BINNENLAND.
LevorJert vlug, geriefli|L reizen
'erhaa !\/an\/an3 aaq
Radio Nieuws.
Wetenschap.
IN DEN STORM
DONDERDAG 28 MEI 1931 DERDE BLAD PAG. 9
VRAGEN VAN KAMERLEDEN
DE HERZIENE GEMEENTEWET.
Op vragen van het Eerste Kamerlid D e
iV e e r inzake het inwerkingtreden der her
ziene Gemeentewet heeft de Minister van
Binnenlandsche Zaken het volgende geant
woord:
Het departement van den ondergeteekende
hebben geen klachten bereikt, dat in de ge
meente-administratie zich bezwaren zouden
hebben doen gevoelen als gevolg van de om
standigheid, dat den gemeentebesturen'niet
tijdig is medegedeeld, dat de wet tot herzie
ning van de Gemeentewet op 15 April j.l. in
werking zou treden. De ondergeteekende
geeft echter toe, dat zoodanige voorafgaande
mededeeling, welke zonder bijzondere aanlei
ding is achterwege gebleven, beter ware ge
weest; gaarne doet hij dan ook de toezeg
ging, in de tweede vraag geförmuleerd.
Aangezien de nieuwe voorschriften, betref
fende de inrichting van de begrooting der
inkomsten en uitgaven der gemeenten niet
zoo tijdig kunnen worden vastgesteld, dat
deze reeds voor het dienstjaar 1932 zullen
kunnen gelden, ligt het in het voornemen
van den ondergeteekende te bevorderen, dal
Üe ter zake tot duiver geldende voorschrif
ten van toepassing zullen worden verklaard
Voor bedoeld jaar. Een desbetreffend ont
werpbesluit is in een vergevorderd stadium
Van voorbereiding.
BACON-CONTROLE
Samenstelling Raad van Beroep.
Bij Kon. besluit zijn aangewezen als leden
en pl.v. leden van den Raad van Beroep:
prof. dr. J. van der Grinten, hoogleeraar aan
d'e R. K. universiteit te Nijmegen; als leden:
prof. mr. Chr. Zevenbergen, hoogleeraar aan
de Rijksuniversiteit te Utrecht; J. G. A. Ree-
ser, directeur van het abattoir te Amster
dam; als plaatsvervangende leden: prof. dr.
D. L. Bakker, hoogleeraar aan de Landbouw
hqogeschool te Wageningen; mr. H. van Wa-
feningen, rechter in de rechtbank te Utrecht,
P. van der Slooten, directeur van het abat
toir te Utrecht.
PROV. STATEN VAN DRENTE
Tot lid van de Prov. Staten van Drente als
opvolger van den heer W. Otterman te
Dalen is benoemd verklaard de heer J.
Kamping te NoordBleen en als opvolger
Van den heer H. A. Stheeman te Meppel
de heer A. v. d. Sluis te Hayelte.
DE BRUG BIJ KEIZERSVEER
De derde en laatste
brug bij Keizersveer zal
der firma Penn en Bauduin te Dordrecht
vertrekken. 15 Juni zal deze overspanning
het draaibare gedeelte .van de Moerdijkbrug
passeeren.
Vermoedelijk Dinsdag 16 Juni, des mor
gens 5 uur, ®al de brug op haar plaats ge
legd worden.
TWENTHE--RUNKANAAL!
Std no. 100 bevat een Kon. besluit waarin
worden aangegeven de perceelen in de ge
meenten Markelo. Di'epenheim, Goor, Ambt-
Delden, Stad-Delden, Hengelo en Lonneker,
'die worden onteigend ten behoeve van aan
leg van het gedeelte Overijsselsche grens—
Enschedé van de schewpvaartkanalen naai
.Twenthe.
MR. VAN DOORNE EN DE
A.V.R.O.
DG EGRE RAAD.
Nader blijkt, dat de eere-raad, welke het
fconflict tusschen mr. van Doome en het A.
V.R.O.-hestuur zal onderzoeken, zich heeft
gevormd op verzoek van het hoofdbestuur
van het genootschap „Vrij Nederland" en
Van mr. van Doome.
