Üfer éeVjMMWï
I
Handwerken
VRIJDAG 10 JULI 1931
Gerezen vragen
Steaks, als des
;Isch j
52 u.
TEN
bepaalde gevallen zullen wo:
herkend, (wees daar echter niet zoo bang v
dan zal ik wellicht nog eens nader in 't
zonder op de eigenlijke kwestie terugkoi
AI hoop ik natuurlijk van harte, dat tegen
tijd voor ditmaal de storm alweer gestild
zwaartepunt
g Of je klacht, de ergernis over het o n recht,
er in ligt. d&t hoef je toch niet te verdrs
i zeg je. Zelfs al zijn de „bedrijvers" ja, je
fl »l«
uu>Ik weet het natuurlijk niet, maar ik denk
wel eens ,dat misschien juist hierin haast
i het meest ons Christen-zijn zich zal moeten
1 uitspreken tegenover de wereld, dat we lee-
ren alles te dragen óók en zelfsonrecht
Dat laatste lijkt wel héél erg, lijkt eigen-
lijk wel wat te veel! Ik weet het wel, kind,
1 o, ik weet het zelf zoo, hoe ontzettend mqei-
rj u lijk het kan zijn, vooral als je nog zoo
jong bent en niet laf om dan zwij
gend onrecht te dragen. We hebben zoo
licht het gevoel, of dat niet hoeft, of het
zelfs niet mag: zwijgen bij onrecht.
En toch vraag ik me wel eens af: zou
dat niet het voornaamste deel van 't kruis
!3 u.j z'jn- dat God ons oplegt,
„Nee", zegt ge nu: „het gaat er juist om
dat dit niet iets is, wat God doet, want dan
zou ik het dragen maar dit komt van i
schen, die ik voor 't grootste deel veracht
om hun valsohheid, het te aanvaarden zou
,nv lafheid zijn."
•al i Zulke strakke algemeene lijnen zijn eigen
al j lijk nooit te trekken in het leven der vol
gas j wassenen. Er blijven toch ten eerste altijd
vas reeds gevallen over, waarin we als van zelf
zwijgen, omdat ze eenvoudig te kiesch zijn
vag om er maar over te praten, zelfs al ging
vaa het slechts uit zelfverdediging. Als een
vas jongen van een meisje gaat kwaadspreken
ras alleen omdat hij bij haar een blauwtje ge-
loopen heeft en dat nu voor de buitenwereld
wil verbergen zal zij dan gaan rond-
'MC l vertellen: ik zal het eens beter laten weten
.INb -wat gebeurd is en dan de waarheid zeg
gen? nee, als zij waarachtig zelfrespect
heeft, zwijgt ze en dradgt het, in 't besef,
2355'dat zij van de twee het beste deel heeft.
En zoo zijn er vele gevallen. Maar om nu
93.07 meer in algemeene termen te blijven: och,
23.26 ik vind, dat het eigenlijk vaak zoo moeilijk
23.50; jSi om precies uit te maken, wat van God
sHf komt en wat van menschen, want het gaat
23,7 tóch alles onder Zijn toelating. En alle te
ramen vormen de moeilijkheden: het kruis
Wij maken zoo licht en zoo graag zelf
splitsingen. Dan denken we: ja, dat gebrek
het is wel ergof: dat we niet „knap"
M zijn (van gezicht of van verstand, om het
even), dat we arm zijn, of ziekelijk zulke
tt' dingen kunnen we nog wel aanvaarden als
uit Gods Hand, daar zullen we dan wel bij
eken twijgen'» er als 't kan blijmoedig, en
tlust' anders toch wel zonder morren, onze schou-
ig Tjlders onder zetten. Maar al dat andere, de
haat, de wrok, die valschheid, het onrecht
u.jJpf van menschen. dat is een deel van ons
kruis, dat we niet willen erkennen nog
0T1fi minder aanvaarden. Daar zullen we, voor
bedanken, het van ons afwerpen, om het
dan in onze drift te vertrappen onder onzen
men voet
>ruik| Maar, wat blijkt dan vaak?
