Het Communisme in de Practijk Vïn\(anclaa< VRIJDAG 5 JUNI 1931 DERDE BLAD PAG. 9 (Nadruk verboden) Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen KALININ OVER DE ZAAI- CAMPAGNE Een officieel juichartikel. lil de Izwestia van 29 Mei geeft Kalinin de president der sowjet-unie, een overzicht van de voorjaarszaaicampagne- Hij begint met de mededeeling, dat het pleit thans be slecht is, daar de zaaitijd practisch voorbij is, behalve in Oost-Sibenë en in het Noor den. De officieele cijfers zijn tot nu toe slechts beschikbaar tot op 20 Mei, en door ons gepubliceerd. Bij de mededeelingen van Kalinin hebben wij derhalve nog niet de uitvoeriger gegevens ter beschikking, die het mogelijk maken den toestand geheel te overzien. Het artikel van Kalinin is in verschillende opzichten merkwaardig, in de eerste plaats om hetgeen ex-in stilzwijgend voorbij wordt gegaan. Want natuurlijk begint het met lof geschal over het succes van deze „socialisti sche zaaicampagne", om dan als cijfers te geven het feit, dat de sowchozen, de groote sowjet-landbouwbedrijven, het programma voor 100 procent hebben vervuld. Inderdaad een succes voor de sowchozen, maar zonder beteekenis voor de campagne in haar geheel Want de sowchozen beslaan een oppervlakte van een paar procenten, in vergelijKing met al het bouwland in de sowjet-unie. En hoe gtaat het met de rest, hoe met de kolchozen, de collectieve boerenbedrijven? Het is veel- beteekenend, dat Kalinin met geen woord daarover rept. Heel terloops wijst hij erop, dat de individueele sector, de over gebleven particuliere bedrijven, die nog de helft van allen grond bewerken, verre ach tergebleven zijn in de vervulling van het program. Maar over de kolchozen wordt gezwegen. De cijfers, zelfs op 20 Mei, spraken duide lijke taal- Toen was niet eens tweederden yan het plan uitgevoerd. Men kan dus met stelligheid zeggen, dat einde Mei het totale plan voor de verschillende gewassen slechts voor 7080 procent was ten uitvoer gebracht voor tanve vermoedelijk dicht bij de 80 procent Het weer werkte tegen. In het officieele juichartikel vinden we ook eenige dor oorzaken aangestipt, die het niet-vervuilen van het plan verklaren. Een laat invallend voorjaar, gebrek aan land bouwwerktuigen en aan zaaigraan, doordat de fabrieken van landbouwgereedschappen lang niet hebben geproduceerd, waarop was ge rekend, en dan de gewong „organisatorische fouten". De beteekenis van dit ten achter blijven bij de plannen is zeer groot. Want zelfs al blijft de rantsoeneering gehandhaafd na den nieuwen oogst, hetgeen met deze cijfers welhaast zeker is, dan moet de opbrengst yan het land toch allereerst worden gebruikt om het eigen volk te voeden, zij het dan volgens het beperkte rantsoen. Zelfs in het gunstigste geval zou de hoogst mogelijke ex port nauwelijks eenvijfde van den oogst hebben kunnen bedragen. Nu wordt dus allereerst de mogelijkheid yan uitvoer op groote schaal der landbouw producten, behalve dan van ruwe katoen en enkele andere van minder belang, waarvoor het program wel vervuld is, zeer beperkt, en blijft de sowj et-regeering staan voor de yraag, hoe de buitenlandsche valuta te vin den ter financiering van haar inkoopen in het buitenland. Het is nog te vroeg om zicb te wagen aan gissingen voor de toekomst slechts kan nu reeds worden vastgesteld, dat het derde jaar van het vijfjarig program, indien dit het beslissende is, zooals officieel wordt voorgesteld, begonnen is inet een sterken tegenslag voor de Moskousche machtheb bers. Men zal dan ook wel het volgende, vierde jaar, tot het beslissende en overheer- schende