Het „Hbld." heeft nu van het A.V.R.O.-be-
stuur de mededeeling ontvangen, dat dit offi
cieel niets afweet van de instelling van be
doelden 'eereraad en dat het overigens op het
standpunt staat»_dat de kwestie-Van Doome
reeds finaal beslist is, behoudens een even
tueel beroep van mr. Van Doome op de a.s,
algemeene vergadering van de A.V.R.O
\Vaaruit dus geconcludeerd mag worden, daï
de A.V.R.O. haar medewerking aan een on
derzoek van mr. Vein Doome's eereraad niet
zal verleenen.
DE ANETA-KWESTIE
HET RAPPORT
DER COMMISSIE VERSCHENEN
LICHT EN SCHADUW
Verschenen is het verslag van d'e in Indië
ingestelde Aneta-commissie, welke tot taak
had het. houden van een onderzoek naar de
gestie der directie van de n.v. Aneta te Ba
tavia, in het bijzonder ten aanzien van de
pers, onder meer in verband mei klachten
geuit door het Tweede Kamerlid ir. Cramer,
voor zoover zulks in Indië kon worden on
derzocht.
In het rapport is een regeeringsverklaring
opgenomen, waarin wordt gezegd, dat het
Persbureau Aneta geheel zelfstandig werkit
vrij is in de beslissing welke
berichten het verspreiden en welke adviezen
het opvolgen zal, maar deswege ook ten
volle en uitsluitend voor zijn berichtgeving
verantwoordelijk is. Hieruit blijkt, hoe de
Regeering ten aanzien van het bureau ge
heel vrij staat, ook voor het geval waarin
dit zich van zijn verantwoordelijkheid niet
voldoende bewust blijken of de door haar
onvoldoende in acht nemen
mocht Het is vermoedelijk juist wegens
deze wederzijdsche vrijheid, dat de relatie
tusschen Regeering en Aneta harerzijds
steeds zeer bevredigend werd bevonden.
De conclusies, waartoe de commissie op
grond van haar onderzoek is gekomen, zijn:
Aneta is in dertien jaren uitgegroeid
tot een belangrijke en uitstekend ingerichte
organisatie. De energie, toewijding en zaak
kundigheid, daarbij door de Directie aan
den dag gelegd, verdienen waardeering.
De berichtgeving van Aneta is uit
gebreid en actueel. In verscljlllende gevallen
heeft zij edtoteh door inhoud of strekking
van bepaalde telegrammen te wenschen
overgelaten, onder meer ten gevolge van
onvoldoende centrale controle op de inko
mende nieuwsberichten, zoomede onvoldoen
de zorg bij de weergave van uitvoerige me
mories of verslagen.
De Aneta-directie h'eeft meermalen
en dan niet zelden met verwerpelijke midde
len OP do Indische dagbladen een on-
toelaatbaren druk uitgeoefend, welke nog is
verzwaard door de monopoliepositie, die het
persbureau zich heeft veroverd, o.a. in ver
schillende conflicten, waarin de Aneta-direc
tie direct of via het nog steeds met haar in
betrekking staande reclamebureau leiders
van bepaalde dagbladen of daaraan verbon
den journalisten haar wil heeft opgelegd.
De verhouding van Aneta tot de Indi
sche pers bleek tijdens het onderzoek van
de commissie gunstig te zijn.
De commissie zou het bepaald bedenke
lijk achten, indien:
a. de Aneta-directie als zoodanig of haar
leden persoonlijk dan wel personeel van
Aneta direct of indirect zouden deelnemen
aan de exploitatie van dagbladen of perio
dieken of zich daarin financieel zouden
interesseeren;
b. dagbladen of periodieken dan wel hun
directie of personeel in financieel nauwe
betrekking tot Aneta zouden staan.
Het zou naar het oordeel der com
missie aanbeveling verdienen, indien door
de Aneta-directie gewaarborgd wordt, dat
het persbureau niet door verkoop of anders
zins zal overgaan in handen van een buiten-
landsche organisatie, en dat een dergelijke
organisatie ook niet participante zal woraen
in het thans bestaandé Anetabedrijf.
