zrLaalX^nVanclaaci IN DEN STORM DONDERDAG 4 JUNI 1931 DERDE BLAD PAG. 9 145* CONFESSIONEELE VEREEN. 'ALGEMEENE VERGADERING TE UTRECHT In het gebouw voor Kunsten en Weten schappen te Utrecht heeft gister plaats ge had de 66ste algemeene ledenvergadering der Confessioneele Vereeniging in Nederland. Na de gebruikelijke opening heeft Ds. A. B. ty Winkel van 's-Gravenhage de openings rede uitgesproken, getiteld: „Onze taak". Van deze rede gaven wij gister reeds ver slag. Na de openingsrede kwam aan de orde het jaarverslag, waaraan wij Itót volgende ontleenen: Het streven der .Confessioneele Vereeni ging heeft in den loop der jaren aan heel kvat critiek bloot gestaan, en er waren over het algemeen zeer weinigen, die de ware bedoelingen der Vereeniging begrepen. Van daar veelszins een niet begrijpen en onjuist heoordeelen. Thans komt daarin wel eenige wijziging. Want er zijn onmiskenbare teelte nen, die er op wijzen, dat de beginselen der Vereeniging doorwerken} hetgeen o.m. blijkt uit de geschiedenis der laatste jaren sedert 1927, toen door de Synode een commissie lis benoemd om een voorstel uit te werken tot reorganisatie der kerk, en wat daaruit Iverder voortgevloeid is. In het verslag wordt voorts gewezen op de groote activiteit van de Prov. Commis- lsie voor Gelderland en Overijssel. Nieuwe afdeelingen werden opgericht in Elburg en Oldebroek. Ook de Veluwe wordt langzamer hand gewonnen voor de beginselen der Vereeniging. De Prov. Cómmissie voor Zuid- Holland boekte eveneens pen nieuwe afdee- ling, en wel in Valkenburg. Het verslag van het Comité ter versprei ding van de beginselen der Confessioneele .Vereeniging deelt o.m. mede, dat het for maat van „De Gereformeerde Kerk" groote verandering ten goede onderging. Uit het verslag van het Studiefonds over 1930 bleek o.m., dat er toenemende belang- igtelling is, maar ook teleurstelling. Op 8 April 1931 was f 1115.17 verzameld. J Het volgend jaar hoopt men een bedrag van f2000 bijeen te hebben. De jaarverslagen van secretaris en pen ningmeester werden zonder eenige discus sie goedgekeurd en vastgesteld. Een drietal voorstellen van de afdeeling Delfshaven kwamen nu in bespreking. T,a.v. het voorstel: Voor elk vijftigtal leden eener afdeeling worde 10 aan de Kas van 't Hoofdbestuur (i.e. die der provinciale -.commissie) afgedragen, terwijl 't voordeelig 5 saldo aan de afdeeling blijft, werd besloten, dat het Hoofdbestuur deze kwestie nog nader in een vergadering met de provinciale Com missie zal bespreken. Het bestuur zal voorts naar bevinding handelen inzake het voor stel in het vervolg op de jaarvergadering slechts één referaat te houden. Na deze meer huishoudelijke besprekingen werd nu 'het referaat van den voorzitter over „Onze taak" in bespreking gebracht. Dr. P. J. Kromsigt, van Amsterdam h onderstreept nog eens die woorden uit het jaarverslag, waarin de voorzitter gehuldigd wordt in verband met zijn onlangs gevierd 25-jarig ambtsjubileum. Spr. schetste den voorzitter als iemand met een fijnen geest en saambindend'e kracht. Hij is de juiste man op de rechte plaats. Spr. bad hem ook ,in de toekomst Gods besten zegen toe op ijn veelzijdigen arbeid (luid applaus). Vervolgens zou spr. gaarne zien, dat na- tier pepreciseerd zal worden datgene, wat du voorzitter in zijn openingsrede heeft aange geven als program van actie, 't Is heel moei lijk en er is veel noodig om „Onze taak" helder en duidelijk voor oogen te stellen. Vaste kernen zijn daarom overal noodig. iBovenal raadt spr. aan tegen de a.s. win- tercampagne een practisch programma te ontwerpen, dat door de afdeelingen kan worden uitgevoerd. Dit programma zal zich moeten richten op d'e „Verbondstheologie" en de „verhouding van Christendom en Cultuur". Ds. C. A. Li mg beek, van Voorthuizen, merkt op, dat het streven naar innerlijke verdieping der belijdenis over de geheele linie in overeenstemming zal moeten blij ven en zijn met de beginselen, die in Gods Woord liggen verborgen. Ook kerkrechtelijk zal dat moeten gelden. Ds. B. C. Kool h aas, van Utrecht, maak te een opmerking naar aanleiding van het studiefonds. Prof. D r. Th. L. Haitjema, van Groningen, heeft eveneens met groote be- - langstelling het openingsreferaat gevolgd. I Hij meent echter op te moeten merken, dat 1 de studie om te komen tot innerlijke verdie ping der belijdenis niet oorzaak, ddérvan mag zijn, dat aan het probteem der gedes organiseerde Herv. Kerk geen aandacht meer zou