verklaren, gelijk men gewoon is' steeds alles, dat verricht moet worden als hoogst belangrijk en doorslaggevend voor te stellen. Kalinin waarschuwt op vaderlijken toon om nu toch vooral te zorgen, dat er behoor lijk geoogst wordt. Hij erkent, dat het oog sten en transporteeren nog veel moeilijker is dan het zaaien, en dat daarbij veel groo- tere fouten zijn gemaakt, zoodanig, dat vaak 20 procent van den oogst is verloren gegaan. Zoo wordt het buitenstaanders tenminste duidelijk, hoe toch gebrek aan levensmidde len steeds kan verergeren, terwijl de be bouwde oppervlakte ieder jaar toeneemt. Maar als men plant en niet oogst, of den oogst vermorst, ja, dan wordit er veel onbe grijpelijks duidelijk. Vooral de groote sowchozen, die zoo mooi gezaaid hebben, baren zorg. De sowjet-presi- dent wijst erop, dat daar bij den oogst dui zenden seizoen-arbeiders noodig zijn, en dat het buitengewoon moeilijk is bij /iet plotse linge werk op groote schaal, gelijk het in de sowchozen voorkomt, de zaak niet in het honderd te laten loopen. De inkoopen der sowj et-organisaties in Duitschland op grond van de onlangs ver strekte credieten tot een bedrag van 300 millioen Mark hebben tot moeilijkheden ge leid, met als gevolg wederzijdsche beschul digingen. De Russen beschuldigen de Duit- schers ervan te hooge prijzen te verlangen, hooger dan gevraagd werden voordat de cre dieten werden toegestaan; de Duitscbers zeg gen, dat de Russen de prijzen beneden alle limieten willen drukken. De Moskousche Izwestia bevat een offi cieel Tass-tele.gram met het vriendelijke op schrift: De groeiende appetit der Duitsche industrieelen; dat zijn dezelfde vrienden, die eenige maanden geleden zoo hartelijk wer den ontvangen in Moskou en na hun terug komst zich op de vleiendste wijze uitlieten over de wonderen, die zij in de sowjet-unie hadden aanschouwd. Deze vrienden worden nu op de volgend' wijze gehoond: Denken jullie soms, dat er gebrek aan metalen en machines op de we reldmarkt is, dat Duitschland een oasis is in de woestijn, waar men alleen iets kan koopen? Als jullie onze waardevolle bestel lingen niet wilt hebben zijn er anderen, die ze graag nemen. Dan gaan ze naar Polen, Tschecho-Slowakije en Engeland. Het blad laat doorschemeren, dat zulks met een deel der bestellingen reeds is geschied. Alleen... krijgt de sowjet-unie in de eerstgenoemde twee landen zeker geen credieten, zoodat het met dit dreigement niet zoo'n groote vaart zal loopen. DE JACHT NAAR HET GELD. De afdeeling van finantiën van het dis trict Leningrad heeft de credieten aan vijf landelijke districten ingetrokken, omdat deze hun taak niet hebben vervuld bij het inzamelen der „vrijwü'ige" leeningsgelden. Hun taak was 350.000 roebel te verzamelen en zij hebben slechts 50.000 bij elkaar schraapt. Nu moeten ze maar zien rond te komen zonder bijstand van de centrale kas. De arbeiders van een paar fabrioken heb- HET CARLTON-HOTEL TE LONDEN waarin Br. Brüning en Dr. Curtius tijdens hun verblijf in Engeland logeeren. ben een oproep gelanceerd om weer een nieuwe leening uit te schrijven, die nog dit jaar volteekend moet zijn, tot een bedrag van 300 millioen roebel. Bovendien zal er een eenmalige, speciale belasting geheven worden om fondsen te krijgen voor den wo ningbouw. GEEN COMMUNISTISCH CONGRES. Zelfs in het bestuur der communistische partij is verzet tegen de dictatuur van den almachtigen partijsecretaris onmogelijk: Dat heeft verleden jaar Syrtsof ondervonden, die wegens zijn oppositie in het partijbestuur is verbannen. Aarzelend en voorzichtig hebben nu eenige leden getracht aan de drukkende