Hel Communisme in de Practijk nn\ /er[\aa l\arA/ancl aaq MAANDAG 6 JUL! 1931 (Nadruk verboden Objectieve mededeeiingen en critische beschouwingen Dezer dagen wordt in Londen het twee de wereldcongres gehouden over de geschie denis der wetenschap en techniek. De Rus- sen zijn tot deelname uitgeno'odigd en zen- den een delegatie uLt leden van de Acade mie van Wetenschappen onder leiding van Boecharin. Deze houdt zelfs een referaat over het onderwerp: „Theorie en praktijk uit. het oogpunt van dialectisch materialis me", terwijl de 'bekende natuurkundige Joffe, ook een der vooraanstaande leden der Russische academie, zal spreken over: „Natuurkunde en techniek, natuurkunde en biologie". KOEIBISHEF AAN HET WOORD. Overeenkomstig de geijkte sowjet-metho- de hebben er na de vergadering van het partijbestuur der communistische partij be sprekingen plaats met de partijleden, waar in de beslissingen worden verklaard en toegelicht. Eerst komen de partijambtena ren aan de beurt en deze geven het gehoor de op hun beurt weer aan anderen door, zoodat de partijleiding op die manier zeker is, dat haar gedachten en beslissingen op de juiste iwijze worden toegelicht. Voor de groep partij-activisten van Mos kou heeft Koeibishef, thans -voorzitter van de plannencomissie een langere toelichting gegeven op de jongste partijbeslissing. volgens hem 'is de ten uitvoerlegging van het plan voor dit jaar vrijwel verzekerd Met de bekende cijfers toonde hij aan, dat de collectivisatie in den landbouw voortge schreden is sneller zelfs dan men had ver wacht. Op het oogenblik zijn meer dan de helft van alle boerenbedrijven in kolchozen georganiseerd, in de groote graangebieden zelfs vrijwel de geheele bevolking. Dat men er daarmee echter niet is, moge blijken uit zijn terloopsohe mededeeling, dat verleden jaar aan de Midden-Wolga ruim 22 pro cent van den oogst verloren is gegaan door het te late oogsten. Waar de bezaaide op pervlakte dit jaar haast niet verschilt van die van verleden jaar kan oogstvermeerde- ring derhalve alleen verkregen wordendoor hetere organisatie en vermijding van zulke schrikbarende veriiezen. Er worden thans reeds massale instructies gezonden over de wijze, waarop de oogsitinzajneling moet wor de ingericht, maar men staat voor geweldi ge moeilijkheden van transport en organi satie bij de reusachtige Amerikaansdhe ma chines, die men in gebruik wil nemen. De ze werken nl. zoo snel, oogsten tien-tallen H.A. in een uur -tijcis, die men ten zeerste vreest voor chaos bij de verdere bewerking en bet vervoeren van den oogst, daar de gewone transportmiddelen, boerenwagens, niet in staat zullen zijn deze massa tijdig te .verwerken. Als eenig'e oplossing heeft men „stuk werk" en belooning van die organisaties, tlie de opgegeven hoeveelheid landbouwpro ducten tijdig inleveren. Naar wij reeds schreven stuit dit alles echter af op gebrek aan geschoold personeel, zoowel als aan technische en administratieve hulpmiddelen op het platteland. Verbazingwekkend waren werkelijk zijn mededeeiingen over de industrie, nadat hij begonnen was te verklaren, dat ook hier de" vervulling der plannen verzekerd was. Hoewel wat betreft de productie van olie, van machines en tractoren de -toename groo- ter is dan volgens de plannen, blijft over de geheele industrie de werkelijkheid bij die plannen ten achter. Hoeiwel het kapitaal, belegd in de industrie. 16 procent grooter is dan A'erleden jaar, is de produotle min der toegenomen. (Met. hoeveel procent wordt niet vermeld). Koeibishef wijt dit aan slechte organisatie, en hoofdzakelijk aan een tekort van arbeidskrachten. Het laat ste is onjuist, want volgens die plannen zouden 'er, bij de verbeterde inrichting der fabrieken, naar verhouding minder arbei ders noodig zijn. Het noodlot voor de sow- jets zit juist hierin, dat wat die veronder stellingen betreft niets is verwezenlijkt. Ais voorbeelden noemde hij de volgende feiten. Hoewel de hoogovens in het zuiden vijf procent grooter inhoud hadden dan verleden jaar door den bouw van nieuwe eenheden, was de ijzerproductie daar niet toegenomen. Over de kolenindustrie zei hij letterlijk: Niettegenstaande h'et aantal zware mijn- machines, dat werk-t, 2S procent grooter Is dan verleden jaar en het aantal afbouw- hamers het dubbele bedraagt, niettegen staande de aigemeene toename van het aantal mijnwerkers is de productie niet grooter dan verleden jaar. De oorzaak? Het blijkt, dat oen groot deel van die machines