, zooals 't in den volks mond he©t, „niets meer aan de kerk doen", zoo'n oud, bijna vergeten lied vele herinneringen. „Ja, dat zongen vader en moeder en ik z©lf vroeger ook, toen 'k nog :n kind'en in 't ouderlijk huis was En niet zelden komen de hoorders door io'n eenvoudig veis je in de reohte stem ming om ook nog even te luisteren naar de korte toespraak, di© op 't zingen volgt. Vaders of moeders lied i6 onder den ze gen des Heeren voor menig afgedwaald kind tot rijken zegen geweest. Ik moest daaraan denken, toen 'k deze korte geschiedenis las: In het jaar 1745, gedurende dien jammer lijken oorlog in het verre Amerika, werden el© menechen uit hun woonstedén vendre en, en moesten all© ellende van den oor log ondervinden. Onder hen wa6 een familie, wier huis tot den grond toe afgebrand en wier dochter, Regino genaamd, door een Indianenstam Is gevangen© meegevoerd werd. Tien lange jaren hoorden de vader en moeder van Regime niets van hun doch tertje. Ongetwijfeld dachten zij vaak: mis- chien wordt on6 arm kincl wreedaardig behandeld als ölaviin; misschien is zij reeds tea- dood gebracht welk een genot zou het geweest zijn de moeder, als zij eens geweten had, •mee haar gevangen kind zoovele lange lange uren doorbracht. Toen zij nog bij elkander waren, bad moedei- haar dochtertje gezangen en tek sten uit den Bijbel geleerd, en die heer lijke lessen waren nu een schat voor haar Regina. Zij had ze weggelegd in haar hart, nu ze verre was van haar ouders en haar huis, was het haar een vertroosting als zij die heerlijke woorden uit den Bijbel bij zichzleve opzegde, of de mooie gezangen neuriede, di© ze in haar gelukkige kinder jaren geleerd had. Doch niet altijd zou Regina gevangen blijven; die God van liefde, waarvan ze diik wijds zong, zag iin ontferming op haar neer Een Enigledh ambtenaar kwam op zijn toobten door het land ook aan 't In lianen- kamp, en stelde meer dan vierhonderd ge vangenen in vrijheid. Onder hen was ook Regina. Zij werd met de anderen naar d© stad Carlisle gebracht, en daar moesten alle oudens. wier kinderen weggevoerd wi hun lievelingen komen halen. O, wat zal hun het hart geklopt hebben, toen ze zich AANBESTEDING Vanwege den R i jiksgebou we ndl e net is aanbesteed het uitbreiden van de biblio theek en het maken van een vrijstaand ra diogebouwtje met. een rijwMbergp'leats bij het Kon. Ned. Meteorologisch Instituut te De Bult. Het laagst weid ingeschreven door de Gebr. L. en H. Stamhuis t© Utrecht voor 11.896. DE INDIE-POSTVLUCHTEN Het 2"2e postvliegtuig is uit Belgrado ver trokken en te Athene aangekomen. FRANKRIJK© TOESTEMMING IN HET HOOVERPLAN Van links naar rechts: Edge en Mellon verlaten het Fransche ministerie van binnen- landsche zaken nadat het Hooverplan is aangenomen. President Hoover, die zijn plan verwezenlijkt ziet, Briand en Laval na onderteekening van het Hooverplan, waarover ze twee iveken lang hebben onderhandeld. haastig daarheen begaven! Hoe heerlijk, als zij daar hun lang verloren gewaande kin deren mochten weerzien: maar ook. hoe treurig, als ze hen daar onder de menigte niet vonden. gtina's moedor liep overal rond te kij ken onder die velen, die. ofschoon nog kin deren, toen ze weggevoeid werden, nu ai bijna