Üfer éeVjMMWï I Handwerken VRIJDAG 10 JULI 1931 Gerezen vragen Steaks, als des ;Isch j 52 u. TEN bepaalde gevallen zullen wo: herkend, (wees daar echter niet zoo bang v dan zal ik wellicht nog eens nader in 't zonder op de eigenlijke kwestie terugkoi AI hoop ik natuurlijk van harte, dat tegen tijd voor ditmaal de storm alweer gestild zwaartepunt g Of je klacht, de ergernis over het o n recht, er in ligt. d&t hoef je toch niet te verdrs i zeg je. Zelfs al zijn de „bedrijvers" ja, je fl »l« uu>Ik weet het natuurlijk niet, maar ik denk wel eens ,dat misschien juist hierin haast i het meest ons Christen-zijn zich zal moeten 1 uitspreken tegenover de wereld, dat we lee- ren alles te dragen óók en zelfsonrecht Dat laatste lijkt wel héél erg, lijkt eigen- lijk wel wat te veel! Ik weet het wel, kind, 1 o, ik weet het zelf zoo, hoe ontzettend mqei- rj u lijk het kan zijn, vooral als je nog zoo jong bent en niet laf om dan zwij gend onrecht te dragen. We hebben zoo licht het gevoel, of dat niet hoeft, of het zelfs niet mag: zwijgen bij onrecht. En toch vraag ik me wel eens af: zou dat niet het voornaamste deel van 't kruis !3 u.j z'jn- dat God ons oplegt, „Nee", zegt ge nu: „het gaat er juist om dat dit niet iets is, wat God doet, want dan zou ik het dragen maar dit komt van i schen, die ik voor 't grootste deel veracht om hun valsohheid, het te aanvaarden zou ,nv lafheid zijn." •al i Zulke strakke algemeene lijnen zijn eigen al j lijk nooit te trekken in het leven der vol gas j wassenen. Er blijven toch ten eerste altijd vas reeds gevallen over, waarin we als van zelf zwijgen, omdat ze eenvoudig te kiesch zijn vag om er maar over te praten, zelfs al ging vaa het slechts uit zelfverdediging. Als een vas jongen van een meisje gaat kwaadspreken ras alleen omdat hij bij haar een blauwtje ge- loopen heeft en dat nu voor de buitenwereld wil verbergen zal zij dan gaan rond- 'MC l vertellen: ik zal het eens beter laten weten .INb -wat gebeurd is en dan de waarheid zeg gen? nee, als zij waarachtig zelfrespect heeft, zwijgt ze en dradgt het, in 't besef, 2355'dat zij van de twee het beste deel heeft. En zoo zijn er vele gevallen. Maar om nu 93.07 meer in algemeene termen te blijven: och, 23.26 ik vind, dat het eigenlijk vaak zoo moeilijk 23.50; jSi om precies uit te maken, wat van God sHf komt en wat van menschen, want het gaat 23,7 tóch alles onder Zijn toelating. En alle te ramen vormen de moeilijkheden: het kruis Wij maken zoo licht en zoo graag zelf splitsingen. Dan denken we: ja, dat gebrek het is wel ergof: dat we niet „knap" M zijn (van gezicht of van verstand, om het even), dat we arm zijn, of ziekelijk zulke tt' dingen kunnen we nog wel aanvaarden als uit Gods Hand, daar zullen we dan wel bij eken twijgen'» er als 't kan blijmoedig, en tlust' anders toch wel zonder morren, onze schou- ig Tjlders onder zetten. Maar al dat andere, de haat, de wrok, die valschheid, het onrecht u.jJpf van menschen. dat is een deel van ons kruis, dat we niet willen erkennen nog 0T1fi minder aanvaarden. Daar zullen we, voor bedanken, het van ons afwerpen, om het dan in onze drift te vertrappen onder onzen men voet >ruik| Maar, wat blijkt dan vaak? tlust, Dat het kruis één onverbrekelijk" geheel n en 5S, Als we trachten een deel er van af te igen- werpen, dan zal dat óf ons niet gelukken, n at; zoolang we het andere deel nog vasthouden van, óf we zullen het hééle kruis laten af- een glijden. eet: Zoo méénen we "den last te verliezen, die eden. nu niet meer op onze schouders ligt, maar ubli- dan blijkt, dat we er toch aan vast blijven dat we aan het kruis zijn verbonden en 'dat het, nu we er niet langer onze schou- 'ders onder rechten, nu we de bereidheid tot rerkt dragen afgelegd en verloren hebben, de Vracht veel en