Het Communisme in de Practijk tVan\4nclaa< MAANDAG 8 JUNI 1931 DERDE BLAD PAG. 9 158 (Nadruk verbodenJ Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen TDBJ JZE1 DE SOWJETS EN DE GROENTETUINTJES Alweer een chapiter, waarop de voortref felijkheid van het communistische stelsel zal worden aangetoond. De partij heeft het parool uitgegeven, dat bij de steden 300,000 Hectaren aan grond bewerkt moet worden om aardappelen en groenten te kweeken. Dit blijkt, nu te moeten geschieden met „mede werking" der arbeiders, hetgeen wil zeggen, dat die na hun werktijd in de fabriek, met hun vrouwen en kinderen, in de groente tuintjes moeten werken. Naar die rnaatstal gemeten hebben wij een volledige commu nistische maatschappij bij verschillende van onze steden. Toch is alles in de •sowjet-unie anders, want daar moeten de partij en de andere or ganisaties toch wat te doen hebben. Zij moe ten zorgen, dat gereedschappen in de grocn- telanden aanwezig zijn,, dat er zaad en mest is, kortom, dat de menschen, die willen, er ook kunnen werken. Hier koopt ieder dat gene, dat hij noodig heeft, zelf, maar ginds bestaat een „planhuishouding", waardoor al deze aankoopen over tientallen schijven loopen, en dingen gelijk zaad, eenvoudig landbouwgereedschap, enz. eenvoudig niet te koop zijn. Dat wordt georganiseerd door vele instellingen en daar leven tallooze amb tenaren van. Nu reeds wordt aangekondigd, dat men straks campagnes zal krijgen om het wie den geregeld te doen geschieden, om den oogst te organiseeren, om de geoogste groen ten te bewaren en geregeld aan de coöpe raties te verstrekken, en veel van deze be zigheden meer. Zoodoende blijft er werk aan den winkel voor de diverse organisaties, die hun onmisbaarheid en nuttigheid kun nen toonen. RUBBER UIT OLIE. In Leningrad werkt sinds eenigen tijd een proeffabriek ter vervaardiging van rubber uit olie, welke volgens de officieele berich ten product van goede kwaliteit levert. Over den prijs van deze kunstmatige rubber worden geen gegevens verstrekt. Behalve him rubbergas, dat de sowjets willen ge bruiken om in hun behoefte aan deze grond stof te voldoen, trachten zij dus eveneens olie tot dat doel te gebruiken. Gelukt dit dan zou zulks een voordeel voor de olie producenten, maar niet voor de rubberpro ducenten zijn. HET VIJFJARENPLAN Volgens de sovjet-berichten zullen de hoog ovens van de nieuwe metallurgische fabriek van Guznetsk, in Midden-Sibirië, met 1 Octo ber in bedrijf worden gesteld, overeenkom stig de plannen. Op 1 Mei/1932 zullen vijf generatoren van Dnjeprostroi, de electrische waterkrachtcen trale op de slroomversnelingen yan de Dnjepr, stroom geven. Ook van het hoogovenwerk in den Oeral, Magnitogorsk, wordt verzekerd, dat het op tijd klaar zal zijn, doch een datum wordt niet aangegeven. Maar men wist het vroeger ook. Men heeft in de sovjet-unie eindelijk eens uitgevonden, dat het leven niet alleen be staat uit spoorwegen aanleggen en hoog ovens bouwen op groote schaal en daarover de groote trom roeren, maar dat er ook nog alledaagsche dingen bestaan. Zoo b.v. woningen. Menschen kunnen niet uitslui tend arbeiden, maar moeten ook een huis hebben. En daarmee is het slecht gesteld. De huizen zijn overbevolkt, vooral in de groote steden, zij worden niet onderhouden, waardoor deze overbevolking nog spoediger tot verval leidt, de plaatsen rondom de hui zien eruit als mestvaalten. Dat komt. wordt verteld, omdat de woningblokken on der administratief toezicht staan van de een of andere trust, die er niet naar omkijkt en de zaak op zijn beloop laat. Prachtig, men is de trusts gaan verklei nen, heeft andere organisaties in het leven geroepen, die nu „vennootschappen van be woners" heeten, maar of den naam veran derde hielp natuurlijk niets. Het bleef een janboel. Tot men eindelijk op een reusachtig idee kwam, het nieuwe wondergeneesmiddel in de sovjet-unie, ohozrastsjot, hetgeen wil zeg gen, dat niet alles uit de groote, centrale kas wordt betaald, maar dat de betrokken organisaties zelf voor de middelen moeten zorgen. En nu wordt als hoogste communis tische wijsheid verkondigd, dat de huishu ren voldoende moeten zijn om de kosten van exploitatie der woningen te dekken. Er zal nu een begrooting voor het onderhoud van elk huis of huizenblok worden vastgesteld, en daarna worden de huren bepaald. De be woners hebben het dan zelf in hun hand te zorgen, dat de huren niet hooger worden. Gaan ze roekeloos en onvoorzichtig met het