volwaseen mannen en vrouwen wa- Vruchteloos zocht ze naar haar lieve kind, wier beeltenis dag en nacht haar )or oogen gezweefd haid. Hoe moest zij haar vinden en herkennen onder dl© vrouwen, di© de taal der India nen spraken en hun kleeding droegen? Eindelijk kwam een heerlijke gedaohte haar op. Met trillend© stem begon zij het gezang t© zingen, dat zij in lang ver- dogen dagen zoo vaak met haar dochtertje gezongen had. uweiijks had ze twee regels gezongen, of daar snelde Regina uit de menigte toe der het zingen van datzelfde versje, en moeder en kind lagen in elkanders armen. Nu ik - toch over herinneringen aan "t ouderlijk huis eohrijf, moet me nog iets van 't hart. Ik kreeg een brief van „een getrouw le zer", die schreef, dat hij met instemming het stukje „Driftige vaders", onlangs op detze plaats opgenomen, had gelezen. Maar zoo vroeg hij zou dat 6tukje geen koren op den molen zijn van kinderen die ondanks alle vermaan, niet willen luis- 't Zou mij spijten, als dit inderdaad zoo Bedoeld ©tukje bedoelde slechts aan t.e toonen, dat zelfs de beste vader ten slotte toch een zondig mensoh blijft, die vooral ook in het werk der opvoeding te kampen heeft met vele gebreken en zonden, die hem altijd aankleven. Kinderen mogen nooit vergeten wat de oude Heidelberger zoo schoon zegt: Dat ik mijn vader en moeder en allen, die over mij gesteld zijn, alle eere en liefde en trouw bewijzeen ook met hun zwakheid en gebreken geduld hebbe, aangezien het God© belieft ons door hun hand te regeeren. Jezus is óók kind geweest. En van Zijn kinderjaren verhaalt d© Schrijft: Dn Hij ging met hen (Jozef en Maria) af, en kwam te Nazareth, en was hun onderdanig Kleine en groote kinderen, die dit moch ten lezen vergeten we toch nimmer, dat we onze ouders door woord en gediag diep kunnen wonden. En al mogen die wonden weer generen de Htteekens blijven vaak Gelukkig de man en vrouw, di© later met de belijdenis van een godzaligen vader en met 't lied van een vrome moedter van harte kan instemmen. Zonder d© wroeging, dat we dien besten vad©r en lieve moeder zoo vaak noodetoos smart hebben aangedaan. Radio Nieuws. ZONDAG 12 JULI HUIZEN (298.8 M.). N.C.R.V. 8.30—9.30 Mor genwijding. te leiden door Ds. J. Rottenberg, Missionair Predikant, te Overschie. Muzikale medewerking verleent: mevr. A. de Zeeuw Sliedrecht, zang; 1 Zingen: Paalm 9o l. 2 Vo tum. 3 Lezen: Romeinen 1 t16. 4 Gebed. 5 Zingen: Psalm 105:5 en 6. 6 Eerste gedeelte der prediking. 7 Zingen: Gezang. 36 1 en 5. f Tweede gedeelte der prediking. 9 Dankzegging 10 Zingen: Psalm 105:4. 11 Zegen 5.— u. nam. Kerkdienst vanuit de Geref. Kerk (Westerkerk) 7. 3 Romeinen 5 3 en 5. 10 Eerste gedeelte der prediking. 11 Zingen: Psalm 27:7. 12 Tweed# gedeelte der prediking. 13 Dankzeggng. 14 Zin gen: Psalm 73:13. 15 Zegen. 16 Orgelspel, Na beëindiging van den dienst tot 7.45 nam. Or gelbespeling door den heer Dick van Wilgen- Z! ekendie leiden door Herv. Predikant te Hilversum. 1111.30 Lezen van Ohr. Lectuur, door mej. J. C. M. Doyen, te Hilversum. Voorgelezen wordt: ..Opdat zij licht zien". 11.30—12.30 Gra.mofoonplatenconcert. 12.30 Tijdsein. 12.30—1.45 Orgelconcert, vanuit nlersbungwal, te Amsterdam den orgelist dier kerk, den h jorglng zender. 