zrLaalX^nVanclaaci
IN DEN STORM
DONDERDAG 4 JUNI 1931
DERDE BLAD PAG. 9
145*
CONFESSIONEELE VEREEN.
'ALGEMEENE VERGADERING
TE UTRECHT
In het gebouw voor Kunsten en Weten
schappen te Utrecht heeft gister plaats ge
had de 66ste algemeene ledenvergadering
der Confessioneele Vereeniging in Nederland.
Na de gebruikelijke opening heeft Ds. A. B.
ty Winkel van 's-Gravenhage de openings
rede uitgesproken, getiteld: „Onze taak".
Van deze rede gaven wij gister reeds ver
slag. Na de openingsrede kwam aan de orde
het jaarverslag, waaraan wij Itót volgende
ontleenen:
Het streven der .Confessioneele Vereeni
ging heeft in den loop der jaren aan heel
kvat critiek bloot gestaan, en er waren over
het algemeen zeer weinigen, die de ware
bedoelingen der Vereeniging begrepen. Van
daar veelszins een niet begrijpen en onjuist
heoordeelen. Thans komt daarin wel eenige
wijziging. Want er zijn onmiskenbare teelte
nen, die er op wijzen, dat de beginselen der
Vereeniging doorwerken} hetgeen o.m. blijkt
uit de geschiedenis der laatste jaren sedert
1927, toen door de Synode een commissie
lis benoemd om een voorstel uit te werken
tot reorganisatie der kerk, en wat daaruit
Iverder voortgevloeid is.
In het verslag wordt voorts gewezen op
de groote activiteit van de Prov. Commis-
lsie voor Gelderland en Overijssel. Nieuwe
afdeelingen werden opgericht in Elburg en
Oldebroek. Ook de Veluwe wordt langzamer
hand gewonnen voor de beginselen der
Vereeniging. De Prov. Cómmissie voor Zuid-
Holland boekte eveneens pen nieuwe afdee-
ling, en wel in Valkenburg.
Het verslag van het Comité ter versprei
ding van de beginselen der Confessioneele
.Vereeniging deelt o.m. mede, dat het for
maat van „De Gereformeerde Kerk" groote
verandering ten goede onderging.
Uit het verslag van het Studiefonds over
1930 bleek o.m., dat er toenemende belang-
igtelling is, maar ook teleurstelling.
Op 8 April 1931 was f 1115.17 verzameld.
J Het volgend jaar hoopt men een bedrag van
f2000 bijeen te hebben.
De jaarverslagen van secretaris en pen
ningmeester werden zonder eenige discus
sie goedgekeurd en vastgesteld.
Een drietal voorstellen van de afdeeling
Delfshaven kwamen nu in bespreking.
T,a.v. het voorstel: Voor elk vijftigtal leden
eener afdeeling worde 10 aan de Kas van
't Hoofdbestuur (i.e. die der provinciale
-.commissie) afgedragen, terwijl 't voordeelig
5 saldo aan de afdeeling blijft, werd besloten,
dat het Hoofdbestuur deze kwestie nog nader
in een vergadering met de provinciale Com
missie zal bespreken. Het bestuur zal voorts
naar bevinding handelen inzake het voor
stel in het vervolg op de jaarvergadering
slechts één referaat te houden.
Na deze meer huishoudelijke besprekingen
werd nu 'het referaat van den voorzitter over
„Onze taak" in bespreking gebracht.
Dr. P. J. Kromsigt, van Amsterdam
h onderstreept nog eens die woorden uit het
jaarverslag, waarin de voorzitter gehuldigd
wordt in verband met zijn onlangs gevierd
25-jarig ambtsjubileum. Spr. schetste den
voorzitter als iemand met een fijnen geest
en saambindend'e kracht. Hij is de juiste
man op de rechte plaats. Spr. bad hem ook
,in de toekomst Gods besten zegen toe op
ijn veelzijdigen arbeid (luid applaus).
Vervolgens zou spr. gaarne zien, dat na-
tier pepreciseerd zal worden datgene, wat du
voorzitter in zijn openingsrede heeft aange
geven als program van actie, 't Is heel moei
lijk en er is veel noodig om „Onze taak"
helder en duidelijk voor oogen te stellen.
Vaste kernen zijn daarom overal noodig.
iBovenal raadt spr. aan tegen de a.s. win-
tercampagne een practisch programma te
ontwerpen, dat door de afdeelingen kan
worden uitgevoerd. Dit programma zal zich
moeten richten op d'e „Verbondstheologie"
en de „verhouding van Christendom en
Cultuur".
Ds. C. A. Li mg beek, van Voorthuizen,
merkt op, dat het streven naar innerlijke
verdieping der belijdenis over de geheele
linie in overeenstemming zal moeten blij
ven en zijn met de beginselen, die in Gods
Woord liggen verborgen. Ook kerkrechtelijk
zal dat moeten gelden.
Ds. B. C. Kool h aas, van Utrecht, maak
te een opmerking naar aanleiding van het
studiefonds.
Prof. D r. Th. L. Haitjema, van
Groningen, heeft eveneens met groote be-
- langstelling het openingsreferaat gevolgd.
I Hij meent echter op te moeten merken, dat
1 de studie om te komen tot innerlijke verdie
ping der belijdenis niet oorzaak, ddérvan
mag zijn, dat aan het probteem der gedes
organiseerde Herv. Kerk geen aandacht
meer zou worden geschonken. De roeping tot
bestudeering der belijdenis blijft, doch an
derszij ds moet dat alles zoowel in het ker-1
kelijk als in het nationale leven beleefd
Worden.