huis om, dan moeten ze dat zelf betalen. Het is weliswaar niet bepaald nieuwe wijs heid, die verkondigd wordt, maar als men dit stelsel in de praktijk ging toepassen, en niet alleen bij de woningen, zal er weer een verschil minder zijn tusschen de sovjet-unie en de overige wereld. EEN SOVJET-KÖPENICRADE Naar uit Moskou wordt gemeld hebben dieven op de Soecharefski-markt met succes een paniek veroorzaakt door het gerucht rond te strooien, dat de militie een aanval met gasbommen op de markt zou doen; tij dens de paniek hebben zij hun slag ge slagen. Dit geval doet ons denken aan den Hoofd man van Köpenick, die in het keizerlijke Duitschland een gemeentelijke kas kon leeghalen door in een officiersuniform op te treden. De wereld heeft destijds geschaterd om dat succes, dat een karikatuur was op het Duitsche militairisme. Np wordt dit stuk als film iji Duitschland vertoond en lacht het Duitsche volk er zelf om Misschien komt er ook een tijd, dat het Russische volk vrij zal kunnen lachen om de angst, die de sovjet-militie het volk in boezemde. Deze Köpenickade is wel teeke nend voor het gevoel van vrijheid en rechts zekerheid, dat de sovjet-burger thans heefL Volgens berichten aan de Roel, die meestal goed ingelicht is over gebeurtenissen in de sovjet-unie, is er in de haven van Odessa een staking onder de bootwerkers uitgebro ken, waarbij zich andere groepen arbeiders hebben aangesloten. De oorzaak der staking was het feit, dat een Turksch schip geladen moest worden met manufacturen, schoenen en andere leder- en textielwaren. De arbei ders staakten als protest tegen het feit, dat deze dingen werden uitgevoerd, terwijl er binnenslands zulk een schreeuwend gebrek bestaat. Dientengevolge is de stedelijke raad der vakvereenigingen op 21 Mei ontbonden Hetzelfde blad maakt melding van lijdelijk verzet onder de mijnkerkers in den Oeral, waarbij deze, op de bekende wijze, zich plot seling stipt gaan houden aan alle admini stratieve voorschriften, hetgeen tot gevolg heeft, dat de productie tot de helft is ge vallen. Volgens de sovjet-bladen loopt ook de ko- lenproduotie van het Dongebied weer ach teruit, nadat ze eenige weken met veel la waai en aansporingen was opgedreven. HET WERK DER OEDARNIKI Uit het Dongebied wordt aan de sovjet bladen gemeld, dat het gespijbel onder de arbeiders toeneemt, en in sommige gebieden 10 procent niet op het werk komt De oedar- niki zullen de spijbelaars trachten te be wegen de verzuimde uren later in te halen. „Postlednie Nowosty", het te Parijs ver schijnende blad der Russische republikein- sche emigranten, publiceert een tweetal brieven van Maxim Gorki, die deze onge veer 10 jaar geleden geschreven heeft De eerste brief, gedateerd 3 Juli 1922, was ge richt aan Anatolc France, en luidt: „Zeer geëerde Anatole France, De recht spraak over de sociaal-revolutionairen heeft het cynische karakter aangenomen van voorbereiding tot moord van men- shcen, die oprecht de zaak der bevrijding van het Russische volk hebben gediend. Dringend verzoek ik U: wendit U nog maals tot de sovjet-regeering en wijs haar op de ontoelaatbaarheid van die misdaad. Misschien dat Uw zwaarwegend woord de kostbare levens van socialisten redt. Ik zend U den brief, die ik gericht heb aan een der vertegenwoordigers der sovjet-regeering. Hartelijke groeten. M. GORKI. De betrokken brief was gericht aan Rykof en van den volgenden inhoud: Aleksei Iwanowitsch! Als het proces van de sociaal-revolutionairen eindigt met een moord, dan is dat een moord met voorbedachten rade, een gemeene moord. Ik verzoek U aan Trotski en an deren deze mijn meening mede te deelen. Ik hoop, dat die U niet zal verwonderen, daar ik gedurende de jaren der revolutie duizenden malen de sovjet-regeering heb gewezen op het zinnelooze en misdadige van de uitroeiing van het intellect in ons analfabetisch en onontwikkeld land. Ik ben er ntf van overtuigd, dat als de sociaal-revolutionairen zullen worden ge dood, deze misdaad een moreele blokka de tot gevolg zal hebben van de zijde van het socialistische Europa. M. GORKI. De leiders der sociaal-revolutionairen, de partij, die in de eerste jaren der revolutie tezamen met de bolsjewiki heeft gestreden, zijn niet ter dood veroordeeld maar tot ver banning, hetgeen misschien nog erger is. DE NEGATIE DER CHRISTELIJKE PERS (Van onzen Berlijnschen correspondent). Uit Nederland werd mij dezer dagen een weekblad toegezonden, dat uiterlijk een niet erg voornamen indruk