Het Communisme in de Practijk
tVan\4nclaa<
MAANDAG 8 JUNI 1931
DERDE BLAD PAG. 9
158
(Nadruk verbodenJ
Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen
TDBJ
JZE1
DE SOWJETS EN DE GROENTETUINTJES
Alweer een chapiter, waarop de voortref
felijkheid van het communistische stelsel
zal worden aangetoond. De partij heeft het
parool uitgegeven, dat bij de steden 300,000
Hectaren aan grond bewerkt moet worden
om aardappelen en groenten te kweeken. Dit
blijkt, nu te moeten geschieden met „mede
werking" der arbeiders, hetgeen wil zeggen,
dat die na hun werktijd in de fabriek, met
hun vrouwen en kinderen, in de groente
tuintjes moeten werken. Naar die rnaatstal
gemeten hebben wij een volledige commu
nistische maatschappij bij verschillende van
onze steden.
Toch is alles in de •sowjet-unie anders,
want daar moeten de partij en de andere or
ganisaties toch wat te doen hebben. Zij moe
ten zorgen, dat gereedschappen in de grocn-
telanden aanwezig zijn,, dat er zaad en mest
is, kortom, dat de menschen, die willen, er
ook kunnen werken. Hier koopt ieder dat
gene, dat hij noodig heeft, zelf, maar ginds
bestaat een „planhuishouding", waardoor
al deze aankoopen over tientallen schijven
loopen, en dingen gelijk zaad, eenvoudig
landbouwgereedschap, enz. eenvoudig niet
te koop zijn. Dat wordt georganiseerd door
vele instellingen en daar leven tallooze amb
tenaren van.
Nu reeds wordt aangekondigd, dat men
straks campagnes zal krijgen om het wie
den geregeld te doen geschieden, om den
oogst te organiseeren, om de geoogste groen
ten te bewaren en geregeld aan de coöpe
raties te verstrekken, en veel van deze be
zigheden meer. Zoodoende blijft er werk aan
den winkel voor de diverse organisaties,
die hun onmisbaarheid en nuttigheid kun
nen toonen.
RUBBER UIT OLIE.
In Leningrad werkt sinds eenigen tijd een
proeffabriek ter vervaardiging van rubber
uit olie, welke volgens de officieele berich
ten product van goede kwaliteit levert. Over
den prijs van deze kunstmatige rubber
worden geen gegevens verstrekt. Behalve
him rubbergas, dat de sowjets willen ge
bruiken om in hun behoefte aan deze grond
stof te voldoen, trachten zij dus eveneens
olie tot dat doel te gebruiken. Gelukt dit
dan zou zulks een voordeel voor de olie
producenten, maar niet voor de rubberpro
ducenten zijn.
HET VIJFJARENPLAN
Volgens de sovjet-berichten zullen de hoog
ovens van de nieuwe metallurgische fabriek
van Guznetsk, in Midden-Sibirië, met 1 Octo
ber in bedrijf worden gesteld, overeenkom
stig de plannen.
Op 1 Mei/1932 zullen vijf generatoren van
Dnjeprostroi, de electrische waterkrachtcen
trale op de slroomversnelingen yan de
Dnjepr, stroom geven.
Ook van het hoogovenwerk in den Oeral,
Magnitogorsk, wordt verzekerd, dat het op
tijd klaar zal zijn, doch een datum wordt
niet aangegeven.
Maar men wist het vroeger ook.
Men heeft in de sovjet-unie eindelijk eens
uitgevonden, dat het leven niet alleen be
staat uit spoorwegen aanleggen en hoog
ovens bouwen op groote schaal en daarover
de groote trom roeren, maar dat er ook
nog alledaagsche dingen bestaan. Zoo b.v.
woningen. Menschen kunnen niet uitslui
tend arbeiden, maar moeten ook een huis
hebben. En daarmee is het slecht gesteld.
De huizen zijn overbevolkt, vooral in de
groote steden, zij worden niet onderhouden,
waardoor deze overbevolking nog spoediger
tot verval leidt, de plaatsen rondom de hui
zien eruit als mestvaalten. Dat komt.
wordt verteld, omdat de woningblokken on
der administratief toezicht staan van de een
of andere trust, die er niet naar omkijkt en
de zaak op zijn beloop laat.
Prachtig, men is de trusts gaan verklei
nen, heeft andere organisaties in het leven
geroepen, die nu „vennootschappen van be
woners" heeten, maar of den naam veran
derde hielp natuurlijk niets. Het bleef een
janboel.
Tot men eindelijk op een reusachtig idee
kwam, het nieuwe wondergeneesmiddel in
de sovjet-unie, ohozrastsjot, hetgeen wil zeg
gen, dat niet alles uit de groote, centrale
kas wordt betaald, maar dat de betrokken
organisaties zelf voor de middelen moeten
zorgen. En nu wordt als hoogste communis
tische wijsheid verkondigd, dat de huishu
ren voldoende moeten zijn om de kosten van
exploitatie der woningen te dekken. Er zal
nu een begrooting voor het onderhoud van
elk huis of huizenblok worden vastgesteld,
en daarna worden de huren bepaald. De be
woners hebben het dan zelf in hun hand te
zorgen, dat de huren niet hooger worden.
Gaan ze roekeloos en onvoorzichtig met het
huis om, dan moeten ze dat zelf betalen.