De Voorzitter zeide daarop in zijn
5 beantwoording, dat de Vereen, een reuzen-
taak heeft. Daarom heeft hij dezen morgen
-li
V.
allereerst den nadruk op het leerstellig ge
deelte laten vallen, omdat dat hoofdzaak is.
Daarmee wil spr. niet zeggen, dat kerkrech
telijk het vraagstuk niet van zeer groote be-
teekenis zou zijn. Beide moeten uohter in
goede harmonie samengaan. Dan zal er con
tact zijn tusschen de levende kerk en de le
vende belijdenis. Ten aanzien van het prac
tisch werkprogramma kan spr. nog niet zeg
gen of het wel het juiste oogenblik is om
daaraan nu te beginnen. Spr. heeft in zijn
rede als de drie groote punten alleen willen
noemen: 1. Verhoogde activiteit, 2. Innerlij
ke verdieping en 3. Intensieve propaganda.
De veargadteritng wordt hierna geschorst
tot twee uur.
De middagvergadering.
In de middagvergadering werd allereerst
uitslag gedaan van de gehouden bestuurs
verkiezing. Herkozen werden de heeren C.
Mansfeit van Den Haag; Prof. Dr. Th. L.
Haitjema, van Groningen; en P. A. van Ag-
gelen, van Leiden. In de vacature J. F.
I Weerstra werd gekozen de heer W. Jaarsma
van Leeuwarden.
Vervolgens heeft Dr. H. J. Honders,
Sneek, een rede uitgesproken over: „De
eenheidsbeweging der kerken en onze Ned.
Herv. Kerk". Van deze rede gaven wij gister
reeds verslag. Op deze rede volgde een
geanimeerde discussie.
Ds. C. A. Lingbeek, van Voorthuizen,
kan het niet eens zijn met de bewering van
den referent, dat de H. S. niet duidlelijk zou
zijn in het voorschrijven van den kerkvorm.
Er zijn in dezen twee richtingen te onder
scheiden, eenerzij ds de generatie die voort
gaande splitsing voorstaat, anderszijds de
genen. die door vervlakking van grenzen tot
de Ware Kerk willen komen. Daartegenover
stelt spr. het standpunt van Calvijn, die vol
gens spr. het juiste standpunt inneemt.
Prof. Dr. Th. L. Haitjema kan zich
met de hoofdgedachte van het referaat wel
vereenigen. Spr. is echter van meening dat
Kerkvorm en organisatie argeloos zijn ge
ïdentificeerd door de referent en eerste de
bater. Men moet niet vergeten, dat de Bijbel
geen beginselen bevat voor kerkorganisatie.
Ds. v. Koot en, van Rotterdam, zegt. dat
ieder geroepen is zich bij de ware Kerk te
voegen. Wat is nu onder die Ware Kerk te
verstaan?
Ds. Pop, van Spijkenisse vraagt naar de
toekomstmogelijkheden van die eenheidsbe
wegingen, die niet direct van de Kerk uit
gaan (N.J.V., Ohr. Stud. Org.).
De Voorzitter verzoekt nadere toe
lichting op de vraag, welke weg de beste is
om tot de Una Sancta te komen. Spr. meent
dat de referent gekozen heeft voor die rich
ting, welke vanuit het historisch gegeven,
dus vanuit de gegroeide kerkvorm, wil ko
men tot de Heilige Algemeene Christelijke
Kerk.
Dr. H. J. Honders, de sprekers beant
woordende. ziet de kerkvorm niet als iets
menschelijks. Maar anderszijds spreekt de
H. S. zich ook niet klaar en duidelijk uit. in
hoeverre de kerkvorm organisatorisch ver
werkelijkt moet worden. We moeten niet
vergeten, dat God gebrekkige menschen ge
bruikt om die kerkvorm op de zuiverste wij
ze te doen uitkomen. Wij moeten nooit aan
de organisatievorm groot gezag toekennen,
maar er wel op letten, of in die kerkvorm
klaar en duidelijk het Woord en de Sacra
menten worden bediend.
Wat de Ware Kerk betreft, men mag tot
de bepaling hiervan niet van het instituut
uitgaan. Een kerk-organisatie zal zich steeds
hebben te conformeeren aan Woord en be
ginselen. Voor alles moet er zijn een gemeen
schappelijk bezinnen op het gemeenschap
pelijk Patrimonium.
Ten aanzien van de Christelijke eenheids
beweging buiten de k'erk merkt spr. op, dat
dit prachtig voorbereidend werk is, doch dat
deze bewegingen niet moeten vergeten, dat
de eenheidsbeweging der kerken boven al
les gaat.
In antwoord op den voorzitter merkte spr.
op, dat zijn vraag niet tweeledig kan wor
den bezien. Arbeiden voor de eenheidsbewe
ging in de kerk kan alleen, als men daarbij
niet vergeet, dat die eenheidsbeweging ook
internationaal is. Eenzijdigheid' is onjui st.
Het verband moet worden gezocht. Dan al
leen zal de strijd naar eenheid succes kun
nen hebben.
Na rondvraag werd daarop de vergadering
op de gebruikelijke wijze beëindigd.
Schoolnieuws.