op mij maakte. Ik las op den gelen omslag: „Z e i t u n g s Ver lag", Fachblatt für das gesamte Zeitungs- wesen. Kijk, dacht ik, een rnensch mag op het uiterlijk alleen nooit afgaan, want een orgaan, dat het geheele krantenbedrijf om vat, kan niet zonder beteekenis zijn. Mijn respect steeg, toen ik ontdekte, dat dit week blad reeds 31 jaargangen kon boeken. In een bescheiden hoekje geheel achteraan staat aangegeven, dat de redactie van het vakblaadje in de Matthiiikirchstrasse, in het statige Presse-Haus zetelt. Ik zou zeggen: wie in zoo'n voorname buurt woont, die kan er ook wel voor zorgen, dat zijn orgaan er een beetje meer „standesgemiiss" uitziet! Met rood potlood aangestreept was in dit nummer een artikel onder de rubriek „Bui- tenlandsche Pers". Een mij persoonlijk niet bekende dr. Karl Bomer vertelt hierin aan de stellig talrijke lezers van den „Z e i- tungs Verlag" een en ander over „Die moderne Presse Hollands". Dr. Karl Bomer noemt het een vergissing, wanneer de Nederlandsche pers zich als de oudste van Europa aandient Hij raakt het thema „Gutenberg of Coster" aan en in Duitschland lanceert men nog steeds Gu tenberg als den uitvinder van de boekdruk kunst. Hetgeen van Duitsch standpunt be grijpelijk is. Volgens dr. Bömer is Duitsch land het aangrenzende „Nederland „um einige historische „Langen veraus", is v hem het lieve vaderland dijs ook in krantenbedrijf toonaangevend. Ik moet dr. Bömer hierop ten antwoord geven, dat wij de agressieve, meer dan hatelijke wijze, waarop tegenwoordig de verschillende par tijen en haar organen in alle Duitsche lan den elkander bevechten, allerminst waar- deeren, dat deze dus voor ons bezwaarlijk „toonaangevend" genoemd kunnen worden. Nadat dr. Bömer aan zijne lezers verteld heeft, dat de „Oprechte Haarlemmer" van 1656 dateert, dat het .Algemeen Handels blad" als politiek orgaan door het veelal oudere Duitsche dagblad „Leipziger Zei- tung" in de schaduw wordt gesteld, dat de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" als het oudste tweemaal per dag verschijnende Hol- landsche blad genoemd, mag worden schrijft hij kalmeerend: „Holland behoort ongetwijfeld op het gebied van krantenbe drijf tot de baanbrekers der Europeesche ontwikkeling". Om aan zijn Duitsche lezers duidelijk te maken, hoe 'ter eigenlijk in Nederland uitziet, geeft dr. Bömer in cijfers een beeld van onze partij-politieke struc tuur. Volgens hem zijn er van 78 Neder landsche dagbladen: 31 katholiek (bij een katholieke bevolking, welke ongeveer 1/3 van de totale bevol king uitmaakt); 6 liberaal; 5 calvinistisch, event, christl. protestant; 2 sociaal-democratisch; 1 communistisch en 32 neutraal. Ziende op deze cijfers noemt dr. Bömer 'teerst de katholieke organen „De Tijd" en „De Maasbode" en vertelt, dat het eerstge noemde een officieel karakter draagt, daar zijn chef-redacteur door het episcopaat werd benoemd. Als nummer twee komt de liberale pers aan de beurt, hierop volgen „Het Volk" en de „Voorwaarts" en dan lees ik het vol gende: „De christelijk-protestantsche pers heeft in den Haag een blad, dat door de persoonlijk heid van zijn chef-redacteur, den gewezen minister prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine in politiek opzicht vaak op den voorgrond treedt: „de Nederlander". Overigens be perkt de protestantsche pers van Nederland zich tot de provincie". Ik herhaal dr. Bömer: Overigens beperkt de Protestantsche pers van Nederland zich tot de provincie. Op een bijeenkomst van de vertegenwoor digers der Nederlandsche pers te Berlijn las ik in de vergaderzaal van „Nederland en Oranje" het artikel van dr. Bömer aan eenige collega's voor en men schudde het hoofd over zooveel onjuistheden. Ik gaf mijn voornemen te kennen, dr. Bömer in „Zeitungs-Verlag" van repliek te dienen. Ik schreef in een korte uiteenzetting, be stemd voor den „Zeitungs-Verlag", onder meer: Duitschland koestert voor Nederland een belangstelling, welke sedert den oorlog een ietwat overdreven vorm heeft aangeno men. Het meest zitten de correspondenten van toonaangevende Duitsche organen ach ter onze overzeesche bezittingen aan, worden Java, Sumatra, Borneo en Celebes bezocht, bestudeerd en tot in de kleinste finessen be schreven. In de socialistische pers behandelt men met voorliefde de onafhankelijkheids beweging der Indonesen en de tactiek der Nederlandsche regeering ten opzichte van de rebellen wordt aan een breedvoerige kri tiek onderworpen. Mij