worden geschonken. De roeping tot bestudeering der belijdenis blijft, doch an derszij ds moet dat alles zoowel in het ker-1 kelijk als in het nationale leven beleefd Worden. De Voorzitter zeide daarop in zijn 5 beantwoording, dat de Vereen, een reuzen- taak heeft. Daarom heeft hij dezen morgen -li V. allereerst den nadruk op het leerstellig ge deelte laten vallen, omdat dat hoofdzaak is. Daarmee wil spr. niet zeggen, dat kerkrech telijk het vraagstuk niet van zeer groote be- teekenis zou zijn. Beide moeten uohter in goede harmonie samengaan. Dan zal er con tact zijn tusschen de levende kerk en de le vende belijdenis. Ten aanzien van het prac tisch werkprogramma kan spr. nog niet zeg gen of het wel het juiste oogenblik is om daaraan nu te beginnen. Spr. heeft in zijn rede als de drie groote punten alleen willen noemen: 1. Verhoogde activiteit, 2. Innerlij ke verdieping en 3. Intensieve propaganda. De veargadteritng wordt hierna geschorst tot twee uur. De middagvergadering. In de middagvergadering werd allereerst uitslag gedaan van de gehouden bestuurs verkiezing. Herkozen werden de heeren C. Mansfeit van Den Haag; Prof. Dr. Th. L. Haitjema, van Groningen; en P. A. van Ag- gelen, van Leiden. In de vacature J. F. I Weerstra werd gekozen de heer W. Jaarsma van Leeuwarden. Vervolgens heeft Dr. H. J. Honders, Sneek, een rede uitgesproken over: „De eenheidsbeweging der kerken en onze Ned. Herv. Kerk". Van deze rede gaven wij gister reeds verslag. Op deze rede volgde een geanimeerde discussie. Ds. C. A. Lingbeek, van Voorthuizen, kan het niet eens zijn met de bewering van den referent, dat de H. S. niet duidlelijk zou zijn in het voorschrijven van den kerkvorm. Er zijn in dezen twee richtingen te onder scheiden, eenerzij ds de generatie die voort gaande splitsing voorstaat, anderszijds de genen. die door vervlakking van grenzen tot de Ware Kerk willen komen. Daartegenover stelt spr. het standpunt van Calvijn, die vol gens spr. het juiste standpunt inneemt. Prof. Dr. Th. L. Haitjema kan zich met de hoofdgedachte van het referaat wel vereenigen. Spr. is echter van meening dat Kerkvorm en organisatie argeloos zijn ge ïdentificeerd door de referent en eerste de bater. Men moet niet vergeten, dat de Bijbel geen beginselen bevat voor kerkorganisatie. Ds. v. Koot en, van Rotterdam, zegt. dat ieder geroepen is zich bij de ware Kerk te voegen. Wat is nu onder die Ware Kerk te verstaan? Ds. Pop, van Spijkenisse vraagt naar de toekomstmogelijkheden van die eenheidsbe wegingen, die niet direct van de Kerk uit gaan (N.J.V., Ohr. Stud. Org.). De Voorzitter verzoekt nadere toe lichting op de vraag, welke weg de beste is om tot de Una Sancta te komen. Spr. meent dat de referent gekozen heeft voor die rich ting, welke vanuit het historisch gegeven, dus vanuit de gegroeide kerkvorm, wil ko men tot de Heilige Algemeene Christelijke Kerk. Dr. H. J. Honders, de sprekers beant woordende. ziet de kerkvorm niet als iets menschelijks. Maar anderszijds spreekt de H. S. zich ook niet klaar en duidelijk uit. in hoeverre de kerkvorm organisatorisch ver werkelijkt moet worden. We moeten niet vergeten, dat God gebrekkige menschen ge bruikt om die kerkvorm op de zuiverste wij ze te doen uitkomen. Wij moeten nooit aan de organisatievorm groot gezag toekennen, maar er wel op letten, of in die kerkvorm klaar en duidelijk het Woord en de Sacra menten worden bediend. Wat de Ware Kerk betreft, men mag tot de bepaling hiervan niet van het instituut uitgaan. Een kerk-organisatie zal zich steeds hebben te conformeeren aan Woord en be ginselen. Voor alles moet er zijn een gemeen schappelijk bezinnen op het gemeenschap pelijk Patrimonium. Ten aanzien van de Christelijke eenheids beweging buiten de k'erk merkt spr. op, dat dit prachtig voorbereidend werk is, doch dat deze bewegingen niet moeten vergeten, dat de eenheidsbeweging der kerken boven al les gaat. In antwoord op den voorzitter merkte spr. op, dat zijn vraag niet tweeledig kan wor den bezien. Arbeiden voor de eenheidsbewe ging in de kerk kan alleen, als men daarbij niet vergeet, dat die eenheidsbeweging ook internationaal is. Eenzijdigheid' is onjui st. Het verband moet worden gezocht. Dan al leen zal de strijd naar eenheid succes kun nen hebben. Na rondvraag werd daarop de vergadering op de gebruikelijke wijze beëindigd. Schoolnieuws. HOOGER ONDERWIJS NED. HANDELSHOOGESCHOOL TE ROTTERDAM -rof. Dré J. Wisselink, benoemd tot bijzonder