4Tijd«« emiurtje, te leiden door Ds. C. J. van P led. Herv. Predikant, te Haarlem. M iedewerking veirleenen: mej. C. de Jager ankgebed. 7 Zin Begeleiding: mej. Luise Lauenroth. 6.307 teluurtje voor Jongeren. Spreker: de heer v. d. Hulst, te Utrecht. Onderwerp: „Het Kar retje". 7.— Tijdsein. 7—8 Harmonium con Havano-binnengoed. Klein maar edel. Goedkoop hoewel uit kostbare tabak. Massa- fabricage. Nieuw fabrikaat. meert, vanuit de Nieuwe Concertzaal tèegh.r<aït! uit Den 'hm's!J" de TvoU, irljkorkest. samengesteld uit Arnhem- :RSUMCh(U7£ T.34»7.45 Oohtendgyn 1,15 Concert. 1,45 Ver- -lezen. 3.Gramofoon- keuken. 4.— Tljdsc '.01 Granmfoon muziek. 4.30 Wie voor kind« schrijven. 5.15 Concert. 6.30 Radio ige. 7.05 Fotohalfuurtje. 7. 7.45 Lezing. 8— Tijdsein. 8.01 Gruno- zlek. 8.15 Concert. 8.50 Voordracht. 9.1"» i waar de er 'i ng °voo?' Stam door de led» thlek diri- zUn arbeid Chr i sTeVü k Rad i o k oor FEUILLETON DESTERVANHALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap (24 Tweemaal was hij op een Sabbathdag aaiidiere had hij nooit eenlgen vrijen tijd tiaar den kcmiingsburg geijld en had uren achtereen allen bespied, diie in- en uil- gingen. Tevergeefs! Later had hij een der man nen, diiie het paleis verlieten, gevraagd of deze niemand op den Kamiingeburg kern die, dii-e Abiud heette; maar de man schudde ontkennend het hoofd. Weer vroeg hij een ander; dlodh ook die man kend© geen Abiud Sedert had hij niet weer gevraagd. En toch stond hij heden weer op eeniiigen afstand van de poort. Hij waohtte geruimen tijd, toen hij een jongeling zag, diie net zoo gekleed was als Abiud. Als hij dien man vroeg, kon hij allicht op een goed ant woord hopen. Bedeesd naderde liij den vreemdeling en toen deze hem voorbij wil de gaan, sprak hij hem aan. „AMud?" zei die vreemdeling. „Abiud?" herhaalde hij, .ydiien ken iik mi et." 1-Iij wil le verder gaan, maai' scheen zLidh te bedenlken en bleef weer staan. „Halt! Ik herinner mij, dat Hairmoza, een 'der pages des konings, een Jood-, Abiud heet. Zoudt ge hem willen spreken?" „Men zal mij stellig bij de poort tegen houden." „Kom maan- mee! De wachten zullen u 'Öan w©l laten gaan!" Aarzelend beklom de jonge Jood met den vreemdeling den oprit Nadat de wacht aan de poort met dien man gesproken had, wend Gaiddiis niet lastig gevallen. Achter die pooit wee een hofplein van aanzien lijke grootte. Hairdigebramde tegels, met as- plyalt verbonden, bedekten den bodem. Ver sdhieiiidene poorten voerden naair verschillen d© gebouwen. De vreemde en Gadidiis liepen naar een prachtig versierd© poort, wélk© toegang verleende tot d© zaal, waar de vorst vertoefde, imdiiicn audiëntie verleend werd. Linlks daauvan was een kleine deur Beiden gingen door die deur en kwamen in een klein© hal. Langs de zijwanden wa ren gangen naai- de overige vertrekken. „Deze zalen grenzen onmiddellijk aan de vertrekken d-es koniinigs en dienen d© pa ges tot woning. Harmaza, dien gij zoekt, zal daar te vimeten zijn." 1-Iij ging naar een deur en sloeg het voor hamgsel op zij. Niemand daan- binnen. Maai- ©ven later klonk aan een andere zijd© een vroolijk kuchen. Gadidiis' leidsman liep op het geluid toe en kwam in het ver trek, terwijl