HOOGER ONDERWIJS
NED. HANDELSHOOGESCHOOL
TE ROTTERDAM
-rof. Dré J. Wisselink, benoemd tot
bijzonder hoogleeraar in de toegepaste eco
nomie en bedrijfsleer, inzonderheid betref
fende het textielbedrijf, heeft gistermiddag
in een openbare senaatsvergadering zijn
ambt aanvaard met een rede over: „De ves
tiging van een katoen-industrie in Ned.
Indië", waarin hij eenige beschouwingen gaf
VRIJE UNIVERSITEIT TE AMSTERDAM
Wetenschappelijke Samenkomst
Naar wij vernemen zal de Wetenschappe
lijke Samenkomst van de Vrije Universiteit
niet gehouden worden op den dag na de Jaar
vergadering, zooa'.s aanvankelijk
paald, doch op Dinsdag 30 Juni. De Jaarver
gadering wordt, zcoals reeds bericht,
den op Woensdag 1 Juli, in de Harmonie te
Groningen.
Theol. Fac. Vereeniging.
Hot bestuur van de Theologische Faculteits
vereeniging aan de Vrije Universiteit is voor
den cursus 1931-1932 a's volgt samengesteld:
J. WP Tunderman, praeses, J. A. Vink, ab-actis
(adres: Keizersgracht 162, Amsterdam; va-
cantie-adres: Handelskade C. 131 Vreeswijk);
A. Sybrandy, fiscus.
Beroepbare candidaten.
De volgende candidaten aan de Vrye Uni
versiteit zijn thans beroepbaar:
J. li. Bakker, Brederodewieg 98, Sant
poort; L. Batelaan, Markt, Bodegraven;
N. J. A. v. Ex el, Oude Gracht 378, Utrecht;
J. v. d. Guchte, „Vrederust", Bergen op
Zoem; A. P. He in er, „Sonnehoeck'', Gor-
cum; J. v. d. Horst, Beukeretr. 34 Zut-
phen; J. Jonker, Werkendam; T. KI
Uithuizermeeden; H. J. Knauff, Nassau-
kade 78, Amsterdam-West; H. M. Matter,
Archimedesweg 38, Amsterdam Oost: R. v.
Ma are, Loenen a. d. Vecht; J. A. Meyer,
Niezijl; H. Quak, Jan van Rietbeekstr. 21
boven, Am9lerdam-Oost; P. Robbers, Sluis
straat 5, Amsterdam Zuid; J. H. Slager,
Anna Paulownalaan 8, Soestdijk; F. Strik-
werda, L 70a, Lollum (Fr.); P. J. Sy-
b e s m a, Dedemsvaart; A. W. Wymenga,
le Helmerstraat 88huis Amsterdam-West.
RIJKSUNIVERSITEIT TE GRONINGEN
Tot assistent bij' de Anatomie is voor den
STUDENTENCORPS „F. Q. L" TE KAMPEN
wetgeving in Nederland.
id houden met i
bekendheid der sociale vragen, ja. met
Christelijke -
beginselen en de
Ook blijkens Israels wetgeving heeft de
overhead tot taak allerlei maatregelen te ne
men tot opheffing van het volksleven. Niet al
leen heeft ze allerlei onrecht te bestrijden,
maar ook do gevolgen van den vloek tegen te
gaan. De soms gehoorde bewering, dat wij bij
de sociale wetgeving onder soclaUstilschen in
vloed hebben gehandeld. Is onjuist. Onze Ar
beidswet b.v. kent voor verschillende groepen
onderschelden regelingen. BIJ de regeling van
den arbeidstijd moet gerekend worden met
ethische overwegingen, wet en techniek, met
heel de ontwikkeling van het moderne, lndus-
trieele leven. De groote fout van liberalisme
en socialisme was en is de optimistische be
schouwing van den mensoh, de grinclpleele
ihenlng i
het feit der zonde. Het staat»-
van staatsorgai
ten in 1847. Spr. gaa
lende wetten, welke
bied zijn uitgevaardigd, zooals
Van groote beteekenis is geworden de Arbeids
t 1919. Niet de productie, maar de produ-
3t middelpunt
C6IneIdezen tijd streeft i
nationale regelingen, w;
in elk land
ïspeil,
vergeten, dat
op stelt de wetten ook na
tijk van het maatschappelijk leven.
Voorts wijst spr. nog uitvoerig op onze uit
gebreide sociale verzekeringswetgeving, welke
- - ia en tot uiting komt
in Ongevallenwet, Invaliditeitswet, Ouderdoms
- evallenwet. In
wet, Dandiboi
kwam ook de ziekt
Jitvoerlng voor een groot deel ligt in hai
der bedrijfsvereenigingen. Ten aanziet
ekering hebben we hier
vrijwillige verzekering
Overheid ter aanmoedl-
- _iog in den loop van den
tijd allerlei sociale wetten tot stamd geltomen
als de Arbeidsgeschillen wet, Ambtenarenwet,
Veil'lgibeldswet. Woningwet.
Wat het collectief arbeidscontract betreft, ls
privaatrechterlijke regeling tot stand ge
bracht. doch de publiekrechtelijke toeft nog.
Ook in de toekomst blijft de groote taak van
Overheid, om het reoht van de verschillcn-
levenskringen te handhaven. De toekomst
van het Nederlandsohe volk hangt echter niet
in de eerste plaats af van wat de Overheid
van de geestelijk-zedelijke kraoh-
-- het volksleven werken. Daarom
doet spa-, een beroep op do studenten, om In
hun later ambt te getuigen van het recht, te
getuigen van de waarheid, die uit God is.