Ter voorkoming zooveel mogelijk van
nieuwe aanleiding tot een onderzoek als
thans werd ingesteld, acht de commissie het
gewensdht, dat de Regeering zoolang de
tusschen haar en Aneta bestaande verhou
ding bestendigd wordt er op bedacht zij, dat
in ae toekomst eventueel door het publiek
geuite of bij de Regeering ingediende klach
ten over Aneta moeten kunnen worden
onderzocht bij voorkeur met publicatie der
resultaten,
Kentteekeningen van Aneta.
Het persbureau Aneta maakit bij het ver
schenen rapport, dat binnenkort door haar
op groote schaal verspreid zal/worden, uit
voerige kantteekeningen.
Het vraagt, of het onderzoek wel noodig
was, temeer waar van al het aangebrachte
materiaal ruim 90 pGt. blijkt te berusten op
kwesties van negen, tien, dertien en veertien
De praatjes over verkoop van Aneta aan
Reuter worden definitief gelogenstraft.
Waar de commissie uit de veertienjarige
3Staansperiode van Aneta slechts zeven
gevallen vermeldt van foutieve berichtge
ving, meent Aneta, dat ook de klachten op
dit punt eenigszins overdreven genoemd
kunnen worden.
„Zeer opvallend is #at door de commissie
zelfs met geen zinnetje is gesuggereerd tot
doorknippen van de draad tusschen de regee
ring en Aneta, hoofddoel en eenlge opzet
van onze tegenstanders."
Met voldoening constateert Aneta dan ook,
dat de Commissie zegt:
.Ondanks menige bedenking tegen haar
rkwijze en strijdwijze erkent de Commis
sie dat de Directie van Aneta met ongewo
ne werkkracht en organisatorische talenten
Nederlandsch-Indië een Centraal Persbu
reau heeft gesticht dat aan de gemeenschap
goede diensten heeft bewezen en bewijst"
en verder:
„Aneta is in dertien jaren uitgegroeid tot
een belangrijke en uitstekend ingerichte or
ganisatie. De energie, toewijding en zaak
kundigheid daarbij door de Directie aan den
dag gelegd, verdienen waardeering".
JAARVERGADERING TE UTRECHT
INT. FED. VAN EXPEDITEURS-
VEREENIGINGEN
Heden en Vrijdag vergadert in Amsterdam
het bestuur der Int. Fed. van Expediteurs-
vereenigingen. Deze intern, federatie omvat
expediteursvereenigingen van vrijwel geheel
Europa; 16 landen zijn er bij aangesloten.
Voor ons land maakt daarbij de Scheepvaart
Vereeniging Noord ten behoeve van haar
vakgroep exxpediteurs deel uit; de heer Mr.
M. H. de Jong, directeur der Scheepvaart
Vereeniging Noord vertegenwoordigt deze in
het bestuur.
STOOMV. MIJ. ..NEDERLAND'
NIEUWE VERTREKDAGEN.
De Stoomvaart-Mij. „Nederland" deelt
mede, dat met ingang van 10 Juni a.s. het
vertrek der passagiersschepen van Amster
dam niet langer zal plaats vinden des Dins
dags doch des Woensdags te 12 uur 's mid
dags. In verband hiermede zullen de sche
pen des Vrijdags te 1 uur 's middags in
plaats van des Donderdags te 6 uur 's mid
dags uit Southampton vertrekken. Het ver
trek uit Genua blijft gehandhaafd des Vrij
dags te 12 uur 's middags.
CANDIDAAT-INDISCHE
AMBTENAREN
Het Christelijk Comité voor Indië vestigt
er de aandacht op, dat dit jaar minstens 34
jongelieden kunnen worden aangewezen alls
candidaat Indisch ambtenaar, waarvoor uit
sluitend in aanmerking kaïn en zij, die in het
bezit zijn van een getuigschrift van be
kwaamheid tot de studie aan een universi
teit of van een einddiploma H.B.S. met 5-J.
c. (ook dat van de z.g. litt.-eoom. afd.).
Zij, die dezen zomer zoodanig getuigschrift
of diploma hopen te behalen, kunnen zich
eveneens aanmelden.
Gegadigden mogen op 1 September 1931
den leeftijd van 21 jaar nog niet hebben be
reikt
Aan de aanwijzing is verbonden het genot
van een studietoelage ad f 1000 's jaars, ter
wijl de collegegelden voor rekening van
lande worden genomen.