dictatuur een weinig te ontkomen en voor gesteld een partijconferentie te houden ter „bevestiging der partijlijn". Ook daartegen heeft Stalin zich verzet onder het voorwend sel, dat men eerst de resultaten der zaai campagne, die pas einde Mei overzien kun nen worden, diende af te wachten. Dat dit niet meer dan een vooiWendsel is kan men stellig zeggen, nu Stalin zes we ken vacantie heeft genomen. Hij gaat niet naar den Kaukasus, zooals gewoonlijk, maar blijft in zijn buiten bij Moskou. Des te dui delijker en doorzichtiger is het spel, om zoo doende aan den drang naar een partijconfe rentie te ontkomen. De Moskousche sowjet heeft in haar jong ste zitting besloten de credieten van 80 mil lioen roebel voor woningbouw bijna uitslui tend te besteden aan het afmaken en nieuw bouwen van groote blokken in steen en bak steen. Voor den bouw van houten huizen zal slechts 6 millioen worden gebruikt. Een deel der nieuwe blokken zal dit jaar gereed moeten zijn. Voor een stad met meer dan 2 millioen inwoners is het bedrag van 80 mil lioen uiterst gering, temeer als men be denkt, dat de bouwkosten in de sowjet-unie buitensporig hoog. zijn. Voor verbetering der straten is 6.5 mil lioen uitgetrokken. Slechts enkele straten zullen worden geasfalteerd, het grootste deel zal de typische puntige keien blijen behouden. Bovendien is een wedstrijd geor ganiseerd tusschen verschillende hoofdstra ten, welke straat het best zal worden onder houden en het zindelijkst zal zijn. De sowjet heeft haar medewerking toegezegd in dien zin, dat voor voldoende vuilniswagens zal worden gezorgd voor het ophalen van straat- en huisvuil. DE MINISTER-BIJEENKOMST TE LONDEN Links 'de Duitsche Rijkskanselier Dr. Brüning; rechts de Duitsche minister van buitenlandsche zaken Dr. CurtiusMidden: Engelands minister-president Macdonald met zijn zoon en zijn dochter op het landgoed, Chequers. Gemengd Nieuws, In de gemeente Veldhuizen bij Utrecht is door tot nog toe oribekende oorzaak, ver moedelijk een defect aan de stuurinrichting een luxe auto uit Den Haag op weg naar Utrecht met vrij groote snelheid tegen een boom gereden. Twee der inzittenden liepen lichte kwetsuren op, terwijl de derde, af komstig uit den Haag, ernstig gewond werd en o.a. een hoofdwonde en een gebroken been opliep. De beide licht gewonden wer den met een auto naar Utrecht vervoerd om zich aldaar te laten verbinden. Het duur de vrij lang, alvorens een ambulance-auto uit Utrecht ter plaatse was om den zwaar gewonde naar de Rijksklinieken aldaar over te brengen. MAN DOODGEREDEN De 60-jarige J. G. N., wonende te Haar lem, kwam per rijwiel uit de Manpadlaan te Heemstede en stak den rijweg over. Juist passeerde met vrij groote snelheid een luxe auto waarin o.a. gezeten was Barones von Panwits. De wielrijder werd gegrepen en met zooveel kracht over den weg geslingerd dat de dood bijna onmiddellijk intrad. De fiets werd totaal vernield. De politie stelt een onderzoek in, naar de schuldvraag. De auto is in beslag genomen. KNAAPJE VERDRONKEN Het 9-jarig zoontje van den heer T. Goes te Geertruidenberg is bij het spelen in de nabijheid van de electrische centrale der P.E.N.