Na eenige discussie op dit referaat werd de
vergadering, welke o.a. door den Burgemeester
en eenige Hoogleeraren werd bijgewoond, op
de gebruikelijke wijze gesloten.
De Scnnnt.
De S<
uaerit Intellectum"
19311932 als volgt samengesteld.
N. H. Ridderbos, Praetor; E. Jansen, Bov.
nog het stelsel
met subsidie va
ging. Verdi
DIETSCH STUDENTEN VERBOND.
Tweede conferentie.
Na het beschouwen van den loop en de
resultaten van de eerste Delta-conferentie,
onlangs te Nijmegen gehouden, heeft het
hoofdbestuur besloten de reeks dezer con
ferenties voort te zettep, daar de eerste Con
ferentie een duidelijke rechtvaardiging van
de doelstelling met name wat betreft het
nemen van de geheele bevolking der Neder
landen tot studie-object en de noodzaak van
meer gecoördineerde bestudeering van ver
schillende takken van wetenschap is ge
weest. Ook hebben de verschillende voor
drachten zeer vele tot nog toe onbekende
gezichtspunten geopend.
Terwijl de eerste Conferentie in het alge
meen de grondslagen heeft doen kennen,
waarop de somatologische en cultureele een
heid van de bevolking der Nederlanden is
gebouwd, zal de tweede Conferentie moeten
toonen, hoe uit deze factoren de eenheid is
voortgegroeid en welke de „eigen" aardig
heid is van het Nederlandsche wezen.
Deze tweede Conferentie is vastgesteld
voorloopig op 15—19 December a.s. in een
nog nader aan te wijzen Universiteitsstad.
Het hoofdbestuur hoopt voor dien tijd de
voordrachten van de eerste Conferentie in
boekvorm te hebben uitgegeven.
LAGER ONDERWIJS
HOOFDBENOEMINGEN
D en H a a g (Saenredamstraat 4), G. van 't
ONDERWIJZERSBENOEMINGEN
Nieuweroord (Dr.) (Herv. School,
hoofd J. H. Enters), D. Lyoklama te Rouveen.
Mede op tal stond J. F. Lieben te Harderwijk.
Amersfoort (School Joannes van Diest-
straat, hoofd H. Thys), mej. M. J. Muys te
Baarn, voor tijdelijk.
iJzevoorde (gem. Doetinchem)mej. W.
Franoke te Apeldoorn.
Zegveld, J. de Kloet te Overveen, voor
tijdelijk.
e, mej. E. Cuperus, onderw. te
Stedum.
der wijk, mej. E. van Poelgeest,
aldaar.
ONDERWIJZERSOPLEIDING
De poging inzake de oprichting van een
Christelijke Normaalschool te Uithuizermee
den, uitgaande van de Gereformeerden en Her
vormden is, naar de ,,N.R.Ct.'' meldt, mislukt.
Het verschilpunt bestond over den aan te ne
men grondslag.
NATUURLIJK, DAT GAAT
ZOO MAAR NIET!
Te Gorinchem, zoo meldt de „NJt.Ct.",
circuleert een adres om big Gedep. Staten be
roep aan te teekenen tegen het Raadsbesluit,
'aarbij medewerking is toegezegd voor den
bouw eener Bijzondere School in de Linge-
wijk aldaar.
Natuurlijk, dat gaat toch niet aan om zoo
maar te helpen een Bijzondere School te stich
ten! Daar moet tocb eerst al 't mogelijke ge
daan worden, om dat tegen te houden!
Wat zegt u daar: Pacificatie?"
Dat is een vreemd woord uit overoude tijden.
Wij houden ons aan „de School, waaraan de
natie gehecht is' En juist zij die nu voor
standers van de Bijzondere of Christelijke
School zijn, moesten met die School, de Open
bare School, dwepen, omdat deze, volgens
Klaas de Vries, Ds. Westmgze, Prof. Heering
weet-ik-wie-meer, „de meest Christelijke"
„Elch wat W 115
PSYCHOLOGISCHE ACROBATIEK
is!
Die menschen daar in Gorkum „binne teuge
r eige-zelvers''
Duser mag geen Bjjz. School in de
Lingewijk komen, heeren Gedeputeerde Sta-
sn!
„EEN BEETJE MEEDOEN".
Of 't verslag juist is, weten we niet.
Maar 'n beetje vreemd is het toch wel.
Te M a r 1 e (bij Nijverdal) heeft de bekende
heer H. Groenewout, van Hees, gesproken
voor „Volksonderwijs" 'en gewaarschuwd
tegen de stichting van een tweede Christe
lijke School aldaar. Zijn advies luidde vol
gens het verslag:
„Doe een beetje mee in. dit geval aan de
leer der Christelijkheid".
Zulk van te voren aangekondigdja,
laten we maar zeggenboerenbedrog is
wel grof. Maar enfin, de menschen van Marle
weten er nu van. En een gewaarschuwd
man geldt voor twetó.
Dimfidaigavoand heeft Dr M. J. A. d'e Vrijer
Ned. Herv. prediikant te Amsterdam, voor
•de radlio een rede gehouden over het onder
wijefomds voor do Scheepvaart in verban!
met het 10-jarig bestaan van deze instel-
"og-
Hij doe/Me mee met het Onderwijsfonds
kennis gemaakt te hebben door het ver
gaan op de Zuiderzee van het binnenvaar
tuig „De Vijf Gebroeders", waardoor hij
„Zeg ons wie uw vriend is en wij zullen
u zeggen wie gij zijt", en mocht toevallig
deze vriend een hond of t..i poes zijn, lee:
dan de volgende regelen, maar laten wij i
bij voorbaat zeggen, maakt vóór alles geen
verkeerde gevolgtrekkingen, want dan ware
dit arlikel beier ongeiezen, ja misschien
zelfs beter ongeschreven.