De aanmelding moet vóór 16 Juni a-s. ge
schieden.
Verdere bijzonderheden worden gaarne
verstrekt door het Informatiebureau van
voornoemd comité, adres: den heer J. J.
Kraan, Loosduinschekade 111, 's-Gravenhage.
CHR. BEWAARSCHOOL-
ONDERWIJS
Uit de Antirev. Partij.
ANTI-REVOLUTIONAIRE JONGEREN
ACTIE
Bij het seoretariaat der A. R. J. A., J. W.
Frisostraat 80, Utrecht is bericht ingekomen
van de oprichting van een A.R. Jongeren
Studieclub te Zevenbergen (N.B.) on
der leiding van I. Langendoen, voorzitter; L.
v. d. Put, aecr.-penningmeester; P. Euwema,
Gisteren werd te Utrecht gehouden de tien
de jaarvergadering van den Bond van Ver-
eenigingen voor Chr. Bewaarschool-onderwijs
in Nederland.
De Voorzitter, de heer Joh. Zuid
van Rotterdam, opende de vergadering met
gebed en het lezen van Psalm 65.
In z\jn openingswoord wees de Voorzitter
op de viering van het tweede lustrum van den
Bond.
In 1921 was de indiening van een ontwerp-
Bewaarschoolwet door Dr. de Visser, aanlei
ding bot de stichting van den Bond-
De schoolbesturen zagen, welke gevaren de
bijzondere bewaarscholen bedreigden, zoo dit
onvoldoende voorbereid, dit veel eischend en
weinig belovende Wetsontwerp in het Staats
blad zou komen. Er was ook schuld aan onze
De Minister ontbrak het aan voldoende voor
lichting, daar er geen landelijke organisatie
van besturen der Prot. Chr. Bewaarscho-
We hebben toen echter de hand aan den
ploeg geslagen en het kwam in datzelfde jaar
tot de oprichting van onzen Bond. Mogelijk
mede door onze actie is het Wetsontwerp-De
Visser ingetrokken.
Zoo is de derde proeve eener wettelijke rege
ling van het bewaarschool onderwijs mislukt.
Men is er 60 jaren over bezig geweest
heeft nog niets tot stand gebracht, ook w;
het aan den goeden wil niet ontbrak iets te
doen tot verbetering van de schoolopvoeding
van het kleuterkind.
Wel zijn er wettelijke maatregelen getrof
fen welke van de besturen der bewaarscholen
geldelijke offers vragen (Invaliditeitswet
Ziektewet)
Daardoor moesten voor tal van plattelands-
scholen de regelmatige exploitatiekosten stij
gen.
Toch mag ook gewezen worden op den toe-
nemenden bloei van ons Chr. Bewaarschool-
onderwijs, al wijzen de teekenen des tijds
ons op, dat we waakzaaam en actief moeten
blijven ter verdediging van wat ons door Gods
gunst reeds is geschonken.
Ook op het breedere terrein der bewaar
school is een toenemende belangstelling waar
te nemen.
De geweldige groei der R.-K. bewaarscholen
spreekt duidelijk uit de cijfers der Onderwijs-
statistiek. Ook voor de bijzondere neutrale be
waarschool blijkt in den laatsten tijd groote be
langstelling te bestaan. Vooral het Nut van
Algemeen is voor het bewaarschoolonderwijl
in de weer- Toch blijven velen nog te veel
krampachtig de Overheidsbewaarschool vast
houden. Daartegen moeten we ons principieel
verzetten. I
Maar ook opbouwend werk is er voor onzen
Bond genoeg te doen. Wel hebben we in het
maandblad „de Christelijke Bewaarschool'"
door verleende gastvrijheid gelegenheid om
in een persorgaan onze stem te doen hooren,
maar ons ideaal is een eigen orgaan te be
zitten.
De regeling der rechtspositie van het be
waarschoolper soneel roept om onze medewer
king. Noodig zal het ook zijn, dat in de groo-
tere gemeenten afdeelingen van onzen Bond
worden opgericht. De bewaarschoolbesturen
hebben ook plaatselijk zich te organiseeren ter
behartiging van gemeenschappelijke belangen.