veel zwaarder is geworden Want hoe gewilliger en blijmoediger we den last, het h e e 1 e kruis, willen dragen hoe lichter ze ons wordt, ja ten slotte wordt het ons, of niet meer wij den last torsen, maar deze óns draagt. Uwi Dit is een van de moeilijkste levenslessen niej die we allen als Christen telkens en telkens als*veCr opnieuw, hebben te leeren. Maar de r]ijkl Overwinning is de prijs waard. uJ Denk eens aan al het onrecht, dat Hij ia isPeed« Die zelf zonder zonde was. Denk eens JLiJaan alles, wat Hij, óók en juist van men- ,nanI s c h e n, heeft verdragen, tot zelfs het ver- danlraad en de verloochening. Zouden we dan 11 iniet moeten zwijgen? En in oogenbliklcen van groote drift of diepe verslagenheid, I j denk er dan eens aan, dat van ons gevraagd M-iiiir! geeischt werd, het kruis op te nemen en iyi! Hem na te volgen! t t Niet krom blijven liggen onder het kruis s>uwi zuchten en klagen maar opstaan na elke inzinking van vermoeidheid, het kruis ;'n dragen, dus er mee voort en verdergaan dót is wat Hij van ons vraagt. ,J Hoe kunnen we toch ook één oogenblik ecrul denken, dat we ons kruis maar kunnen dv y afsmijten, als we willen, en dat in het be- zitten het sléépen van een kruis, ons Chris - J ten-zijn kan bestaan. Dan zouden ongeloo- vigen geen kruisen hebben. Neen, het zwaartepunt moet liggen in het opnemen ien dragen van ons kruis, want zóó heeft i. io,onze Heiland het geeischt. leuprdj En daar is toch hulp en kracht voor te t 5ünj verkrijgen, immers? Maar we moeten t bej Vragen en we moeten willen en we moeten cri- Vóórtgaan, Hem na! op 'n' En als er dan weer oogenblikken ainkomen, dat de menschelijke verguizing, de ••voii-l verachting en belastering, juist om de din- t be-j gen die je zoo mooi en goed en opofferend had bedoeld je te zwaar dreigen te wor den, vergeet dan niet, dat het door de diepte ORüJnaar de hoogte gaat met Gods kinderen. ce.r i\tt Geloof me: zelfs al zal je dit, wat je nu ■s-Mulnog onoverkomelijk lijkt, straks totaal over c i wonnen hebben, dan nog zullen er later ,i an* zooveel nieuwe moeiten en zorgen en tegen- oodi8 stand, ja ook bespotting en verachting zclM komen, dat het noodig zal zijn ook voorj als eisch van gezonde levenspraktijk om unten er in een geheel andere levenshouding it ge- tegenover te gaan staan. deo1?; Dan alleen kun je er gezond bij blijven, n<ie?4 3e 'iet 'eert aanvaarden en hcschouwen eoiea als verschijnsel. Zooals je een regen mend dag aanvaardt, omdat jo zelf geen zonne- V°i°rf schÜn kan maken. Want vechten tegen cle niteil Batuur en vechten tegen de menschen alleen omdat ze menschen zijn, dat kweekt zenuw iu co zieken. Gelukkig, juist omdat we menschen zijn redelijke wezens en geen dieren kunnen we, op elke leeftijd, maar misschien nog wel het gemakkelijkst, wanneer we nog jong zijn trachten onze levenshouding, ons verband met de menschen, te herzien en al gaat dit langzaam: te wijzigen. Men hoeft wezenlijk niet bepaald verliefd te zijn, om daarin te kunnen slagen. Pas er ook voor op de dingen en de menschen niet él te zwaar te nemen, maar durf ook problemen, soms ook met een glimlach, te bekijken. (Dit zeg ik nu, maar zou ik niet tegen een luchlhart zeggen. En misschien is het goed hier ook even voor andere mec- lezenden op te merken, dat het hier gaat over persoonlijk,»niet over sociaal onrecht). Ten slotte nog dit weer persoonlijk: be denk: juist wanneer we zoo héél gevoelig on tegelijk zelf zoo puntig en hoekig zijn, dat we nét zoo licht anderen raken, als we zelf lichtgeraakt zijn dat het dan wel eens een.deel van ons levenskruis zou kun nen zijn, om al gaat het ook pijnlijk, bij onszelf wat van die scherpe punten af te schuren. Als we dit bedenken, dan kun nen we het ook, omdat we immers weten in Wiens kracht we moeten en