houdende aan de door dr. Bömer Gorki echter is thans lid der communisti sche partij en' ziet blijkbaar geen bezwaar meer in het uitroeien van het intellect, dat thans op veel grooter schaal geschiedt dan tijdens dit eerste, schuchtere proces. saamgestelde statistiek, schreef ik verder: wat dr. Bömer met „christelijk-protestant sche pers bedoelt, is mij niet duidelijk. Ge heel ten onrechte zal echter zijn statistiek in het buitenland den indruk wekken, alsof de katholieke en neutrale bladen in Neder land toonaangevend zijn. Aan dr. Bömer schijnt het niet bekend te zijn, hoe in het aangrenzende Nederland eenmaal een ze kere Abraham Kpyper leefde wiens machtige anti-revolutionaire partij in de historie van het Koninkrijk der Nederlanden sedert meer clan 60 jaar een belangrijke plaats bekleedt. Pas na de scheiding tusschen Abraham Kuy per en zijn genialen tijdgenoot jonkheer A. F. de Savornin Lohman werd de Christelijk- Historische partij in 't leven geroepen. Dat de Evangelische pers in ons land een rol speelt, zooals men zich dat in Duitsch land onder de gegeven omstandigheden nauwelijks kan vooretellen, dat dus ook de beteekenis van die christelijke pers naast de liberale, katholieke en neutrale pers ge noemd moet worden, blijkt uit den toene- menden groei der christelijke organen. Dr. Bömer is er vlak naast, wanneer hij beweert dat de protestantsche pers zich, met uitzon dering van „de Nederlander" tot de provin cie beperkt. Naast voortreffelijk geredigeer de provinciale dagbladen als „de Zeeuw", „Friesch Dagblad", „N. Prov. Groninger" enz. moeten, als men de waarheid getrouw wil blijven, allereerst „de Rotterdammer" en „de Standaard" genoemd worden. Het is hier wellicht ter plaatse, onze lezers eens op het feit te wijzen, dat „de Standaard" ten onrechte door velen als een partijorgaan be schouwd wordt. Door den dr. Bömer klaar- nlijkelijk volmaakt onbekenden leider dezer partij dr. H. Colijn, werd zulks nog korte lings op een deputatenvergadering onder streept. Ik vertelde ten slotte aan dr. Bömer, dat „de Standaard" weldra zijn 60-jarig bestaan mag herdenken en dat 't over gansch Neder land verspreide anti-revolutionaire orgaan „de Rotterdammer" onder den heer Diemer enkele jaren geleden onder groote belang stelling reeds zijn zilveren jubileum mocht vieren. Ik klopte echter aan doovemans- ooren, want de redactie van den „Zeitungs- Verlag" zond mijn uiteenzettingen weerom met de volgende motiveering: „Wij kunnen ons met de door u weergegeven beschouwin gen niet vereenigen. Het artikel van dr. Bö mer zegt alleen, dat „zahlenmassig" de ka tholieke pers op de eerste plaats staat. Uit deze woorden behoeft niet afgeleid te wor den, dat zij daarom als overheerschend be schouwd moet worden, hier wordt slechts een statistisch overzicht geboden." Ik laat het aan de redactie onzer bladen over, om, eens na te gaan, of de door dr. Bömer gebrachte statistiek met de feiten overeenstemt Mij persoonlijk lijkt dit hoogst onwaarschijnlijk. Aan dr. Bömer en allen, die zijn arikel in den „Zeitungs-Verlag" ge lezen hebben, trachtte ik duidelijk te ma ken, dat onze christelijke pers aan omvang en beteekenis voor de liberale noch de ka tholieke organen onderdoet, dat zij met alle journalistieke ondernemingen minstens „ebenbürtig" genoemd moet worden en dat zij dus ook van dr. Bömer en zijn lezers wat meer de aandacht verdiende, dan haar door zijn uiteenzettingen ten deel is gevallen! VRIJHEID VAN LUCHTVAART BIJ VELE STATEN NOG BEZWAREN Een motie. Dezer dagen vergaderde 4n het gebouw van het Ned. Roode Kruis aan de Princesse- gracht te 's-Gravenhage de Nederlandsche Vereeniging voor Internationaal Recht, on der voorzitterschap van mr. B. C. J. Loder Het jaarverslag, dat eenigen teruggang in ledental constateerde, werd! goedgekeurd, evenals de rekening en verantwoording. De voorzitter memoreerde het overlijden van twee bestuursleden, mr. Bik en mr. Van Leeuwen. In hun plaats werden benoemd de heeren v. Lyndcn van Sandcnburg, vice- president van den Raad van State, en mr. Coert, te Rotterdam. De aftredende bestuurs leden werden herkozen. Vrijheid van luchtvaart. Aan de orde was hierna de discussie over het onderwerp: Vrijheid van luchtvaart vaste internationale vliegdiensten, waarvoor prof. mr. J. A. van Hamel een inleiding heeft geschreven. Hierin betoogt spreker, dat het stellig op den weg van Nederland ligt mede op te komen voor vrijheid in het luchtverkeer. Het internationale