Hel Communisme in de Practijk
nn\ /er[\aa l\arA/ancl aaq
MAANDAG 6 JUL! 1931
(Nadruk verboden
Objectieve mededeeiingen en critische beschouwingen
Dezer dagen wordt in Londen het twee
de wereldcongres gehouden over de geschie
denis der wetenschap en techniek. De Rus-
sen zijn tot deelname uitgeno'odigd en zen-
den een delegatie uLt leden van de Acade
mie van Wetenschappen onder leiding van
Boecharin. Deze houdt zelfs een referaat
over het onderwerp: „Theorie en praktijk
uit. het oogpunt van dialectisch materialis
me", terwijl de 'bekende natuurkundige
Joffe, ook een der vooraanstaande leden
der Russische academie, zal spreken over:
„Natuurkunde en techniek, natuurkunde en
biologie".
KOEIBISHEF AAN HET WOORD.
Overeenkomstig de geijkte sowjet-metho-
de hebben er na de vergadering van het
partijbestuur der communistische partij be
sprekingen plaats met de partijleden, waar
in de beslissingen worden verklaard en
toegelicht. Eerst komen de partijambtena
ren aan de beurt en deze geven het gehoor
de op hun beurt weer aan anderen door,
zoodat de partijleiding op die manier zeker
is, dat haar gedachten en beslissingen op
de juiste iwijze worden toegelicht.
Voor de groep partij-activisten van Mos
kou heeft Koeibishef, thans -voorzitter van
de plannencomissie een langere toelichting
gegeven op de jongste partijbeslissing.
volgens hem 'is de ten uitvoerlegging van
het plan voor dit jaar vrijwel verzekerd
Met de bekende cijfers toonde hij aan, dat
de collectivisatie in den landbouw voortge
schreden is sneller zelfs dan men had ver
wacht. Op het oogenblik zijn meer dan de
helft van alle boerenbedrijven in kolchozen
georganiseerd, in de groote graangebieden
zelfs vrijwel de geheele bevolking. Dat men
er daarmee echter niet is, moge blijken uit
zijn terloopsohe mededeeling, dat verleden
jaar aan de Midden-Wolga ruim 22 pro
cent van den oogst verloren is gegaan door
het te late oogsten. Waar de bezaaide op
pervlakte dit jaar haast niet verschilt van
die van verleden jaar kan oogstvermeerde-
ring derhalve alleen verkregen wordendoor
hetere organisatie en vermijding van zulke
schrikbarende veriiezen. Er worden thans
reeds massale instructies gezonden over de
wijze, waarop de oogsitinzajneling moet wor
de ingericht, maar men staat voor geweldi
ge moeilijkheden van transport en organi
satie bij de reusachtige Amerikaansdhe ma
chines, die men in gebruik wil nemen. De
ze werken nl. zoo snel, oogsten tien-tallen
H.A. in een uur -tijcis, die men ten zeerste
vreest voor chaos bij de verdere bewerking
en bet vervoeren van den oogst, daar de
gewone transportmiddelen, boerenwagens,
niet in staat zullen zijn deze massa tijdig te
.verwerken.
Als eenig'e oplossing heeft men „stuk
werk" en belooning van die organisaties,
tlie de opgegeven hoeveelheid landbouwpro
ducten tijdig inleveren. Naar wij reeds
schreven stuit dit alles echter af op gebrek
aan geschoold personeel, zoowel als aan
technische en administratieve hulpmiddelen
op het platteland.
Verbazingwekkend waren werkelijk zijn
mededeeiingen over de industrie, nadat hij
begonnen was te verklaren, dat ook hier
de" vervulling der plannen verzekerd was.
Hoewel wat betreft de productie van olie,
van machines en tractoren de -toename groo-
ter is dan volgens de plannen, blijft over de
geheele industrie de werkelijkheid bij die
plannen ten achter. Hoeiwel het kapitaal,
belegd in de industrie. 16 procent grooter
is dan A'erleden jaar, is de produotle min
der toegenomen. (Met. hoeveel procent wordt
niet vermeld). Koeibishef wijt dit aan
slechte organisatie, en hoofdzakelijk aan
een tekort van arbeidskrachten. Het laat
ste is onjuist, want volgens die plannen
zouden 'er, bij de verbeterde inrichting der
fabrieken, naar verhouding minder arbei
ders noodig zijn. Het noodlot voor de sow-
jets zit juist hierin, dat wat die veronder
stellingen betreft niets is verwezenlijkt.
Ais voorbeelden noemde hij de volgende
feiten. Hoewel de hoogovens in het zuiden
vijf procent grooter inhoud hadden dan
verleden jaar door den bouw van nieuwe
eenheden, was de ijzerproductie daar niet
toegenomen. Over de kolenindustrie zei hij
letterlijk:
Niettegenstaande h'et aantal zware mijn-
machines, dat werk-t, 2S procent grooter Is
dan verleden jaar en het aantal afbouw-
hamers het dubbele bedraagt, niettegen
staande de aigemeene toename van het
aantal mijnwerkers is de productie niet
grooter dan verleden jaar. De oorzaak?
Het blijkt, dat oen groot deel van die
machines gebruikt wordt voor het nuttige
werk vanstilstaan, van de lichte ma
chines celfs twee derden.