kunnen strijden tegen ons eigen ik. En dat is nog noodiger dan strijden tegen anderer onrecht. dit MODERNE LAMPEKAP Hoewel we een paar maanden geleden pas. ecn lampekap behandeld hebben, nemen we er deze week weer eens een onderhanden, omdat de vorige een kap voor de hanglamp was. Zeer rhooi en praktisch op zichzelf, maar het blijkt dat er nog vele lezeressen zijn, die graag een kap voor staande lamp z.g. „schemerlamp" zouden willen hebben. Tevens wordt hiermee dan tegemoetgekomen aan degenen die verklaren dat zij ten eenen- male geen ?,hand" hebben voor teelcen- of penseelwerk. De prachtige geoliede kap, dié we hier zien afgebeeld geeft wanneer de lamp brandt, in doorschijn een schitterend ef fect: een helder en tochgezellig-warm licht. Ook dit soort kappen is om te koopen nog steeds vrij duur, en het zal dus zeker de moeite loonen, er zijn krachten eens aan te beproeven. Ze worden gemaakt van. stevig crème-ge len met band, dat we voor 2 ct. per Meter, speciaal daarvoor bestemd, koopen. Als de kap droog is, maken we langs den boven- en onderkant en langs de naad op gelijken afstand gaatjes, ongeveer .1 y2 c.M. van el kaar. Dit moet zeer nauwkeurig gebeuren op gelijke hoogte, daar anders de kap een valsche bocht krijgt. Het perforeeren kan ge schieden met een klein perforeermachientje of een gaatjestang; en ook kan men ze er in laten slaan, bij den winkelier waar men de papieren kap kocht. Nu gaan we eerst den bovenkant met raf- fiasteken «verken aan den ring, met kruis- lingsche of puntsteek. De ring komt zoo doende even onder den bovenrand van bin nen, eri we krijgen reeds verband. We doen op de zelfde manier den onder kant en ook de zijnaad wordt dichtgemaakt met raffia. Er moet gezorgd worden, dat de ringen de juiste maat van de kap heb ben, anders komen we niet uit. Als we de kap zoo op de ringen hebben tint teekenpapier, hetgeen we, als we de kap zelf snijden, per meter'kunnen koopen. Echter kunnen wc de gesneden modellen van teekenpapier klaar koopen, en dit is wel de beste manier, want men versnijdt zich licht, en daarbij komt nog, dat de kant en klaar haast even voorde'elig komt als het teekenpapier, dat we per me ter moeten koopen. Een kap, klaar om bewerkt te worden, kost, voor een groote schemerlamp, met een middellijn aan onderkant 60 en aan boven kant 40 c.M., ongeveer 75 a 80 ct. Dan heb ben we voor den bovenkant een montuur noodig en voor den onderkant een enkele ing, welke dezelfde middellijnen hebben ds de onder- en bovenkant van de kap. Deze ringen kosten tezamen ongeveer 60 ct. Dan moeten we nog een bosje raffia koo pen, dat we in elke gewenschte kleur kun nen verkrijgen. Wij besprekingen hier de allernieuwste, gespoten kap, welke men nog betrekkelijk weinig ziet, waarschijnlijk om dat zc zeer duur is. Ze past vrijwel bij elk ,Ve leggen de papieren vorm op tafel op eenigo kranten. Nu maken we een schoteltje waterverf aan, in mooi rood-bruin, niet al te dun, ne men vervolgens 'n stukje horgaas in de lin ker en een tandenborstel in de rechterhand, doopeh de tandenborstel in de aangemaak te verf, en stroopen hem wat af aan den kant, zoodat hij niet al te nat ls. Nu raspen re met den tandenborstel over 't gaas, dat •e vlak houden. We drukken daarbij vooral niet te erg, en bekijken de uitwerking eerst )p een stukje papier, alvorens direct op dc xap te werken. Zoodra we een mooie gelijk matige broes op 't papier zien, beginnen we het origineel te spuiten. We beginnen van de onder- en bovenkant naar het midden te spuiten, en zorgen dat de, broes naar het midden toe lichter wordt, uitvloeit, we la ten het wegsterven, zorgende, dat de heele middenhaan licht blijft. De onder- en boven kant mag tamelijk donker beginnen. Nu leggen wc de vorm op een veilig plekje te drogen en