gebruikt wordt voor het nuttige werk vanstilstaan, van de lichte ma chines celfs twee derden. Ten slotte zei hij nog, dat cle cement-in- Hustrie en die van vuurvaste materialen zoo verbazend slecht werkt, dat daardoor het geheele bouiwiprogratn ivan dit jaar be dreigd wordt. En toch is alles, volgens deze volkscom missaris, in beste orde, zijn de vooruitzich ten uitstekend en neeft de vergadering, natuurlijk met aigemeene stemmen, de be slissingen en de leiding van het partijbe stuur goedgekeurd. Alles wat naar oppo sitie zweemde in de partij is hardhandig ui-tgeroeid, de massale transporten van ge vangenen naar de dwangarbeiderskampen in het Noorden, bestaan lang niet meer uit sluitend uit intellectueelen en boeren, die zich tegen de collectivisatie verzetten, maar mec-r en meer maken verbannen arbeiders, die uit de partij zijn uitgesloten, daarvan deel uit. Wij hebben reeds vroeger erop gewezen, dat a! de opgeblazen cijfers over de gewel dige uitbreidingen in dc sowjet-unie eiken grondslag van juistheid missen. Het woord bluf. dat de heer Deterding ter karakteri- seering van de sawjets gebruikte in de ver gadering van de Koninklijke, was volko men juist. Bij de industrie, zoowel als bij het transport blijkt thans, dat ondanks di< mi'iliarden-bedragen, die men jaarlijks zegt uit te geven aan nieuwe bedrijven, de pro ductie geen stap verder komt. Omdat fei telijk al dat nieuwe niets is dan de nood zakelijke vervanging van het verouderde afgejakkerde bestaande mechanisme, dat slechts op papier nog waarde heeft, maar in werkelijkheid niets beteekent allang gesloopt had moeten zijn. Koeibishef erkent, in zijn rede: Het 'transport is bij ons ele opzichten verouderd, in doozen, die bij ons het 'voornaamste vervoermiddel uit maken, komt men niet ver. Hoewel er in naam de laatste jaren milliarden in spoor- cegmateriaal gestoken zijn, blijkt het, dat aen nu pas feitelijk moet beginnen met het moderniseeren van de spoorwegen, die an ders in de verte niet de vervoerstaak kun nen vervullen. Buitengewoon treffend en veelbeteeke- nend waren zijn uitingen over het men- schenmateriaal. Hij weet den betrekkelij- ken achteruitgang in de kolenindustrie aan het feit, dat er zooveel jonge krachten in werkten de laatste jaren. Het aantal ge schoolde mijnwerkers met meer dan acht jaar praktijk bedraagt thans slechts vierde van het totaal, Bijna de helft zijn krachten met minder dan twee jaren prak tijk, jongeren, die volgens hem nog niet ge schoold genoeg zijn. Wij weten wel, dat de sowjet-heeren hun uitingen voor niets vervaard zijn, daar zij toch weten nooit critiek te hooren to krijgen en de vergaderingen altijd ja knik ken op alles, wat ze wordt voorgezet. Maar was toch weer een onverwachte onbe schaamdheid. Want de regeering tamboe reert nu reeds jaren op de trommel: Wacht maar, als onze eigen, roode krachten aan het werk gegaan, als de menschcn uit de sowjet-sc.hool de zaak aanpakken, dan zal men eens wat anders ei en. De oedarniki, dat zijn in de eerste plaats de jongeren, de jeugdorganisatie houdt zich met niets an ders bezig dan met de opvoering der pro ductiviteit, en in alle toonaarden worden de schitterende resultaten van dit alles be zongen. Dat. alles neemt niet weg, dat Koei bishef koeltjes aan mededeelt, hoe deze massa van jongeren er niets van terecht brengt. Een onpartijdiger oordeel over de bluf met de socialistische wedstrijden, me' de oedarniki en alles wat daaraan vast zit, kan men moeilijk verwachten. Het is werkelijk de moeite waard de re devoeringen van deze sowjet-leiders van tijd tot tijd eens nauwkeuriger na te gaan. zij zelf geven in hun overmoed zoo duidelijk aan, wat hun officieelc gegevens feitelijk te beteekenen hebben. Milliarden aan nieuw kaptiaal, zonder dat. de productie toeneemt, achteruitgang van de kwalificatie van het jonge geslacht ondanks alle scholen en an dere ontwikkelingsmaatregelen*, of mis schien juist daardoor, deze feite», kunnen de fraaist gegroepeerde cijfers niet verber gen. SPES PATRIAE reid hebben verklaard Duitschland in zijn catastrofalen toestand te helpen! Weten deze studenten ook, dat de hoogbejaarde Hinden burg een telegrafischen noodkreet aan Hoo ver zond en dat Duitschland onmiddellijk voor 'n staatsbankroet was komen te staan? Uit de feiten valt af te leiden, dat men hier te maken heeft met een zorgvuldig ge organiseerde terreur, met een universitaire revolutie terzelfder tijd in meerdere steden van het Duitséhe