't Kan niet anders, lezeres, waar onze
bond en onze kat twee aan elkaar tegengtr
stelde dieren zijn zoowel in karakter ata in
leefwijze, dat ook mensehenkiniteren die
houden van zoo'n hond of poes, ook geheel
verschillende geestesgesteldheden moeten
vertoonen. Van uit dit standpunt bedoelen
wij thans den dierenvriend eens aan een
nader onderzoek te onderwerpen, aJthans
wat zijn psyche betreft.
Mogen wij u dan, lezeres, den hond voor
stellen als een gehoorzaam individu, ge
kenmerkt door een onbegrensde trouw en
een zeldzame toewijding aan zijn baas. Be
halve deze. een in de menschen- en dieren
wereld haast ongeëvenaarde genechtheid
aan zijn meerdere, wij zouden haast zeggen
hier en daar met een tikje slaafsche onuer-
worpeniheid.
Daartegenover onze poes. Deze moet bij
zooveel nobele eigenschappen wel in 't niet
verzinken. Zij maakt zich dan ook absoluut
niet druk om haar vierbeenigen metgezel
in den huize hierin naar de kroon te stre
ven. Want lezeres, zaagt gij ooit een gehoor
zame poes?
Gij moogt haar tien keer verbieden om
op de zachte leuningen van uw mouten
stoel te gaan zitten, maar den elfden keei,
toen gij haar even den rug toekeerdet, deecl
ze het warempel toch weer. Gelooft gij, dat
de trouw die zij u demonstreert u persoon
lijk geldt? Wij gelooven toch niet geheel cn
ai, voor een zeer groot deel: het huis, uw
gezellige kamer, in 't kort uw geheele om
geving, welke haar verschaft, wat ze meent
te mogen opeischen als haar normaal aan
deel in onze samenleving. Een klein bewijs
:oor deze persoonlijke mindere gehechtheid,
inden wij gelegen in 't feit, dat als u uwe
poes meeneemt in de auto, of in een wild
vreemde kamer of huis, ze zich lastig laat
kalmeeren door uw persoon; intussclien
liever schuw heen en weer vliegt, alleen
omdat ze zich eerst oriënteeren wil in de
nieuwe omgeving. Uw hond daarentegen
z-ai zich in zijn bangheid tegen u aandruk
ken, u daarmede erkennend en herkennend
als zijn persoonlijken beschermer.
Dus, lezeres, in 't kort, uw hond geeft
genegenheid en uw poes vraagt ze; onze
hond is altruïst en onze poes egoïste. Maak j
't kussentje van uw poes nog zoo zacht als
i wilt, zij verkiest echter om daar op uw
bureau te gaan zitten boven op een stel
harde paperassen. En als de kachel binnen
lekker snort en het huis lekker warm is,
staat hare majesteit Poes te brullen voor
de serredeur om toch alsjeblieft den tuin
in te mogen, waar de sneeuw een duim
dik op de perken ligt. En waarom dit alles,
lezeres? Doodeenvoudig, poes doet net wat
ze zelf wil, ze is egoïste.
En zonder dat nu mijn lezers boos wor
den aldus de schrijver in de „Deli-Cou-
rant", waaraan wij deze aardige kiaubel
ontleenen mag ik toch wel even opmer
ken, dat wij deze twee karaktereigenscnap-
pen in wezen terugvinden bij twee groote
mensem;naroepen. u-eiu&Kig maan" aat wij
hier in een üamesrubnek schrijven, en dus
veel heeren dit met zuilen lezen! Of juist
wei 11In ïeuer geval, hoe het zij, het
groote woord moet er uit, maar in 't alge
meen is egoïsme een zuiver mannelijke
eigenschap, en geiden de dames in t aige-
iricen voor de altruïsten op dit onaer-
maansche.
En net feit wil nu, dat juist heeren heel
veel hondenvriend zijn, terwijl de sympa
thie naar poesen in 't algemeen van de
dames uitgaat of naar kleine kamerhoudjes
die om soms practische redenen de pues
vervangen, doch in wezen natuurlijk geneei
daarmede gelijk te stellen zijn, en ook in
karakter sterk den poesenaard benaderen.
Den man, eenerzij ds graag domineerend
en uit dien hoofde bij machte en gaarne
veel voor zich opeischend, en veel aari zicli
ondênverpend. De hond anderzijds, daar
aanwezig als trouwe slaaf, die desnoods de
hand zal likken, welke hem nog geen mi
nuut geleden sloeg.
De mannelijke genegenheid voor den hond
heeft tallooze schakeeringen. Onder andere
speelt hier een groote rol het soort hond,
wij bedoelen hier het ras, dat die hond ver
tegenwoordigt of benadert.
De gevaarlijke, boosaardige hond, de zoo-
genaamd'uit liefhebberij ten halve afgerich
te of gedresseerde hond: zoo een dus, die
't vertrouwen in de geheele menschheid
heeft" verloren- Wat kan diens baas anders
zijn, misschien ook uit hoofde van zijn be
roep dan een ongemakkelijk heer, welke
slaafsche onderworpenheid eischt van zijn
viervoetigen metgezel en op zijn tijd ook
van zijn tweebeenige mede-aardebewoners.