tlust, Dat het kruis één onverbrekelijk" geheel
n en 5S, Als we trachten een deel er van af te
igen- werpen, dan zal dat óf ons niet gelukken,
n at; zoolang we het andere deel nog vasthouden
van, óf we zullen het hééle kruis laten af-
een glijden.
eet: Zoo méénen we "den last te verliezen, die
eden. nu niet meer op onze schouders ligt, maar
ubli- dan blijkt, dat we er toch aan vast blijven
dat we aan het kruis zijn verbonden en
'dat het, nu we er niet langer onze schou-
'ders onder rechten, nu we de bereidheid tot
rerkt dragen afgelegd en verloren hebben, de
Vracht veel en veel zwaarder is geworden
Want hoe gewilliger en blijmoediger we
den last, het h e e 1 e kruis, willen dragen
hoe lichter ze ons wordt, ja ten slotte wordt
het ons, of niet meer wij den last torsen,
maar deze óns draagt.
Uwi Dit is een van de moeilijkste levenslessen
niej die we allen als Christen telkens en telkens
als*veCr opnieuw, hebben te leeren. Maar de
r]ijkl Overwinning is de prijs waard.
uJ Denk eens aan al het onrecht, dat Hij
ia isPeed« Die zelf zonder zonde was. Denk eens
JLiJaan alles, wat Hij, óók en juist van men-
,nanI s c h e n, heeft verdragen, tot zelfs het ver-
danlraad en de verloochening. Zouden we dan
11 iniet moeten zwijgen? En in oogenbliklcen
van groote drift of diepe verslagenheid,
I j denk er dan eens aan, dat van ons gevraagd
M-iiiir! geeischt werd, het kruis op te nemen en
iyi! Hem na te volgen!
t t Niet krom blijven liggen onder het kruis
s>uwi zuchten en klagen maar opstaan na elke
inzinking van vermoeidheid, het kruis
;'n dragen, dus er mee voort en verdergaan
dót is wat Hij van ons vraagt.
,J Hoe kunnen we toch ook één oogenblik
ecrul denken, dat we ons kruis maar kunnen
dv y afsmijten, als we willen, en dat in het be-
zitten het sléépen van een kruis, ons Chris
- J ten-zijn kan bestaan. Dan zouden ongeloo-
vigen geen kruisen hebben. Neen, het
zwaartepunt moet liggen in het opnemen
ien dragen van ons kruis, want zóó heeft
i. io,onze Heiland het geeischt.
leuprdj En daar is toch hulp en kracht voor te
t 5ünj verkrijgen, immers? Maar we moeten
t bej Vragen en we moeten willen en we moeten
cri- Vóórtgaan, Hem na!
op 'n' En als er dan weer oogenblikken
ainkomen, dat de menschelijke verguizing, de
••voii-l verachting en belastering, juist om de din-
t be-j gen die je zoo mooi en goed en opofferend
had bedoeld je te zwaar dreigen te wor
den, vergeet dan niet, dat het door de diepte
ORüJnaar de hoogte gaat met Gods kinderen.
ce.r i\tt Geloof me: zelfs al zal je dit, wat je nu
■s-Mulnog onoverkomelijk lijkt, straks totaal over
c i wonnen hebben, dan nog zullen er later
,i an* zooveel nieuwe moeiten en zorgen en tegen-
oodi8 stand, ja ook bespotting en verachting
zclM komen, dat het noodig zal zijn ook
voorj als eisch van gezonde levenspraktijk om
unten er in een geheel andere levenshouding
it ge- tegenover te gaan staan.
deo1?; Dan alleen kun je er gezond bij blijven,
n<ie?4 3e 'iet 'eert aanvaarden en hcschouwen
eoiea als verschijnsel. Zooals je een regen
mend dag aanvaardt, omdat jo zelf geen zonne-
V°i°rf schÜn kan maken. Want vechten tegen cle
niteil Batuur en vechten tegen de menschen alleen
omdat ze menschen zijn, dat kweekt zenuw
iu co zieken.