hoogleeraar in de toegepaste eco nomie en bedrijfsleer, inzonderheid betref fende het textielbedrijf, heeft gistermiddag in een openbare senaatsvergadering zijn ambt aanvaard met een rede over: „De ves tiging van een katoen-industrie in Ned. Indië", waarin hij eenige beschouwingen gaf VRIJE UNIVERSITEIT TE AMSTERDAM Wetenschappelijke Samenkomst Naar wij vernemen zal de Wetenschappe lijke Samenkomst van de Vrije Universiteit niet gehouden worden op den dag na de Jaar vergadering, zooa'.s aanvankelijk paald, doch op Dinsdag 30 Juni. De Jaarver gadering wordt, zcoals reeds bericht, den op Woensdag 1 Juli, in de Harmonie te Groningen. Theol. Fac. Vereeniging. Hot bestuur van de Theologische Faculteits vereeniging aan de Vrije Universiteit is voor den cursus 1931-1932 a's volgt samengesteld: J. WP Tunderman, praeses, J. A. Vink, ab-actis (adres: Keizersgracht 162, Amsterdam; va- cantie-adres: Handelskade C. 131 Vreeswijk); A. Sybrandy, fiscus. Beroepbare candidaten. De volgende candidaten aan de Vrye Uni versiteit zijn thans beroepbaar: J. li. Bakker, Brederodewieg 98, Sant poort; L. Batelaan, Markt, Bodegraven; N. J. A. v. Ex el, Oude Gracht 378, Utrecht; J. v. d. Guchte, „Vrederust", Bergen op Zoem; A. P. He in er, „Sonnehoeck'', Gor- cum; J. v. d. Horst, Beukeretr. 34 Zut- phen; J. Jonker, Werkendam; T. KI Uithuizermeeden; H. J. Knauff, Nassau- kade 78, Amsterdam-West; H. M. Matter, Archimedesweg 38, Amsterdam Oost: R. v. Ma are, Loenen a. d. Vecht; J. A. Meyer, Niezijl; H. Quak, Jan van Rietbeekstr. 21 boven, Am9lerdam-Oost; P. Robbers, Sluis straat 5, Amsterdam Zuid; J. H. Slager, Anna Paulownalaan 8, Soestdijk; F. Strik- werda, L 70a, Lollum (Fr.); P. J. Sy- b e s m a, Dedemsvaart; A. W. Wymenga, le Helmerstraat 88huis Amsterdam-West. RIJKSUNIVERSITEIT TE GRONINGEN Tot assistent bij' de Anatomie is voor den STUDENTENCORPS „F. Q. L" TE KAMPEN wetgeving in Nederland. id houden met i bekendheid der sociale vragen, ja. met Christelijke - beginselen en de Ook blijkens Israels wetgeving heeft de overhead tot taak allerlei maatregelen te ne men tot opheffing van het volksleven. Niet al leen heeft ze allerlei onrecht te bestrijden, maar ook do gevolgen van den vloek tegen te gaan. De soms gehoorde bewering, dat wij bij de sociale wetgeving onder soclaUstilschen in vloed hebben gehandeld. Is onjuist. Onze Ar beidswet b.v. kent voor verschillende groepen onderschelden regelingen. BIJ de regeling van den arbeidstijd moet gerekend worden met ethische overwegingen, wet en techniek, met heel de ontwikkeling van het moderne, lndus- trieele leven. De groote fout van liberalisme en socialisme was en is de optimistische be schouwing van den mensoh, de grinclpleele ihenlng i het feit der zonde. Het staat»- van staatsorgai ten in 1847. Spr. gaa lende wetten, welke bied zijn uitgevaardigd, zooals Van groote beteekenis is geworden de Arbeids t 1919. Niet de productie, maar de produ- 3t middelpunt C6IneIdezen tijd streeft i nationale regelingen, w; in elk land ïspeil, vergeten, dat op stelt de wetten ook na tijk van het maatschappelijk leven. Voorts wijst spr. nog uitvoerig op onze uit gebreide sociale verzekeringswetgeving, welke - - ia en tot uiting komt in Ongevallenwet, Invaliditeitswet, Ouderdoms - evallenwet. In wet, Dandiboi kwam ook de ziekt Jitvoerlng voor een groot deel ligt in hai der bedrijfsvereenigingen. Ten aanziet ekering hebben we hier vrijwillige verzekering Overheid ter aanmoedl- - _iog in den loop van den tijd allerlei sociale wetten tot stamd geltomen als de Arbeidsgeschillen wet, Ambtenarenwet, Veil'lgibeldswet. Woningwet. Wat het collectief arbeidscontract betreft, ls privaatrechterlijke regeling tot stand ge bracht. doch de publiekrechtelijke toeft nog. Ook in de toekomst blijft de groote taak van Overheid, om het reoht van de verschillcn- levenskringen te handhaven. De toekomst van het Nederlandsohe volk hangt echter niet in de eerste plaats af van wat de Overheid van de geestelijk-zedelijke kraoh- -- het volksleven werken. Daarom doet spa-, een beroep op do studenten, om In hun later ambt te getuigen van het recht, te getuigen van de waarheid, die uit God is. Na eenige discussie op dit referaat werd de vergadering, welke o.a. door den Burgemeester en eenige Hoogleeraren werd bijgewoond, op de gebruikelijke wijze gesloten. De Scnnnt. De S< uaerit Intellectum" 19311932 als volgt samengesteld. N. H. Ridderbos, Praetor; E. Jansen, Bov. nog