Het is weliswaar niet bepaald nieuwe wijs
heid, die verkondigd wordt, maar als men
dit stelsel in de praktijk ging toepassen, en
niet alleen bij de woningen, zal er weer een
verschil minder zijn tusschen de sovjet-unie
en de overige wereld.
EEN SOVJET-KÖPENICRADE
Naar uit Moskou wordt gemeld hebben
dieven op de Soecharefski-markt met succes
een paniek veroorzaakt door het gerucht
rond te strooien, dat de militie een aanval
met gasbommen op de markt zou doen; tij
dens de paniek hebben zij hun slag ge
slagen.
Dit geval doet ons denken aan den Hoofd
man van Köpenick, die in het keizerlijke
Duitschland een gemeentelijke kas kon
leeghalen door in een officiersuniform op te
treden. De wereld heeft destijds geschaterd
om dat succes, dat een karikatuur was op
het Duitsche militairisme. Np wordt dit stuk
als film iji Duitschland vertoond en lacht
het Duitsche volk er zelf om
Misschien komt er ook een tijd, dat het
Russische volk vrij zal kunnen lachen om
de angst, die de sovjet-militie het volk in
boezemde. Deze Köpenickade is wel teeke
nend voor het gevoel van vrijheid en rechts
zekerheid, dat de sovjet-burger thans heefL
Volgens berichten aan de Roel, die meestal
goed ingelicht is over gebeurtenissen in de
sovjet-unie, is er in de haven van Odessa
een staking onder de bootwerkers uitgebro
ken, waarbij zich andere groepen arbeiders
hebben aangesloten. De oorzaak der staking
was het feit, dat een Turksch schip geladen
moest worden met manufacturen, schoenen
en andere leder- en textielwaren. De arbei
ders staakten als protest tegen het feit, dat
deze dingen werden uitgevoerd, terwijl er
binnenslands zulk een schreeuwend gebrek
bestaat. Dientengevolge is de stedelijke raad
der vakvereenigingen op 21 Mei ontbonden
Hetzelfde blad maakt melding van lijdelijk
verzet onder de mijnkerkers in den Oeral,
waarbij deze, op de bekende wijze, zich plot
seling stipt gaan houden aan alle admini
stratieve voorschriften, hetgeen tot gevolg
heeft, dat de productie tot de helft is ge
vallen.
Volgens de sovjet-bladen loopt ook de ko-
lenproduotie van het Dongebied weer ach
teruit, nadat ze eenige weken met veel la
waai en aansporingen was opgedreven.
HET WERK DER OEDARNIKI
Uit het Dongebied wordt aan de sovjet
bladen gemeld, dat het gespijbel onder de
arbeiders toeneemt, en in sommige gebieden
10 procent niet op het werk komt De oedar-
niki zullen de spijbelaars trachten te be
wegen de verzuimde uren later in te halen.
„Postlednie Nowosty", het te Parijs ver
schijnende blad der Russische republikein-
sche emigranten, publiceert een tweetal
brieven van Maxim Gorki, die deze onge
veer 10 jaar geleden geschreven heeft De
eerste brief, gedateerd 3 Juli 1922, was ge
richt aan Anatolc France, en luidt:
„Zeer geëerde Anatole France, De recht
spraak over de sociaal-revolutionairen
heeft het cynische karakter aangenomen
van voorbereiding tot moord van men-
shcen, die oprecht de zaak der bevrijding
van het Russische volk hebben gediend.
Dringend verzoek ik U: wendit U nog
maals tot de sovjet-regeering en wijs
haar op de ontoelaatbaarheid van die
misdaad. Misschien dat Uw zwaarwegend
woord de kostbare levens van socialisten
redt. Ik zend U den brief, die ik gericht
heb aan een der vertegenwoordigers der
sovjet-regeering. Hartelijke groeten.
M. GORKI.
De betrokken brief was gericht aan Rykof
en van den volgenden inhoud:
Aleksei Iwanowitsch! Als het proces
van de sociaal-revolutionairen eindigt
met een moord, dan is dat een moord
met voorbedachten rade, een gemeene
moord. Ik verzoek U aan Trotski en an
deren deze mijn meening mede te deelen.
Ik hoop, dat die U niet zal verwonderen,
daar ik gedurende de jaren der revolutie
duizenden malen de sovjet-regeering heb
gewezen op het zinnelooze en misdadige
van de uitroeiing van het intellect in ons
analfabetisch en onontwikkeld land. Ik
ben er ntf van overtuigd, dat als de
sociaal-revolutionairen zullen worden ge
dood, deze misdaad een moreele blokka
de tot gevolg zal hebben van de zijde van
het socialistische Europa.
M. GORKI.
De leiders der sociaal-revolutionairen, de
partij, die in de eerste jaren der revolutie
tezamen met de bolsjewiki heeft gestreden,
zijn niet ter dood veroordeeld maar tot ver
banning, hetgeen misschien nog erger is.
DE NEGATIE DER
CHRISTELIJKE PERS
(Van onzen Berlijnschen correspondent).