-Mij. te water geraakt en verdronken. Een half uur daarna is het kind levenloos uit een filter van genoemde centrale te voorschijn gehaald. Het knaapje schijnt door de geweldige zuiging van den filter naar de diepte te zijn getrokken. GOEDGEVULDE KOUS Zonderlinge alleen-wonende landbouwer Dezer dagen bleef de deur van den landbou wer van Regteren in de Buitennieuwstraat te Kampen gesloten, meldt het „Hbl." Toen de politie de deur open had gebroken vond zij den boer midden in een plas bloed op den grond lig gen. Van Regteren, die al geruimen tijd alleen woonde, stond bekend als een zonderling e tengewoon schriel man. In tegenwoordigheid van familieleden ging de politie over tot ope ning van een oud brandkastje, dat half door den vloer gezakt in een hoek van het vertrek stond. Achtereenvolgens kwamen te voorschijn bundeltjes bankpapier, zakjes specie, pakjes ef fecten. Toen alles een beetje geschikt was, bleek er bijeen te zijn een bedrag van byna f 25.000 aan contanten, terwijl de aanwezige effecten geschat werden op een f 70.000. Het feit, dat er bij Van Regteren wel wat te halen was bleek echter niet onbekend te zijn by verschillende leden van het inbrekersgilde. De vorige week werden toch, naar aanleiding van een onbeduidend inbraakje te Kampen, aangehouden een Duitscher, een Oostenrijker en een Kamper voddenkoopman. De Duitscher bekende het inbraakje en toen hij toch eenmaal aan het bekennen was, vertelde hij ook, dat het in het voornemen van het drietal had gelegen Van Regteren „koud" te maken om den spaar pot die men daar wist te zitten. Op het laatst waren zij echter voor het plan teruggeschrok- Het naderhand ingestelde onderzoek wees uit, dat Van Regteren een natuurlijken dood was gestorven. WAARSCHUWING. In het Algemeen Politieblad waarschuwt de Commissaris van Politie te Kerkrade dringend voor den persoon van Mathias Haumgarten, ongeveer 50 jaar, reiziger, wonende te Duis burg. Hij colporteerde aldaar met een boek ge titeld: „Der weg zur gesundheit", bij welke ge legenheid hij voorgaf zieken te kunnen gene zen en recepten voorschreef. E I c h wal Wils. EEN HOLLANDER IN PARIJS Een Hollander, die Parijs bezoekt, is geen J zeldzaamheid, tenzij 't een zeldzame Hollan- j der zij onder zeldzame omstandigheden. Nu dat R. J. Schimmelpenninck, de bekende Raadpensionaris, niet de eerste de beste was en onder niet alledaagsche omstandigheden soms te Parijs vertoefde, ontmoet wel geen tegenspraak. Toen 12 Juni 1798 de Moderaten in ons land aan 't roer geraakten, zonden zij S. naar Parijs ter verdediging van dien be- stuursomzwaai bij 't „Directoire". Bij zijn aankomst in de stad werd hij be groet met bloemen en kussen door de dames de la Halle furieuze revolutiedeernen een „ceremonieel", dat er nu eenmaal bij hoorde. Drie maanden duurde het eer hij z'n zen ding als volbracht kon beschouwen. October van genoemd jaar, bevond hij zich weer in den Revolutiehaard en had een eigenaardige ontmoeting met den Turkschen •gezant. Deze zat deerlijk in de war om Na poleons landing in Egypte, die hem nl. den ambassadeur thuisgekomen, wel eens 't hoofd kon kosten. Eens toen S. hem bezocht en niet dade lijk werd toegelaten vertelde hem de secre taris een oolijke Griek met een kwasi ernstig gezicht, dat zijn heer aan een hoogst gewichtig werk doend was, n.l. 't raadple gen van ,,'t Rad van Avontuur", een soort „Planeet". Niet zoo heel vreeand. Tegenwoor dig afgodeert men wel met poppevodjes en roestige hoefijzers. „De Mascotte hangt ver keerd", onderrichtte laatst een dame haar chauffeur, toen de auto wat gevaarlijk helde Rutger Jan was lang geen doetje en durfde, als 't pas gaf beleefd, maar flink van zich afspreken. Op een maaltijd, waar hij mede aanzat, nog altijd in Parijs, circuleerde het bericht van Prins Frederik van Oranje's plotseling overlijden, waardoor R.'s land- en tafelgenoot Janssens zichtbaar ontroerde. Dit verwekte een ontevreden gemompel onder de gasten, die den „prinsenvriend" al lesbehalve broederlijk aankeken. Niet zoodra meukt S. het of hij breekt een gesprek