het stelsel met subsidie va ging. Verdi DIETSCH STUDENTEN VERBOND. Tweede conferentie. Na het beschouwen van den loop en de resultaten van de eerste Delta-conferentie, onlangs te Nijmegen gehouden, heeft het hoofdbestuur besloten de reeks dezer con ferenties voort te zettep, daar de eerste Con ferentie een duidelijke rechtvaardiging van de doelstelling met name wat betreft het nemen van de geheele bevolking der Neder landen tot studie-object en de noodzaak van meer gecoördineerde bestudeering van ver schillende takken van wetenschap is ge weest. Ook hebben de verschillende voor drachten zeer vele tot nog toe onbekende gezichtspunten geopend. Terwijl de eerste Conferentie in het alge meen de grondslagen heeft doen kennen, waarop de somatologische en cultureele een heid van de bevolking der Nederlanden is gebouwd, zal de tweede Conferentie moeten toonen, hoe uit deze factoren de eenheid is voortgegroeid en welke de „eigen" aardig heid is van het Nederlandsche wezen. Deze tweede Conferentie is vastgesteld voorloopig op 15—19 December a.s. in een nog nader aan te wijzen Universiteitsstad. Het hoofdbestuur hoopt voor dien tijd de voordrachten van de eerste Conferentie in boekvorm te hebben uitgegeven. LAGER ONDERWIJS HOOFDBENOEMINGEN D en H a a g (Saenredamstraat 4), G. van 't ONDERWIJZERSBENOEMINGEN Nieuweroord (Dr.) (Herv. School, hoofd J. H. Enters), D. Lyoklama te Rouveen. Mede op tal stond J. F. Lieben te Harderwijk. Amersfoort (School Joannes van Diest- straat, hoofd H. Thys), mej. M. J. Muys te Baarn, voor tijdelijk. iJzevoorde (gem. Doetinchem)mej. W. Franoke te Apeldoorn. Zegveld, J. de Kloet te Overveen, voor tijdelijk. e, mej. E. Cuperus, onderw. te Stedum. der wijk, mej. E. van Poelgeest, aldaar. ONDERWIJZERSOPLEIDING De poging inzake de oprichting van een Christelijke Normaalschool te Uithuizermee den, uitgaande van de Gereformeerden en Her vormden is, naar de ,,N.R.Ct.'' meldt, mislukt. Het verschilpunt bestond over den aan te ne men grondslag. NATUURLIJK, DAT GAAT ZOO MAAR NIET! Te Gorinchem, zoo meldt de „NJt.Ct.", circuleert een adres om big Gedep. Staten be roep aan te teekenen tegen het Raadsbesluit, 'aarbij medewerking is toegezegd voor den bouw eener Bijzondere School in de Linge- wijk aldaar. Natuurlijk, dat gaat toch niet aan om zoo maar te helpen een Bijzondere School te stich ten! Daar moet tocb eerst al 't mogelijke ge daan worden, om dat tegen te houden! Wat zegt u daar: Pacificatie?" Dat is een vreemd woord uit overoude tijden. Wij houden ons aan „de School, waaraan de natie gehecht is' En juist zij die nu voor standers van de Bijzondere of Christelijke School zijn, moesten met die School, de Open bare School, dwepen, omdat deze, volgens Klaas de Vries, Ds. Westmgze, Prof. Heering weet-ik-wie-meer, „de meest Christelijke" „Elch wat W 115 PSYCHOLOGISCHE ACROBATIEK is! Die menschen daar in Gorkum „binne teuge r eige-zelvers'' Duser mag geen Bjjz. School in de Lingewijk komen, heeren Gedeputeerde Sta- sn! „EEN BEETJE MEEDOEN". Of 't verslag juist is, weten we niet. Maar 'n beetje vreemd is het toch wel. Te M a r 1 e (bij Nijverdal) heeft de bekende heer H. Groenewout, van Hees, gesproken voor „Volksonderwijs" 'en gewaarschuwd tegen de stichting van een tweede Christe lijke School aldaar. Zijn advies luidde vol gens het verslag: „Doe een beetje mee in. dit geval aan de leer der Christelijkheid". Zulk van te voren aangekondigdja, laten we maar zeggenboerenbedrog is wel grof. Maar enfin, de menschen van Marle weten er nu van. En een gewaarschuwd man geldt voor twetó. Dimfidaigavoand heeft Dr M. J. A. d'e Vrijer Ned. Herv. prediikant te Amsterdam, voor •de radlio een rede gehouden over het onder wijefomds voor do Scheepvaart in verban! met het 10-jarig bestaan van deze instel- "og- Hij doe/Me mee met het Onderwijsfonds kennis gemaakt te hebben door het ver gaan op de Zuiderzee van het binnenvaar tuig „De Vijf Gebroeders", waardoor hij „Zeg ons wie uw vriend is en wij zullen u zeggen wie gij zijt", en mocht toevallig deze vriend een hond of t..i poes zijn, lee: dan de volgende regelen, maar laten wij i bij voorbaat zeggen, maakt vóór alles geen verkeerde gevolgtrekkingen, want dan ware dit arlikel beier ongeiezen, ja misschien zelfs beter ongeschreven. 