d© Jood aan de deur bleef staan en dioor het half geopende voorhang sel blikte. Daar zaten om een tafel vele jongelingen, die allen diezelfde kleeding droegen, gelijk Gaddis vroeger reed© bij Abiud opgemerkt had. Een hunner scheen ene vroolijk veriiaa! op te disschen, want allen schaterden van liet lachen. Alleen twee pages moesten het gehoord© mind©r aangenaam vinden, want geen van beiden glimlachte; en dia,t waren juist de beide Jodien, die Gaddis reeds eerder had ont moet. Plotseling stond hij, di© toenmaals zoo onvriendelijk geweest was jegens Gad dis, op en riep tot de vroolijke makkere: i„Een Jood zal tooh niet veel dommer zijn dan iemand uit Ohaldiea, Simsarusuir!" De verteller wierp een venijmigen blik op den Jood. De anderen lachten. Doch de tweed© Joodsöh© page, Abiud, sprak haas tig: „Inderdaad, Sinsarueur, ge hadt mlt moeten vergeten, dat wij ook Joden zijn en het ware dus wel zoo verstandig ge weest, dat verfhaal niet te vertelen." „Sahpiima.ju zou kunnen gaan, als hem het gesproken© niet beviel!" antwoordde de Babylon! er. Zonder een woord te zeggen, verliet Sahpimaju het vertrek. Zijn vriend sprak nog enkel© ooge«blikken met de pages en volgde toen ook. Gaddis was bevreesd op zij geweken toen de eerste buiten kwam. Daar Sahpimaju opgewonden was, bemerkt© hij den wach tenden jongeling niet eens. Toen Abiud het vertrek wiilide verlaten, naderde Gaddis hem. De page herkend© den jongeling en groett© hem. Sahpimaju was een edmd vendor blijven staan, om op zijn vriend te wadhten. Hij bemerkte Gad dis niu ook en ontevreden zeide hij: „Dat is de man., dlie ons kort geleden voor h©t paleis aansprak. Wat will hij hier van ons hebben?'' „Bedaard, Sahpimaju," sprak Abiud of, gelijk hij onder die Babylonaëns genoemd werd, Harmaza. „Wellicht is hij in nood en beeft behoefte aan onzen steun. Hij is toch ook een kind Juda's en ondier vreemden „Gij dwaalt! Ik behoef niets, volstrek! niets," zei Gaddis. „Maar het is ter oorzake van een belofte, dat ilk kom en wel uit naam van een stervend©. Toen wij, ik en mijn zuster, nog t© Bethlehem waren, kwam daar op zekeren dag een man uil een verre streek. En wij bedden volgden Op het hooren van dien naam werd de page bleek van ontsteltenis. „Mo6olilam? Moeollem hebt gij gezegd? Heette de vreemde zoo?" vroeg hij angstig. „Mosolllam was zijn naam!" „En gij zegt, dat hij te Sippara stierf?" „Ja, heer!" „Te Sippan-a? In die heidensche stad?" „Ja, heer! Ik heb hem bij een gehucht begraven „Mijn broeder! Mijn arme broeder!" riep Abiud uit en in die kreet lag zooveel droef heid, dat Gaddis hem medelijdend aanzag en t-oostend zijn veihaal vervolgd©: „Gij bemim. t Mosollam, zi© ik, heer! Ja, hij was een Irave jongeling. Ik en Reepha hebben veel oni hem geweend.." „Toe, vriend, vertel mij iets meer van Mosollam! Maar niet op deze plek." En hij nam Gaddis bij den arm en ging met hem in dezelfde kamer, waar hij te voren door zijn leidsman gebracht was. Sahpimaju kwam ook. Gaddis veihaalde nu allee, wat sedert die eerst© ontmoeting met Mosollam gebeurd was en eindigde met den page de laatste woorden en wensdhen van den stervende mede te dieelen, er bijvoegende, dat Abi- noëm h©m tot nu toe verboden had, Zeru- babel, den