af en zegt met een stem als een klok: „Ik zie m'n beste Janssens, dat deze tijding u aan doet. Ik deel volkomen uw gevoelens. Menee- ren! De heer J. heeft vroeger met veel roem onder den prins gediend en deze was hem immer een goedwillig chef. De gevoeligheid, die onze medegast betoont is een edel krijgs man waardig en hij houde zich overtuigd, dat wij allen die zéér hoogschatten." Plots keerde de stemming en Janssens werd de gevierde man. Ja, ja, Rutger wist met zijn Fransohjes om te gaan. Over tafel ik kan niet helpen, dat 't alweer aan een diner was riep hem een generaal toe: „Zeg. meneer S., erkent gij niet, dat de Fransche zecvisch beter is dan de Holland- sche?" „Generaal," kaatste S. terug, „moeilijk zou ik kunnen erkennen, dat ie beter is, maar heel graag, dat ie meer geur heeft' Maar ook in ernstiger zaken dan smul partijen wist S. zijn man te staan. En zelfs tegenover Napoleon, die hem hoogschatte, heeft hij nooit gejabroerd. Toen de eerste Consul eens aandrong op stipte inachtneming onzerzijds van een mili tair tractaat, waarvan de naleving boven vermogen ging, wat S. hem duidelijk voelbaar maakte, mopperde N., „dan hadt gij zoo'n tractaat niet moeten sluiten." „Gij weet zeer wel. Consul," opponeerde S. toen met waardigheid, dat beide partijen niet in gelijke omstandigheden verkeerden." a.w. gij hebt er ons toe gedwongen. En hij voegde er nog duidelijker bij: „Wij hadden geen Holl&ndsch leger op uw grondgebied: zooiets geeft veel gewicht aan de argumen ten van een onderhandelaar." Eenigen tijd na Moscou, op 't Lever van 16 Nov. 1813, onderhield de keizer zich eerst zeer vriendelijk met hem, maar voegde hem daarna toe met die forsche stem, die hij volleerd tooneelspeler aanwendde, al* hij indruk maken wou: „Laat Holland op passen, want ik geef het liever aan den Oceaan terug, dan dat ik 't afstaan zou." Maar S. liet zich niet intimideeren, en antwoordde met gelijk kracht-geluid: „Sire. ik heb hoop, dat een dergelijke gebeurtenis nimmer tot de geschiedenis uwer regeering zal behooren." De keizer, door dit antwoord getroffen, mompelde: „Wat wilt ge, wat wilt ge?" „Ik wil zeggen, Sire." vervolgde S. dat het smartelijk zou zijn, een met zooveel zwoe- gens aan den Oceaan ontwoekerd land ta zien verdrinken." „Zwijg tocih, S." riep een der aanwezigen. „Neen, mijnheer," wees hij af, „ik moet spreken, het. is een heilige schuld, die ik mijn vaderland betaal." Zulke trekken nemen voor iemand in. S. was op z ij n wijze een goed vaderlander. Was hij ook een Christen? Van 't Calvi nisme moest hij, naar den geest van dien tijd, niet veel hebben, maar 't atheïsme ver foeide hij en in „de waarheden en troost gronden van 't Evangelie", ik volg hier zijn geschiedschrijver, geloofde hij. Hij was een hoogstaand karakter, volgens Napoleon te goed voor zijn tijd. Hij 6tierf 25 Maart 1825. föij ïfcdAfa la »UDCHN<,FABRs*7-PQL*K* CQONINCEH DOODGEVALLEN Gistermorgen is de 29-jarige L., die in de buurtschap Boekeloo op een dak werk zaam was, van het dak gevallen. Hij was onmiddellijk dood. DE DOODELIJKE DRAAD De monteur bij het Gemeentelijk Electrici- teitsbedrijf L. H. Muylerman, te Almelo, kwam gistermorgen hij zijn werkzaamheden in een transformatorhuis in aanraking met een leiding, waarop een stroom stond van 10.000 volt. In zorgwekkenden toeshuid is hij naar het Alg. Ziekenhuis vervoerd. M. is ge huwd en vader van twee kinderen. FLESSCHENTREKKERIJ Te Amsterdam is aangifte gedaan, dat iemand, wien radio-artikelen tot een bedrag van ruim 2-MJ0 zijn geleverd, zich ver- Radio Nieuws. HUIZEN (1875 M.) KRO. 8—9.15 Morffen- coDoert. 