't Kan niet anders, lezeres, waar onze bond en onze kat twee aan elkaar tegengtr stelde dieren zijn zoowel in karakter ata in leefwijze, dat ook mensehenkiniteren die houden van zoo'n hond of poes, ook geheel verschillende geestesgesteldheden moeten vertoonen. Van uit dit standpunt bedoelen wij thans den dierenvriend eens aan een nader onderzoek te onderwerpen, aJthans wat zijn psyche betreft. Mogen wij u dan, lezeres, den hond voor stellen als een gehoorzaam individu, ge kenmerkt door een onbegrensde trouw en een zeldzame toewijding aan zijn baas. Be halve deze. een in de menschen- en dieren wereld haast ongeëvenaarde genechtheid aan zijn meerdere, wij zouden haast zeggen hier en daar met een tikje slaafsche onuer- worpeniheid. Daartegenover onze poes. Deze moet bij zooveel nobele eigenschappen wel in 't niet verzinken. Zij maakt zich dan ook absoluut niet druk om haar vierbeenigen metgezel in den huize hierin naar de kroon te stre ven. Want lezeres, zaagt gij ooit een gehoor zame poes? Gij moogt haar tien keer verbieden om op de zachte leuningen van uw mouten stoel te gaan zitten, maar den elfden keei, toen gij haar even den rug toekeerdet, deecl ze het warempel toch weer. Gelooft gij, dat de trouw die zij u demonstreert u persoon lijk geldt? Wij gelooven toch niet geheel cn ai, voor een zeer groot deel: het huis, uw gezellige kamer, in 't kort uw geheele om geving, welke haar verschaft, wat ze meent te mogen opeischen als haar normaal aan deel in onze samenleving. Een klein bewijs :oor deze persoonlijke mindere gehechtheid, inden wij gelegen in 't feit, dat als u uwe poes meeneemt in de auto, of in een wild vreemde kamer of huis, ze zich lastig laat kalmeeren door uw persoon; intussclien liever schuw heen en weer vliegt, alleen omdat ze zich eerst oriënteeren wil in de nieuwe omgeving. Uw hond daarentegen z-ai zich in zijn bangheid tegen u aandruk ken, u daarmede erkennend en herkennend als zijn persoonlijken beschermer. Dus, lezeres, in 't kort, uw hond geeft genegenheid en uw poes vraagt ze; onze hond is altruïst en onze poes egoïste. Maak j 't kussentje van uw poes nog zoo zacht als i wilt, zij verkiest echter om daar op uw bureau te gaan zitten boven op een stel harde paperassen. En als de kachel binnen lekker snort en het huis lekker warm is, staat hare majesteit Poes te brullen voor de serredeur om toch alsjeblieft den tuin in te mogen, waar de sneeuw een duim dik op de perken ligt. En waarom dit alles, lezeres? Doodeenvoudig, poes doet net wat ze zelf wil, ze is egoïste. En zonder dat nu mijn lezers boos wor den aldus de schrijver in de „Deli-Cou- rant", waaraan wij deze aardige kiaubel ontleenen mag ik toch wel even opmer ken, dat wij deze twee karaktereigenscnap- pen in wezen terugvinden bij twee groote mensem;naroepen. u-eiu&Kig maan" aat wij hier in een üamesrubnek schrijven, en dus veel heeren dit met zuilen lezen! Of juist wei 11In ïeuer geval, hoe het zij, het groote woord moet er uit, maar in 't alge meen is egoïsme een zuiver mannelijke eigenschap, en geiden de dames in t aige- iricen voor de altruïsten op dit onaer- maansche. En net feit wil nu, dat juist heeren heel veel hondenvriend zijn, terwijl de sympa thie naar poesen in 't algemeen van de dames uitgaat of naar kleine kamerhoudjes die om soms practische redenen de pues vervangen, doch in wezen natuurlijk geneei daarmede gelijk te stellen zijn, en ook in karakter sterk den poesenaard benaderen. Den man, eenerzij ds graag domineerend en uit dien hoofde bij machte en gaarne veel voor zich opeischend, en veel aari zicli ondênverpend. De hond anderzijds, daar aanwezig als trouwe slaaf, die desnoods de hand zal likken, welke hem nog geen mi nuut geleden sloeg. De mannelijke genegenheid voor den hond heeft tallooze schakeeringen. Onder andere speelt hier een groote rol het soort hond, wij bedoelen hier het ras, dat die hond ver tegenwoordigt of benadert. De gevaarlijke, boosaardige hond, de zoo- genaamd'uit liefhebberij ten halve afgerich te of gedresseerde hond: zoo een dus, die 't vertrouwen in de geheele menschheid heeft" verloren- Wat kan diens baas anders zijn, misschien ook uit hoofde van zijn be roep dan een ongemakkelijk heer, welke slaafsche onderworpenheid eischt van zijn viervoetigen metgezel en op zijn tijd ook van zijn tweebeenige mede-aardebewoners. Nog een uiterste. De kleine kamerhond, de luxe-exemplaartjes, die zoo sterk vertroe teld en zoo heerlijk verwend worden. Hier treffen we reeds den juisten overgang naai de poesennatuur, want van geven van ge negenheid of gehoorzaamheid van den kant van het dier is hier nauwelijks