Gelukkig, juist omdat we menschen zijn
redelijke wezens en geen dieren kunnen
we, op elke leeftijd, maar misschien nog
wel het gemakkelijkst, wanneer we nog
jong zijn trachten onze levenshouding,
ons verband met de menschen, te herzien
en al gaat dit langzaam: te wijzigen.
Men hoeft wezenlijk niet bepaald verliefd
te zijn, om daarin te kunnen slagen. Pas
er ook voor op de dingen en de menschen
niet él te zwaar te nemen, maar durf ook
problemen, soms ook met een glimlach, te
bekijken. (Dit zeg ik nu, maar zou ik niet
tegen een luchlhart zeggen. En misschien is
het goed hier ook even voor andere mec-
lezenden op te merken, dat het hier
gaat over persoonlijk,»niet over sociaal
onrecht).
Ten slotte nog dit weer persoonlijk: be
denk: juist wanneer we zoo héél gevoelig
on tegelijk zelf zoo puntig en hoekig zijn,
dat we nét zoo licht anderen raken, als we
zelf lichtgeraakt zijn dat het dan wel
eens een.deel van ons levenskruis zou kun
nen zijn, om al gaat het ook pijnlijk,
bij onszelf wat van die scherpe punten af
te schuren. Als we dit bedenken, dan kun
nen we het ook, omdat we immers weten in
Wiens kracht we moeten en kunnen strijden
tegen ons eigen ik.
En dat is nog noodiger dan strijden tegen
anderer onrecht.
dit
MODERNE LAMPEKAP
Hoewel we een paar maanden geleden pas.
ecn lampekap behandeld hebben, nemen we
er deze week weer eens een onderhanden,
omdat de vorige een kap voor de hanglamp
was. Zeer rhooi en praktisch op zichzelf,
maar het blijkt dat er nog vele lezeressen
zijn, die graag een kap voor staande lamp
z.g. „schemerlamp" zouden willen hebben.
Tevens wordt hiermee dan tegemoetgekomen
aan degenen die verklaren dat zij ten eenen-
male geen ?,hand" hebben voor teelcen- of
penseelwerk.
De prachtige geoliede kap, dié we hier
zien afgebeeld geeft wanneer de lamp
brandt, in doorschijn een schitterend ef
fect: een helder en tochgezellig-warm licht.
Ook dit soort kappen is om te koopen nog
steeds vrij duur, en het zal dus zeker de
moeite loonen, er zijn krachten eens aan te
beproeven.
Ze worden gemaakt van. stevig crème-ge
len met band, dat we voor 2 ct. per Meter,
speciaal daarvoor bestemd, koopen. Als de
kap droog is, maken we langs den boven-
en onderkant en langs de naad op gelijken
afstand gaatjes, ongeveer .1 y2 c.M. van el
kaar. Dit moet zeer nauwkeurig gebeuren
op gelijke hoogte, daar anders de kap een
valsche bocht krijgt. Het perforeeren kan ge
schieden met een klein perforeermachientje
of een gaatjestang; en ook kan men ze er in
laten slaan, bij den winkelier waar men de
papieren kap kocht.
Nu gaan we eerst den bovenkant met raf-
fiasteken «verken aan den ring, met kruis-
lingsche of puntsteek. De ring komt zoo
doende even onder den bovenrand van bin
nen, eri we krijgen reeds verband.
We doen op de zelfde manier den onder
kant en ook de zijnaad wordt dichtgemaakt
met raffia. Er moet gezorgd worden, dat
de ringen de juiste maat van de kap heb
ben, anders komen we niet uit.
Als we de kap zoo op de ringen hebben
tint teekenpapier, hetgeen we, als we de
kap zelf snijden, per meter'kunnen koopen.
Echter kunnen wc de gesneden modellen
van teekenpapier klaar koopen, en dit is
wel de beste manier, want men versnijdt
zich licht, en daarbij komt nog, dat de
kant en klaar haast even voorde'elig
komt als het teekenpapier, dat we per me
ter moeten koopen.