10—11.30 Gramofoon. 11.30—12 Gods dienstig Halfuurtje. 1212,15 Politieberichte! 12.15—1,45 Lunchconc« 1,45—1,50 Berichten Ned. Postdulvenbond 1.502 Gre foon. 22.15 Verzorging van den zender. 2.15— 2.30 Gramofoon. 2.303 Vragentialfuurtje voor jeugdige personen. S3,46 Kinderuurtje. 4.15 4.30 Technisch kwartiertje. 4 305 Zwemcursus 56 Gramofoon. 66.15 Nieuwsberichten in het Esperanto. 6.156.35 Journalistiek Weekover zicht 6.35—7 Spreker 7—'7.30 Spreker. 7.45—8 HILVERSUM (298.8 M.) VARA. 8 Gramofoon. VPRO. 10 Morgenwijding. VARA. 10.16 Uitzen ding voor de Arbeiders in de Continubedrijven. 12 Middagconcert 1.46 Onderbreking voor ver zorging van den zender. 2 Instituut voor Ar beidersontwikkeling. 2.15 Ons huls een tehuis. 2.40 Gramofoon. 3 Gramofoon. 4 Causerie. 4.15 Gramofoon. 4.30 SDAP-kwartiertJe. 4 45 Espe- ranto-Cursus XI. 5.05 Radlo-Volksunlversltelt. 5.35 Vooravondconcert 6.35 Literair Halfuurtje T.15 Hoorspel. 7,50 VARA-Varia. T 11.15—12 Gramofoon. DE RADIO-UITZENDINGEN IN INDIE Het A.I.D. „De Preangerbode" meldt, dat het verzoek van de Bataviasche Radiover. en den Ned. Indischen Radiohond tot het openen van de mogelijkheid van een onbe perkte voortzetting van de vereenigings- uitzendingen na het verleenen van de con cessie aan de N.I.R.O.M. is ingewilligde DE MIDDENSTANDSCREDIETBANK TE AMSTERDAM. Men meldt ons uit Alblasserdam: Al meer begint het te gelijken op een cata strophe bij de Middenstandsbank. Met nog geen enkele zekerheid is te zeggen hoe groot het debacle zal zijn. Er zyn velen de dupe en nu gaat pas blijken, wat een groot onbeperkt vertrouwen de directeur genoot, maar ook hoe dat ontzaglijk is geschaad. Kleine zakenmen- schen, spaarders, ambachtslieden en wat niet meer zitten met hun handen in 't haar. In Al blasserdam en in den omtrek zyn velen gedu- FEU1LLETON DESTERVANHALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap 2 I „O dat zal mij niet afschrikken! Spijs en I drank behoeft gij mij niet te verschaffen: want dat alios heb ik bij mij. Het is er mij J alleen om te doen, dat ik onder menschen woon. Ik zou overal tusschen de puinen een legerplaats kunnen vinden; maar ik moet u eerlijk bekennen, dat de verwoes ting, welke ik aanschouwde, mij deed hui- yeren. Het was. of ik overal het geroep der booze geesten vernam, die over de stad I des Heeren macht ontvingen om haar tc vernietigen." „Maar wat voerde u dan naar dit oord der droefheid en ellende?" „Ik verlangde vurig de heilige stad des Heeren, de koningsstad mijner voorouders, i te zien. Ik wenschte de plaats te zien, van 1 welke dc ouden zoovele roemvolle zaken wisten te vertellen. Ons geslacht hearscMe genmaal over Jerusalem." „Zijt gij dan uit het geslacht van onzen I grooten koning David? Waarom hebt ge dit dadelijk niet gezegd? Voor Davids spruit is mijne armoede geen herberg." „Weiger niet, man! Ik ga met u. Loop I taiaar vooruit!" Men kon het den man aanzien, dat hij I niet gaarne aan dit bevel gehoorzaamde. „Indien gij hij uw besluit blijft, o, zoon Davids* dan, het zij zoo! Ilannah, kom mee en neem het dier bij den teugel!" riep hij tot. zijn vrouw. Zij kwamen in een ruime hall, van waar verscheidene deuren naar alle richtingen voerden. De man liep naar een deur, waar het iets lichter scheen. Het was een groot vertrek, dat zij binnentraden en het licht kwam van een haard, waarop stellig het avondmaal moest gekookt worden. De in richting van het vertrek bevatte slechts het allernoodigste. Zonder te aarzelen, liep de vreemdeling naar een grooten steen, mid den in de ruimte en ging zitten. Hij was vermoeid en verlangde uit te rusten. Spoedig