sprake meer en we zien dan ook, dat deze hondjes meestal hun sympathie moeten zoeken bij •s, al zullen ook heeren vaak in deze richting dikwijls vruchtbaar werkzaam zijn; maar dat zijn dan mannen, met ook nog andere zuiver uitgesproken vrouwelijke eigenschappen. Blijft over de groote middengroep van hondenliefhebbers, in hoofdzaak dus hee ren der schepping; en mochten zich onder deze categorie ook dames scharen, welke zich epecificiek tot onzen hond voelen aange troken, dan zullen dat dames zijn met ook nog andere zuiver mannelijke eigenscnap- pen, dus juist 't omgekeerde van wat w« zooeven zagen. Elk zal vóór zich deze, onze opmerkin gen, in zijn naaste omgeving volkomen aan de waarheid kunnen toetsen, al zullen meerdere uitzonderingen deze regels komen bevestigen. hartelijke sympathie voor gemelde in&teil- ling kireeg. De spreker dieed een beroep op •aillle schippers en schippersvrouwen, om achter het Onderwijsfonds te staan. Maar ook heel an6 volk, dat met visscherij en scheepvaart groot ds gewoiden, heeft be lang bij deze zaak. Vorig jaar waren van •de 11.557 sohiippeirskinderen im Nederland nog 4277 die nog nooit een schooi had len bezocht. De penningmeester van het jubileum comité is Jhr. Mr. J. Hora Feith, directeur de Incasso-Bank te Groningen, post giro 56520. EXAMENS PROMOTIES echn. Hoogeschool te Delft. Ge- noveerd tot doctor in de Technische Weten- ip na Verdediging van een proefschrift, ge ld: „Bereiding van organische zuurchloriden L.3 trichloriden, verbindingen" en van stel lingen. de heer J. W. E. Ader, scheikundig in genieur, geboren te Batavia. Rijksuniversiteit te Lelden. Ge- proi °ulose mei iorfer-Ger Enschedé: 's-Gravenhage. U n 1 i de geneeskunde dieët volgens Sauerbruch-Hermanns de heer J. B. Ebbinge geb. te op proefschrift getiteld „Fractuur C. A. Schoenaker geboren te >rderd Amsterdam ACADEMISCHE EXAMENS Ned. Hande W. J. G Nie lenschap, doct.- ïej. H. de Vrie- wordt voortgez telük gymnasium. F. C. Kleyn. K. J. i W. F. J Lam. wordt voortgezet met 1 Afgewezen 2. EXAMENS-MACHINIST v e n h a g e. Geslaagd voor diploma B i J. A. P. Langenberg. Amsterdam; G. n. Den Haag Door WJERNY XIV. „Dat zijn juillie zaken", antwoordde hij op den laatsten uitval. „Jullie wilt maar, dat de sowjet-regeering je alles gekauwd voorzet, terwijl er van werken geen sprake is. Zorg eerst dat de schoenfabrieken werken, dan komen jullie schoenen ook wel. Zoolang moet je dan maar geduld hebben, trouwens je hebt het in je eigen hand." „Zelf hebben jullie toch wel schoenen aan riep de aanvoerder van de troop weer uit, waarop Sertschenko opsprong en vroeg of hij wel begreep tegen wien hij sprak. Ik vreesde een oogenblik dat de troep ons zou aanvliegen. Zoo zou ik nooit tegen ar beiders hebben durven optreden; ik keek naar Grisha, die somber voor zich uit staar de en mijn blik ontweek. Maar op de manier ■waarop hij zijn kaken op elikaar klemde merkte iik, hoe woedend hij was. De arbei- diais raakten ons echter niet aan. Ze mop perden nog wat na en gingen daarna met hun stukken leer gelaten de vergaderzaal uit „Bureaucraat," bamstte Giiieha los, toen E weg waren. „Is dot de manier om de menschen het verschil te toonen tusschen nu en vroeger? Je bent preoies dezelfde ambtelijke beul als de Tsaristische beamb ten." „Wat een sentimontaliteiten, Wedrin. Ben jij ook zoo menschlievend geweest in het ge vecht en later bij het innen van de prodna- log? Wat wou je dan, dat ik die menschen had gezegd? Ik kan toch geen schoenen too- veren als ze er niet zijn! De weinige schoe nen die er bij rle laatste zending waren, zijn al verdeeld. Hier heb je een paar ervan" hij sloeg met zijn lange beenen op de tafel, in zijn stoel achterover leunend „nog eeni ge partij beambten en andere verantwoorde lijke leiders hebben ze gekregen. Bovendien enkele technici, die we noodig hebben en de arbeiders, die inderdaad werken, onder den grond, in het water. Een klein deel is in reserve gehouden, want niemand weet, wan neer we weer schoenen zullen ontvangen. Maar dat zoodje, dat in de fabriek rondhangt om te plunderen en uit egoisme voor de boe ren te werken, dat zijn eigen boerderij heeft ingericht, thuis ganzen en varkens liefst in de keuken onder tafel houdt, dat krijgt van mij geen schoenen. Mijn houding is in over leg met de partij geregeld en geloof me, Grisha, ik ken de arbeiders beter dan jij, op een andere manier laten ze zich heelemaal niet behandelen. Zachtheid zien