rijk. Ook in Münchcn kwam het tot vechtpartijen, welke het slui ten der universiteit noodzakelijk maakten. De rector maakte de heropèning afhankelijk van een orde-dienst, welke door de studen ten georganiseerd en gegarandeerd moet Ook Kiel maakt zich onaangenaam be merkbaar. Tijdens een voordracht van pro fessor Schücking voor democratische studen ten werd een traangasbom de gehoorzaal binnengeworpen, waardoor meerdere hoor ders gewond werden. Als den dader stelde men vast nationaal-socialistischen student Eichhoff, een knaap van 19 jaar j De vechtlust, welke in Weenen reeds eent- ge malen tot een tijdelijke sluiting van de DE RUSTIGE RUST. Naar de organisatie Kres'tross uit Moskou bericht., heeft Kogandw/itsch, een van de secretarissen der communistische partij, op een conferentie van partijbeamibten der districten dezen de les gelezen over hun zoetsappige, en steeds gunstige berichten, die Stalin misselijk maakten, naar hij ver klaarde. De herhaaldelijk voorkomende on lusten in verschillende deelen van het. land waren uitingen van de critiek der bevol king. in tegenstelling tot de rapporten van rustige rust, die de partijinstanties in zonden. Als men na onderdrukking van die onlusten erop uitging om de contra-revolu tionaire elementen op te sporen en te straf fen was dit slechts een middel om eigen fouten en tekortkomingen te bemantelen. De partijbeambten moeten niet voortdu rend rekenen op de strafexpedities, waarvan zij gebruik kunnen maken, maar zij moe ten al deze onlusten als waarschuwende signalen opvatten. Dat de aanslagen op communisten, oedar niki, e. d. in den laat-sten tijd toenemen, kan men bemerken aan het groeiende aan tal doodsadvertenties, waarbij organisaties spreken over „vroegtijdigen en plotselingen" dood van hunlieden, zonder verder de doods oorzaak aan te geven, heigeen anders al tijd geschiedt. (Van onzen Duitschen correspondent.) „Die Jugend muss sich austoben!" Voor- 1 aan de academische jeugd werd van ouds liet recht toegekend, zich uit te razen. Burgerij en politie waren er in de vele uni versiteitssteden aan gewend bij de studen ten veel door de vingers te'zien. Haalden zij kwajongensstreken uit, gingen zij laat in den nacht in de uitgestorven straten te keer dan schudde men weliswaar het hoofd over zooveel lawaai, maar och, het waren immers de studenten, de hope des vaderlands en daar hoorde dat nu een maal zoo bij- Men schreef zelfs tooneelstuk- ken om het studentenleven te verheerlijken en nog altijd behaalt „Oud-Heidelberg'' bij een goede bezetting een doorslaand succes. Men hoort graag de over de gansche wereld bekende studentenliederen, men ziet het stadsbeeld graag opgefleurd door de kleu rige studentenpet en welke ouders zouden er niet trotsch op zijn, wanneer hun zoon universiteit aanleiding gaf, schijnt ook_ dt cum laude promoveert? Door de zorgen des tijds werd echter ook hot studentenleven aangetast. Men ziet wel iswaar in de kleinere Duitsohe universi teitssteden de studenten aan lange tafels bij mooi weer op het marktplein zitten -- men leest zoo nu en dan nog wel van grootsch opgezette studentenfestiviteiten, maar een groot aandeel in het burgerlijk leven speelt dit alles niet meer. De zorgen voor liet dagelij,ksch leven hebben de be langstelling voor de studentenwereld sterk verminderd. Onze tijd is te ernstig voor stu- dentenjool en van het eertijds oogluikend toegelaten duel willen de ouders, die uit ervaring over den harden oorlog kunnen meepraten, gelukkig niets meer weten. De studenten hebben onder deze gewijzig de omstandigheden hun vitaliteit, hun lust oan zich uit te leven, verplaatst naar de pu blieke tribune. De doorsnee-student neemt deel aan den politieken strijd, sluit zich aan bij de een of andere partij of organisatie?, vindt dit een prachtgelegenheid, om zijn lust tot debatteeren uit te vieren en zijn lichamelijke kracht met anderen te meten. Het blijft de vraag, of de studie en de lust tot intensieven arbeid hierdoor wordt be vorderd. Waar dit deelnemen aan de politiek door jonge menschcn toe voert, hebben de klop partijen bewezen, welke dc laatste dagen Unter den Linden voor het publiek onvei lig maakten. Reeds Zaterdag heerschte er op de binnenplaats aan de Dorotheenstrasse een opgewonden stemming en toen ik dc groote leeszaal wilde binnengaan, moest ik eerst de strenge controle der politie pas- seeren. Ik informeerde terloops even, wat er gaande was. Het was hetzelfde liedje, dat de laatste jaren