gaan de ijzeren ringen omwikkc gezet en gezien, dat ze goed past, is het verder in dien stand dus op de lamp af te werken. Want er is nu alleen nog maar gespoten papier, het moet nog geprepareerd worden. Daarvoor gebruiken we een mengsel van drie deelen lijnolie op één deel siccatif, waar mee we de heelé kap gelijkmatig gaan be strijken. Als we dit hebben laten drogen, is de kap doorzichtig geworden, maar nog vrij slap. Om ze hard te krijgen, gaan we ze nu als de olie volkomen ingedroogd is be strijken met blanke of in elk geval zeer lich te gele, sneldrogende vernis. Zorg vooral dat de kap tijdens het dro gen in een leege kamer of kast s t o f v r ij staat. Maakt men door veel beweging, of zelfs het uitslaan van het een of ander in de buurt van de drogende lampekap wat stof, dan zal dit er heel leelijk op gaan vastkleven. Als de vernis goed droog is, dan doen we hetzelfde nog eens. Tweemaal vernissen Dan zijn we klaar, alleen kunnen we om iets heel moois te krijgen er nu nog goud gele franje onderlangs zetten. Met de boven rand daarvan bedekken we de gaatjes van den onderrand der kap. O Rijkdom, moeder van veel kwaad,' Wijf van veel verraderij, Dochter van zorg, zuster van haat, Voedster van veel schelmerij! U te hebben, dat doet vreezen, En niet te hebben, di-oevig wezen. Quo Vadis? Agent (na de aanrijding): „Weet u niet dat u een dame die u tegemoet komt rijden de helft van de straat moet overlaten?" „Dat zou ik zeker gedaan hebben, zood ik geweten had welke helft dc dame vn; haaizelf had willen hebben." DAMESBARET Voor onze jonge dames die nog een aardig mutsje willen maken zooals tegenwoordig veel worden gezien, ge ven we ook hier een voorbeeld van mei be schrijving van de werkwijze. 1-Iet model dat we hier zien, was gehaakt van losse (vlossige) wol, maar men zou hel natuurlijk ook in haakzijde kunnen uitvoe ren. Ook voor kleuren kan men wel iets an ders nemen dan wat hier is gegeven, maar voor 't gemak houden we ons bij de beschrij ving naar aan het hier afgebeelde model. Begonnen werd met vier k. steken in een warm ï-ood, deze sluiten tot een rondje en dan maar gaan omhaken aldoor rondhaken met halve vasten, steeds meerderend waar het noodig blijkt, het moet een bijna platte cirkel worden. Ga zoolang door tot de cirkel ongeveer twintig centimeter in middellijn Dan draad afbreken, de lichte kleur (hier een licht ï-ose-beige) aan knoopen en daar mee verder haken tot de cirkel in middellijn ongeveer 23 c.M. meet. Vandaar af wordt nu geregeld geminderd inplaats van gemeei-derd, zoolang, tot het rose-beige gedeelte ongeveer 5 c.M. meet. Om .nu te gaan zorgen dat de eene kant van de baret wijder en breeder wordt dan de andere, werkt men verder als volgt: keei-en en terughalcen tot op een lengte van ongeveer 15 c.M. na, die dus onbewerkt blijven, dan weer keeren en terughaken. De ze twee toeren worden nu 2 of 3-maal her haald telkens hetzelfde deel dubbel beha- ltcnd en het andere laten liggen, waarbij men zorgt niet al te schei-pe bocht te krijgen, dus aan de draaikanten een of twee steken „smokkelen". Daarna wordt weer gewoon rond doorgehaakt, tot het lichte rose-beige gedeelte ongeveer 10 c.M. breed is op het breedste gedeelte. Dan wordt de muts vast- gestikt op een band van sterk rood ripsplint, of bandfluweel, die men eei-st op het hoofd passend heeft gemaakt. Zet de muts op, trek ze goed in het model, trek de rechterkant waar het smalste lichte gedeelte is, goed naar beneden en hecht daar dan, laag bij den rand. een strikje van het lint of handfluweel. Heeft men de muts eerst gevoerd dan kan men de plooi er nog solieder in hechten. KRALENTASCH Een poos geleden is me weer eens ge vraagd naar de behandeling van een tasch met ingebreide kralen. Het is waar dat deze tasschen bijzonder