luchtrecht maakt het onderwerp uit van een conventie van 13 October 1919, te Parijs opgetrokken geheel onder leiding der groote overwinnende mo gendheden. Dooh de daarmede belaste kundigen hebben aanstonds het besef gehad, dat wanneer levensvatbaar werk moest worden verricht, dit werk ruim gedacht diende te zijn. Zoozijn de gevestigde grond slagen aanstonds groeikrachtig gebleken. Na een officieus tijdschriftartikel, waarin de punten werden kenbaar gemaakt waarin voor Duitschlands bereidwilligheid tot toe treding voorzien worden moet, werd een wijzigings-protokol van 15 Juni 1929 door gezamenlijke in de Int. Luchtvaartcommis sie vereenigde mogendheden onderteekend, waarin de gewenschte wijzigingen werden aangebracht. Naar aanleiding van dit proto col zijn de vragen gerezen, die ook nog op dit oogenblik de aandacht verlangen. Het is door ons land nog niet geratificeerd, hetgeen vooral samenhangt met de vraag der vrij heid. De meening bestaat, dat het wijzigings wat Wils. WAAROM DE ZIGEUNER EEN PAARDENDIEF IS Zevenburgen is het land van Hongaren, Duitschers (Saksen genoemd) en Roemenen, drie volkeren, die niet altijd in schoone harmonie samenleven. Hoe door de tweede groep over de beide andere geoordeeld wordt, blijkt uit haar sproken en sagen. 't Meest evenwel is het Zigeunervolk het voorwerp van spot; het volk, dat óf aan h'3t eind van 't dorp woont, óf zijn verblijf in tenten heeft en van oord tot oord zwerft om houten lepels te verkoopen, ketels te flikken en nog liever paarden te stelen. Hoe ze tot dat laatste bedrijf zijn geko men. zegt het verhaal „Hoe de Zigeuner een pompoen uitbroedt en waarom hij paarden steelt en schatrijk is". Een zigeuner kwam eens op een jaar markt en zag voor de eerste maal groote pompoenen. „Wel verbaasd!" riep hij. „wat zijn dat nu?" De verkooper, een echte guit, zag da delijk, met wien hij te doen had, en ant woordde: „Veuleneieren!" „Heb ik ooit van m'n leven! Nu begrijp ik, domkop die ik ben, waarom de jonge veu lens gewoonlijk zoo rood zijn. Dat komt van de roode eieren en nergens anders van", riep hij vol vreugde uit En vol begeeren keek hij naar die zeldzame eieren. Hij vroeg den man hem zoo'n ei te ver koopen, om daardoor een paard te krijgen. „Ja dat kun je toch niet betalen; dat is veel te duur voor jou", was het antwoord van den verkooper, „maar 't is wel waar; als je een ei koopt en je broedt het uit dan wordt je een Schatrijk man, want dat veu len krijgt weer veulens en die ook weer, en al die veulens verkoop je voor goed geld. „Wat vraag je voor dat ei?" informeerdie de begeerige Zigeuner. „Honderd gulden, en geen kreuzer min der. En dan geef ik het je nog, omdat jij het bent. Maar je moogt niemand van onze han del iets vertellen. En nu heel gauw, voor dat iemand komt!" „Top!" en de Zigeuner sloeg den koopman in d'e hand ,,'t Is wel een heele som, maar het veulen alleen zal het geld wel opbren gen. Maar hoe moet ik het ei nu uitbroe- „Ga maar alleen op een eenzame berg, waar niemand je ziet Leg het ei op de spits en ga er dan op zitten zonder je ook maar een oogenblik te bewegen (anders is al je moeite voor niets) tot het veulen er uit springt". De Zigeuner betaalde dadelijk de honderd gulden, nam zijn zoogenaamd veulcnei in ontvangst en verborg het, op aanraden van den verkooper, zoo goed. dat niemand het zag. Overgelukkig liep hij weg. Spoedig klom hij een eenzamen berg op en zette zich daar op de pompoen neer en broedde. Twee dagen lang hield hij het uit zonder zich te verroeren, want hij had mondvoor raad meegenomen. Don 3en dag echter wilde hij zich even ver wijderen, en dadelijk rolde de pompoen den berg af, kwam in 't struikgewas terecht, cn rits! daar sprong een opgeschrikte haas te voorschijn en ging er vandoor! De Zigeuner meende, dat die haas het veu len was, dat uit zijn ei was gesprongen, en lii^p den haas na. „Moetsji, Moetsji!" riep hij het vluchtend veulen na en dan floot hij. zooals men paar den fluit en dan weer riep hij „Moetsji, Moetsji!" Maar de haas keerde niet terug cn was spoedig uit het oog verdwenen. „Och, och mijn paard, mijn paard! waar om ben je van me weggeloopen? je hebt me honderd gulden gekost". schreeuwde hij, on troostbaar als hij was. Maar 't was alles ver- geefsch. Daarom gelooft tot op den huidigen dag d« Zigeuner, als hij ergens een paard ziet, dat dit het veulen is, dat hij uitgebroed heeft En kan hij het te pakken krijgen, dan eigent hij het zich toe, springt er op en maakt