gezongen wordt: de corn- j munisten liggen met de.nationaal-socialis- ten overhoop. De democraten willen met i deze groepen niets te doen hebben en voor al de .Toodsche studenten zijn het mikpunt van hatelijkheden. Men vraagt zich af: wat hebben jonge menschen, die met ondersteu- nig van den staat en onder zware offers hunner ouders college loopen, met commu- j nisme, democratie en nationaal-soc.ialisme eigenlijk uitstaande? Zouden zij niet veel beter doen zich tot hun studie te beperken en zoo spoedig mogelijk tot een positief re sultaat voor het nuchtere leven zien te ko men? Komt het er voor hen en voor hun naaste verwanten niet in de eerste plaats op aan, dat ze afgestudeerd een plaats gaan bckleeden in het maatschappelijk leven en is dit vraagstuk het vinden van een vaste of zelfs maar tijdelijke aanstelling niet al moeilijk genoeg? De studenten schijnen zich om dit vraag stuk geen zorg te maken. De nazi's wisten den rector, geheimraad Deissmann, over te hailen tot het toestaan van een „protestver gadering", welke van 1112 uur mocht ge houden worden binnen de muren der alma mater. Zij verschenen insohrijdend tegen het verbod der politie in wit hemd en roode das. Socialisten en communisten wer den geprovoceerd, zoodra ze er „Joodsch" uitzagen, en zelfs enkele gehoorzalen wei den brutaalweg bestormd. Noodgedrongen moest de leeszaal gesloten worden. De po litie mag pas ingrijpen, wanneer zulks door den rector wordt verlangd. Zij kon alleen het voorplein Unter den Linden ontruimen. Bin nen was de strijd in vollen gang. De knapen sloegen er dapper op los en ook de vrouwe lijke studenten lieten zich niet onbetuigd. Men hoorde vertellen van een communisti sche provocatie, men beriep zich op den rector, die persoonlijk de protestvergadering bijwoonde, men luisterde aanvankelijk ook wel naar de kalmeerende woorden van ge heimraad Deissmann maar het vuur der jeugd en de vechtlust der commilitonen be haalde de overhand. In de Dorotheenstrasse en in het Kasta- nienwaldchen kwam het tot gevechten tus- schen radicalen van links en van rechts. De notities van vijandige corporaties wer den van den muur gescheurd en ophitsende liederen weerklonken door de lange gangen der universiteit. De commandeerende offi cier der politie wees den rector op de ge vaarlijke situatie en nu pas verzocht deze den vice-president der politie, Weiss, in grijpende maatregelen te nemen. De situatie was inmiddels zoo kritiek geworden, dat de rector tot sluiting van de universiteit moest overgaan. Welk een ongunstigen indruk moet zulk een ingrijpende maatregel maken op de landen, die zich juist eendrachtig be- Duitsche studenten aangestoken te hebben men vraagt zich bezorgd af, waar dit op zal uitloopen. Ik las een ingezonden brief van 'n vrou welijke student in een der Berlijnsohe bla den. Zij studeert jura en schrijft aan haar kameraden onder meer: „Dikwijls let ik op uw uiterlijk. Slechts weinigen schijnen mij opgewekt toe. De zorg om een onzekere toe komst drukte haar stempel op uw gelaat en men merkt, dat ge u afvraagt: wat moei er van ons terecht komen, als wij afgestu deerd hebben? Gij moet met weinig tevre den zijn. Uw kleedij is van spartaanschen eenvoud, uw brood is dun met boter ge smeerd. Zij, die met luide stemmen en op dringerige manieren om u heen staan, zijn in de minderheid. De meesten vechten en vloeken liever niet. Zij werken. De pauze in den tuin der universiteit is voor hen mis schien de eenigste mogelijkheid, om met groene hoornen en struiken in aanraking te komen. Het is niet gemakkelijk in een verarmden staat te leven. Onze commilito nen in andere landen hebben het beter. Zij hebben hun ontspanning bij sport en spel. Wij hebben er den tijd niet toe. Wij moe ten werken. Maar aan den anderen kant moet ge bedenken, wat deze verarmde staat voor ons doet. Door een toelage wordt elk van ons de studie vergemakkelijkt. Het hooge niveau der wetenschap moet behou den blijven. Wij kosten zoodoende den staat menig offer. En wat doen nu sommigen van ons? Zij staan op tegen de autoriteit van den staat, die hun pas de mogelijkheid tot deze studie verleent. Wat de laatste dagen voorviel, was niet de wil der meerderheid. Een beschamende minderheid drong op don voorgrond en velen van ons zijn veront waardigd over het gebeurde. Ik spreek u, stillen, bescheidenen, werkzamen ei uw aller naam protesteer ik nadrukkelijk tegen het vergrijp der goede zeden. Wij spre ken hiermede ons vertrouwen