Een kap, klaar om bewerkt te worden,
kost, voor een groote schemerlamp, met een
middellijn aan onderkant 60 en aan boven
kant 40 c.M., ongeveer 75 a 80 ct. Dan heb
ben we voor den bovenkant een montuur
noodig en voor den onderkant een enkele
ing, welke dezelfde middellijnen hebben
ds de onder- en bovenkant van de kap.
Deze ringen kosten tezamen ongeveer 60 ct.
Dan moeten we nog een bosje raffia koo
pen, dat we in elke gewenschte kleur kun
nen verkrijgen. Wij besprekingen hier de
allernieuwste, gespoten kap, welke men nog
betrekkelijk weinig ziet, waarschijnlijk om
dat zc zeer duur is. Ze past vrijwel bij elk
,Ve leggen de papieren vorm op tafel op
eenigo kranten.
Nu maken we een schoteltje waterverf
aan, in mooi rood-bruin, niet al te dun, ne
men vervolgens 'n stukje horgaas in de lin
ker en een tandenborstel in de rechterhand,
doopeh de tandenborstel in de aangemaak
te verf, en stroopen hem wat af aan den
kant, zoodat hij niet al te nat ls. Nu raspen
re met den tandenborstel over 't gaas, dat
•e vlak houden. We drukken daarbij vooral
niet te erg, en bekijken de uitwerking eerst
)p een stukje papier, alvorens direct op dc
xap te werken. Zoodra we een mooie gelijk
matige broes op 't papier zien, beginnen we
het origineel te spuiten. We beginnen van
de onder- en bovenkant naar het midden
te spuiten, en zorgen dat de, broes naar het
midden toe lichter wordt, uitvloeit, we la
ten het wegsterven, zorgende, dat de heele
middenhaan licht blijft. De onder- en boven
kant mag tamelijk donker beginnen. Nu
leggen wc de vorm op een veilig plekje te
drogen en gaan de ijzeren ringen omwikkc
gezet en gezien, dat ze goed past, is het
verder in dien stand dus op de lamp
af te werken.
Want er is nu alleen nog maar gespoten
papier, het moet nog geprepareerd worden.
Daarvoor gebruiken we een mengsel van
drie deelen lijnolie op één deel siccatif, waar
mee we de heelé kap gelijkmatig gaan be
strijken. Als we dit hebben laten drogen, is
de kap doorzichtig geworden, maar nog vrij
slap.
Om ze hard te krijgen, gaan we ze nu
als de olie volkomen ingedroogd is be
strijken met blanke of in elk geval zeer lich
te gele, sneldrogende vernis.
Zorg vooral dat de kap tijdens het dro
gen in een leege kamer of kast s t o f v r ij
staat. Maakt men door veel beweging, of
zelfs het uitslaan van het een of ander in
de buurt van de drogende lampekap wat
stof, dan zal dit er heel leelijk op gaan
vastkleven.
Als de vernis goed droog is, dan doen
we hetzelfde nog eens. Tweemaal vernissen
Dan zijn we klaar, alleen kunnen we om
iets heel moois te krijgen er nu nog goud
gele franje onderlangs zetten. Met de boven
rand daarvan bedekken we de gaatjes van
den onderrand der kap.
O Rijkdom, moeder van veel kwaad,'
Wijf van veel verraderij,
Dochter van zorg, zuster van haat,
Voedster van veel schelmerij!
U te hebben, dat doet vreezen,
En niet te hebben, di-oevig wezen.
Quo Vadis?
Agent (na de aanrijding): „Weet u niet
dat u een dame die u tegemoet komt rijden
de helft van de straat moet overlaten?"
„Dat zou ik zeker gedaan hebben, zood
ik geweten had welke helft dc dame vn;
haaizelf had willen hebben."
DAMESBARET
Voor onze jonge dames
die nog een aardig mutsje willen maken
zooals tegenwoordig veel worden gezien, ge
ven we ook hier een voorbeeld van mei be
schrijving van de werkwijze.