Voorts is er nog veel te doen tot uitbreiding
van het aantal opleidingsinrichtingen in ons
Laten wft alle krachten inspannen om onze
taak als landelijke organisatie met volle
toewijding te vervullen. De belangstelling
de Chr. Bewaarschool hebben we in onzen
kring aan te wakkeren, door haar beteekenis
voor de Chr. volksopvoeding telkens en overal
duidelijk te maken. Het geven van voorlichting
en steun aan de hij den Bond aangesloten
scholen, moet sterker worden voortgezet.
Boven alleB en vóór alles hebben we voor ons
werk Godes gunst noodig, opdat Zijn oogen
in welbehagen rusten op al den arbeid op het
terrein der Chr. Bewaarschool.
Al zijn de indrukken uit mijn jeugd groo-
tendeels zeer vervaagd, tooh zijn mij tame
lijk bijgebleven die betreffende het ter kerke
gaan.
Mijn ouders konden door de vele beslom
meringen van het groote gezin niet geregeld
gaan, maar wij, hun kinderen, moesten er
al spoedig eiken Zondag vast heen.
Al zegt de massa, dat het dwaasheid is
alaoo te doen, dewijl de jeugd van de preek
heelemaal niets of zeer weinig begrijpt
ik moet beslist met haar van meening ver
schillen. Ik wil dit aantoonon door mede te
deelen, wat ik in ons dorpskerkje gevoelde;
ik denk, dat sommigen hun meening dan
wel zullen herzien.
Toen ik voor het eerst over den drempel
trad en de voor mij zoo enorme ruimte over
zag, werd ik van stille bewondering vervuld.
Mijn zitplaats was op de galerij onder het
orgel en daar kon ik de geheele ruimte goed
Elch wat W 115 _L1
EEN GRIJSAARD VERTELT...
Tegenover mij en ter linkerzij waren ook
galerijen aaflgebradht en beneden was 't
ruim ,voor twee derden ongeveer met de
stoelen voor de vrouwen en voor de rest met
de zitplaatsen der mannen opgevuld. De kerk
kon dus veel mensohen bevatten, ik schat
het aantal op ongeveer vijfhonderd.
In dien tijd gingen zij trouwer dan heden
en als een groot aantal was opgekomen, was
het een heerlijk gezicht.
Bij den aanvang der godsdienstoefening
las onze ondermeester, zoo'n beste, eenvou
dige man, dien wij zoo goed kenden, één
vertaen van psalmen of gezangen
gezongen moesten worden. Wat
luisterde ik daar graag naar en als het orgel
begon met het voorspel en daarna de menigte
instemde met de liederen, dan juichte het
me en zong ik dapper mede.
Ik weet thans wel, dat de organist niet
zeer bekwaam was. Wat hinderde dat? Een
jongen heeft daar geen besef van. Hij hoort
mooie orgelklanken, die soms klagen, dan
weer jubelen, hij hoort ze soms wel met
elkaar als 't ware krijgertje spelen; hij
•niet er van, volop. Het imponeert hem en
houdt hem gevangen.
Daarna las de meester een deel van
hoofdstuk uit den Bijbel voor, en daar op
school de bovenmeester gedurende een paar
dagen der week na schooltijd voor de Pro-
testantsdhe kinderen extra-les gaf in gods
dienst, hetwelk aich vooral bepaalde tot lezen
uit 't Nieuwe Testament met een sobere toe
lichting zijnerzijds .begreep ik het voorge-
lezene best en kregen de bekende woorden
en verhalen een nieuwe beteekenis door de
omgeving, waarin ik verkeerde.
Inmiddels was dan de dominé, ons
sympathiek door zijn vriendelijkheid, naar
dien kansel geschreden en hadden zich alle
kerkeraadsleden binnen 't koorhek in de
hooge banken gezet, waar zachtegroene kus
sens lagen en de groote Bijbels, net zoo groot
als die van den predikant op den preekstoel.