stei'k zijn, door de zwaai-- te en het stijf staan, steeds goed in het mo del blijven, zoodat men er niet licht wat uit verliest, ook al liggen ze eens open, alle re denen waarom de tasschen vooral bij oude dames nog steeds meer in den smaak vallen dan cle dunne „fladdervlinder" taschjes die de jongere dames zoo graag bij bepaalde ja ponnetjes dragen. Als zoovele dingen die eigenlijk allang ge leden uit den tijd gei-aakt heeten, zijn ook de kralentassohen in de laatste jaren weer in de mode teruggekomen. We zullen er daarom nu hier eens een van de eenvoudigste echt-ouderwetsche soort be handelen met kralenopleg in spikkelpatroon, d.w.z. om den anderen, hier wit en zwart, maar alle andere twee kleux-en kan natuur lijk even goed, zelfs mag men wat mij be treft ook in één kleur blijven als men dat mooier vindt. Om eventueele teleurstelling te voorkomen herhalen we hier vooraf nog eens, wat \xt al eer schreven, dat het n i e t t e d oe n is. hiel de beschrijving met afbeelding te geven van een meer ingewikkeld kralenpatroon, bijv. gekleurde bloemruiker, daar dit met zwart- vvit-druk onmogelijk duidelijk te maken zou zijn. Wie aan dat werkje z'n krachten be proeven wil, kan dus heter naar een afge werkt model werken of naar een gekleurde- patronen-boekje, en dan de kralen met de naainaald overborduren in plaats van in te breien. In ons voorbeeld werd alleen de onderhelft met kralen gewerkt, wat wel praktisch ls, omdat de tasch dan naar onderen zwaar hangt en tegelijk van hoven meer handel baar is. Om te koopen zijn die soort tasschen steeds vrij duur, dus wie het werk (het valt heusch mee) er voor over heeft, zal op die I Water bederft I mooie stoffen I dit alles heeft U manier een willig cadeautje kunnen ma ken voor wie er van houden. We zullen nu maar in hoofdzaak het breien van de kralen bespreken, daar we het maken en voeren van tasschen nu reeds zoo vaak uitvoerig beschreven hebben, dat onze lezeressen daar wel geen moeite meer mee hebben zullen. Zoo hoeven we er ook niet verder over uit te weiden ,dat, wie reeds een beugel heeft, even gemakkelijk een tasch kan maken in ander model dat bij den beugel past. Voor de gewone vierkante beugel hebben we dit reeds afzonderlijk behandeld, ook het aan den beugel vastnaaien. We zullen nu maar voor 't gemak uitgaan van het hier afgebeelde model. Daarvoor heeft men noodig: zwarte zijde voor de zichtbare bovenhelft der tasch en onder het kralenbreiwerk, vei-cler zwarte (als men in zwart werkt, het kan ook paai-s of zooieta. worden) haakzijde (een paar kluwen) en kralen in twee kleuren. Voor de voering kan men zoowel paarse zijde gebruiken als witte, tenslotte moet er nog zooiets van een beugel zijn, of koopt men een paar gewone houten ringen, dat is aardig ouderwetsch en tevens goedkoop. Nu het breiwerk: Rijg op het kluwen haakzijde een hoeveel heid kralen, witte en zwarte om den andere. Zorg, dat ze een eind van het begin van den draad blijven en ook alle een eindje van el kaar af, zooveel dat men er een breisteek tusschen maken kan. Het best is, om, vooral in het eerste begin, maar nooit veel kralen achter elkaar aan te rijgen, omdat de draad dan zoo licht in de war raakt en ook het verschuiven dan moeilijkheid geven kan. Zelfs verdient het misschien voorkeur t niet te beginnen met rijgen, voor men eerst de twee begintoei-en (zonder kralen) gebreid heeft, waarna de draad afgebroken kan wor den. Want telkens, wanneer de kralen opge- breid zijn, breken we den draad af, rijgen weer nieuwe aan het kluwen en hechten daarna weer even aan. Nogal eenvoudig dus zooals men ziet ,en als men een Peetje aan het werk gewend is, gaat het al heel gemak kelijk. Het eigenlijke breiwerk is: opzetten 41 ste ken, dan twee gewone rechte toeren breien, heen en weer