ze voor angst aan en als ze van je denken dat je bang bent"een veelbeteekenend gefluit -was het eind van de zin. Sertchenko had in den grond gelijk, maar hij demonstreerde dat net zoo bruut als hij zijn nieuwe schoenen op tafel legde. Doch wanneer het er op aankwam waren wij allen geen haar beter dan hij. Wij leden honger, ongetwijfeld, maar we kregen toch bijna eiken dag een warmen maaltijd in de eet zaal, waar alleen de z.g. „verantwoordelij ken" werden toegelaten. Het was dunne soep, met om den anderen dag wat vleesch en aardappelen als tweede gerecht en verder een stuk zwart brood. Wij behoefden ons echter niet wijs te maken, dat dit echt hon gerlijden was, zooals de massa had te onder gaan. Wij waren zelfs met dit schamele rant soentje sterk bevoorrecht, evenafls we het zoo nu en dan met het ontvangen van klec- ren en schoeisel waren .Wij hadden voor ons werk automobielen en rijtuigen tot onze be schikking. een weelde, die slechts de sow- jet-ambtenaren zich konden veroorloven. Wat de arbeiders te verduren hadden, die aan hun werk dachten en zicli niet uitslui tend bezig hielden met de jacht op voedsel, gaat elke beschrijving te boven. Er waren machinisten in de mijnen, die bij hun pom pen bleven, omdat anders de mijn onder wa ter zou loopen. Daar diep onder den grond was geen voedsel op te scharrelen. Hot kwam menigmaal voor, dat zij van uitput- tilng ineenzakten en voor dood naar boven werden gebracht. Dat waren gevallen, waar voor ik mij personnlijk schuldig gevoelde, want het was onze organisatie die voor de voedselvoorziening moest zorgen. Het was al tijd hetzelfde liedje. Het geringe voedsel rantsoen was bij de bedrijfsleiding terecht gekomen bij hen, die zich daarvan op min of meer slinksdhe wijze hadden meester ge maakt, doch zij, die hun plicht deden en zwijgend afdaalden om de mijnen voor on dergang te behouden, zij werden vergeten! Daarbij kwam tegen den winter een nieu we ramp, het nijpend gebrek aan brandstof. Het was een krankzinnige tegenstelling. In de omgeving van de stad lagen drie mijnen en op eenige kilometers afstand nog vier, die volledig uitgerust waren, en toch was er geen brandstof. Wij leerden aan den lijve voelen, dat een kolenmijn minstns tien pro cent van de normale productie zelf noodig heeft ten behoeve van stroom en electrici- teit voor pompen, lift en de andere machi nes. De mijnen brachten nauwelijks genoeg op om hun eigen ketels te kunnen stoken, terwijl in ieder gnval de spoorwegen van brandstof dienden te worden voorzien. De arbeiders weigerdaa te wenken, konden in hun desolaten toestand niat .meer prestee- ren. Onze bureaux werden verwarmd, het bestuur zorgde ervoor, dat van de bovenge brachte kolen allereerst de kantoren hun deel kregen en, zoo mogelijk, de ziekenhui zen en de enkele scholen, waar nog onder wijs werd gegeven. Maar zelfs hiervoor was vaak niet genoeg, en zoo ging men ertoe over „subbotinks" te organiseeren, vrijwillig werk verrichten op Zaterdagmiddag en Zon dag, waarbij de partijleden en de niet-mijn- werkers afdaalden om kolen te hakken. 1-Iet was vanzelfsprekend een wassen neus, want wat deze grootendeels niet vakkundige men schen uit de mijn haalden was nog niet eens genoeg om de ketels gedurende die extra uren te stoken. Het bestuuc kon echter te genover de saboteerende arbeiders verklaren idat in allen gevalle de bureaux voor hun eigen brandstoffen zorgden. Voor de beambten, zoowel van de mijn als van de overige fabrieken, was dit extra werk geen peulenschil. De arbeiders weigerden pertinent kolen te delven voor deze „parasie ten", en zoo moesten ook de employé s zelf onder den grond werken om hun recht op brandstof te verwerven. Hierbij werd wèl dc kool voor het stoken der ketels in rekening gebracht, zoodat een klein gedeelte van de productie voor deze ambtenarenploeg be schikbaar kwam. Dit hadden de betrokkenen nog zelf naar huis te sleepen op de kleine handsleetjes, want ook daarvoor stelden de arbeiders zich niet beschikbaar. Zoo zag men boekhouders, klerken, teekenaars en ander personeel Zaterdags of Zondags, zwart van kolenstof, hun brandstofbuit naai de plaats van* bestemming voortduwen. Van alle zelfverloochening, die ik gedu rende die jaren zag, werd ik het diepst ge troffen door die van het spoorwegpersoneel, voorzoover dat op zijn post was gebleven. Ieder voelde, dat de spoorwegen de laatste hand vormden, die ons tezamen hield en die het mogelijk maakten het leven