Nog een uiterste. De kleine kamerhond,
de luxe-exemplaartjes, die zoo sterk vertroe
teld en zoo heerlijk verwend worden. Hier
treffen we reeds den juisten overgang naai
de poesennatuur, want van geven van ge
negenheid of gehoorzaamheid van den kant
van het dier is hier nauwelijks sprake meer
en we zien dan ook, dat deze hondjes
meestal hun sympathie moeten zoeken bij
•s, al zullen ook heeren vaak in
deze richting dikwijls vruchtbaar werkzaam
zijn; maar dat zijn dan mannen, met ook
nog andere zuiver uitgesproken vrouwelijke
eigenschappen.
Blijft over de groote middengroep van
hondenliefhebbers, in hoofdzaak dus hee
ren der schepping; en mochten zich onder
deze categorie ook dames scharen, welke
zich epecificiek tot onzen hond voelen aange
troken, dan zullen dat dames zijn met ook
nog andere zuiver mannelijke eigenscnap-
pen, dus juist 't omgekeerde van wat w«
zooeven zagen.
Elk zal vóór zich deze, onze opmerkin
gen, in zijn naaste omgeving volkomen aan
de waarheid kunnen toetsen, al zullen
meerdere uitzonderingen deze regels komen
bevestigen.
hartelijke sympathie voor gemelde in&teil-
ling kireeg. De spreker dieed een beroep op
•aillle schippers en schippersvrouwen, om
achter het Onderwijsfonds te staan. Maar
ook heel an6 volk, dat met visscherij en
scheepvaart groot ds gewoiden, heeft be
lang bij deze zaak. Vorig jaar waren van
•de 11.557 sohiippeirskinderen im Nederland
nog 4277 die nog nooit een schooi had len
bezocht.
De penningmeester van het jubileum
comité is Jhr. Mr. J. Hora Feith, directeur
de Incasso-Bank te Groningen, post
giro 56520.
EXAMENS
PROMOTIES
echn. Hoogeschool te Delft. Ge-
noveerd tot doctor in de Technische Weten-
ip na Verdediging van een proefschrift, ge
ld: „Bereiding van organische zuurchloriden
L.3 trichloriden, verbindingen" en van stel
lingen. de heer J. W. E. Ader, scheikundig in
genieur, geboren te Batavia.
Rijksuniversiteit te Lelden. Ge-
proi
°ulose mei
iorfer-Ger
Enschedé:
's-Gravenhage.
U n 1 i
de geneeskunde
dieët volgens Sauerbruch-Hermanns
de heer J. B. Ebbinge geb. te
op proefschrift getiteld „Fractuur
C. A. Schoenaker geboren te
>rderd
Amsterdam
ACADEMISCHE EXAMENS
Ned. Hande
W. J. G Nie
lenschap, doct.-
ïej. H. de Vrie-
wordt voortgez
telük gymnasium.
F. C. Kleyn. K. J.
i W. F. J Lam.
wordt voortgezet met 1
Afgewezen 2.
EXAMENS-MACHINIST
v e n h a g e. Geslaagd voor diploma B
i J. A. P. Langenberg. Amsterdam; G.
n. Den Haag
Door WJERNY
XIV.
„Dat zijn juillie zaken", antwoordde hij
op den laatsten uitval. „Jullie wilt maar, dat
de sowjet-regeering je alles gekauwd voorzet,
terwijl er van werken geen sprake is. Zorg
eerst dat de schoenfabrieken werken, dan
komen jullie schoenen ook wel. Zoolang
moet je dan maar geduld hebben, trouwens
je hebt het in je eigen hand."
„Zelf hebben jullie toch wel schoenen aan
riep de aanvoerder van de troop weer uit,
waarop Sertschenko opsprong en vroeg of
hij wel begreep tegen wien hij sprak.
Ik vreesde een oogenblik dat de troep ons
zou aanvliegen. Zoo zou ik nooit tegen ar
beiders hebben durven optreden; ik keek
naar Grisha, die somber voor zich uit staar
de en mijn blik ontweek. Maar op de manier
■waarop hij zijn kaken op elikaar klemde
merkte iik, hoe woedend hij was. De arbei-
diais raakten ons echter niet aan. Ze mop
perden nog wat na en gingen daarna met
hun stukken leer gelaten de vergaderzaal
uit
„Bureaucraat," bamstte Giiieha los, toen
E weg waren. „Is dot de manier om de
menschen het verschil te toonen tusschen
nu en vroeger? Je bent preoies dezelfde
ambtelijke beul als de Tsaristische beamb
ten."
„Wat een sentimontaliteiten, Wedrin. Ben
jij ook zoo menschlievend geweest in het ge
vecht en later bij het innen van de prodna-
log? Wat wou je dan, dat ik die menschen
had gezegd? Ik kan toch geen schoenen too-
veren als ze er niet zijn! De weinige schoe
nen die er bij rle laatste zending waren, zijn
al verdeeld. Hier heb je een paar ervan"
hij sloeg met zijn lange beenen op de tafel,
in zijn stoel achterover leunend „nog eeni
ge partij beambten en andere verantwoorde
lijke leiders hebben ze gekregen. Bovendien
enkele technici, die we noodig hebben en de
arbeiders, die inderdaad werken, onder
den grond, in het water. Een klein deel is in
reserve gehouden, want niemand weet, wan
neer we weer schoenen zullen ontvangen.