1-Iet model dat we hier zien, was gehaakt
van losse (vlossige) wol, maar men zou hel
natuurlijk ook in haakzijde kunnen uitvoe
ren. Ook voor kleuren kan men wel iets an
ders nemen dan wat hier is gegeven, maar
voor 't gemak houden we ons bij de beschrij
ving naar aan het hier afgebeelde model.
Begonnen werd met vier k. steken in een
warm ï-ood, deze sluiten tot een rondje en
dan maar gaan omhaken aldoor rondhaken
met halve vasten, steeds meerderend waar
het noodig blijkt, het moet een bijna platte
cirkel worden. Ga zoolang door tot de cirkel
ongeveer twintig centimeter in middellijn
Dan draad afbreken, de lichte kleur (hier
een licht ï-ose-beige) aan knoopen en daar
mee verder haken tot de cirkel in middellijn
ongeveer 23 c.M. meet.
Vandaar af wordt nu geregeld geminderd
inplaats van gemeei-derd, zoolang, tot het
rose-beige gedeelte ongeveer 5 c.M. meet.
Om .nu te gaan zorgen dat de eene kant
van de baret wijder en breeder wordt dan
de andere, werkt men verder als volgt:
keei-en en terughalcen tot op een lengte
van ongeveer 15 c.M. na, die dus onbewerkt
blijven, dan weer keeren en terughaken. De
ze twee toeren worden nu 2 of 3-maal her
haald telkens hetzelfde deel dubbel beha-
ltcnd en het andere laten liggen, waarbij
men zorgt niet al te schei-pe bocht te krijgen,
dus aan de draaikanten een of twee steken
„smokkelen". Daarna wordt weer gewoon
rond doorgehaakt, tot het lichte rose-beige
gedeelte ongeveer 10 c.M. breed is op het
breedste gedeelte. Dan wordt de muts vast-
gestikt op een band van sterk rood ripsplint,
of bandfluweel, die men eei-st op het hoofd
passend heeft gemaakt.
Zet de muts op, trek ze goed in het model,
trek de rechterkant waar het smalste lichte
gedeelte is, goed naar beneden en hecht
daar dan, laag bij den rand. een strikje van
het lint of handfluweel. Heeft men de muts
eerst gevoerd dan kan men de plooi er nog
solieder in hechten.
KRALENTASCH
Een poos geleden is me weer eens ge
vraagd naar de behandeling van een tasch
met ingebreide kralen. Het is waar dat deze
tasschen bijzonder stei'k zijn, door de zwaai--
te en het stijf staan, steeds goed in het mo
del blijven, zoodat men er niet licht wat uit
verliest, ook al liggen ze eens open, alle re
denen waarom de tasschen vooral bij oude
dames nog steeds meer in den smaak vallen
dan cle dunne „fladdervlinder" taschjes die
de jongere dames zoo graag bij bepaalde ja
ponnetjes dragen.
Als zoovele dingen die eigenlijk allang ge
leden uit den tijd gei-aakt heeten, zijn ook
de kralentassohen in de laatste jaren weer
in de mode teruggekomen.
We zullen er daarom nu hier eens een van
de eenvoudigste echt-ouderwetsche soort be
handelen met kralenopleg in spikkelpatroon,
d.w.z. om den anderen, hier wit en zwart,
maar alle andere twee kleux-en kan natuur
lijk even goed, zelfs mag men wat mij be
treft ook in één kleur blijven als men dat
mooier vindt.
Om eventueele teleurstelling te voorkomen
herhalen we hier vooraf nog eens, wat \xt al
eer schreven, dat het n i e t t e d oe n is. hiel
de beschrijving met afbeelding te geven van
een meer ingewikkeld kralenpatroon, bijv.
gekleurde bloemruiker, daar dit met zwart-
vvit-druk onmogelijk duidelijk te maken zou
zijn. Wie aan dat werkje z'n krachten be
proeven wil, kan dus heter naar een afge
werkt model werken of naar een gekleurde-
patronen-boekje, en dan de kralen met de
naainaald overborduren in plaats van in te
breien.