Uit Nederland werd mij dezer dagen een
weekblad toegezonden, dat uiterlijk een niet
erg voornamen indruk op mij maakte. Ik
las op den gelen omslag: „Z e i t u n g s Ver
lag", Fachblatt für das gesamte Zeitungs-
wesen. Kijk, dacht ik, een rnensch mag op
het uiterlijk alleen nooit afgaan, want een
orgaan, dat het geheele krantenbedrijf om
vat, kan niet zonder beteekenis zijn. Mijn
respect steeg, toen ik ontdekte, dat dit week
blad reeds 31 jaargangen kon boeken. In
een bescheiden hoekje geheel achteraan
staat aangegeven, dat de redactie van het
vakblaadje in de Matthiiikirchstrasse, in het
statige Presse-Haus zetelt. Ik zou zeggen:
wie in zoo'n voorname buurt woont, die
kan er ook wel voor zorgen, dat zijn orgaan
er een beetje meer „standesgemiiss" uitziet!
Met rood potlood aangestreept was in dit
nummer een artikel onder de rubriek „Bui-
tenlandsche Pers". Een mij persoonlijk niet
bekende dr. Karl Bomer vertelt hierin aan
de stellig talrijke lezers van den „Z e i-
tungs Verlag" een en ander over „Die
moderne Presse Hollands".
Dr. Karl Bomer noemt het een vergissing,
wanneer de Nederlandsche pers zich als de
oudste van Europa aandient Hij raakt het
thema „Gutenberg of Coster" aan en in
Duitschland lanceert men nog steeds Gu
tenberg als den uitvinder van de boekdruk
kunst. Hetgeen van Duitsch standpunt be
grijpelijk is. Volgens dr. Bömer is Duitsch
land het aangrenzende „Nederland „um
einige historische „Langen veraus", is v
hem het lieve vaderland dijs ook in
krantenbedrijf toonaangevend. Ik moet dr.
Bömer hierop ten antwoord geven, dat wij
de agressieve, meer dan hatelijke wijze,
waarop tegenwoordig de verschillende par
tijen en haar organen in alle Duitsche lan
den elkander bevechten, allerminst waar-
deeren, dat deze dus voor ons bezwaarlijk
„toonaangevend" genoemd kunnen worden.
Nadat dr. Bömer aan zijne lezers verteld
heeft, dat de „Oprechte Haarlemmer" van
1656 dateert, dat het .Algemeen Handels
blad" als politiek orgaan door het veelal
oudere Duitsche dagblad „Leipziger Zei-
tung" in de schaduw wordt gesteld, dat de
„Nieuwe Rotterdamsche Courant" als het
oudste tweemaal per dag verschijnende Hol-
landsche blad genoemd, mag worden
schrijft hij kalmeerend: „Holland behoort
ongetwijfeld op het gebied van krantenbe
drijf tot de baanbrekers der Europeesche
ontwikkeling". Om aan zijn Duitsche lezers
duidelijk te maken, hoe 'ter eigenlijk in
Nederland uitziet, geeft dr. Bömer in cijfers
een beeld van onze partij-politieke struc
tuur. Volgens hem zijn er van 78 Neder
landsche dagbladen:
31 katholiek (bij een katholieke bevolking,
welke ongeveer 1/3 van de totale bevol
king uitmaakt);
6 liberaal;
5 calvinistisch, event, christl. protestant;
2 sociaal-democratisch;
1 communistisch en
32 neutraal.
Ziende op deze cijfers noemt dr. Bömer
'teerst de katholieke organen „De Tijd" en
„De Maasbode" en vertelt, dat het eerstge
noemde een officieel karakter draagt, daar
zijn chef-redacteur door het episcopaat werd
benoemd.
Als nummer twee komt de liberale pers
aan de beurt, hierop volgen „Het Volk" en
de „Voorwaarts" en dan lees ik het vol
gende:
„De christelijk-protestantsche pers heeft in
den Haag een blad, dat door de persoonlijk
heid van zijn chef-redacteur, den gewezen
minister prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine
in politiek opzicht vaak op den voorgrond
treedt: „de Nederlander". Overigens be
perkt de protestantsche pers van Nederland
zich tot de provincie". Ik herhaal dr. Bömer:
Overigens beperkt de Protestantsche pers
van Nederland zich tot de provincie.
Op een bijeenkomst van de vertegenwoor
digers der Nederlandsche pers te Berlijn
las ik in de vergaderzaal van „Nederland
en Oranje" het artikel van dr. Bömer aan
eenige collega's voor en men schudde het
hoofd over zooveel onjuistheden. Ik gaf mijn
voornemen te kennen, dr. Bömer in
„Zeitungs-Verlag" van repliek te dienen.
Ik schreef in een korte uiteenzetting, be
stemd voor den „Zeitungs-Verlag", onder
meer: Duitschland koestert voor Nederland
een belangstelling, welke sedert den oorlog
een ietwat overdreven vorm heeft aangeno
men. Het meest zitten de correspondenten
van toonaangevende Duitsche organen ach
ter onze overzeesche bezittingen aan, worden
Java, Sumatra, Borneo en Celebes bezocht,
bestudeerd en tot in de kleinste finessen be
schreven. In de socialistische pers behandelt
men met voorliefde de onafhankelijkheids
beweging der Indonesen en de tactiek der
Nederlandsche regeering ten opzichte van
de rebellen wordt aan een breedvoerige kri
tiek onderworpen.