vader van den overledene, met het sterfgeval bekend te maken. Harmaza zat met de honden voor het ge laat in diepe droefheid neder en weende. Ook Snhpiimaju's oog had een mildere uit- dreikking verkregen. Maar volkomen opge klaard werden diezelfde oogen eerst, toen Gadd's van d© heilige stad verhaald©. „O, die gelukkige Mosollam," zeide hij, „hij mocht Sion, d© heilige stad, betreden en aanschouwen; de stad, 006 zoo dierbaar, ook thans, nu zij in een puinhoop vea-an- „Salupima.ju, ik heb hem niet zien la/ chon; want alleen treurigheid en verlaten heid blikten ons overal tegen. Mosollam# oogen sohreiden, toen hij voor de laatst# maal tusschen de pilaren van de verwoest» poorten schreed. Hij zette zioh een wijle op ©en omgevallen muur neer, riep mij en zei de: „Gadidiis, als wij eenmaal iet6 konden bijdragen, om die muren weer op te rich ten, hoe gelukkig zouden wij zijn!" n la ter, toen wij reeds ver va-n d© stad verwij derd waren en, een blik achter ons wer pende, d© puinhoopen nogmaals in d© verte zagen, voor wij over den Olijfberg trokken, toen knielde hij biddend neder en wierp nog een langen blik op de stad en sprak den gaosohen dag gei#n woord m©er." „Gaddis," sprak Ilormaza, „gij moet mee gaan naar mijn vader en hem van zijn re velling Mosolllam, zijn eeretgeborene, ver- Maar Sahpimaju dacht andere. „Neen, Abiud, ga zelf e&ret naar uw va der en zeg hem zoo voorzichtig mogelijk wat gij gehooid hebt; deze jongeling echter kan met mij naar bet huis van mijn oom, den Hoogepnieeter gaan. Daar roepen wij de oudsten des volks, van het geslacht Ju- da, samen, opdat rok hun ooren de tijding uit Sion vernemen." Het hui6 ven den Hoogepriester in de Jodenstad vertoornde zelfs hier in de ge vangenschap een schemering van den vroe- geiren luister, welke dezen nakomeling van Aiiron omgaf. Het was deftiger dan de andere woningen cn ook uitwendig eenigs tins waardig zulk een eerbiedwaardig per soon te herbergen. Sahpimaju trad met Gaddis door de poort tn bracht hem door d© voorhall, een deel uitmakende van elk voornaam liui6 in Bahylon, rechtdoor in een ruimte, welke Qiet meer zorg vetsierd was dan eenig an der gebouw, door Israëlieten bewoond. In eon gemakkelijken leunstoel rustte een grijsaard. Zijn gelaat was inge\ollen, het hoofd, niet sneeuwwit haar bedek!, hing op d« borat en d© vermagerde vingeis briefden een dek, waaronder de verzw akt e man verwarming voor het afgetobd© lichaam Sahpimaju trad langzaam nader en sprak, eerbiedig groetend: „Mijn vader, hier breng ik tot u een jon geling, die Jeruzalem, de heilige stad, eerst voor enkel© maanden verliet!" De grijsaard, Sahpiinaju's grootvader, blikte met doffe oogen op den vreemde- „ls het Mosollam?" vroeg liij met een zwakke stom. „Mijn vader, Mosollam is het niet: maar in zijn plaats komt cteze jongeling, een Betihlethemi'Pt." „Waarom komt Mosollam niet?" vroeg de grijsaard. „Hij zal nimmermeer terusrkeeren: hij stierf op eten terugtocht: en deze jongeling begroef hem." Dezr tijding bleek den ouden man diep te treffen. Intuss*>h©n was Josua, de Hoogepriest r. binnengekomen. Hij was d© oom van Sehpi ma ju, een groote kra<Jhfcige man. Wordt i rvolqd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 7