In ons voorbeeld werd alleen de onderhelft
met kralen gewerkt, wat wel praktisch ls,
omdat de tasch dan naar onderen zwaar
hangt en tegelijk van hoven meer handel
baar is. Om te koopen zijn die soort tasschen
steeds vrij duur, dus wie het werk (het valt
heusch mee) er voor over heeft, zal op die
I Water bederft I
mooie stoffen I
dit alles heeft U
manier een willig cadeautje kunnen ma
ken voor wie er van houden.
We zullen nu maar in hoofdzaak het
breien van de kralen bespreken, daar we
het maken en voeren van tasschen nu reeds
zoo vaak uitvoerig beschreven hebben, dat
onze lezeressen daar wel geen moeite meer
mee hebben zullen.
Zoo hoeven we er ook niet verder over uit
te weiden ,dat, wie reeds een beugel heeft,
even gemakkelijk een tasch kan maken in
ander model dat bij den beugel past. Voor de
gewone vierkante beugel hebben we dit
reeds afzonderlijk behandeld, ook het aan
den beugel vastnaaien.
We zullen nu maar voor 't gemak uitgaan
van het hier afgebeelde model. Daarvoor
heeft men noodig: zwarte zijde voor de
zichtbare bovenhelft der tasch en onder het
kralenbreiwerk, vei-cler zwarte (als men in
zwart werkt, het kan ook paai-s of zooieta.
worden) haakzijde (een paar kluwen) en
kralen in twee kleuren. Voor de voering kan
men zoowel paarse zijde gebruiken als witte,
tenslotte moet er nog zooiets van een beugel
zijn, of koopt men een paar gewone houten
ringen, dat is aardig ouderwetsch en tevens
goedkoop.
Nu het breiwerk:
Rijg op het kluwen haakzijde een hoeveel
heid kralen, witte en zwarte om den andere.
Zorg, dat ze een eind van het begin van den
draad blijven en ook alle een eindje van el
kaar af, zooveel dat men er een breisteek
tusschen maken kan. Het best is, om, vooral
in het eerste begin, maar nooit veel kralen
achter elkaar aan te rijgen, omdat de draad
dan zoo licht in de war raakt en ook het
verschuiven dan moeilijkheid geven kan.
Zelfs verdient het misschien voorkeur t
niet te beginnen met rijgen, voor men eerst
de twee begintoei-en (zonder kralen) gebreid
heeft, waarna de draad afgebroken kan wor
den. Want telkens, wanneer de kralen opge-
breid zijn, breken we den draad af, rijgen
weer nieuwe aan het kluwen en hechten
daarna weer even aan. Nogal eenvoudig dus
zooals men ziet ,en als men een Peetje aan
het werk gewend is, gaat het al heel gemak
kelijk.
Het eigenlijke breiwerk is: opzetten 41 ste
ken, dan twee gewone rechte toeren breien,
heen en weer dus.
Derde toer: brei twee steken recht, X
zet de naald in de volgende steek, als om die
te breien, maar vóór ge dat doet, schuif een
kraal vlak tegen de laatstgebreide steek aan,
en brei daarna den derde steek gewoon af.
Nu wordt van X af steeds heniaald, totdat
or maar twee steken op de naald overblijven,
die dan gewoon recht gebi-eid worden.
Vietde toer: weer geheel recht.
Verder worden nu deze twee toeren (derde
en vierde) geregeld herhaald, zoodat dus al
le teruggaande toeren geheel i-echt gebreid
Zoo breit men door tot er vijftig toeren zijn
dan nog een toer recht en daarna afkanten.