zich ermee uit de voeten. Geen mensoh kan dus zpggen. dat hij het heeft gestolen. Het heeft hem immers hon derd gulden gekost, en schatrijk is de Zigeuner nog altijd. ontwerpeen stap zou zijn in de richting van verdere beperking der vrijheid van het luchtruim. Zoo blijft de toestand een voor de vrije ontwikkeling van de internationale lucht vaartondernemingen zeker niet in alle op zichten gunstige. Art. 15, -ie lid, zooals het nu in het protocol luidt, is strijdig met de grondgedachte van die vrije ontwikkeling, ook aan de conventie ten grondslag gelegd. Sp'eciaal van de zijde van andere kleine staten is het waarschijnlijk geen wijze poli tiek geweest, niet ook hunnerzijds éénstem mig op de meer vrijgevige regeling te blij ven aanstaan. Van Nederlandsche zijde heeft men zich aan die fout niet bezondigd. Eén ding staat wel duidelijk vast: dat d'i overgroote meerderheid der contracteerende staten nog in geen geval geneigd is, het zoo volledig mogelijk vrijlaten van vreemde luohtdiensten over hun grondgebied te aan vaarden. Steeds blijft voorop staan, dat men daartegenover een zeker recht van veto wenscht te behouden. Wel werd unaniem besloten een recommandatie aan de gewij zigde conventie toe te voegen, waarin den regeeringen werd aanbevolen de machti ging tot overvliegen niet dan op redelijke gronden te weigeren, een aanbeveling, die niet van bindend-juridische, maar wel van moreele beteekenis is. Dit is althans een voordeel en de ingesla gen richting kan tot hut gewenschte doel leiden. Aan de discussie mamen verschillende per sonen deel. Bij repliek merkte prof. Van Hamel nog op, dat het invoeren van de sou- vereiniteit over de luchtkolom een goed uit gangspunt kan zijn, maar dat zij tot mis bruik kan aanleiding geven als Staten, hun recht opeischen tot een hoogte waar zij hun souvereiniteit onmogelijk kunnen handha- Tenslotte werd een motie geredigeerd van den volgenden inhoud: De vergadering spreekt den wensch uit, dat bij de ontwikkeling van dv? internatio nale luchtvaartdiensten het beginsel der vrijheid zooveel mogelijk op den voorgrond zal worden gesteld en dat de verschillende regeeringen de te verleenen vergunningen slechts afhankelijk zullen maken van motie ven, die uitsluitend op het belang van het luchtverkeer zelf berusten en eventueele belemmeringen tot de onvermijdelijke zul len beperken. Besloten werd, dat die reserve der belangen van de nationale veiligheid in de motie zal worden opgenomen en dat haar redactie door het bestuur zal worden vastgesteld. Zij werd aangenomen. De secretaris, mr. G. van Slooten Azn., deelde nog mee, dat het nog niet geheel ze ker is, dat de conferentie van de Int Law Association, welke op 20 Juli in Londen zou worden gehouden, zal doorgaan. Op 15 Juni zal een vergadering gehouden worden van den uitvoerenden raad* en deze zal daarom trent een beslissing nemen. Radio Nieuws. aephkerk te den Haag. 10.3011 30 Gramofoon- muzlek. 11.3012 Godsdienstig halfuurtje IJ Tijdsein. 12.01—12.15 Politieberichten. 12,16— 1.45 Lunchconcert. 1.46—2 Grumofoon. 2—3 Vrouwenuurtje. 33.-30 Gramofoon 3.30—4 Vei- zorging van den render. 44.30 Gramofoon. 4.30 —6 Dinerconcert 66.30 Onderwijsfonds voor de Binnenscheepvaart, 6.30—6.40 Spreker. 6.40— HIRO. 8 Zang. 8.10 Lering. S.30 Zang. S.4 Lezing. 9 Sluiting KRO. 9—11 Kerum Xovarum herdenking. Sprekers en Muziek. Plm. 9 Nieuws berichten. 1112 Gramofoon. HILVERSUM (298.8 M.) AVRO. 8 Tijdsein. 8.019.50 Gramofoon. 10 TUdsein 10.0110 IS Morgenwijding. 10.30—12 Kwartel. 12 Tijdsein. 12.012 Orkest. 2—2.30 Lezing. 2.30—2 Rustpoos voor het verzorgen van den zender. 3I Knip cursus. 4—5 Gramofoon, 5—5.30 Radlo-Kinder- Koorzang 5.306.15 Orgelconcert. 6.167 Gra mofoon. 7—7.30 Lezing. 7.03—8 Radlo-Vollts- Unlversltelt. 8 Tijdsein. 8.01—9 Omroeporkest. 99,30 Radlo-Tooneel. 9.3010 Omroeporkest. 1010.10 Nieuwsberichten 10.1011 Omroep orkest. 