Mij houdende aan de door dr. Bömer
Gorki echter is thans lid der communisti
sche partij en' ziet blijkbaar geen bezwaar
meer in het uitroeien van het intellect, dat
thans op veel grooter schaal geschiedt dan
tijdens dit eerste, schuchtere proces.
saamgestelde statistiek, schreef ik verder:
wat dr. Bömer met „christelijk-protestant
sche pers bedoelt, is mij niet duidelijk. Ge
heel ten onrechte zal echter zijn statistiek
in het buitenland den indruk wekken, alsof
de katholieke en neutrale bladen in Neder
land toonaangevend zijn. Aan dr. Bömer
schijnt het niet bekend te zijn, hoe in het
aangrenzende Nederland eenmaal een ze
kere Abraham Kpyper leefde wiens machtige
anti-revolutionaire partij in de historie van
het Koninkrijk der Nederlanden sedert meer
clan 60 jaar een belangrijke plaats bekleedt.
Pas na de scheiding tusschen Abraham Kuy
per en zijn genialen tijdgenoot jonkheer A.
F. de Savornin Lohman werd de Christelijk-
Historische partij in 't leven geroepen.
Dat de Evangelische pers in ons land een
rol speelt, zooals men zich dat in Duitsch
land onder de gegeven omstandigheden
nauwelijks kan vooretellen, dat dus ook de
beteekenis van die christelijke pers naast de
liberale, katholieke en neutrale pers ge
noemd moet worden, blijkt uit den toene-
menden groei der christelijke organen. Dr.
Bömer is er vlak naast, wanneer hij beweert
dat de protestantsche pers zich, met uitzon
dering van „de Nederlander" tot de provin
cie beperkt. Naast voortreffelijk geredigeer
de provinciale dagbladen als „de Zeeuw",
„Friesch Dagblad", „N. Prov. Groninger"
enz. moeten, als men de waarheid getrouw
wil blijven, allereerst „de Rotterdammer" en
„de Standaard" genoemd worden. Het is
hier wellicht ter plaatse, onze lezers eens op
het feit te wijzen, dat „de Standaard" ten
onrechte door velen als een partijorgaan be
schouwd wordt. Door den dr. Bömer klaar-
nlijkelijk volmaakt onbekenden leider dezer
partij dr. H. Colijn, werd zulks nog korte
lings op een deputatenvergadering onder
streept.
Ik vertelde ten slotte aan dr. Bömer, dat
„de Standaard" weldra zijn 60-jarig bestaan
mag herdenken en dat 't over gansch Neder
land verspreide anti-revolutionaire orgaan
„de Rotterdammer" onder den heer Diemer
enkele jaren geleden onder groote belang
stelling reeds zijn zilveren jubileum mocht
vieren. Ik klopte echter aan doovemans-
ooren, want de redactie van den „Zeitungs-
Verlag" zond mijn uiteenzettingen weerom
met de volgende motiveering: „Wij kunnen
ons met de door u weergegeven beschouwin
gen niet vereenigen. Het artikel van dr. Bö
mer zegt alleen, dat „zahlenmassig" de ka
tholieke pers op de eerste plaats staat. Uit
deze woorden behoeft niet afgeleid te wor
den, dat zij daarom als overheerschend be
schouwd moet worden, hier wordt slechts
een statistisch overzicht geboden."
Ik laat het aan de redactie onzer bladen
over, om, eens na te gaan, of de door dr.
Bömer gebrachte statistiek met de feiten
overeenstemt Mij persoonlijk lijkt dit hoogst
onwaarschijnlijk. Aan dr. Bömer en allen,
die zijn arikel in den „Zeitungs-Verlag" ge
lezen hebben, trachtte ik duidelijk te ma
ken, dat onze christelijke pers aan omvang
en beteekenis voor de liberale noch de ka
tholieke organen onderdoet, dat zij met alle
journalistieke ondernemingen minstens
„ebenbürtig" genoemd moet worden en dat
zij dus ook van dr. Bömer en zijn lezers wat
meer de aandacht verdiende, dan haar door
zijn uiteenzettingen ten deel is gevallen!
VRIJHEID VAN LUCHTVAART
BIJ VELE STATEN NOG BEZWAREN
Een motie.
Dezer dagen vergaderde 4n het gebouw
van het Ned. Roode Kruis aan de Princesse-
gracht te 's-Gravenhage de Nederlandsche
Vereeniging voor Internationaal Recht, on
der voorzitterschap van mr. B. C. J. Loder
Het jaarverslag, dat eenigen teruggang
in ledental constateerde, werd! goedgekeurd,
evenals de rekening en verantwoording.
De voorzitter memoreerde het overlijden
van twee bestuursleden, mr. Bik en mr. Van
Leeuwen. In hun plaats werden benoemd
de heeren v. Lyndcn van Sandcnburg, vice-
president van den Raad van State, en mr.
Coert, te Rotterdam. De aftredende bestuurs
leden werden herkozen.
Vrijheid van luchtvaart.
Aan de orde was hierna de discussie over
het onderwerp: Vrijheid van luchtvaart
vaste internationale vliegdiensten, waarvoor
prof. mr. J. A. van Hamel een inleiding
heeft geschreven.
Hierin betoogt spreker, dat het stellig
op den weg van Nederland ligt mede op te
komen voor vrijheid in het luchtverkeer.
Het internationale luchtrecht maakt het
onderwerp uit van een conventie van 13
October 1919, te Parijs opgetrokken geheel
onder leiding der groote overwinnende mo
gendheden. Dooh de daarmede belaste
kundigen hebben aanstonds het besef gehad,
dat wanneer levensvatbaar werk moest
worden verricht, dit werk ruim gedacht
diende te zijn. Zoozijn de gevestigde grond
slagen aanstonds groeikrachtig gebleken.