Deze gebreide strook nu, wordt dwars
doormidden gevouwen (de vouw is bodem
van de tasch) de zijkanten worden dichtge
naaid en het dus ontstane open zakje naait
men goed vast op de buitenkant (beneden
helft) van het zwart-zijden zakje dat ge voor
af in het vereischte model hebt gemaakt
(ihier in de bovenhelft afgerond) maar als
ge een rechte-beugel-tasch maakt is de bo
venkant veel breeder, bijna-recht afgeknipt
Dc zijnaden van de tasch laat men hoven
het gebreide deel geheel open en werkt die
met een zoompje af. Bij het laatste afwer
ken van de heele tasch kunnen ze dan al
tijd nog een eindje verder dichtgenaaid wor-
De voeringtasch, die zoowel van paarse als
van witte zijde kan zijn en naar hetzelfde
model geknipt en dichtgenaaid is, als de
zwarte bovenbedekking, wordt er nu inge
schoven en langs alle zijnaden tegengezoomd
Op het laatst worden die zijnaden, ook langs
liet open split, bedekt met een dubbele rij kra
len, die men er met de naald opnaait. Men
hecht aón, onder aan de punt. Rijgt met de
naald een kraal aan, schuift die tot vlak op
het werk en naait daar een zoomsteek, weer
een kraal (denk erom telkens van kleur te
verspringen), een steek iets hooger, enz.,
langs de heele zijkanten naar boven gaande.
Om de houten ringen aan te naaien, hecht
men boven aan de tasschen, rijgt ongevi
een dozijn (de juiste hoeveelheid moet u blij
ken) kralen aan de draad, steek de naald
door den ring, schuif de kralen stevig aan
(de lus mag wel iets ruim worden, dat is be
ter dan te strak, het moet kunnen verschui
ven) en steek dan weer met een zoomsteekje
vast aan den anderen kant van de tasch.
Men zorgt dus, dat de kralen wel strak In
den draad zitten, daar mag geen tusschen-
ruimte overblijven, maar dat niet de lus te
strak over de ring zit, neem liever een kraal
te veel dan te weinig. Van die stevige kra-
lenlussen maakt ge er nu zes over elke
Tenslotte vinden we aan deze tasch nog
eigenaardige kwastjes, die worden gemaakt
als volgt:
Knip een reepje zwarte zijde (of de bui
tenkleur van uw tasch) dat ongeveer 5 c.M.
lang en ruim 1*4 c.M. breed is, sla de rafel
kanten allemaal in en zoom het dubbel en
rijg het dan in tot een rozetvox-m is verkre
gen. Naai daarop met de sterke draad van de
haakzijde weer kralen, wit-zwart om den an
dere, tot ge geheel rond zijt geweest. Maak
in 't geheel vier van die kwastjes, twee voor
de onderhoeken en twee voor boven terweers
zijden van de ringen, zooals ge op de afbeel
ding ziet.
Het spreekt vanzelf, dat, wie dit mooier
vindt, ook meer gewone kwastjes kan ma
ken, door nl. een half dozijn eindjes van ma
u acht kralen in een bundeltje bij elkaar te
nemen.
Als gij merkt, dat uw man niet veel hart
ooft, troost u dan met de gedachte, dat hij
zeker wèl een maag heeft die gij kunt
streelen.
BABY IN DEN ZOMER
Zuigelingen verdragen heel wat beter
groote koude, dan groote hitte. In den war
men zomerijd is de zuigelingensterfte dan
nok altijd verreweg liet grootste. Hiervan is
echter heel vaak onkunde der moeder de
oorzaak. Ze als regel veel banger voor kou
vatten, dan voor te veel warmte. Toch kan
hier niet genoeg legen gewaarschuwd wor
den.
Kleed dus bij hitte den zuigeling zoo dun
mogelijk en dek hem maar heel weinig toe.
Leg hem op 't koelste plekje in huis of bui
ten in de schaduw en ga in de hitte niet
met hem uit.
Geef hem af en toe een lepeltje koud ge
kookt water tegen den dorst.
Wees extra zindelijk op kleeding, ligging
en voeding.
Breng, indien eenigszins mogelijk, geen
verandering in de voeding in een periode
van groote hitte.