1112 Gramofoon. "12 Sluiting. STEUN AAN WERKELOOZEN Naar „Het Volk" verneemt, is een beslis sing genomen in zake de aanvrage van de vier groote gemeenten (Amsterdam, Rotter dam, Den Haag en Utrecht) om regeerings- steun ten behoeve van de uitkeering aan de crisiswerkloozen. Behoudens enkele kleine punten van geschil is er tusschen de drie laatstgenoemde steden en de Regeering over eenstemming verkregen, zoodat op den voet van de circulaire van 9 Januari j.l. de bij drage van het Rijk zal worden verstrekt Aai Amsterdam is echter verzocht zich te vereenigen met de voorgestelde regeling voor de drie andere gemeenten, waarin do bepaling betreffende het niet in rekening brengen van de eerste vijf gulden verdien sten van de kinderen van ondersteunden niet voorkomt ESPERANTO-CATALOGUS EEN ZEER UITVOERIGE PRIJSCOURANT. De N. V. Centrale Esperato-Boekhandel, Bankastraat, Den Haag, zond ons een zeer uitvoerige, geïllustreerde prijscourant, een overzichtelijke catalogus van alle mogelijke esperanto-lectuur, zoowel vertaalde als oor spronkelijke werken. Een exemplaar is op aanvrage gratis te verkrijgen. DE STER VAN HALALAT (4 „Laat mijn afkomst geen verhindering zijn, Gaddis! Zoo hoorde ik u door uwe zuster noemen. Uit ons geslacht spruiten tegenwoordig geen koningin van Juda. Ik verzoek u dringend, mij als uwen gast te willen beschouwen. Uw eenvoudig dak is mij eene aangename herberg, als men mij goedwillig opneemt!" Naar 's lands zeden en gewoonten werd den jongeling, toen hij zich op de bank, welke langs den wand stond, neerzette, water gereikt voor de onvermijdelijke reini ging, waarna het meisje brood en zout bracht en 'liet mandje met de vijgen daar naast plaatste. „Ziedaar, wat wij u alvast kunnen aan bieden. De Heere geve, dat het u moge smaken. Maar wilt gij ons niet uwen naam noemen? Wij weten niet, hoe wij u anders moeten roepen." „Mosollam", antwoordde de vreemdeling. „Dank! Ik zal nu nog eene andere spijs gereed maliën, Mosollam!" Dit zeggende liep zij naar buiten om hout te halen. Gaddis was op een grooten vierkanten steen in liet midden van het vertrek gaan zitten, vlak tegenover den vreemdeling. Het duurde niet lang of beiden waren in een druk gc-sprek gewikkeld. Mosollam verhaalde van zijn verren tocht in schilderde in levendige kleuren de ste den, door hem bezocht, de woeste streken, welke hij doorreisde en eindelijk de groote schoone stad Babyion, vanwaar hij gekomen In treffende bewoordingen beschreef hij den glans van het koninklijk paleis, de hoogte van de pyramidale tempels, de sterkte van de muren der stad, de bedrij vigheid der bewoners, den rijkdom en de praohtlievendheid der aanzienlijken. Opmerkzaam luisterde Gaddis naar al dat nieuws en Respha vergat somwijlen vuur en baksel, zoo schoon was alles, wat de jonge ling verhaalde. Dat klonk den kinderen Beithlehems, die slechts armoede en ontbering kenden, als een sprookje uit het wonderland in de ooren. „Zoo schoon als gij wist onze vader zelfs niet te vertellen." En een ongekend verlangen sprak uit Gaddis' woorden toen hij zeide: „O, vreem deling, zoo ge ons mee wildet nemen naar dat wonderschoone land! Ik zou het wei nige, dat wij hier bezitten verkoopen en we derom heengaan naar de prachtige stad, welke vader eenmaal verliet." „Meent gij dat vader te Babyion woonde, voor hij hierheen trok?" „Wat moet het anders geweest zijn, de stad aan den breeden stroom?" Respha begon te spreken. „Wilt gij dan werkelijk ons huis cn onze lieve Bethlehem verlaten. Gaddis?" „O zuster! Wij zullen daar eerst ons geluk „Jn, als er nog verwanten van vader leef den! Maar hoe zullen wij ze in die groote stad vinden?" „Wanneer trok uw vader hierheen?" vroeg Mosollam, als bij eene plotselinge ingeving. „Wij waren nog kinderen en zeer klein, toen hij ons in dit land bracht" „Dan kan hij wel de broeder van den rijken koopman Abinoem te Babyion ge weest zijn!" „O Respha, indien dit zoo ware, als va ders broeder daar zoo rijk mocht wezen! Wat een gelukkige toekomst zou ons dan wachten! En hier hadden wij in Mosollam een leidsman, zooals wij later wellicht nie mand zouden vinden. Respha, zullen wij niet mee den tocht ondernemen?" Het meisje stond daar als een schaap, dat men van twee verschillende zijden een stuk brood toesteekt; zij was besluiteloos en twijfelde. Zij beminde het arme, kleine stadje, en de hut, de erfenis, welke vader hen achterliet En van den anderen kant lokte haar de pracht en rijkdom van Baby- Ion aan. Het was wel moeilijk een keuze te doen. Het eenvoudige kind wist niet, wat zij zeg gen moest en begon hevig te snikken. „Laat Respha hier in deze stille plaats. De Heere in den Hemel alleen weet, of zij daar in de heidcnsche stad zoo tevreden zou zijn," zeide Mosollam. „Morgen zult gij kalmer denken, zuster! Beslis morgen!" sprak Gaddis. Twee dagen later verliet werkelijk een kleine karavaan, drie personen tellende, het stille Bethlehem; Mosollam ernstig, Gaddis vol blijde hoop, Respha bitter schreiende. Men sloeg den weg in naar Jerusalem, oni van daar uit heen