Maar dat zoodje, dat in de fabriek rondhangt
om te plunderen en uit egoisme voor de boe
ren te werken, dat zijn eigen boerderij heeft
ingericht, thuis ganzen en varkens liefst in
de keuken onder tafel houdt, dat krijgt van
mij geen schoenen. Mijn houding is in over
leg met de partij geregeld en geloof me,
Grisha, ik ken de arbeiders beter dan jij, op
een andere manier laten ze zich heelemaal
niet behandelen. Zachtheid zien ze voor
angst aan en als ze van je denken dat je
bang bent"een veelbeteekenend gefluit
-was het eind van de zin.
Sertchenko had in den grond gelijk, maar
hij demonstreerde dat net zoo bruut als hij
zijn nieuwe schoenen op tafel legde. Doch
wanneer het er op aankwam waren wij allen
geen haar beter dan hij. Wij leden honger,
ongetwijfeld, maar we kregen toch bijna
eiken dag een warmen maaltijd in de eet
zaal, waar alleen de z.g. „verantwoordelij
ken" werden toegelaten. Het was dunne
soep, met om den anderen dag wat vleesch
en aardappelen als tweede gerecht en verder
een stuk zwart brood. Wij behoefden ons
echter niet wijs te maken, dat dit echt hon
gerlijden was, zooals de massa had te onder
gaan. Wij waren zelfs met dit schamele rant
soentje sterk bevoorrecht, evenafls we het
zoo nu en dan met het ontvangen van klec-
ren en schoeisel waren .Wij hadden voor ons
werk automobielen en rijtuigen tot onze be
schikking. een weelde, die slechts de sow-
jet-ambtenaren zich konden veroorloven.
Wat de arbeiders te verduren hadden, die
aan hun werk dachten en zicli niet uitslui
tend bezig hielden met de jacht op voedsel,
gaat elke beschrijving te boven. Er waren
machinisten in de mijnen, die bij hun pom
pen bleven, omdat anders de mijn onder wa
ter zou loopen. Daar diep onder den grond
was geen voedsel op te scharrelen. Hot
kwam menigmaal voor, dat zij van uitput-
tilng ineenzakten en voor dood naar boven
werden gebracht. Dat waren gevallen, waar
voor ik mij personnlijk schuldig gevoelde,
want het was onze organisatie die voor de
voedselvoorziening moest zorgen. Het was al
tijd hetzelfde liedje. Het geringe voedsel
rantsoen was bij de bedrijfsleiding terecht
gekomen bij hen, die zich daarvan op min
of meer slinksdhe wijze hadden meester ge
maakt, doch zij, die hun plicht deden en
zwijgend afdaalden om de mijnen voor on
dergang te behouden, zij werden vergeten!
Daarbij kwam tegen den winter een nieu
we ramp, het nijpend gebrek aan brandstof.
Het was een krankzinnige tegenstelling. In
de omgeving van de stad lagen drie mijnen
en op eenige kilometers afstand nog vier, die
volledig uitgerust waren, en toch was er
geen brandstof. Wij leerden aan den lijve
voelen, dat een kolenmijn minstns tien pro
cent van de normale productie zelf noodig
heeft ten behoeve van stroom en electrici-
teit voor pompen, lift en de andere machi
nes. De mijnen brachten nauwelijks genoeg
op om hun eigen ketels te kunnen stoken,
terwijl in ieder gnval de spoorwegen van
brandstof dienden te worden voorzien. De
arbeiders weigerdaa te wenken, konden in
hun desolaten toestand niat .meer prestee-
ren. Onze bureaux werden verwarmd, het
bestuur zorgde ervoor, dat van de bovenge
brachte kolen allereerst de kantoren hun
deel kregen en, zoo mogelijk, de ziekenhui
zen en de enkele scholen, waar nog onder
wijs werd gegeven. Maar zelfs hiervoor was
vaak niet genoeg, en zoo ging men ertoe
over „subbotinks" te organiseeren, vrijwillig
werk verrichten op Zaterdagmiddag en Zon
dag, waarbij de partijleden en de niet-mijn-
werkers afdaalden om kolen te hakken. 1-Iet
was vanzelfsprekend een wassen neus, want
wat deze grootendeels niet vakkundige men
schen uit de mijn haalden was nog niet eens
genoeg om de ketels gedurende die extra
uren te stoken. Het bestuuc kon echter te
genover de saboteerende arbeiders verklaren
idat in allen gevalle de bureaux voor hun
eigen brandstoffen zorgden.
Voor de beambten, zoowel van de mijn als
van de overige fabrieken, was dit extra werk
geen peulenschil. De arbeiders weigerden
pertinent kolen te delven voor deze „parasie
ten", en zoo moesten ook de employé s zelf
onder den grond werken om hun recht op
brandstof te verwerven. Hierbij werd wèl dc
kool voor het stoken der ketels in rekening
gebracht, zoodat een klein gedeelte van de
productie voor deze ambtenarenploeg be
schikbaar kwam. Dit hadden de betrokkenen
nog zelf naar huis te sleepen op de kleine
handsleetjes, want ook daarvoor stelden de
arbeiders zich niet beschikbaar. Zoo zag
men boekhouders, klerken, teekenaars en
ander personeel Zaterdags of Zondags,
zwart van kolenstof, hun brandstofbuit naai
de plaats van* bestemming voortduwen.