Na een officieus tijdschriftartikel, waarin
de punten werden kenbaar gemaakt waarin
voor Duitschlands bereidwilligheid tot toe
treding voorzien worden moet, werd een
wijzigings-protokol van 15 Juni 1929 door
gezamenlijke in de Int. Luchtvaartcommis
sie vereenigde mogendheden onderteekend,
waarin de gewenschte wijzigingen werden
aangebracht. Naar aanleiding van dit proto
col zijn de vragen gerezen, die ook nog op
dit oogenblik de aandacht verlangen. Het is
door ons land nog niet geratificeerd, hetgeen
vooral samenhangt met de vraag der vrij
heid. De meening bestaat, dat het wijzigings
wat Wils.
WAAROM DE ZIGEUNER EEN PAARDENDIEF IS
Zevenburgen is het land van Hongaren,
Duitschers (Saksen genoemd) en Roemenen,
drie volkeren, die niet altijd in schoone
harmonie samenleven. Hoe door de tweede
groep over de beide andere geoordeeld
wordt, blijkt uit haar sproken en sagen.
't Meest evenwel is het Zigeunervolk het
voorwerp van spot; het volk, dat óf aan h'3t
eind van 't dorp woont, óf zijn verblijf in
tenten heeft en van oord tot oord zwerft om
houten lepels te verkoopen, ketels te flikken
en nog liever paarden te stelen.
Hoe ze tot dat laatste bedrijf zijn geko
men. zegt het verhaal „Hoe de Zigeuner een
pompoen uitbroedt en waarom hij paarden
steelt en schatrijk is".
Een zigeuner kwam eens op een jaar
markt en zag voor de eerste maal groote
pompoenen.
„Wel verbaasd!" riep hij. „wat zijn dat
nu?" De verkooper, een echte guit, zag da
delijk, met wien hij te doen had, en ant
woordde: „Veuleneieren!"
„Heb ik ooit van m'n leven! Nu begrijp ik,
domkop die ik ben, waarom de jonge veu
lens gewoonlijk zoo rood zijn. Dat komt van
de roode eieren en nergens anders van",
riep hij vol vreugde uit En vol begeeren
keek hij naar die zeldzame eieren.
Hij vroeg den man hem zoo'n ei te ver
koopen, om daardoor een paard te krijgen.
„Ja dat kun je toch niet betalen; dat is
veel te duur voor jou", was het antwoord
van den verkooper, „maar 't is wel waar; als
je een ei koopt en je broedt het uit dan
wordt je een Schatrijk man, want dat veu
len krijgt weer veulens en die ook weer, en
al die veulens verkoop je voor goed geld.
„Wat vraag je voor dat ei?" informeerdie
de begeerige Zigeuner.
„Honderd gulden, en geen kreuzer min
der. En dan geef ik het je nog, omdat jij het
bent. Maar je moogt niemand van onze han
del iets vertellen. En nu heel gauw, voor
dat iemand komt!"
„Top!" en de Zigeuner sloeg den koopman
in d'e hand ,,'t Is wel een heele som, maar
het veulen alleen zal het geld wel opbren
gen. Maar hoe moet ik het ei nu uitbroe-
„Ga maar alleen op een eenzame berg,
waar niemand je ziet Leg het ei op de spits
en ga er dan op zitten zonder je ook maar
een oogenblik te bewegen (anders is al je
moeite voor niets) tot het veulen er uit
springt".
De Zigeuner betaalde dadelijk de honderd
gulden, nam zijn zoogenaamd veulcnei in
ontvangst en verborg het, op aanraden van
den verkooper, zoo goed. dat niemand het
zag. Overgelukkig liep hij weg.
Spoedig klom hij een eenzamen berg op
en zette zich daar op de pompoen neer en
broedde.
Twee dagen lang hield hij het uit zonder
zich te verroeren, want hij had mondvoor
raad meegenomen.
Don 3en dag echter wilde hij zich even ver
wijderen, en dadelijk rolde de pompoen den
berg af, kwam in 't struikgewas terecht, cn
rits! daar sprong een opgeschrikte haas
te voorschijn en ging er vandoor!
De Zigeuner meende, dat die haas het veu
len was, dat uit zijn ei was gesprongen, en
lii^p den haas na.
„Moetsji, Moetsji!" riep hij het vluchtend
veulen na en dan floot hij. zooals men paar
den fluit en dan weer riep hij „Moetsji,
Moetsji!" Maar de haas keerde niet terug cn
was spoedig uit het oog verdwenen.
„Och, och mijn paard, mijn paard! waar
om ben je van me weggeloopen? je hebt me
honderd gulden gekost". schreeuwde hij, on
troostbaar als hij was. Maar 't was alles ver-
geefsch.
Daarom gelooft tot op den huidigen dag
d« Zigeuner, als hij ergens een paard ziet,
dat dit het veulen is, dat hij uitgebroed
heeft En kan hij het te pakken krijgen,
dan eigent hij het zich toe, springt er op en
maakt zich ermee uit de voeten.
Geen mensoh kan dus zpggen. dat hij het
heeft gestolen. Het heeft hem immers hon
derd gulden gekost, en schatrijk is de
Zigeuner nog altijd.
ontwerpeen stap zou zijn in de richting van
verdere beperking der vrijheid van het
luchtruim.