te trekken naar Babylon, naar do stad der tempels cn paleizen! HOOFDSTUK III Op reis Het was een eindelooze vlakte, het stroom gebied van den Euphraat, die, op het Tau- rosgebergte ontspringende, kronkelend door de vlakte stroomt en in de Perzische Golf uitmondt. De streek is erg verwaarloosd, schrikkelijk eentonig; maar ten tijde van Nebukadnezar en diens opvolgers geleek zij wol op een uit- gestrekten lusthof. Óveral weelderig bloeien de planten cn boomgewas, dat door middel van kunstig aangelegde waterwerken be sproeid werd. Eene 200- 300-voudige vrucht bij korensoorten was geen zeldzaamheid en Herodotus vermeldt, dat hij tarwe- en gerste bladeren gezien had, die vier vingers breed waren. Het klimaat was ook verschillend met het tegenwoordige. Terwijl er in onze dagen eene gloeiende, alles verschroeiende zomerhitte heerscht, afgewisseld door ontzet tende winterstormen en felle koude, werd toentertijde door de overvloedige besproeiing en de weelderige plantengroei het uitdrogen van den bodem voorkomen en de winter koude gematigd. Door deze streken reden drie personen: een jonge man op een kameel voorop, dan een meisje en aan hare zijde een tweede jongeling, de beide laatsten gezeten op een ezel. Het waren Mosollam, Respha en Gaddis De kameel was een brug genaderd, welke geslagen was over een der vele kanalen. Van die kanalen had men enkele zoo breed geg aven, dat zij voor de grooLste der toen malige bekende schepen bevaarbaar waren, terwijl andere al minder en minder breed waren; ja er werden vele waterwerken aan gelegd, welke 'niet meer dan een meter breedte hadden. Mosollam trok aan den teugel en het dier bleef staan. In de verte, den kant op naar hel Zuiden, waren tusschen hooge dadelpal men de muren eener stad zichtbaar. „Dat is Sippara," sprak de ruiter en wees met de hand naar die plaats. Het gelaat van den jongen Babyloniër had op dat oogenblik een ziekelijke uitdrukking, en zijn oogen, andere zoo vurig, waren dof. waarom Gaddis, die zich over deze veran dering verwonderde, hom belangstellend vroeg: „Zïjt ge ziek, Mosollam? Verberg mij niets! Wilt ge niet even uitrusten?" „Het zal wel overgaan, hoop ik. Wij moe ten zien de stad te bereiken. Dan vertoeven we daar een paar dagen en rusten uit van de vermoeienissen der reis!" ,JDe Heere geve, dat wij gelukkig het doel van den tocht bereiken! Wat zou ik met mijn arme zuster in dit land moeten aan vangen! Wij verstaan do menschen niet eens!" „Wees niet al te bezorgd, Gaddis! De Heere zal ons bijstaan." Een uur of wat later hing Mosollam zoo vreemd in den zadel, dat Gaddis van den ezel sprong om den leidsman bij te staan. Gelukkig; want hij kwam nog juist intijds om Mosollam in zijn armen op te vangen. De zieke jongeling zou anders stellig neer gevallen zijn. Gaddis legde hem in het gras neer. „Hoe i9 bet?" vroeg hij. „Gaddis, ik voel mij .-eg ziek. Laten wc maar een poos •.vachten!" „Zoudt ge niet denken, dat het beter ware gindsche stad te hereiken?" Wij kunnen u hier niet laten liggen. En dat in de nach telijke koude! Ge kunt daar ginds stellig wel onderdak vinden." „Gaddis, ik kan niet meer! Laat mij hier liggen, goede vriend!" Met innig medelijden beschouwde Respha, die den sluier, welken tot op dat oogenblik haar gelaat bedekte, over den schouder wierp, den zieken reiziger. „Ach Gaddis. kunt ge hem niet naar de stad dragen? Of beter nog: wij leggen een draagbaar op beide ezels. Do stokken, daar bij dat gersteveld, zouden daarvoor gebruikt kunnen worden." Inderdaad, op die wijze gelukte het een eenvoudige geschikte draagbaar samen to stellen. De stokken werden met maissten- gels, deze met de bladeren dier plant bedekt en daarover heen de bovciikleeren der reizi gers gelegd. Langzaam liepen de dieren met hun niet zeer zwaren last op de stad aan. Vele wan delaars blikten nieuwsgierig naar de vreem delingen en het zonderlinge transport Maar waar een herberg te vinden Gaddis deelde den zieke mede. dat hij hier totaal onbekend was. En wijl hij de taal van het volk niet verstond, was Mosollam wel go- noodzaakt zich op te richten om den voor bijgangers te vragen. Hij riep een knaap, naderbij te komen, en vroeg hom een lier- berg te willen aanwijzen. De jongen mom pelde enkele woorden en Hop verder. De zieke scheen echter genoeg gehoord te heb ben en beduidde Gaddis door te loopen tot aan hot eind der straat, daar, waar de te genovergestelde poort was. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9