uit op den staat en zijn naaste toekomst." Elch w a t A W 115 1 O IV DE LONDENSCHE TOWER Sir George Younghusband, bewaarder der kroonjuweelen in den Londenschen Tower» heeft een ietwat griezelige woning. Zijn slaapkamer ligt recht boven de „ver- radorspoort" en heeft als gevangenis voor talrijke voorname persoonaadjes gediend. Het raam van den salon ziet uit op den „Bloedige Toren" en dat van de woonka mer op de borstwering, waarop eenmaal de gcprivilegeerde gevangenen in de enkele uren. dat zij niet in hun gevangenis behoef den te zijn. wat frissche lucht konden in ademen, zeer tot vreugde van Londens ha- enbevolking, die telkenmale aan den voet van den Tower samenstroomde en de ge- angenen tergde door het werpen met rotte ieren, sinaasappelen en dergelijke, bene ens door het slingeren van schimpscheuten aan hun adres. Vooral aan genoemd slaapvertrek is een reemde geschiedenis verbonden. Toen na melijk in 1215 op last van Koning Hendrik III de „verraderspoort" werd opgetrokken, schoten de met het karwei belaste mannen tot ieders verwondering maar niet op. Veel bouwd'en zij overdag vlijtig voort aan den muur, maar steeds wanneer zij den volgen den ochtend terugkeerden, bleek het metsel werk van den vorigen dag neergehaald te Men plaatste extrawachten, bij den To wer, zoo vertelt de geschiedenis, doch ook dit kon de geheimzinnige machten in hun sloopingswerk niet remmen. En ten slotte kwam men tot de conclusie dat het de geest van Thomas Beckett was, die hier des nachts kwam spoken, ten einde zich te wre ken over de euveldaad, waarvan hij een halve eeuw te voren het slachtoffer was en waarvan 's Konings vader, Hendrik II de aanstichter was geweest. Ten einde den boo zen geest te verzoenen, besloot Hendrik III dan ook een kapel te zijner eere te stichten sir George's huidig slaapvertrek en van stoncPe af aan kon het werk aan de „verraderspoort" ongestoord worden voort gezet. Overigens had Thomas a Beckett, die in leven aartsbisschop van Canterbury was geweest, alleszins reden tot beklag gehad. Immers in 1170 waren vier ridders uit de on middellijke omgeving van Koning Hendrik II, die destijds in Frankrijk aan het oorlog voeren was, expresselijk naar Engeland overgestoken, teneinde het jarenlange con flict tusschen aartsbisschop en souverein op radicale manier uit de wereld te helpen. Zij overvielen den bejaarden kerkvorst in de kathedraal, waar zij hem aan den voet an liet hoogaltaar vermoordden. De onver laten vlu.htten eerst naar Schotland, doch cle paus sprak den banvloek over hen uit en verooiv >e!de hen, om gedurende veertien jaar onder de hevelen der Tempelieren te strijden ii. t Heilige Land. waar alle vier omstreeks 1173 den cl nod vonden. Zooals gezegd, worden in den Tower de kroonjuweelen bewaard. Eens zijn ze bijna gestolen, toen een berucht struikroover on der het mom van een eerbaar edelman de vriendschap van den bewaarder van den kostbaren schat, 'n 80 jarige grijsaard, had feten te verwenen door hem een huwelijk van diens dochter met een zijner vrienden voor te spiegelen. Op den dag dat het huwelijk zou worden voltrokken, verscheen de bandiet met zijn vriend en de getuigen allen beruchte roovers in den Tower. In afwachting dat de bruid gereed zou zijn, verzochten de heeren de kroonjuweelen eens te mogen bezichtigen. De niets kwaads vermoedende oude man voldeed gaarne aan hun verzoek. Hij leidde hen naar de schatkamer, waar de kerels hem overvielen en bonden. De dochter be merkte wat er aan de hand was en sloeg alarm, waarcj de bandieten de vlucht na men, maar gegrepen konden worden. Een hunner had de kroon nog onder den ami, een ander den gouden rijksappel in den broekzak. Een deel van den buit was in de Theems "©worpen, doch kon worden opge- vischt. Zoo mislukte deze merkwaardige poging. Een enkele —aal konden gevangenen on- i danks de metensdikbo muren toch uit den i Tower ontsnappen. William Seymour lukte het, door zi<-h te vermommen als een voer- I man, die iederen dag goederen kwam bren- Igen voor het garnizoen. Op een ochtend be steeg hij ongemerkt diens vehikel en reed er driest mee ue poort uit, terwijl de voer- j man ze if binden met de soldaten aan het do'elen was. De St. Thorn astoren, waar thans de ver- tr ':ken van sir George zijn ondergebracht, was oorspronkelijk heeleniaal niet als ker- ker bedoeld, doch cloor Hendrik III voor :fe—^bouw bestemd. Maar Hendrik VIII maakte er een gevangenis van, daar hij jan' :s geen ruimte gepoeg in