Als de dominé dan over de schare den
zegen uitsprak, of als hij zoo vurig bad, dan
zag ik, hoe de hoofden zich bukten, de oogen
zich sloten, de handen zich vouwden en kon
het mdet anders, of ook ik moest eerbiedig
zijn. Ik gevoelde, dat &1 die menschen zich
klein gevoelden tegenover een Wezen, dat
ik niet zien kon en dat voor mij zoo groote
geheimzinnigheid had, een Wezen dat hen
allen in zijn macht had.
Ik voelde de innigheid van het gebed, dat
allen te zamen bond, izoodart ze op dat mo
ment een eenheid vormden. Ik voelde, dat
't him goed was er samen te zijn.
Van de preek begreep ik aanvankelijk wei
nig. Als de dominé van den zaaienden land
man sprak, van visschers, van een bruiloft,
van een verloren zoon, dan kon ik het wel
vatten, maar aan de toepassing had ik niet
veel. Die had geen aanknoopingspunten in
de kinderziel.
De groote mensohen, dat zag ik duidelijk,
vonden dat juist het beste en mooiste en
luisterden scherper dan te voren. Daar wa
ren er zelfs zelfs, die als bewijs van instem
ming met het hoofd knikten.
Voor mij waren de glanspunten van den
kerkgang het orgelspel en het gemeenschap
pelijk gezang en het speet me, dat deze zoo
weinig en de preek zooveel tijd vroeg. Alles
te zamen vond ik een kerkgang nooit ver
delend, veeleer aangenaam en verzuimde ik
dien bijna nooit.
Wisten mijn ouders het, dat het te kerke
gaan tot een goede gewoonte geworden in
de jeugd, op lateren leeftijd maakt, dat men
het dan als een behoefte beschouwt? Wisten
zij, dat godsdienstige gevoelens langen tijd
kunnen insluimeren, maar door de jeugd
herinneringen weer te gelegener tijd oplaaien
en wederom dringen tot kerkgang? Wisten
tzij, dat religieuse gevoelens vroegtijdig in
geplant moeten worden en dat de religie,
die vrede aan 't gemoed geeft, hoogst geluk
kig maakt?
Nog dank ik er mijn ouders voor in mijn
ouderdom en betreur het allen dag, dart de
kerkgang ten huidigen dage door oud en
jong zoo verwaarloosd wordt.
We knipten deze „Jeugdherinnering" uil
„Kerk en Volk", orgaan van de Vereen, van
Vrijzinnige Hervormden.
't Zal wel tot de zeldzaamheden behooren,
dat wij uit dit blad een stukje met zooveel
instemming kunnen overnemen.
Deze grijsaard blijkt over een uitnemende
memorie te beschikken. Wie kan oud gewor
den, zoo eenvoudig en daarom zoo waar
zeggen welke indrukken 't kerkgaan in z'n,
kinderjaren op hem maakten?
Deze oude van dagen vertelt uit een tijd,
toen 't kerkgaan nog een gewoonte was, dia
alle kringen van ons volk in eere werd
Zeker, een gewoonte zonder meer brengt
ons niet verder. Maar staat ook riet van
den Heere Jezus opgeteekend, dat Hij op
den dag des saJbbats „naar Zijne gewoonte'*
in de synagoge ging? (Lucas 4 16).
In 't verihaal van dezen grijsaard klinkt
een zacht geschrei over een gemis, dat in
zijn jongen tijd nog niet bestond.
Wat hij van 't kerkgaan vertelt, zal men
misschien oppervlakkig vinden. Het zij zoo,
Vooral een kind leeft bij uiterlijkheden.
Maar zou er heil te wachten zijn als 't
pad, dat naar het huis des Heeren voert,
door 't opkomend geslacht nooit meer be
treden wordt?
Alg. Adjunct en te Veenendaal onder
bestuur van H. C. van Schuppen, voorzitter;
Z. Easing, H. J. Boers, G. van Lustgraaf en
C. v. d. Poel.
dracht. 10.80 Voor do «leken. 11.80 Gramofoon.