te rekken, zij het dan ook in de ellendige omstandig heden van toen. Als er geen treinen meer zouden loopen, beteekende dit voor ons on herroepelijk het einde. Dan zou geen enkele fabriek meer kunnen werken, dan was de toevoer zelfs van de luttele hoeveelheden le vensmiddelen en kleedingsstoffen, waardoor wij gered werden, telkens als de nood het allerhoogst was gestegen, een onmogelijk heid geworden. Ondanks de absolute noodzakelijkheid om het spoorwegverkeer in stand te houden werd het spoorwegpersoneel, als van ouds onder 't Tsarisme, het slechtst betaald van allen cn het minst van levensmiddelen en brandstoffen voorzien. De sowjet-regeering kon van tijd tot tijd een zending sturen naar één mijn of één fabriek, maar het voorzien van het millioenen spoorweg personeel was onmogelijk bij de volstrekt ontoereikende hulpmiddelen waarover men de beschikking had. Vandaar dat de spoorwegarbeiders wel het meest van allen honger en koude leden. Daarbij moesten zij buiten werken; 's win ters in den strengen vorst rangeeren, wagens aan- en loskoppelen, den weg schoonhou den van sneeuw, de wissels bedienen. On dervoed als zij waren, was dit werk in het strenge winterklimaat een ontzettende kwel ling, die velen ten grave deed dalen. Ik bracht in Januari eenige dagen te Jasinowataja door, een spoorwegknooppunt op eenige kilometers afstand van onze standplaats gelegen. Ik was ontsteld van de toestanden die daar heerschten. Toen ik bij een der ingenieurs 's avonds om half 8, na afloop van een conferentie aan huis kwam, vond ik zijn vrouw iliet de kinderen in bed, toegedekt met alles, wat zij maar aan man tels en jassen beschikbaar hadden. De ijzige koude had hen naar bed gedreven, waar zij nog het meest beschut waren. De ingenieur maakte verlegen, glimlachend hiervoor zijn verontschuldigingen' en tevens over het feit dat hij mij niets kon aanbieden. Zijn „maal tijd" moest hij nog gebruiken, en die be stond uit een klein hompje zwartgrijs brood met heet water in plaats van thee. Dat was zijn voedsel voor den heelen dag, en hoe vaak gebeurde het niet, dat zij ook ddt niet kregen. Den volgenden dag bezocht ik met hem en nog eenige anderen het locomotiefdepot Er waren n.l. eenige locomotieven stukge- vroren en onze commissie zocht naar de schuldigen. De Tscheka, het orgaan ter be strijding der contra-revolutie, had een paai chefs gevangen genomen en slechts door 'n wonder waren zij niet doodgeschoten. Grisha had in de vergadering van het sowjet-be stuur erover hooren spreken en vernomen, ben verklaard, dat hij al dat „saboteerende tuig" eigenhandig de hersens uit elkaar zou schieten. Hij dacht daarbij onwillekeurig aan Yitja's man, aan diens liefde voor loco dat de president der Tscheka daar zou heb- motieven en had heftig geprotesteerd, toen hem bleek, dat de ts<% oka de zaak in het geheel niet had onderzocht, maar eenvoudig de chefs voor het gebeurde verantwoordelijk had gesteld. Dank zij dit protest besloot men een commissie van onderzoek in te stellen waarin ook niet-tschekisten zitting namen en waarvan ik een der aangeweze nen was, speciaal ten behoeve van het vraagstuk der voedselvoorziening. „Tanja", had Grisha me op het hart ge drukt, „geen vrouwelijke zwakheid of mede lijden. Als die menschen wprkelijk schÉld aan de verwoesting van de weinige locomo tieven hebben, die nog over zijn, moeten ze de straf voor hun misdaad ondergaan. Maar als ze geen schuld hebbenNu, dat spreekt vanzelf, dat behoef ik je niet te zeggen". Het was niet noodig me iets te zeggen Wij begrepen elkaar, ook zonder woorden. Tn die dagen doorvoelden we op gelijke wijze de ellende van don toestand en beiden wa ren we vol innerlijk verzet tegen de hard heid en onrechtvaardigheid die in onze eigen kringen naar voren kwamen. Her was helaas een strijd op leven en dood. daarbij wankelen de nederlaag beteekende Oppositie in de partij beteekende vóór de directie contra-revolutie en deze onvermij delijke gevolgtrekking drong ons, ondanks alle critiek, de partij-besluiten gelaten te aanvaarden. De groote locomotievenloods wns een Rus- ische hel, geen Dante-hel van gloeiend -uur, maar een van ijs. De ruiten waren bijna alle gebroken en daarna met planken dicht getimmerd. Glas was in dien tijd niet re krijgen. De centrale verwarming was stuk gevroren, terwijl geen pijpen voor de nood zakelijke reparatie aanwezig waren. (Wordt vervolgd.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9