kwam de vrouw, die het lastdier onder dak gebracht had, en lei aan de voe ten van (Jen reiziger de zakken neer, welke zij van den kameel afgenomen had. Haai man beval haar terstond den vreemdeling water te brengen, opdat hij handen en voe ten zou kunnen reinigen. De jongeling opende een der zakken en nam er enkele vruchten uit, zoowel voor den waard als voor zich zelf. Eindelijk had de vrouw een vat met water gebracht en reikt het den jongen man over. Hij wiesch de handen en droogde ze af. Daama knielde de vrouw neer, waschte hem de voeten en droogde ze eveneens af. Vervolgens haalde zij het maismeel, dat zij bereids uit de korrels fijngestooten had en maakte aanstalten koeken te bakken, de spijs der armen, die het duurdere tarwe meel niet konden betalen. Tijdens deze werkzaamheden wierp zij meermalen een zijdelingsehen blik op den gast, die met haar man in een levendig gesprek gewikkeld scheen. „Er zijn nog vele huisgezinnen in de stad", sprak deze, „maar gij zult overal ar moede aantreffen. De ellende is hier onze onafwijsbare gezel en loert uit alle deuren en ramen van het ongelukkige Jerusalem." „Wilt gij mij morgen naar de plek voeren, waar eenmaal de Tempel des Heeren, den God onzes volks, stond en naar den Ko ningsburg onzer voorvaderen op den Sion?" „Gij zult daar slechts puinhoopen vinden en brokken muur, die zwart van de rook „Ik had niets anders verwacht", zeide de jongeling treurig en het flikkerende schijn sel van liet haardvuur gleed langs een diep ernstig gelaat „Laten wij ons nu echter ter ruste begeven, om morgen bij zonsop- gang die plaatsen op te zoeken! Want ik wenschte dienzelfden avond nog te Bethle hem te zijn." Op het verlangen van haar man bracht de vrouw de jongeling naar een zijvertrek, waarheen zij hem met een bundeltje bran dende spanen het pad verlichtte. Aan een der zijden van het ruime, maar verwaar loosde verblijf had zij een leger op den vloer uitgespreid, zoo goed als zij den gast hij haar armoede kon aanbieden: stroo en daarover een of twee oude dekens. Een be leefden groet en zij vertrok. Vermoeid legde de jongeling zich neer en sliep weldra in. Gelukkige droomen zweef den voor zijn geestesoogen en richtten de vervallen muren en poorten der stad weder op; prachtiger dan zij ooit geweest waren. En langs de straten wandelden geheel scharen voornaam gekleede Joden, en po' grims uit alle streken stroomden naar d offerfeesten in het Heiligdom. Eindelijk wekte hem de stem van den gastheer. Hii sloeg de oogen open en zag weder de oude vervallen muren van het huis, waar hij geslapen had. Het was morgen, maar de zon scheen nog niet. Haastig stond de jongeling op en weldra was hij bij den Jood aan de poort van het huis om zijn rondgang door de dierbare plaatsen te beginnen. Nadat beiden zwijgend een aantal straten, indien men ze zoo beliefde te noemen, door getrokken waren, kwamen zij aan den in gang van een breedere straat, waar vroeger de huizen van voorname lieden moesten opgericht zijn. De leidsman hief de hand omhoog, wees naar voren en sprak: „Daar ziet ge een gedeelte van de muren, welke eens het Heiligdom omsloten." Enkele schreden verder kwamen zij op een groot plein. Vlak voor hen stond het geweldig groote gebouw, dat eenmaal Juda's trots uitmaakte. In het midden van den langen muur, welke zich naar links en rechts uitstrekte, was een ingevallen poort. Verwaarloosd stonden zij daar, de lange fronten van de meer dan halverwege inge storte, vroeger zoo heerlijke muren des Tem pels. Hoe moest het daar binnen wel uit zien? Zij beproefden door de poort in den voor hof te komen. Het