dus. Derde toer: brei twee steken recht, X zet de naald in de volgende steek, als om die te breien, maar vóór ge dat doet, schuif een kraal vlak tegen de laatstgebreide steek aan, en brei daarna den derde steek gewoon af. Nu wordt van X af steeds heniaald, totdat or maar twee steken op de naald overblijven, die dan gewoon recht gebi-eid worden. Vietde toer: weer geheel recht. Verder worden nu deze twee toeren (derde en vierde) geregeld herhaald, zoodat dus al le teruggaande toeren geheel i-echt gebreid Zoo breit men door tot er vijftig toeren zijn dan nog een toer recht en daarna afkanten. Deze gebreide strook nu, wordt dwars doormidden gevouwen (de vouw is bodem van de tasch) de zijkanten worden dichtge naaid en het dus ontstane open zakje naait men goed vast op de buitenkant (beneden helft) van het zwart-zijden zakje dat ge voor af in het vereischte model hebt gemaakt (ihier in de bovenhelft afgerond) maar als ge een rechte-beugel-tasch maakt is de bo venkant veel breeder, bijna-recht afgeknipt Dc zijnaden van de tasch laat men hoven het gebreide deel geheel open en werkt die met een zoompje af. Bij het laatste afwer ken van de heele tasch kunnen ze dan al tijd nog een eindje verder dichtgenaaid wor- De voeringtasch, die zoowel van paarse als van witte zijde kan zijn en naar hetzelfde model geknipt en dichtgenaaid is, als de zwarte bovenbedekking, wordt er nu inge schoven en langs alle zijnaden tegengezoomd Op het laatst worden die zijnaden, ook langs liet open split, bedekt met een dubbele rij kra len, die men er met de naald opnaait. Men hecht aón, onder aan de punt. Rijgt met de naald een kraal aan, schuift die tot vlak op het werk en naait daar een zoomsteek, weer een kraal (denk erom telkens van kleur te verspringen), een steek iets hooger, enz., langs de heele zijkanten naar boven gaande. Om de houten ringen aan te naaien, hecht men boven aan de tasschen, rijgt ongevi een dozijn (de juiste hoeveelheid moet u blij ken) kralen aan de draad, steek de naald door den ring, schuif de kralen stevig aan (de lus mag wel iets ruim worden, dat is be ter dan te strak, het moet kunnen verschui ven) en steek dan weer met een zoomsteekje vast aan den anderen kant van de tasch. Men zorgt dus, dat de kralen wel strak In den draad zitten, daar mag geen tusschen- ruimte overblijven, maar dat niet de lus te strak over de ring zit, neem liever een kraal te veel dan te weinig. Van die stevige kra- lenlussen maakt ge er nu zes over elke Tenslotte vinden we aan deze tasch nog eigenaardige kwastjes, die worden gemaakt als volgt: Knip een reepje zwarte zijde (of de bui tenkleur van uw tasch) dat ongeveer 5 c.M. lang en ruim 1*4 c.M. breed is, sla de rafel kanten allemaal in en zoom het dubbel en rijg het dan in tot een rozetvox-m is verkre gen. Naai daarop met de sterke draad van de haakzijde weer kralen, wit-zwart om den an dere, tot ge geheel rond zijt geweest. Maak in 't geheel vier van die kwastjes, twee voor de onderhoeken en twee voor boven terweers zijden van de ringen, zooals ge op de afbeel ding ziet. Het spreekt vanzelf, dat, wie dit mooier vindt, ook meer gewone kwastjes kan ma ken, door nl. een half dozijn eindjes van ma u acht kralen in een bundeltje bij elkaar te nemen. Als gij merkt, dat uw man niet veel hart ooft, troost u dan met de gedachte, dat hij zeker wèl een maag heeft die gij kunt streelen. BABY IN DEN ZOMER Zuigelingen verdragen heel wat beter groote koude, dan groote hitte. In den war men zomerijd is de zuigelingensterfte dan nok altijd verreweg liet grootste. Hiervan is echter heel vaak onkunde der moeder de oorzaak. Ze als regel veel banger voor kou vatten, dan voor te veel warmte. Toch kan hier niet genoeg legen gewaarschuwd wor den. Kleed dus bij hitte den zuigeling zoo dun