Ten slotte zei hij nog, dat cle cement-in-
Hustrie en die van vuurvaste materialen
zoo verbazend slecht werkt, dat daardoor
het geheele bouiwiprogratn ivan dit jaar be
dreigd wordt.
En toch is alles, volgens deze volkscom
missaris, in beste orde, zijn de vooruitzich
ten uitstekend en neeft de vergadering,
natuurlijk met aigemeene stemmen, de be
slissingen en de leiding van het partijbe
stuur goedgekeurd. Alles wat naar oppo
sitie zweemde in de partij is hardhandig
ui-tgeroeid, de massale transporten van ge
vangenen naar de dwangarbeiderskampen
in het Noorden, bestaan lang niet meer uit
sluitend uit intellectueelen en boeren, die
zich tegen de collectivisatie verzetten, maar
mec-r en meer maken verbannen arbeiders,
die uit de partij zijn uitgesloten, daarvan
deel uit.
Wij hebben reeds vroeger erop gewezen,
dat a! de opgeblazen cijfers over de gewel
dige uitbreidingen in dc sowjet-unie eiken
grondslag van juistheid missen. Het woord
bluf. dat de heer Deterding ter karakteri-
seering van de sawjets gebruikte in de ver
gadering van de Koninklijke, was volko
men juist. Bij de industrie, zoowel als bij
het transport blijkt thans, dat ondanks di<
mi'iliarden-bedragen, die men jaarlijks zegt
uit te geven aan nieuwe bedrijven, de pro
ductie geen stap verder komt. Omdat fei
telijk al dat nieuwe niets is dan de nood
zakelijke vervanging van het verouderde
afgejakkerde bestaande mechanisme,
dat slechts op papier nog waarde heeft,
maar in werkelijkheid niets beteekent
allang gesloopt had moeten zijn. Koeibishef
erkent, in zijn rede: Het 'transport is bij ons
ele opzichten verouderd, in doozen, die
bij ons het 'voornaamste vervoermiddel uit
maken, komt men niet ver. Hoewel er in
naam de laatste jaren milliarden in spoor-
cegmateriaal gestoken zijn, blijkt het, dat
aen nu pas feitelijk moet beginnen met het
moderniseeren van de spoorwegen, die an
ders in de verte niet de vervoerstaak kun
nen vervullen.
Buitengewoon treffend en veelbeteeke-
nend waren zijn uitingen over het men-
schenmateriaal. Hij weet den betrekkelij-
ken achteruitgang in de kolenindustrie aan
het feit, dat er zooveel jonge krachten in
werkten de laatste jaren. Het aantal ge
schoolde mijnwerkers met meer dan acht
jaar praktijk bedraagt thans slechts
vierde van het totaal, Bijna de helft zijn
krachten met minder dan twee jaren prak
tijk, jongeren, die volgens hem nog niet ge
schoold genoeg zijn.
Wij weten wel, dat de sowjet-heeren
hun uitingen voor niets vervaard zijn, daar
zij toch weten nooit critiek te hooren to
krijgen en de vergaderingen altijd ja knik
ken op alles, wat ze wordt voorgezet. Maar
was toch weer een onverwachte onbe
schaamdheid. Want de regeering tamboe
reert nu reeds jaren op de trommel: Wacht
maar, als onze eigen, roode krachten aan
het werk gegaan, als de menschcn uit de
sowjet-sc.hool de zaak aanpakken, dan zal
men eens wat anders ei en. De oedarniki,
dat zijn in de eerste plaats de jongeren, de
jeugdorganisatie houdt zich met niets an
ders bezig dan met de opvoering der pro
ductiviteit, en in alle toonaarden worden
de schitterende resultaten van dit alles be
zongen. Dat. alles neemt niet weg, dat Koei
bishef koeltjes aan mededeelt, hoe deze
massa van jongeren er niets van terecht
brengt. Een onpartijdiger oordeel over de
bluf met de socialistische wedstrijden, me'
de oedarniki en alles wat daaraan vast zit,
kan men moeilijk verwachten.
Het is werkelijk de moeite waard de re
devoeringen van deze sowjet-leiders van tijd
tot tijd eens nauwkeuriger na te gaan. zij
zelf geven in hun overmoed zoo duidelijk
aan, wat hun officieelc gegevens feitelijk
te beteekenen hebben. Milliarden aan nieuw
kaptiaal, zonder dat. de productie toeneemt,
achteruitgang van de kwalificatie van het
jonge geslacht ondanks alle scholen en an
dere ontwikkelingsmaatregelen*, of mis
schien juist daardoor, deze feite», kunnen
de fraaist gegroepeerde cijfers niet verber
gen.
SPES PATRIAE
reid hebben verklaard Duitschland in zijn
catastrofalen toestand te helpen! Weten deze
studenten ook, dat de hoogbejaarde Hinden
burg een telegrafischen noodkreet aan Hoo
ver zond en dat Duitschland onmiddellijk
voor 'n staatsbankroet was komen te staan?
Uit de feiten valt af te leiden, dat men
hier te maken heeft met een zorgvuldig ge
organiseerde terreur, met een universitaire
revolutie terzelfder tijd in meerdere steden
van het Duitséhe rijk. Ook in Münchcn
kwam het tot vechtpartijen, welke het slui
ten der universiteit noodzakelijk maakten.