Van alle zelfverloochening, die ik gedu
rende die jaren zag, werd ik het diepst ge
troffen door die van het spoorwegpersoneel,
voorzoover dat op zijn post was gebleven.
Ieder voelde, dat de spoorwegen de laatste
hand vormden, die ons tezamen hield en die
het mogelijk maakten het leven te rekken,
zij het dan ook in de ellendige omstandig
heden van toen. Als er geen treinen meer
zouden loopen, beteekende dit voor ons on
herroepelijk het einde. Dan zou geen enkele
fabriek meer kunnen werken, dan was de
toevoer zelfs van de luttele hoeveelheden le
vensmiddelen en kleedingsstoffen, waardoor
wij gered werden, telkens als de nood het
allerhoogst was gestegen, een onmogelijk
heid geworden.
Ondanks de absolute noodzakelijkheid om
het spoorwegverkeer in stand te houden
werd het spoorwegpersoneel, als van ouds
onder 't Tsarisme, het slechtst betaald van
allen cn het minst van levensmiddelen en
brandstoffen voorzien. De sowjet-regeering
kon van tijd tot tijd een zending sturen naar
één mijn of één fabriek, maar het voorzien
van het millioenen spoorweg personeel was
onmogelijk bij de volstrekt ontoereikende
hulpmiddelen waarover men de beschikking
had.
Vandaar dat de spoorwegarbeiders wel
het meest van allen honger en koude leden.
Daarbij moesten zij buiten werken; 's win
ters in den strengen vorst rangeeren, wagens
aan- en loskoppelen, den weg schoonhou
den van sneeuw, de wissels bedienen. On
dervoed als zij waren, was dit werk in het
strenge winterklimaat een ontzettende kwel
ling, die velen ten grave deed dalen.
Ik bracht in Januari eenige dagen te
Jasinowataja door, een spoorwegknooppunt
op eenige kilometers afstand van onze
standplaats gelegen. Ik was ontsteld van de
toestanden die daar heerschten. Toen ik bij
een der ingenieurs 's avonds om half 8, na
afloop van een conferentie aan huis kwam,
vond ik zijn vrouw iliet de kinderen in bed,
toegedekt met alles, wat zij maar aan man
tels en jassen beschikbaar hadden. De ijzige
koude had hen naar bed gedreven, waar zij
nog het meest beschut waren. De ingenieur
maakte verlegen, glimlachend hiervoor zijn
verontschuldigingen' en tevens over het feit
dat hij mij niets kon aanbieden. Zijn „maal
tijd" moest hij nog gebruiken, en die be
stond uit een klein hompje zwartgrijs brood
met heet water in plaats van thee. Dat was
zijn voedsel voor den heelen dag, en hoe
vaak gebeurde het niet, dat zij ook ddt niet
kregen.
Den volgenden dag bezocht ik met hem
en nog eenige anderen het locomotiefdepot
Er waren n.l. eenige locomotieven stukge-
vroren en onze commissie zocht naar de
schuldigen. De Tscheka, het orgaan ter be
strijding der contra-revolutie, had een paai
chefs gevangen genomen en slechts door 'n
wonder waren zij niet doodgeschoten. Grisha
had in de vergadering van het sowjet-be
stuur erover hooren spreken en vernomen,
ben verklaard, dat hij al dat „saboteerende
tuig" eigenhandig de hersens uit elkaar zou
schieten. Hij dacht daarbij onwillekeurig
aan Yitja's man, aan diens liefde voor loco
dat de president der Tscheka daar zou heb-
motieven en had heftig geprotesteerd, toen
hem bleek, dat de ts<% oka de zaak in het
geheel niet had onderzocht, maar eenvoudig
de chefs voor het gebeurde verantwoordelijk
had gesteld. Dank zij dit protest besloot
men een commissie van onderzoek in te
stellen waarin ook niet-tschekisten zitting
namen en waarvan ik een der aangeweze
nen was, speciaal ten behoeve van het
vraagstuk der voedselvoorziening.
„Tanja", had Grisha me op het hart ge
drukt, „geen vrouwelijke zwakheid of mede
lijden. Als die menschen wprkelijk schÉld
aan de verwoesting van de weinige locomo
tieven hebben, die nog over zijn, moeten ze
de straf voor hun misdaad ondergaan.
Maar als ze geen schuld hebbenNu, dat
spreekt vanzelf, dat behoef ik je niet te
zeggen".
Het was niet noodig me iets te zeggen
Wij begrepen elkaar, ook zonder woorden.
Tn die dagen doorvoelden we op gelijke wijze
de ellende van don toestand en beiden wa
ren we vol innerlijk verzet tegen de hard
heid en onrechtvaardigheid die in onze
eigen kringen naar voren kwamen. Her
was helaas een strijd op leven en dood.
daarbij wankelen de nederlaag beteekende
Oppositie in de partij beteekende vóór de
directie contra-revolutie en deze onvermij
delijke gevolgtrekking drong ons, ondanks
alle critiek, de partij-besluiten gelaten te
aanvaarden.
De groote locomotievenloods wns een Rus-
ische hel, geen Dante-hel van gloeiend
-uur, maar een van ijs. De ruiten waren
bijna alle gebroken en daarna met planken
dicht getimmerd. Glas was in dien tijd niet
re krijgen. De centrale verwarming was stuk
gevroren, terwijl geen pijpen voor de nood
zakelijke reparatie aanwezig waren.
(Wordt vervolgd.).