den Tower had voor de vele gevangenen, die hij er bij voortduring naar toe zond Kunst en Letteren. RUUSBROEC-HERDENKING Naar de Tel. bericht, zal de groote Ruus- broec-tentoonstelling in December in de Ko ninklijke Bibliotheek te Brussel worden ge houden. Het comité zal gedurende de ten toonstelling lezingen organiseeren over de dichter. Door het Davidsfonds zal een werk worden in 't licht gegeven, geschreven door pater Van Mierlo, pater Reypens en pater Stracke. Voorts meldt de Tel., bestaat het voorne men in de kerk van Ruusbroeck, waar zich een afbeelding van den Gelukzalige bevindt, een gansch altaar aan hem te ivijden. Te Thienen wordt Rik Delportes' Spel van Ruusbroec den Wonderbareopgevoerd. BEMIDDELINGSBUREAU VOOR AUTEURS Naar De literaire Gids meldt heeft Walter Krieg een Literarische Vertriebstelle gesticht, waarheen auteurs hun manuscripten kunnen opzenden ter keuring ter eventueele klassifi- katie. Het goede biedt hij vervolgens aan de in aanmerking komende uitgevers aan. Op deze wijze verwacht hij aan schrijvers, tijd schriftredacteuren en uitgevers veel moeite te besparen. VONDELKRONIEK Juli 193L Prof. A. J. Bamouw te New York schrijft over Eloogh Schinkels Wijngaard uit het 63e Rijm van Vondels Gulden Winckel. Dr. J. Aleida Nijland annoteert 't derde boek van Godefroy of Hierusalem Verlost. Mare. Heyer F. M. toont door vele citaten aan, dat Vondel in zijn doodverbeelding gebruik heeft gemaakt van het middeleeuwsche z.g. pestibeeld, gelijk men dat op oude plaatjes te rugvindt: God de Vader die, in Zijn toorn, zelf of dóór middel van dood en verderf (pest-) engel pijlen afschiet op de menschen, die tot Christus om afwering smeeken. Pater Molkenboer bespreekt uitvoerig de studie van Dr. Edg. van de Velde: Votidel en de Plastische kunsten. Van de Velde conclu deert: „Kunstkenner in den zin, dien wij nu aan het woord geven was Vondel niet. Von del was vooral kunstliefhebber. Liefde en be wondering voor de kunst en hare voortbreng- Radio Nieuws. HUIZEN" (298.8 M.) KRO. 8—9.15 Morgencor ert. 10—11.30 Gramofoon. 11.3012 Goasdlet itig halfuurtje. 12 Tijdsein. 12—1.30 Mu*leH. 1.: 44.30 Gramofoon. 4.306 Onderwijsfonds voor de Bi schipperskinderen. 6.306. selen kunnen bij hem door niemand ge loochend worden. Die alleen moeten voor ons tellen. De kunstbeschouwing der tijden moge veranderen, die liefde wordt niet uit- gewisoht. Wie weet komt er niet een tijd, waarin het oordeel dat we thans over de XVIIe eeuw vellen, ten voordeele van Von del wordt omgekeerd!" Molkenboer oefent kritiek uit op verschil lende van Van de Velde's „uitingen of in sinuaties", vooral wat betreft Vondels ver houding tot Rembrandt en zoogenaamde af hankelijkheid van Sandrart, maar is de schrijver toch dankbaar voor zijn ernstige arbeid „die de kunstmatige tegenstelling RembrandtVondel wel niet gedemonteerd, maar toch de zóó veel zeggende betrekking an „Vondel en de Kunst" op een breeder basis van onderzoek heeft geplaatst". Ad. van Dieren wijst op de innerlijke sa menhang, maar ook op liet verschillend as- cursus. 4-^4.80 Gi peet van het Lof-Gesanqh over de uiyd-be- der-Koorzang 55.30 gi roemde Scheeps-vaert (1613) en Het Lof der I ^~J^30°n ^dxJdseinS l8noiV—9* Zee-vaert (1623). 9 30 Ra'dlo-Tooneel.'9.3b—10 Omroeporkest. 10— Tot slot Kantteekemngen. Uitgave Wereld- 10.15 Nieuwsberichten, 10.I6—11 Omroeporkest, bibliotheek. I 11—12 Gramofoon. 12 Sluiting. •7.45° sprekr-r. 8 Töds« - HILVERSUM (1875 M) 1 Lezing. 2.303 Rustpoos voor ran den sender. 3—4 Knlp- 4.30—5 Radlo-Kin- -foon. 6.30—7 Orkest sltelt. 7.45—8 Gra- KAPITEIN KLAKKEBOS OP OE LEEUWENJACHT 19. Juist op dat oogenblik stond mijnheer Ivlapwater peinzend naar het bloembed te kijken, dat hij zoo juist in zijn tuin aange legd had. ?,Tja", zei hij tegen zijn vrouw, „wat zouwen we daar nu eens in 't midden zetten? Daar breek ik me nou werkelijk het hoofd over!" 20. Bom! Net had hij 't gezegd, of daar kwam de doodelijk getroffen weerhaan naar beneden suizennog pen paar laatste wentelingen en daar stond hij netjes rechtop precies in 't midden van het bloembed. Zoo was de moeilijkheid dus ineens opgelost. (Wordt Woensdag vervolgd.) DE STER VAN HALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap (20 KORTE INHOUD VOOR NIEUWE LEZERS Mosollam, een nakomeling van David, die een tijd lang In Babel vertoefde, bracht een bezoek aan het land der va/deren. Met groote droefheid zal hij vooral 't verval van Jeruza- Op zijn tocht door