De rector maakte de heropèning afhankelijk
van een orde-dienst, welke door de studen
ten georganiseerd en gegarandeerd moet
Ook Kiel maakt zich onaangenaam be
merkbaar. Tijdens een voordracht van pro
fessor Schücking voor democratische studen
ten werd een traangasbom de gehoorzaal
binnengeworpen, waardoor meerdere hoor
ders gewond werden. Als den dader stelde
men vast nationaal-socialistischen student
Eichhoff, een knaap van 19 jaar
j De vechtlust, welke in Weenen reeds eent-
ge malen tot een tijdelijke sluiting van de
DE RUSTIGE RUST.
Naar de organisatie Kres'tross uit Moskou
bericht., heeft Kogandw/itsch, een van de
secretarissen der communistische partij, op
een conferentie van partijbeamibten der
districten dezen de les gelezen over hun
zoetsappige, en steeds gunstige berichten,
die Stalin misselijk maakten, naar hij ver
klaarde. De herhaaldelijk voorkomende on
lusten in verschillende deelen van het. land
waren uitingen van de critiek der bevol
king. in tegenstelling tot de rapporten
van rustige rust, die de partijinstanties in
zonden. Als men na onderdrukking van die
onlusten erop uitging om de contra-revolu
tionaire elementen op te sporen en te straf
fen was dit slechts een middel om eigen
fouten en tekortkomingen te bemantelen.
De partijbeambten moeten niet voortdu
rend rekenen op de strafexpedities, waarvan
zij gebruik kunnen maken, maar zij moe
ten al deze onlusten als waarschuwende
signalen opvatten.
Dat de aanslagen op communisten, oedar
niki, e. d. in den laat-sten tijd toenemen,
kan men bemerken aan het groeiende aan
tal doodsadvertenties, waarbij organisaties
spreken over „vroegtijdigen en plotselingen"
dood van hunlieden, zonder verder de doods
oorzaak aan te geven, heigeen anders al
tijd geschiedt.
(Van onzen Duitschen correspondent.)
„Die Jugend muss sich austoben!" Voor-
1 aan de academische jeugd werd van
ouds liet recht toegekend, zich uit te razen.
Burgerij en politie waren er in de vele uni
versiteitssteden aan gewend bij de studen
ten veel door de vingers te'zien. Haalden
zij kwajongensstreken uit, gingen zij laat
in den nacht in de uitgestorven straten te
keer dan schudde men weliswaar het
hoofd over zooveel lawaai, maar och, het
waren immers de studenten, de hope des
vaderlands en daar hoorde dat nu een
maal zoo bij- Men schreef zelfs tooneelstuk-
ken om het studentenleven te verheerlijken
en nog altijd behaalt „Oud-Heidelberg'' bij
een goede bezetting een doorslaand succes.
Men hoort graag de over de gansche wereld
bekende studentenliederen, men ziet het
stadsbeeld graag opgefleurd door de kleu
rige studentenpet en welke ouders zouden
er niet trotsch op zijn, wanneer hun zoon universiteit aanleiding gaf, schijnt ook_ dt
cum laude promoveert?
Door de zorgen des tijds werd echter ook
hot studentenleven aangetast. Men ziet wel
iswaar in de kleinere Duitsohe universi
teitssteden de studenten aan lange tafels
bij mooi weer op het marktplein zitten --
men leest zoo nu en dan nog wel van
grootsch opgezette studentenfestiviteiten,
maar een groot aandeel in het burgerlijk
leven speelt dit alles niet meer. De zorgen
voor liet dagelij,ksch leven hebben de be
langstelling voor de studentenwereld sterk
verminderd. Onze tijd is te ernstig voor stu-
dentenjool en van het eertijds oogluikend
toegelaten duel willen de ouders, die uit
ervaring over den harden oorlog kunnen
meepraten, gelukkig niets meer weten.
De studenten hebben onder deze gewijzig
de omstandigheden hun vitaliteit, hun lust
oan zich uit te leven, verplaatst naar de pu
blieke tribune. De doorsnee-student neemt
deel aan den politieken strijd, sluit zich aan
bij de een of andere partij of organisatie?,
vindt dit een prachtgelegenheid, om zijn
lust tot debatteeren uit te vieren en zijn
lichamelijke kracht met anderen te meten.
Het blijft de vraag, of de studie en de lust
tot intensieven arbeid hierdoor wordt be
vorderd.
Waar dit deelnemen aan de politiek door
jonge menschcn toe voert, hebben de klop
partijen bewezen, welke dc laatste dagen
Unter den Linden voor het publiek onvei
lig maakten. Reeds Zaterdag heerschte er
op de binnenplaats aan de Dorotheenstrasse
een opgewonden stemming en toen ik dc
groote leeszaal wilde binnengaan, moest ik
eerst de strenge controle der politie pas-
seeren. Ik informeerde terloops even, wat
er gaande was. Het was hetzelfde liedje, dat
de laatste jaren gezongen wordt: de corn-
j munisten liggen met de.nationaal-socialis-
ten overhoop. De democraten willen met
i deze groepen niets te doen hebben en voor
al de .Toodsche studenten zijn het mikpunt
van hatelijkheden. Men vraagt zich af: wat
hebben jonge menschen, die met ondersteu-
nig van den staat en onder zware offers
hunner ouders college loopen, met commu- j
nisme, democratie en nationaal-soc.ialisme
eigenlijk uitstaande? Zouden zij niet veel
beter doen zich tot hun studie te beperken
en zoo spoedig mogelijk tot een positief re
sultaat voor het nuchtere leven zien te ko
men? Komt het er voor hen en voor hun
naaste verwanten niet in de eerste plaats
op aan, dat ze afgestudeerd een plaats gaan
bckleeden in het maatschappelijk leven en
is dit vraagstuk het vinden van een
vaste of zelfs maar tijdelijke aanstelling
niet al moeilijk genoeg?