mogelijk en dek hem maar heel weinig toe. Leg hem op 't koelste plekje in huis of bui ten in de schaduw en ga in de hitte niet met hem uit. Geef hem af en toe een lepeltje koud ge kookt water tegen den dorst. Wees extra zindelijk op kleeding, ligging en voeding. Breng, indien eenigszins mogelijk, geen verandering in de voeding in een periode van groote hitte. OVER KINDERLOOSHEID In de eerste jaren van haar huwelijk schreef mevrouw Gi'oen van Prinsterer aan vrieril n, die haar blukb >ai over haar kinderloosheid geschreven had: „Zoudt gij denken dat ik bij al het geluk dat ik geniet, op nog meer als 't ware aan spraak zou meenen te hebben? Daar zijn oogenblikken, waarin ik het een geluk acht kinderen te hebben; maar vast, een onaan genaam gevoel heb ik bij M. nooit onder vonden, wanneer ik haar kindje zag. Als ik Mad. de Staël hoor spreken van haren vader, dat zou ik wenschen een kind te hebben, opdat het door een, in mijn oog zoo voor- treffelijken vader zou worden opgevoed Of kinderen het geluk des levens vermeer deren, zal ik niet beslissen, dat behoef ik niet te weten, wanneer Gods liefde mij ge noeg is. Maar indien het bezit van kinde ren waarlijk een zoo groot geluk is, dan zou ik het ook daarom niet meencn te mogen wenschen, wijl ik reeds zóó veel heh, en te groot geluk dikwijls eene zeer groote vex*- zoeking is." (Uit: „In den Réveilkring", door Everard Gewin.) Ex-nst is het leven, o zalig die 't weten. Ai-beid en roeping en edele strijd. De eeuwigheid vraagt naar de vrucht van den tijd; Dwazen, die 't werkloos, gedachtloos vergeten, En pas te laat: aan het einde der baan, D'ernst van het ijdele leven verstaan. DE GéNESTET. HUISHOUDING EN KEUKEN BLOEMKOOL. IN EEN NIEUW KLEED (Recepten van Martine Wittop Koning) ligheld vermedci „melksausje" Jat oiirnlsba; schaal, 2ud wegkijken v vastgehoudei en ter af la de bloemkool, ;n mot wat gesmo' makelijk wtll< mollei ol- iedekkei 't Juiet altijd de melksaus :aas- of selfs een garnalensaus je: die alle pas en uitstekend bij de bloemkool. In de hoop. dal verschillende lezeressen er zullen vallen. eetlepel fijngehal Maak de bloemkool op de bekende wijze schoon (liefst ln haar geheel) en kook ze gaar in ruim kokend water met zout (ongeveer i uur) Schep ze met een schuimspaan uit de pon. laat verwarmde schaal. Zorg, dot lntusschen de boter lichtbruin ls ge bakken, strooi er de gehakte peterselie in, roer er den azijn en de Moggi's Aroma door en giet dan. het mengeel over de bloemkool. üoemkool op dc gewor Jes doorkoken. Kook de schoongemaakte bloemkool (liefst tn haar geheel) in kokend water met zout gaar. Bereid lntusschen de saus, door do boter met de bloem cn de kerry roerende te verwarmen tot con glad papje, daarbij langzamerhand den bouillon te voegen en het mengsel dan even te laten doorkoken Wosch de garnalen ln wat wa ter met zout en roer ze door do warme saus. Schep op een schuimspaan de bloemkool goed droog over een verwarmden ronden schotel: over giet ze geheel met de saus. Omring dit blocmkoolgerecht desverklezende met een rand van gebakken saucijsjes (voor 4 personen ongeveer 250 d 300 Gr.). BLOEMKOOL AU GRATIN (4 personen). Kook dc bloemkool ln kokend water met zout gaar (liefst in haar geheel); leg zo met behulp van een schuimspaan goed droog uitgelekt in de boter tot e net 2 lepels van lijk papje, voeg daarbij er het restje van de geraspte kaas over en spreid er de overgehouden boter over. in kleine klont jes verdeeld. Zet den schotel ln den oven. tot dc overge* •ooidc kaas goudbruin Is gekleurd. Presenteer dit gerecht sJs een ..groente-tns- lenschoter. zonder toevoeging dus van vlees, l, nardappelenof wM. geef er varknnscolel'e'i- of saucijsjes bij met ,laPp !;>ur, ï,f n.-t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 3