gelukte over de brokken steen de plek te hereiken. Welk een schouw spel daar binnen! Overal groeide gras, en slingerplanten en struiken waren meer dan een manshoogte opgeschoten, daar in die veertig jaren niemand eenige moeite deed, het groen te vernietigen. De beide mannen liepen, kropen of klommen langs, onder en over muurwerk «ot in het zrvddaa y«ua d»u voorhof, waar zij voor hooge muren bleven staan. Dat was de eigenlijke tempel. Zij lie pen langs de muren aldoor vooruit tot zij aan een deur kwamen. Zij liepen verder en waren thans in een der binnenste voorho ven. Ook hier dezelfde verwoesting; ook hier weelderig groeiende planten! Recht voor zich uit zagen zij een gebouw, dat in hoogte al de andere bouwwerken overtrof. Het kostte ontzaglijk veel moeite daar te komen. Maar de jongeling achte geen moeite te zwaar om het doel te bereiken. Zij stonden nu voor het voormalig Heilig dom des TempeJs. Vlak daarvoor lag een p.iiishoop. Men kon nog de treden van ee. breeden stecnen trap bemerken. Op die puinhoop moest eenmaal het brandoffer al taar gestaan hebben. De ingang tot liet Hei ligdom werd echter versperd door een omge vallen zuil, een van de twee, welke Jachin en Boas genoemd werden en vroeger rechts en links naast do poort stonden. De mannen klommen er over heen en naderden de af gebrokkelde treden. Een der twee vleugel deuren was ter aarde gestort; do andere hing nog in de hengsels. Zoo haastig moge lijk liepen de bezoekers voorbij, bang zijn de, dat die zware deur ook mocht vallen. Het inwendige gedeelte was bedekt met stukken van zoldering en dak. Het vuur had een groote verwoesting aangericht. Alle siera den waren door de vlammen verteerd of be dorven. Do zon had vrijen toegang, daar geen dak meer aanwezig was en wierp haar schijnsel overal tot op den vloer. Verder, op den achtergrond was een ruimte, waar het dak nog behouden scheen. Dat moest het Allerheiligste des Tempels geweest zijn. De reusachtige bogen, waaronder beide mannen uonrl°Al«wlAa. Radde*1* atalJia voorhangsel gedragen, vroeger het Heilige der heilige van het Heiligdom scheidende. Maar ook hier had de gruwel der verwoes ting veel verstoord. Alles in het rond was kaal, verbrand, met roet bedekt of door bijl en zwaard beschadigd. En dof weerklonken de voetstappen van Israëls kinderen door de holle, leege ruimte. Siddering en vrees bevingen den jongeling, die anders geen angst kende, bij dit akelig gedruisch. „Laat ons gaan," zeido hij tot zijn fiege- leider; „ik \\ord huiverig te midden dezer verwoesting. Ik verlang hier niets meer te zien." En met veel inspanning, gelijk zij hier ge komen waren, bereikten zij eindelijk weer den uitgang. „Wilt gij den burg uwer voorvaderen op den Sion ook zien?" vroeg do andere. „Ja, gaan wij naar den Sion. Het komt er niet op aan of wij één ol meer vervallen grootheden bewonderen en boweenon Dezen dag wil ik wijden aan Juda's verval." De zon stond reeds boven den Olijfberg, toen do arme inwoner van dc verwoeste stad met den vreemden jongen man den top van den heuvel bereikten. „Hier is de burg Davids en Salomo's. Der tig jaren geleden bracht mijn vader mij naar deze plaats, toen ik not* een knaap was en zeido tot mij: ,Van hier uit kwam alle geluk over liet volk Juda, van hier uit kwam ook het onheil der goddeloosheid over het volk. En wanneer zij eeni. al zullen terugkeeren, de koningen onzes volks, dan betreden zij, verzoend met Jeliovah, deze hallen en onze God zal weder, gelijk voorheen, Juda gena dig zijn en het verheffen boven dc volkeren.'* /Wordt vervoUuLl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9