De studenten schijnen zich om dit vraag
stuk geen zorg te maken. De nazi's wisten
den rector, geheimraad Deissmann, over te
hailen tot het toestaan van een „protestver
gadering", welke van 1112 uur mocht ge
houden worden binnen de muren der alma
mater. Zij verschenen insohrijdend tegen
het verbod der politie in wit hemd en
roode das. Socialisten en communisten wer
den geprovoceerd, zoodra ze er „Joodsch"
uitzagen, en zelfs enkele gehoorzalen wei
den brutaalweg bestormd. Noodgedrongen
moest de leeszaal gesloten worden. De po
litie mag pas ingrijpen, wanneer zulks door
den rector wordt verlangd. Zij kon alleen het
voorplein Unter den Linden ontruimen. Bin
nen was de strijd in vollen gang. De knapen
sloegen er dapper op los en ook de vrouwe
lijke studenten lieten zich niet onbetuigd.
Men hoorde vertellen van een communisti
sche provocatie, men beriep zich op den
rector, die persoonlijk de protestvergadering
bijwoonde, men luisterde aanvankelijk ook
wel naar de kalmeerende woorden van ge
heimraad Deissmann maar het vuur der
jeugd en de vechtlust der commilitonen be
haalde de overhand.
In de Dorotheenstrasse en in het Kasta-
nienwaldchen kwam het tot gevechten tus-
schen radicalen van links en van rechts.
De notities van vijandige corporaties wer
den van den muur gescheurd en ophitsende
liederen weerklonken door de lange gangen
der universiteit. De commandeerende offi
cier der politie wees den rector op de ge
vaarlijke situatie en nu pas verzocht deze
den vice-president der politie, Weiss, in
grijpende maatregelen te nemen. De situatie
was inmiddels zoo kritiek geworden, dat de
rector tot sluiting van de universiteit moest
overgaan. Welk een ongunstigen indruk
moet zulk een ingrijpende maatregel maken
op de landen, die zich juist eendrachtig be-
Duitsche studenten aangestoken te hebben
men vraagt zich bezorgd af, waar dit op
zal uitloopen.
Ik las een ingezonden brief van 'n vrou
welijke student in een der Berlijnsohe bla
den. Zij studeert jura en schrijft aan haar
kameraden onder meer: „Dikwijls let ik op
uw uiterlijk. Slechts weinigen schijnen mij
opgewekt toe. De zorg om een onzekere toe
komst drukte haar stempel op uw gelaat
en men merkt, dat ge u afvraagt: wat moei
er van ons terecht komen, als wij afgestu
deerd hebben? Gij moet met weinig tevre
den zijn. Uw kleedij is van spartaanschen
eenvoud, uw brood is dun met boter ge
smeerd. Zij, die met luide stemmen en op
dringerige manieren om u heen staan, zijn
in de minderheid. De meesten vechten en
vloeken liever niet. Zij werken. De pauze in
den tuin der universiteit is voor hen mis
schien de eenigste mogelijkheid, om met
groene hoornen en struiken in aanraking
te komen. Het is niet gemakkelijk in een
verarmden staat te leven. Onze commilito
nen in andere landen hebben het beter. Zij
hebben hun ontspanning bij sport en spel.
Wij hebben er den tijd niet toe. Wij moe
ten werken. Maar aan den anderen kant
moet ge bedenken, wat deze verarmde staat
voor ons doet. Door een toelage wordt elk
van ons de studie vergemakkelijkt. Het
hooge niveau der wetenschap moet behou
den blijven. Wij kosten zoodoende den staat
menig offer. En wat doen nu sommigen van
ons? Zij staan op tegen de autoriteit van
den staat, die hun pas de mogelijkheid tot
deze studie verleent. Wat de laatste dagen
voorviel, was niet de wil der meerderheid.
Een beschamende minderheid drong op don
voorgrond en velen van ons zijn veront
waardigd over het gebeurde. Ik spreek
u, stillen, bescheidenen, werkzamen ei
uw aller naam protesteer ik nadrukkelijk
tegen het vergrijp der goede zeden. Wij spre
ken hiermede ons vertrouwen uit op den
staat en zijn naaste toekomst."
Elch w a t A W 115 1
O IV DE LONDENSCHE TOWER
Sir George Younghusband, bewaarder der
kroonjuweelen in den Londenschen Tower»
heeft een ietwat griezelige woning.
Zijn slaapkamer ligt recht boven de „ver-
radorspoort" en heeft als gevangenis voor
talrijke voorname persoonaadjes gediend.
Het raam van den salon ziet uit op den
„Bloedige Toren" en dat van de woonka
mer op de borstwering, waarop eenmaal de
gcprivilegeerde gevangenen in de enkele
uren. dat zij niet in hun gevangenis behoef
den te zijn. wat frissche lucht konden in
ademen, zeer tot vreugde van Londens ha-
enbevolking, die telkenmale aan den voet
van den Tower samenstroomde en de ge-
angenen tergde door het werpen met rotte
ieren, sinaasappelen en dergelijke, bene
ens door het slingeren van schimpscheuten
aan hun adres.