Zoo blijft de toestand een voor de vrije
ontwikkeling van de internationale lucht
vaartondernemingen zeker niet in alle op
zichten gunstige. Art. 15, -ie lid, zooals het
nu in het protocol luidt, is strijdig met de
grondgedachte van die vrije ontwikkeling,
ook aan de conventie ten grondslag gelegd.
Sp'eciaal van de zijde van andere kleine
staten is het waarschijnlijk geen wijze poli
tiek geweest, niet ook hunnerzijds éénstem
mig op de meer vrijgevige regeling te blij
ven aanstaan. Van Nederlandsche zijde
heeft men zich aan die fout niet bezondigd.
Eén ding staat wel duidelijk vast: dat d'i
overgroote meerderheid der contracteerende
staten nog in geen geval geneigd is, het zoo
volledig mogelijk vrijlaten van vreemde
luohtdiensten over hun grondgebied te aan
vaarden. Steeds blijft voorop staan, dat men
daartegenover een zeker recht van veto
wenscht te behouden. Wel werd unaniem
besloten een recommandatie aan de gewij
zigde conventie toe te voegen, waarin den
regeeringen werd aanbevolen de machti
ging tot overvliegen niet dan op redelijke
gronden te weigeren, een aanbeveling, die
niet van bindend-juridische, maar wel van
moreele beteekenis is.
Dit is althans een voordeel en de ingesla
gen richting kan tot hut gewenschte doel
leiden.
Aan de discussie mamen verschillende per
sonen deel. Bij repliek merkte prof. Van
Hamel nog op, dat het invoeren van de sou-
vereiniteit over de luchtkolom een goed uit
gangspunt kan zijn, maar dat zij tot mis
bruik kan aanleiding geven als Staten, hun
recht opeischen tot een hoogte waar zij hun
souvereiniteit onmogelijk kunnen handha-
Tenslotte werd een motie geredigeerd van
den volgenden inhoud:
De vergadering spreekt den wensch uit,
dat bij de ontwikkeling van dv? internatio
nale luchtvaartdiensten het beginsel der
vrijheid zooveel mogelijk op den voorgrond
zal worden gesteld en dat de verschillende
regeeringen de te verleenen vergunningen
slechts afhankelijk zullen maken van motie
ven, die uitsluitend op het belang van het
luchtverkeer zelf berusten en eventueele
belemmeringen tot de onvermijdelijke zul
len beperken.
Besloten werd, dat die reserve der belangen
van de nationale veiligheid in de motie zal
worden opgenomen en dat haar redactie
door het bestuur zal worden vastgesteld. Zij
werd aangenomen.
De secretaris, mr. G. van Slooten Azn.,
deelde nog mee, dat het nog niet geheel ze
ker is, dat de conferentie van de Int Law
Association, welke op 20 Juli in Londen zou
worden gehouden, zal doorgaan. Op 15 Juni
zal een vergadering gehouden worden van
den uitvoerenden raad* en deze zal daarom
trent een beslissing nemen.
Radio Nieuws.
aephkerk te den Haag. 10.3011 30 Gramofoon-
muzlek. 11.3012 Godsdienstig halfuurtje IJ
Tijdsein. 12.01—12.15 Politieberichten. 12,16—
1.45 Lunchconcert. 1.46—2 Grumofoon. 2—3
Vrouwenuurtje. 33.-30 Gramofoon 3.30—4 Vei-
zorging van den render. 44.30 Gramofoon. 4.30
—6 Dinerconcert 66.30 Onderwijsfonds voor
de Binnenscheepvaart, 6.30—6.40 Spreker. 6.40—
HIRO. 8 Zang. 8.10 Lering. S.30 Zang. S.4
Lezing. 9 Sluiting KRO. 9—11 Kerum Xovarum
herdenking. Sprekers en Muziek. Plm. 9 Nieuws
berichten. 1112 Gramofoon.
HILVERSUM (298.8 M.) AVRO. 8 Tijdsein.
8.019.50 Gramofoon. 10 TUdsein 10.0110 IS
Morgenwijding. 10.30—12 Kwartel. 12 Tijdsein.
12.012 Orkest. 2—2.30 Lezing. 2.30—2 Rustpoos
voor het verzorgen van den zender. 3I Knip
cursus. 4—5 Gramofoon, 5—5.30 Radlo-Kinder-
Koorzang 5.306.15 Orgelconcert. 6.167 Gra
mofoon. 7—7.30 Lezing. 7.03—8 Radlo-Vollts-
Unlversltelt. 8 Tijdsein. 8.01—9 Omroeporkest.
99,30 Radlo-Tooneel. 9.3010 Omroeporkest.
1010.10 Nieuwsberichten 10.1011 Omroep
orkest. 1112 Gramofoon. "12 Sluiting.
STEUN AAN WERKELOOZEN
Naar „Het Volk" verneemt, is een beslis
sing genomen in zake de aanvrage van de
vier groote gemeenten (Amsterdam, Rotter
dam, Den Haag en Utrecht) om regeerings-
steun ten behoeve van de uitkeering aan de
crisiswerkloozen. Behoudens enkele kleine
punten van geschil is er tusschen de drie
laatstgenoemde steden en de Regeering over
eenstemming verkregen, zoodat op den voet
van de circulaire van 9 Januari j.l. de bij
drage van het Rijk zal worden verstrekt
Aai Amsterdam is echter verzocht zich
te vereenigen met de voorgestelde regeling
voor de drie andere gemeenten, waarin do
bepaling betreffende het niet in rekening
brengen van de eerste vijf gulden verdien
sten van de kinderen van ondersteunden
niet voorkomt
ESPERANTO-CATALOGUS
EEN ZEER UITVOERIGE PRIJSCOURANT.