AVRO. 12 TUdseln. 72.01—2 AVRO-Kwartet. Z
2.20 Gramofoon. 2.308 Schoolultsendlng. 8
4 Concert 4 Sluiting. VARA. 4 Orgelspel. 4.3(1
Ua schooltUd. 6.16 Vooravondconcert. 6.45 Ac
tueel allerlei. 7 Concort. 11 Gramofoon. VPRO. 8
TUdseln 8.0i Lezing door MeJ. Dr. N. A Brui-
nlng. 8,80 Concert. 9 Cursus. 9.80 Concert, ld
Persberichten van "net VrUz. Godsd. Persbureau
10.05 Vaz Dlas. 10.16 Serie Fragmenten ei»
verhalen. 10.46 Concert,
Vrgdag Met.
HUIZEN (1876 M.) NCRV. 8 TtMeeln. 9—8.16
Schriftlezing. 8.169.80 Morgenconcert. 10.80
TUdeeln 10.8011 Korte zlekendlenat, te lelden
door Da. J O Hooyer, Ned. Herv. Pred. te Die-
men. 11 TtJdeeln. 1112 Gramofoon. 1212.16
Politieberichten. 18.1611.80 Gramofoon. 12,30
TUdseln. 12.30— 2 Middagconcert: H Hermann
▼looi, H d Horst Jr., cello; Mevr. H. A v d
HorstBleekrode, plano; A Ponten Jr., .harmo
nium. 2 Tödseln. 28 Gramofoon. 8 TUdseln.
84.30 Concert: Mevr. Maria Hoving—van Uriel,
sopraan. Mevr Elize van de BrinkPrakken,
fluit, Henk Dulnker, plano. 4,30—4,46 Gramo
foon. 4,466 Verzorging van den eender. 6
TtJdeeln. 66.30 Causerie over: „Een haard- of
schoorsteenscherm", door den heer H. J Steln-
voort, te Hilversum (I.) 6.806 Orgelvoordracht
vanuit de Groote Kerk te Zwolle, te geven
door den heer A. C WUleumler. 6.307 Bedoek
van den Radio-dokter, 7 TUdseln. 77.80 Cau
serie over: „Balcon- en perkplanten" door den
heer A J. Herwig, te Bussum 7.807.46 Politie
berichten. 7.46—8 Gramofoon. 8 TUdseln. 8—
10.45 Concert door het Chr. Radio-Orkest. 80
Muziek. 99.80 Spreker: Prof. Mr. J. C Klel-
•tra. Hoogleeraar aan de Landbouwhoogeschoo)
te Wageningen. Onderwerp: „Nederland en «Un
Overzeegebled als eenheid". 9.3010,45 Vervolg
concert. 10.05—10.16 Persberichten van Var Dlas
10.45—11.30 Gramofoon.
HILVERSUM (298.8 M.) VARA 8 Gramofoon.
VPRA. 10 MorgenwUding, VARA 10.16 Voor
CRRI8TELIJKE HISTORICI
Dinsdag 26 Mei, hield het Gezelschap vaal
Christelijke historici in Nederland zijn voor*
jaarsvergadering in het Polmanshuis in Am
sterdam.
Voordrachten werden gehouden door Prof,
Dr. A. Goslinga over: „De Belgische op
stand van Dietsche zijde verklaard'', en dooi
Dr. J. C. H. de Pater over: „Calvijns aan
deel aan de samenzwering van Amboise".
Als datum voor de najaarsvergadering
werd vastgesteld: Zaterdag, 28 Nov- e.k. en
als plaats van samenkomst: Rotterdam.
Door WJERNY
XIII
t)e* ^e^it-^ussisdhe-manneh'de nationa
listen, stonden in dienst van het buitenland
terwijl de internationalistische bolsjewisten
jiaar hun opvattingen de onafhankelijkheid
van ons vaderland verdedigden. Geen leu
zen waren in staat, deze in het oog loopende
feiten te verdoezelen.
D'e bolsjewisten hebben steeds de kunst
verstaan dit hij het Russische volk zoo ster
ke gevoel van liefde vóór en trots op hun
land in hun voordeel aan te wenden en nog
heden verstaan, zij die kunst net als tien
jaar geleden.
Voor het invallen vajn den winter waren
de overblijfselen van Denikin's troepen tot
op hun basis aan zee teruggeslagen. Ghar-
kof en het grootste deel van Zuid-Rusland
waren weer in de handen van de Sowj'^ts;
de iinnerlijke zwakte deed echter de vruch
ten der overwinning niet tot him recht ko-
men.