Vooral aan genoemd slaapvertrek is een
reemde geschiedenis verbonden. Toen na
melijk in 1215 op last van Koning Hendrik
III de „verraderspoort" werd opgetrokken,
schoten de met het karwei belaste mannen
tot ieders verwondering maar niet op. Veel
bouwd'en zij overdag vlijtig voort aan den
muur, maar steeds wanneer zij den volgen
den ochtend terugkeerden, bleek het metsel
werk van den vorigen dag neergehaald te
Men plaatste extrawachten, bij den To
wer, zoo vertelt de geschiedenis, doch ook
dit kon de geheimzinnige machten in hun
sloopingswerk niet remmen. En ten slotte
kwam men tot de conclusie dat het de geest
van Thomas Beckett was, die hier des
nachts kwam spoken, ten einde zich te wre
ken over de euveldaad, waarvan hij een
halve eeuw te voren het slachtoffer was en
waarvan 's Konings vader, Hendrik II de
aanstichter was geweest. Ten einde den boo
zen geest te verzoenen, besloot Hendrik III
dan ook een kapel te zijner eere te stichten
sir George's huidig slaapvertrek en
van stoncPe af aan kon het werk aan de
„verraderspoort" ongestoord worden voort
gezet.
Overigens had Thomas a Beckett, die in
leven aartsbisschop van Canterbury was
geweest, alleszins reden tot beklag gehad.
Immers in 1170 waren vier ridders uit de on
middellijke omgeving van Koning Hendrik
II, die destijds in Frankrijk aan het oorlog
voeren was, expresselijk naar Engeland
overgestoken, teneinde het jarenlange con
flict tusschen aartsbisschop en souverein
op radicale manier uit de wereld te helpen.
Zij overvielen den bejaarden kerkvorst in
de kathedraal, waar zij hem aan den voet
an liet hoogaltaar vermoordden. De onver
laten vlu.htten eerst naar Schotland, doch
cle paus sprak den banvloek over hen uit
en verooiv >e!de hen, om gedurende veertien
jaar onder de hevelen der Tempelieren te
strijden ii. t Heilige Land. waar alle vier
omstreeks 1173 den cl nod vonden.
Zooals gezegd, worden in den Tower de
kroonjuweelen bewaard. Eens zijn ze bijna
gestolen, toen een berucht struikroover on
der het mom van een eerbaar edelman de
vriendschap van den bewaarder van den
kostbaren schat, 'n 80 jarige grijsaard, had
feten te verwenen door hem een huwelijk
van diens dochter met een zijner vrienden
voor te spiegelen.
Op den dag dat het huwelijk zou worden
voltrokken, verscheen de bandiet met zijn
vriend en de getuigen allen beruchte
roovers in den Tower. In afwachting dat
de bruid gereed zou zijn, verzochten de
heeren de kroonjuweelen eens te mogen
bezichtigen.
De niets kwaads vermoedende oude man
voldeed gaarne aan hun verzoek. Hij leidde
hen naar de schatkamer, waar de kerels
hem overvielen en bonden. De dochter be
merkte wat er aan de hand was en sloeg
alarm, waarcj de bandieten de vlucht na
men, maar gegrepen konden worden. Een
hunner had de kroon nog onder den ami,
een ander den gouden rijksappel in den
broekzak. Een deel van den buit was in de
Theems "©worpen, doch kon worden opge-
vischt. Zoo mislukte deze merkwaardige
poging.
Een enkele —aal konden gevangenen on-
i danks de metensdikbo muren toch uit den
i Tower ontsnappen. William Seymour lukte
het, door zi<-h te vermommen als een voer-
I man, die iederen dag goederen kwam bren-
Igen voor het garnizoen. Op een ochtend be
steeg hij ongemerkt diens vehikel en reed
er driest mee ue poort uit, terwijl de voer-
j man ze if binden met de soldaten aan het
do'elen was.
De St. Thorn astoren, waar thans de ver-
tr ':ken van sir George zijn ondergebracht,
was oorspronkelijk heeleniaal niet als ker-
ker bedoeld, doch cloor Hendrik III voor
:fe—^bouw bestemd. Maar Hendrik VIII
maakte er een gevangenis van, daar hij
jan' :s geen ruimte gepoeg in den Tower
had voor de vele gevangenen, die hij er bij
voortduring naar toe zond
Kunst en Letteren.
RUUSBROEC-HERDENKING
Naar de Tel. bericht, zal de groote Ruus-
broec-tentoonstelling in December in de Ko
ninklijke Bibliotheek te Brussel worden ge
houden. Het comité zal gedurende de ten
toonstelling lezingen organiseeren over de
dichter. Door het Davidsfonds zal een werk
worden in 't licht gegeven, geschreven door
pater Van Mierlo, pater Reypens en pater
Stracke.
Voorts meldt de Tel., bestaat het voorne
men in de kerk van Ruusbroeck, waar zich
een afbeelding van den Gelukzalige bevindt,
een gansch altaar aan hem te ivijden. Te
Thienen wordt Rik Delportes' Spel van
Ruusbroec den Wonderbareopgevoerd.