De N. V. Centrale Esperato-Boekhandel,
Bankastraat, Den Haag, zond ons een zeer
uitvoerige, geïllustreerde prijscourant, een
overzichtelijke catalogus van alle mogelijke
esperanto-lectuur, zoowel vertaalde als oor
spronkelijke werken.
Een exemplaar is op aanvrage gratis te
verkrijgen.
DE STER VAN HALALAT
(4
„Laat mijn afkomst geen verhindering
zijn, Gaddis! Zoo hoorde ik u door uwe
zuster noemen. Uit ons geslacht spruiten
tegenwoordig geen koningin van Juda. Ik
verzoek u dringend, mij als uwen gast te
willen beschouwen. Uw eenvoudig dak is
mij eene aangename herberg, als men mij
goedwillig opneemt!"
Naar 's lands zeden en gewoonten werd
den jongeling, toen hij zich op de bank,
welke langs den wand stond, neerzette,
water gereikt voor de onvermijdelijke reini
ging, waarna het meisje brood en zout
bracht en 'liet mandje met de vijgen daar
naast plaatste.
„Ziedaar, wat wij u alvast kunnen aan
bieden. De Heere geve, dat het u moge
smaken. Maar wilt gij ons niet uwen naam
noemen? Wij weten niet, hoe wij u anders
moeten roepen."
„Mosollam", antwoordde de vreemdeling.
„Dank! Ik zal nu nog eene andere spijs
gereed maliën, Mosollam!"
Dit zeggende liep zij naar buiten om hout
te halen.
Gaddis was op een grooten vierkanten
steen in liet midden van het vertrek gaan
zitten, vlak tegenover den vreemdeling.
Het duurde niet lang of beiden waren in
een druk gc-sprek gewikkeld.
Mosollam verhaalde van zijn verren tocht
in schilderde in levendige kleuren de ste
den, door hem bezocht, de woeste streken,
welke hij doorreisde en eindelijk de groote
schoone stad Babyion, vanwaar hij gekomen
In treffende bewoordingen beschreef hij
den glans van het koninklijk paleis, de
hoogte van de pyramidale tempels, de
sterkte van de muren der stad, de bedrij
vigheid der bewoners, den rijkdom en de
praohtlievendheid der aanzienlijken.
Opmerkzaam luisterde Gaddis naar al dat
nieuws en Respha vergat somwijlen vuur en
baksel, zoo schoon was alles, wat de jonge
ling verhaalde.
Dat klonk den kinderen Beithlehems, die
slechts armoede en ontbering kenden, als
een sprookje uit het wonderland in de
ooren.
„Zoo schoon als gij wist onze vader zelfs
niet te vertellen."
En een ongekend verlangen sprak uit
Gaddis' woorden toen hij zeide: „O, vreem
deling, zoo ge ons mee wildet nemen naar
dat wonderschoone land! Ik zou het wei
nige, dat wij hier bezitten verkoopen en we
derom heengaan naar de prachtige stad,
welke vader eenmaal verliet."
„Meent gij dat vader te Babyion woonde,
voor hij hierheen trok?"
„Wat moet het anders geweest zijn, de
stad aan den breeden stroom?"
Respha begon te spreken. „Wilt gij dan
werkelijk ons huis cn onze lieve Bethlehem
verlaten. Gaddis?"
„O zuster! Wij zullen daar eerst ons geluk
„Jn, als er nog verwanten van vader leef
den! Maar hoe zullen wij ze in die groote
stad vinden?"
„Wanneer trok uw vader hierheen?" vroeg
Mosollam, als bij eene plotselinge ingeving.
„Wij waren nog kinderen en zeer klein,
toen hij ons in dit land bracht"
„Dan kan hij wel de broeder van den
rijken koopman Abinoem te Babyion ge
weest zijn!"
„O Respha, indien dit zoo ware, als va
ders broeder daar zoo rijk mocht wezen!
Wat een gelukkige toekomst zou ons dan
wachten! En hier hadden wij in Mosollam
een leidsman, zooals wij later wellicht nie
mand zouden vinden. Respha, zullen wij
niet mee den tocht ondernemen?"
Het meisje stond daar als een schaap, dat
men van twee verschillende zijden een stuk
brood toesteekt; zij was besluiteloos en
twijfelde. Zij beminde het arme, kleine
stadje, en de hut, de erfenis, welke vader
hen achterliet En van den anderen kant
lokte haar de pracht en rijkdom van Baby-
Ion aan.
Het was wel moeilijk een keuze te doen.
Het eenvoudige kind wist niet, wat zij zeg
gen moest en begon hevig te snikken.
„Laat Respha hier in deze stille plaats.
De Heere in den Hemel alleen weet, of zij
daar in de heidcnsche stad zoo tevreden zou
zijn," zeide Mosollam.
„Morgen zult gij kalmer denken, zuster!
Beslis morgen!" sprak Gaddis.
Twee dagen later verliet werkelijk een
kleine karavaan, drie personen tellende, het
stille Bethlehem; Mosollam ernstig, Gaddis
vol blijde hoop, Respha bitter schreiende.