OVER KINDERLOOSHEID
In de eerste jaren van haar huwelijk
schreef mevrouw Gi'oen van Prinsterer aan
vrieril n, die haar blukb >ai over haar
kinderloosheid geschreven had:
„Zoudt gij denken dat ik bij al het geluk
dat ik geniet, op nog meer als 't ware aan
spraak zou meenen te hebben? Daar zijn
oogenblikken, waarin ik het een geluk acht
kinderen te hebben; maar vast, een onaan
genaam gevoel heb ik bij M. nooit onder
vonden, wanneer ik haar kindje zag. Als ik
Mad. de Staël hoor spreken van haren vader,
dat zou ik wenschen een kind te hebben,
opdat het door een, in mijn oog zoo voor-
treffelijken vader zou worden opgevoed
Of kinderen het geluk des levens vermeer
deren, zal ik niet beslissen, dat behoef ik
niet te weten, wanneer Gods liefde mij ge
noeg is. Maar indien het bezit van kinde
ren waarlijk een zoo groot geluk is, dan zou
ik het ook daarom niet meencn te mogen
wenschen, wijl ik reeds zóó veel heh, en te
groot geluk dikwijls eene zeer groote vex*-
zoeking is."
(Uit: „In den Réveilkring",
door Everard Gewin.)
Ex-nst is het leven, o zalig die 't weten.
Ai-beid en roeping en edele strijd.
De eeuwigheid vraagt naar de vrucht van
den tijd;
Dwazen, die 't werkloos, gedachtloos
vergeten,
En pas te laat: aan het einde der baan,
D'ernst van het ijdele leven verstaan.
DE GéNESTET.
HUISHOUDING EN KEUKEN
BLOEMKOOL. IN EEN NIEUW KLEED
(Recepten van Martine Wittop Koning)
ligheld vermedci
„melksausje"
Jat oiirnlsba;
schaal, 2ud
wegkijken v
vastgehoudei
en ter af
la de bloemkool,
;n mot wat gesmo'
makelijk wtll<
mollei
ol-
iedekkei
't Juiet altijd de melksaus
:aas- of selfs een garnalensaus je: die alle pas
en uitstekend bij de bloemkool.
In de hoop. dal verschillende lezeressen er
zullen vallen.
eetlepel fijngehal
Maak de bloemkool op de bekende wijze
schoon (liefst ln haar geheel) en kook ze gaar
in ruim kokend water met zout (ongeveer i uur)
Schep ze met een schuimspaan uit de pon. laat
verwarmde schaal.
Zorg, dot lntusschen de boter lichtbruin ls ge
bakken, strooi er de gehakte peterselie in, roer
er den azijn en de Moggi's Aroma door en giet
dan. het mengeel over de bloemkool.
üoemkool op dc gewor
Jes doorkoken.
Kook de schoongemaakte bloemkool (liefst tn
haar geheel) in kokend water met zout gaar.
Bereid lntusschen de saus, door do boter met
de bloem cn de kerry roerende te verwarmen
tot con glad papje, daarbij langzamerhand den
bouillon te voegen en het mengsel dan even te
laten doorkoken Wosch de garnalen ln wat wa
ter met zout en roer ze door do warme saus.
Schep op een schuimspaan de bloemkool goed
droog over een verwarmden ronden schotel: over
giet ze geheel met de saus.
Omring dit blocmkoolgerecht desverklezende
met een rand van gebakken saucijsjes (voor 4
personen ongeveer 250 d 300 Gr.).
BLOEMKOOL AU GRATIN (4 personen).
Kook dc bloemkool ln kokend water met zout
gaar (liefst in haar geheel); leg zo met behulp
van een schuimspaan goed droog uitgelekt in
de boter tot e
net 2 lepels van
lijk papje, voeg daarbij
er het restje van de geraspte kaas over en spreid
er de overgehouden boter over. in kleine klont
jes verdeeld.
Zet den schotel ln den oven. tot dc overge*
•ooidc kaas goudbruin Is gekleurd.
Presenteer dit gerecht sJs een ..groente-tns-
lenschoter. zonder toevoeging dus van vlees, l,
nardappelenof wM. geef er varknnscolel'e'i-
of saucijsjes bij met ,laPp !;>ur, ï,f n.-t