BEMIDDELINGSBUREAU VOOR AUTEURS
Naar De literaire Gids meldt heeft Walter
Krieg een Literarische Vertriebstelle gesticht,
waarheen auteurs hun manuscripten kunnen
opzenden ter keuring ter eventueele klassifi-
katie. Het goede biedt hij vervolgens aan de
in aanmerking komende uitgevers aan. Op
deze wijze verwacht hij aan schrijvers, tijd
schriftredacteuren en uitgevers veel moeite
te besparen.
VONDELKRONIEK
Juli 193L
Prof. A. J. Bamouw te New York schrijft
over Eloogh Schinkels Wijngaard uit het 63e
Rijm van Vondels Gulden Winckel. Dr. J.
Aleida Nijland annoteert 't derde boek van
Godefroy of Hierusalem Verlost. Mare.
Heyer F. M. toont door vele citaten aan,
dat Vondel in zijn doodverbeelding gebruik
heeft gemaakt van het middeleeuwsche z.g.
pestibeeld, gelijk men dat op oude plaatjes te
rugvindt: God de Vader die, in Zijn toorn,
zelf of dóór middel van dood en verderf
(pest-) engel pijlen afschiet op de menschen,
die tot Christus om afwering smeeken.
Pater Molkenboer bespreekt uitvoerig de
studie van Dr. Edg. van de Velde: Votidel en
de Plastische kunsten. Van de Velde conclu
deert: „Kunstkenner in den zin, dien wij nu
aan het woord geven was Vondel niet. Von
del was vooral kunstliefhebber. Liefde en be
wondering voor de kunst en hare voortbreng-
Radio Nieuws.
HUIZEN" (298.8 M.) KRO. 8—9.15 Morgencor
ert. 10—11.30 Gramofoon. 11.3012 Goasdlet
itig halfuurtje. 12 Tijdsein. 12—1.30 Mu*leH. 1.:
44.30 Gramofoon. 4.306
Onderwijsfonds voor de Bi
schipperskinderen. 6.306.
selen kunnen bij hem door niemand ge
loochend worden. Die alleen moeten voor
ons tellen. De kunstbeschouwing der tijden
moge veranderen, die liefde wordt niet uit-
gewisoht. Wie weet komt er niet een tijd,
waarin het oordeel dat we thans over de
XVIIe eeuw vellen, ten voordeele van Von
del wordt omgekeerd!"
Molkenboer oefent kritiek uit op verschil
lende van Van de Velde's „uitingen of in
sinuaties", vooral wat betreft Vondels ver
houding tot Rembrandt en zoogenaamde af
hankelijkheid van Sandrart, maar is de
schrijver toch dankbaar voor zijn ernstige
arbeid „die de kunstmatige tegenstelling
RembrandtVondel wel niet gedemonteerd,
maar toch de zóó veel zeggende betrekking
an „Vondel en de Kunst" op een breeder
basis van onderzoek heeft geplaatst".
Ad. van Dieren wijst op de innerlijke sa
menhang, maar ook op liet verschillend as- cursus. 4-^4.80 Gi
peet van het Lof-Gesanqh over de uiyd-be- der-Koorzang 55.30 gi
roemde Scheeps-vaert (1613) en Het Lof der I ^~J^30°n ^dxJdseinS l8noiV—9*
Zee-vaert (1623). 9 30 Ra'dlo-Tooneel.'9.3b—10 Omroeporkest. 10—
Tot slot Kantteekemngen. Uitgave Wereld- 10.15 Nieuwsberichten, 10.I6—11 Omroeporkest,
bibliotheek. I 11—12 Gramofoon. 12 Sluiting.
•7.45° sprekr-r.
8 Töds« -
HILVERSUM (1875 M)
1 Lezing. 2.303 Rustpoos voor
ran den sender. 3—4 Knlp-
4.30—5 Radlo-Kin-
-foon. 6.30—7 Orkest
sltelt. 7.45—8 Gra-
KAPITEIN KLAKKEBOS OP OE LEEUWENJACHT
19. Juist op dat oogenblik stond mijnheer
Ivlapwater peinzend naar het bloembed te
kijken, dat hij zoo juist in zijn tuin aange
legd had. ?,Tja", zei hij tegen zijn vrouw,
„wat zouwen we daar nu eens in 't midden
zetten? Daar breek ik me nou werkelijk het
hoofd over!"
20. Bom! Net had hij 't gezegd, of daar
kwam de doodelijk getroffen weerhaan naar
beneden suizennog pen paar laatste
wentelingen en daar stond hij netjes rechtop
precies in 't midden van het bloembed. Zoo
was de moeilijkheid dus ineens opgelost.
(Wordt Woensdag vervolgd.)
DE STER VAN HALALAT
Een verhaal uit den tijd der Babylonische
ballingschap
(20
KORTE INHOUD VOOR NIEUWE LEZERS
Mosollam, een nakomeling van David, die
een tijd lang In Babel vertoefde, bracht een
bezoek aan het land der va/deren. Met groote
droefheid zal hij vooral 't verval van Jeruza-
Op zijn tocht door Bethlehem maakte hij
kennis met Gaddls en diens zuster Respha. die
besloten met hem mee te trekken naar Baby-
Op reis naar Babyion stierf Mosollam echter,
zoodat broeder en zuster den tocht naar 't
vreemde land alleen moesten voortzetten.