Men sloeg den weg in naar Jerusalem, oni
van daar uit heen te trekken naar Babylon,
naar do stad der tempels cn paleizen!
HOOFDSTUK III
Op reis
Het was een eindelooze vlakte, het stroom
gebied van den Euphraat, die, op het Tau-
rosgebergte ontspringende, kronkelend door
de vlakte stroomt en in de Perzische Golf
uitmondt.
De streek is erg verwaarloosd, schrikkelijk
eentonig; maar ten tijde van Nebukadnezar
en diens opvolgers geleek zij wol op een uit-
gestrekten lusthof. Óveral weelderig bloeien
de planten cn boomgewas, dat door middel
van kunstig aangelegde waterwerken be
sproeid werd. Eene 200- 300-voudige vrucht
bij korensoorten was geen zeldzaamheid en
Herodotus vermeldt, dat hij tarwe- en gerste
bladeren gezien had, die vier vingers breed
waren. Het klimaat was ook verschillend
met het tegenwoordige. Terwijl er in onze
dagen eene gloeiende, alles verschroeiende
zomerhitte heerscht, afgewisseld door ontzet
tende winterstormen en felle koude, werd
toentertijde door de overvloedige besproeiing
en de weelderige plantengroei het uitdrogen
van den bodem voorkomen en de winter
koude gematigd.
Door deze streken reden drie personen:
een jonge man op een kameel voorop, dan
een meisje en aan hare zijde een tweede
jongeling, de beide laatsten gezeten op een
ezel. Het waren Mosollam, Respha en Gaddis
De kameel was een brug genaderd, welke
geslagen was over een der vele kanalen.
Van die kanalen had men enkele zoo breed
geg aven, dat zij voor de grooLste der toen
malige bekende schepen bevaarbaar waren,
terwijl andere al minder en minder breed
waren; ja er werden vele waterwerken aan
gelegd, welke 'niet meer dan een meter
breedte hadden.
Mosollam trok aan den teugel en het dier
bleef staan. In de verte, den kant op naar
hel Zuiden, waren tusschen hooge dadelpal
men de muren eener stad zichtbaar. „Dat
is Sippara," sprak de ruiter en wees met
de hand naar die plaats.
Het gelaat van den jongen Babyloniër had
op dat oogenblik een ziekelijke uitdrukking,
en zijn oogen, andere zoo vurig, waren dof.
waarom Gaddis, die zich over deze veran
dering verwonderde, hom belangstellend
vroeg: „Zïjt ge ziek, Mosollam? Verberg mij
niets! Wilt ge niet even uitrusten?"
„Het zal wel overgaan, hoop ik. Wij moe
ten zien de stad te bereiken. Dan vertoeven
we daar een paar dagen en rusten uit van
de vermoeienissen der reis!"
,JDe Heere geve, dat wij gelukkig het doel
van den tocht bereiken! Wat zou ik met
mijn arme zuster in dit land moeten aan
vangen! Wij verstaan do menschen niet
eens!"
„Wees niet al te bezorgd, Gaddis! De
Heere zal ons bijstaan."
Een uur of wat later hing Mosollam zoo
vreemd in den zadel, dat Gaddis van den
ezel sprong om den leidsman bij te staan.
Gelukkig; want hij kwam nog juist intijds
om Mosollam in zijn armen op te vangen.
De zieke jongeling zou anders stellig neer
gevallen zijn.
Gaddis legde hem in het gras neer.
„Hoe i9 bet?" vroeg hij.
„Gaddis, ik voel mij .-eg ziek. Laten wc
maar een poos •.vachten!"
„Zoudt ge niet denken, dat het beter ware
gindsche stad te hereiken?" Wij kunnen
u hier niet laten liggen. En dat in de nach
telijke koude! Ge kunt daar ginds stellig
wel onderdak vinden."
„Gaddis, ik kan niet meer! Laat mij hier
liggen, goede vriend!"
Met innig medelijden beschouwde Respha,
die den sluier, welken tot op dat oogenblik
haar gelaat bedekte, over den schouder
wierp, den zieken reiziger.
„Ach Gaddis. kunt ge hem niet naar de
stad dragen? Of beter nog: wij leggen een
draagbaar op beide ezels. Do stokken, daar
bij dat gersteveld, zouden daarvoor gebruikt
kunnen worden."
Inderdaad, op die wijze gelukte het een
eenvoudige geschikte draagbaar samen to
stellen. De stokken werden met maissten-
gels, deze met de bladeren dier plant bedekt
en daarover heen de bovciikleeren der reizi
gers gelegd.
Langzaam liepen de dieren met hun niet
zeer zwaren last op de stad aan. Vele wan
delaars blikten nieuwsgierig naar de vreem
delingen en het zonderlinge transport
Maar waar een herberg te vinden Gaddis
deelde den zieke mede. dat hij hier totaal
onbekend was. En wijl hij de taal van het
volk niet verstond, was Mosollam wel go-
noodzaakt zich op te richten om den voor
bijgangers te vragen. Hij riep een knaap,
naderbij te komen, en vroeg hom een lier-
berg te willen aanwijzen. De jongen mom
pelde enkele woorden en Hop verder. De
zieke scheen echter genoeg gehoord te heb
ben en beduidde Gaddis door te loopen tot
aan hot eind der straat, daar, waar de te
genovergestelde poort was.
(Wordt vervolgd.)