Bethlehem maakte hij kennis met Gaddls en diens zuster Respha. die besloten met hem mee te trekken naar Baby- Op reis naar Babyion stierf Mosollam echter, zoodat broeder en zuster den tocht naar 't vreemde land alleen moesten voortzetten. Do jongeling wos vol goeden moed wie weet zou ook hij 't In de wereldstad niet ver brengen. Zijn oom was er toch ook rijk ge worden. Maar Respha zebte den tocht met vrceze en beving verder; met heimwee dacht zij terug aan hun stil, gelukkig leven te Eindelijk kwamen zü In Babyion en na lang gezoek mocht 't hun gelukken hun oom Abl- noëm te vinden. Erg hartelijk was de ont vangst niet. want deze oom was even gierig en achterdochtig als rijk. Maar er zat voor broeder en zuster (niets anders op dan bij den ongemakkelijken Abinoëm te blijven. Voor schoone meisjes en vrouwen was Baby- Ion een gevaarlijke stad. Velen van hen werden even plotseling als geheimzinnig weggevoerd naar den harem van koning Nabunahld. Ook Tuvat, de geliefde van Achiramu. was door de handlangers van den harem-overste ontvoerd. In den naoht trachtte hij haar uit de vorstelijke gevangenis te verlossen, maar het plan mislukte en nauwelijks ontkwam hij aan den dood. Ten einde raad ging hij naar zijn leermees ter Martinu, een boroemd magiër, die zijn ver blijf had op den Toren der zeven lichten. De opperpriester zou voor zijn leerling een offer Een hooge poort, wier deurbeslag even eens uit zuiver goud bestond, verleende toe gang tot den tempel. De getakte tinne met de omlijsting boven de poort werd gesteund door twee pilasters van albast, eveneens met ornamenten rijk versierd. Voor de poort stond een groot bekken op drie leeuwenklau- wen. Daarin gloeiden de kolen van het offer vuur. Af en toe wierp een der priesters een handvolk wicrookkorrcls op het glimmende De priester betrad het heiligdom voor de voltrekking van het offer. De jongeling bleef naast het rookaltaar staan, met het gelaat naar den ingang gewend, en wachtte gedul dig den terugkeer des hoogepriesters af. Juist op het oogenblik, dat cle zon verdwe nen was, kwam Achiramu's leeraar terug. „Spoedig zal de stad in duisternis gehuld zijn en daarentegen de hemel zijn lieflijke vlammen ontsteken. Dan wil ik beproeven uw lot uit het licht boven ons te lezen. Lamigzaam wenden eerst de vender af zijnd© gebouwen, dan dc hulzen en pleinen dn die nabijheid en eindelijk al d© omnin- genidie voorwenpen aam hun oogen onttrok ken. 't Was overall donker. Alleen hier en daar zag men een zwak lichtend punt, een flambouw of iets dergelijke. Maar daar boven werden duizenden en duizenden sterren zichtbaar, die aan don don kei-Mauwen hemel als diamanten schit terden. De astrologie was in Babylon iet6 heel gewoons, 7.00 zelfs, dat nimmer zaken van een.ig gewicht ondernomen wei-den vooral eer men de stenen ondervraagd had. Tal- looze geschriften bevatten regeHem voor die kunst. Het. middelpunt dier wetenschap was Bonsippa met zijn heiligdom. Langen tijd sprak Martumu tot zijn oud- leending op fluisterendien toon, telkens met den vinger op een gesternte wijzende, dat vlak boven Ilalelat stond. En Achiramu neeg telkens bevestigend het hoofd. Einde lijk soheen de opperpriester volkomen te weten, wat d© sterren verkondigden, want hij zeidie: „Gij hebt gezien, dat d© sterren een spoedige verandering aanduiden. Wel licht brengen d© naaste w eken u een geluk kige wcndiing van het lot. en doen uw aan gezicht weer van vreugde en levenslust schitteren even holder als de ©tealrcn daar boven Borsippa's tempel!" Snel dnoegen Achiramu's slaven de prach tige draagkoets naar benoden cn veer stade waarts. Zij trokken door d© Jodénstad, waarlangs zij 6poediiger d© woning van den gouverneur konden bereiken. De persoon daar binnen in d© koets scheen ztdh ner gens om te bekommeren. Ilij hield het voor hangsel gesloten en dacht slechts aan de vooispell'ing van dien opperpriester. Plotseling klonk ©en hulpgeroep in de nabijheid Wat was dat? Een vrouw, een meisje in angst? Achiramu Sloeg het voorhangsel op zij. Ken jong meisje, met een sluier voor het gelaat stond bij dien muur en verveerde zich uit alle macht tegen twee jonge Babv- loniëra, die te 001-deelen naar hun klee ding tot den voornamen stand behoorden ..Zeg. waarom "verbergt ge uw aange zicht?" rde.p de eene. „Omdat ze schoon is, naar ik denk! Me nig, dochter Babylons benijdt sommige Jo dinnen om haar aanminnig gelaat!" „l)en sluiter weg! Wij willen u zien! Een Jodin heeft hier geen recht