Do jongeling wos vol goeden moed wie
weet zou ook hij 't In de wereldstad niet ver
brengen. Zijn oom was er toch ook rijk ge
worden. Maar Respha zebte den tocht met
vrceze en beving verder; met heimwee dacht
zij terug aan hun stil, gelukkig leven te
Eindelijk kwamen zü In Babyion en na lang
gezoek mocht 't hun gelukken hun oom Abl-
noëm te vinden. Erg hartelijk was de ont
vangst niet. want deze oom was even gierig
en achterdochtig als rijk. Maar er zat voor
broeder en zuster (niets anders op dan bij den
ongemakkelijken Abinoëm te blijven.
Voor schoone meisjes en vrouwen was Baby-
Ion een gevaarlijke stad. Velen van hen werden
even plotseling als geheimzinnig weggevoerd
naar den harem van koning Nabunahld.
Ook Tuvat, de geliefde van Achiramu. was
door de handlangers van den harem-overste
ontvoerd. In den naoht trachtte hij haar uit
de vorstelijke gevangenis te verlossen, maar
het plan mislukte en nauwelijks ontkwam hij
aan den dood.
Ten einde raad ging hij naar zijn leermees
ter Martinu, een boroemd magiër, die zijn ver
blijf had op den Toren der zeven lichten. De
opperpriester zou voor zijn leerling een offer
Een hooge poort, wier deurbeslag even
eens uit zuiver goud bestond, verleende toe
gang tot den tempel. De getakte tinne met
de omlijsting boven de poort werd gesteund
door twee pilasters van albast, eveneens met
ornamenten rijk versierd. Voor de poort
stond een groot bekken op drie leeuwenklau-
wen. Daarin gloeiden de kolen van het offer
vuur. Af en toe wierp een der priesters een
handvolk wicrookkorrcls op het glimmende
De priester betrad het heiligdom voor de
voltrekking van het offer. De jongeling bleef
naast het rookaltaar staan, met het gelaat
naar den ingang gewend, en wachtte gedul
dig den terugkeer des hoogepriesters af.
Juist op het oogenblik, dat cle zon verdwe
nen was, kwam Achiramu's leeraar terug.
„Spoedig zal de stad in duisternis gehuld
zijn en daarentegen de hemel zijn lieflijke
vlammen ontsteken. Dan wil ik beproeven
uw lot uit het licht boven ons te lezen.
Lamigzaam wenden eerst de vender af
zijnd© gebouwen, dan dc hulzen en pleinen
dn die nabijheid en eindelijk al d© omnin-
genidie voorwenpen aam hun oogen onttrok
ken. 't Was overall donker. Alleen hier en
daar zag men een zwak lichtend punt, een
flambouw of iets dergelijke.
Maar daar boven werden duizenden en
duizenden sterren zichtbaar, die aan don
don kei-Mauwen hemel als diamanten schit
terden.
De astrologie was in Babylon iet6 heel
gewoons, 7.00 zelfs, dat nimmer zaken van
een.ig gewicht ondernomen wei-den vooral
eer men de stenen ondervraagd had. Tal-
looze geschriften bevatten regeHem voor die
kunst. Het. middelpunt dier wetenschap was
Bonsippa met zijn heiligdom.
Langen tijd sprak Martumu tot zijn oud-
leending op fluisterendien toon, telkens met
den vinger op een gesternte wijzende, dat
vlak boven Ilalelat stond. En Achiramu
neeg telkens bevestigend het hoofd. Einde
lijk soheen de opperpriester volkomen te
weten, wat d© sterren verkondigden, want
hij zeidie: „Gij hebt gezien, dat d© sterren
een spoedige verandering aanduiden. Wel
licht brengen d© naaste w eken u een geluk
kige wcndiing van het lot. en doen uw aan
gezicht weer van vreugde en levenslust
schitteren even holder als de ©tealrcn daar
boven Borsippa's tempel!"
Snel dnoegen Achiramu's slaven de prach
tige draagkoets naar benoden cn veer stade
waarts. Zij trokken door d© Jodénstad,
waarlangs zij 6poediiger d© woning van den
gouverneur konden bereiken. De persoon
daar binnen in d© koets scheen ztdh ner
gens om te bekommeren. Ilij hield het voor
hangsel gesloten en dacht slechts aan de
vooispell'ing van dien opperpriester.
Plotseling klonk ©en hulpgeroep in de
nabijheid
Wat was dat? Een vrouw, een meisje in
angst? Achiramu Sloeg het voorhangsel op
zij. Ken jong meisje, met een sluier voor het
gelaat stond bij dien muur en verveerde
zich uit alle macht tegen twee jonge Babv-
loniëra, die te 001-deelen naar hun klee
ding tot den voornamen stand behoorden
..Zeg. waarom "verbergt ge uw aange
zicht?" rde.p de eene.
„Omdat ze schoon is, naar ik denk! Me
nig, dochter Babylons benijdt sommige Jo
dinnen om haar aanminnig gelaat!"
„l)en sluiter weg! Wij willen u zien! Een
Jodin heeft hier geen recht haar gelaat te
bedekken! Wilt ge niet? Ook goed; dan zul
len we u dwóngen 1"
Het meisje sprong verschrikt op zij, toen
een dier aanranders den sluier greep en
dien van het hoofd trok. Een wonderschoon
gezichtje, waarvan de bekoorlijkheid rog
verhoogd werd door den ontzettenden angst,
welke zi'dh in haar oogen weerspiegelde.