haar gelaat te bedekken! Wilt ge niet? Ook goed; dan zul len we u dwóngen 1" Het meisje sprong verschrikt op zij, toen een dier aanranders den sluier greep en dien van het hoofd trok. Een wonderschoon gezichtje, waarvan de bekoorlijkheid rog verhoogd werd door den ontzettenden angst, welke zi'dh in haar oogen weerspiegelde. „Kijk, kijk! Dat is waarlijk de goddelijke Ietair, die dn de gestalte van dit kind in Babyion verschijnt!" Als om hulp smeekend dwaalden de oogen van het meisje op dat oogenblik zoekend rond en bleven gevestigd op de draagkoets. Daar hoopte de Jodin bescherming te vin den. Een onvenhflaarbaair medelijden be woog Aohöiramvu tot handelen. Wie was dit kind? Dit gelaat 'kon hem niet heelemaail onbekend zijn. Zoo moest Tana er eveneens uitzien, el6 zij in d'eze kleed'erdracht door de Jod'onstad schreed. Hij sprong haastig uiiit d© koets en trad op de drie personen to .Waf hebt ge met dat arme kind te ma ken? Zeg, wie zijt gij?" „Waf gaat u dat a,a.r?" eóhreeuivdie een der aanranders, een jong mensoh met een bïutaal gezicht. „Blijf van haar af, of ik zal je brengen, waar je hoort, b utail© knaap!" „Wie zijt gij?" „Mijn antwoord klinkt eensluidend met het uwe: Dat raakt je niet!" „Wie zijt gij, vraag ik nog eens, dat ge het waagt, don zoon van d«-n koninklijken opperhofmeester te vertellen, hoe hij zich jegens deze ellendige kinderen Juda's ge dragen moet'? Bemoei je met je eigen za ken!" „Ik ben een Sipparaner en heb hier van geen mensdh bevelen te ontvangen, tenzij von den koning of den stadhouder; in elk geval niet van een hofmeester of diens „G« zult nog ondervinden, dat mijns va dem arm verder reikt dan tot de muren van den kon-ingsbung!" Inderdaad, Belibni was een der invloed rijkste mannen vain Babylon. Hij bezat het vertrouwen d«6 vorsten en het zou dus gevaarlijk kunnen woeden hem tot vijand te hebben. Dat wist men zeen- goed in Je stad. Achiramu 6Cheen dit alleen niet be kend te zijn. Terwijl die beiden elkander op zoo n har telijke wijze begroetten, was het meisje het voorwerp van dien twist ongemerkt op zij gegaan; nog een paar passen en - zoo snel baar been en haar konden dragen liep zij den hoek der straat om, waar zij udt het oog verdween. Toen Belibni's zoon dit bemerkte, en te vens zag, dat Achiramu's slaven dreigend naid'eiibij kwamen, vond hij het maar beter ziicfli te verwijderen. „Ja, Tamarit!" zei die andere jonge Ba bylon! ër tot den zoon van den prefect, „nu iis het te laat! liet vogeltje is gevlogen!" „Dat is waan-! Maar Tamarit zal het nestje wel opsporen, trots dezen Sippara- ner". En zich tot den vreemdeldaic keerende, sprak hij op dreigenden toon: ..Wacht er 11 voor. mij niet een tweede maal fe ontnioe- „Doe wat u belieft! Maar wees voorzich tig <-n hinder dat kind niet voor de tweede maal1 „Wie van 0116 beiden de sterkste zal blij ken? Beflibnd heeft reeds trotscher hoofd zien vallen!" De twee aanrandera liepen door. Achiramu stond nt g in de straat, toen de beide Babyloniëns reeds lang vertrokken waren. Had hij dit meisje werkelijk reeds hier of daar gezien? Hij meende, dat hij haar bepaald vroeger gekend moest hebben. I11 zijn meondng stond hij niet alleen. „Heer" sprak een de>r slaven, die be daard bij d« koets was blijven staan, „hebt gij niet bemerkt dat dit meueje sprekend op Tana geleek?" „Gij hebt gelijk! 't Is zoo. Als ik n-iet wist, dat Tana daar ginds in den koningsburg gevangen zat, zou ik etelftóg gelooven, dat zij in dit Jodenkwartiien- verdwaald geraakt was. Wii© as .toch dit kawd"? Waar zou zij wonen? Daar is een man met fruit: hij heeft haar gezien en zal het meisje mis schien wel kennen". Ilij liet zich een paar huizen verder dra gen tot de plaats, waar een oude man bij een poor korven zat. „Hebt ge gezien, wat er zoo even gebeur- De man knfnkte. „Kent ge dat meisje?" „Heer! Bij den baard van oneen vader Abrihaun, ik zag haar tot heden wiet!" „Gij wilt niets zeggen?" ..Ik ken haar niet; stellig niet. Moge mijn oos verblinden, als >k haar eerder gezien heb!" „Goed, ik treloof u! Geef mij voer dit geld van uw ooft!" „Wilt ge vijgen, lieer?" „Ik ben geen Jood!" „Neem dun dadels!" „Geef maar een stuk of wat!" Achiramu keerde naar -Ie slaven terug en steeg in de koets. Den lieehn weg langs dacht hij oan het Joocteche meisje. Ja, zij geleek sprekend op Tana, behalve dut de bruine donkere oogen een nog zachtere uit drukking hadden. (Wordt vervolgdJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 3