„Kijk, kijk! Dat is waarlijk de goddelijke
Ietair, die dn de gestalte van dit kind in
Babyion verschijnt!"
Als om hulp smeekend dwaalden de oogen
van het meisje op dat oogenblik zoekend
rond en bleven gevestigd op de draagkoets.
Daar hoopte de Jodin bescherming te vin
den. Een onvenhflaarbaair medelijden be
woog Aohöiramvu tot handelen. Wie was dit
kind? Dit gelaat 'kon hem niet heelemaail
onbekend zijn. Zoo moest Tana er eveneens
uitzien, el6 zij in d'eze kleed'erdracht door
de Jod'onstad schreed. Hij sprong haastig
uiiit d© koets en trad op de drie personen to
.Waf hebt ge met dat arme kind te ma
ken? Zeg, wie zijt gij?"
„Waf gaat u dat a,a.r?" eóhreeuivdie een
der aanranders, een jong mensoh met een
bïutaal gezicht.
„Blijf van haar af, of ik zal je brengen,
waar je hoort, b utail© knaap!"
„Wie zijt gij?"
„Mijn antwoord klinkt eensluidend met
het uwe: Dat raakt je niet!"
„Wie zijt gij, vraag ik nog eens, dat ge
het waagt, don zoon van d«-n koninklijken
opperhofmeester te vertellen, hoe hij zich
jegens deze ellendige kinderen Juda's ge
dragen moet'? Bemoei je met je eigen za
ken!"
„Ik ben een Sipparaner en heb hier van
geen mensdh bevelen te ontvangen, tenzij
von den koning of den stadhouder; in elk
geval niet van een hofmeester of diens
„G« zult nog ondervinden, dat mijns va
dem arm verder reikt dan tot de muren
van den kon-ingsbung!"
Inderdaad, Belibni was een der invloed
rijkste mannen vain Babylon. Hij bezat het
vertrouwen d«6 vorsten en het zou dus
gevaarlijk kunnen woeden hem tot vijand
te hebben. Dat wist men zeen- goed in Je
stad. Achiramu 6Cheen dit alleen niet be
kend te zijn.
Terwijl die beiden elkander op zoo n har
telijke wijze begroetten, was het meisje
het voorwerp van dien twist ongemerkt
op zij gegaan; nog een paar passen en -
zoo snel baar been en haar konden dragen
liep zij den hoek der straat om, waar zij
udt het oog verdween.
Toen Belibni's zoon dit bemerkte, en te
vens zag, dat Achiramu's slaven dreigend
naid'eiibij kwamen, vond hij het maar beter
ziicfli te verwijderen.
„Ja, Tamarit!" zei die andere jonge Ba
bylon! ër tot den zoon van den prefect, „nu
iis het te laat! liet vogeltje is gevlogen!"
„Dat is waan-! Maar Tamarit zal het
nestje wel opsporen, trots dezen Sippara-
ner". En zich tot den vreemdeldaic keerende,
sprak hij op dreigenden toon: ..Wacht er 11
voor. mij niet een tweede maal fe ontnioe-
„Doe wat u belieft! Maar wees voorzich
tig <-n hinder dat kind niet voor de tweede
maal1
„Wie van 0116 beiden de sterkste zal blij
ken? Beflibnd heeft reeds trotscher hoofd
zien vallen!"
De twee aanrandera liepen door.
Achiramu stond nt g in de straat, toen de
beide Babyloniëns reeds lang vertrokken
waren. Had hij dit meisje werkelijk reeds
hier of daar gezien? Hij meende, dat hij
haar bepaald vroeger gekend moest hebben.
I11 zijn meondng stond hij niet alleen.
„Heer" sprak een de>r slaven, die be
daard bij d« koets was blijven staan, „hebt
gij niet bemerkt dat dit meueje sprekend
op Tana geleek?"
„Gij hebt gelijk! 't Is zoo. Als ik n-iet wist,
dat Tana daar ginds in den koningsburg
gevangen zat, zou ik etelftóg gelooven, dat
zij in dit Jodenkwartiien- verdwaald geraakt
was. Wii© as .toch dit kawd"? Waar zou zij
wonen? Daar is een man met fruit: hij
heeft haar gezien en zal het meisje mis
schien wel kennen".
Ilij liet zich een paar huizen verder dra
gen tot de plaats, waar een oude man bij
een poor korven zat.
„Hebt ge gezien, wat er zoo even gebeur-
De man knfnkte.
„Kent ge dat meisje?"
„Heer! Bij den baard van oneen vader
Abrihaun, ik zag haar tot heden wiet!"
„Gij wilt niets zeggen?"
..Ik ken haar niet; stellig niet. Moge mijn
oos verblinden, als >k haar eerder gezien
heb!"
„Goed, ik treloof u! Geef mij voer dit geld
van uw ooft!"
„Wilt ge vijgen, lieer?"
„Ik ben geen Jood!"
„Neem dun dadels!"
„Geef maar een stuk of wat!"
Achiramu keerde naar -Ie slaven terug
en steeg in de koets. Den lieehn weg langs
dacht hij oan het Joocteche meisje. Ja, zij
geleek sprekend op Tana, behalve dut de
bruine donkere oogen een nog zachtere uit
drukking hadden.
(Wordt vervolgdJ