Door de mobilisatie, die de witten had
den afgekondigd, had de bevolking de be
schikking over wapenen gekregen, die ze
na de vlucht der troepen behield. Het was
den boer niet aan te zien, of hij wapens
had, dan wel militair geschoold was. De
Sowjet-macht was nog te jong, om krachtig
georganiseerd! te zijn; bovendien was zij
voor alles gedwongen, haar eigen troepen te
verzorgen. Hieruit volgden requisites van
voedsel ten behoeve van hert Roode leger,
Wat bij de gedupeerden eqn stemming van
anarchisme, van verz/et tegen elke macht te
weeg bracht. Er vormden zich gewapende
benden, echte roovensbenden, die zich tegen
elk bewind verzetten. Deze plaag bleef ja
renlang bestaan, zelfs in 1919 en 1920 was
hun macht zoo groot, dat het hun eenige
malen gelukte, tot Ghaikof door te dringen.
De zjg. regeerimgen van Petljoe en Machno
waren hiervan de resultaten. Plundering
werd regeeringshandwerk, terwijl door de
pagrams in de Oekraïne de Joden op vele
plaatsen werden uitgemoord.
Van opbouwend werk kon onder die om
standigheden niet vee komen. De 6trijd
golfde heen en weer, steden en dorpen ver
anderden telkens van bewind. Hert was en
bleef de verbitterde strijd om de macht I
tussohen kleine groepen, die werd uitge
vochten ten koste van het geheele volk. Dit
werd geplunderd, telkens opnieuw, tot er
bijna niet meer te plunderen was. Waren
die troepen verhoudingsgewijs niet zoo klein
in getalssterkte geweest dan geloof ik, dat
het jarenlange vechten ons land aan den
rand vap. den afgrond zou hebben gebracht
HOOFDSTUK V.
De strijd om voedsel.
Wij waren nu in het bezit van de macht.
Na de Oekraine volgde de Kaukasus en Si
berië, zoodat de tegenstelling tusschen 1919
en 1920 verbluffend was. Een jaar geleden
nog een aan alle zijden ingesloten centrum,
dat tot ondergang gedoemd scheen, een jaar
later behoorde de geheele uitgestrekte, Rus
sische wereld ons tóe. Er werd nog g;evoch
ten, hier en daar, maar dat waren stuiptrek
kingen van de verslagen vijanden, dan wel
incidenteele plaatselijke uitbarstingen. Het
groote gevaar van de gewapende tegenstan
ders was geweken, maar bet andere gevaar,
dat van den loerenden vijand in ons eigen
midden, van den chaos, die naar volledige
ineenstorting dreigde te voeren, dat gevaar
bleef ons vergezellen, besloop ons voortdu
rend en de strijd ertegen was nog wanhopi
ger, nog angstiger en adembenemender dan
het vechten met de wapenen in de hand. Die
vijand huisde tusschen ons, was een deel
van onszelf, en jaren gingen voorbij, hon
derdduizenden moesten omKomen, alvorens
we geleerd hadden hoé ons daartegen te ver
weren.
Als men mij vraagt, hoe de menschen die
ontzettende jaren doorworsteld hebben, moet
ik in vele opzichten het antwoord schuldig
Wijven. Ik weet nauwelijks meer, hoe 't me-
zelf gelukt is. Ieder was beurtelings een zelf
opofferende held en een laaghartige dief; de
nood maakte de menschen vindingrijk, en
wie die eigenschap niet in voldoende mate
bezat, was onverbiddelijk ten ondergang ge
doemd. Het leven was een aaneenschake
ling van toevalligheden, voor ieder was het
anders, alhoewel met denzelfden grondtoon,
namelijkde voortdurende strijd om vol
doende voedsel te bemachtigen.
Waar de roode troepen binnentrokkein
troffen we overalhetzelfde tafereel aan:
schijnbaar uitgestorven plaatsen. Slechts
een gering aantal arbeiders vertoonde zich
in de straten, waarvan een deel de overwin
naars juichend begroette, een ander deel af
wachtend toekeek. Het eerste probleem was,
hoe die menschen te voeden, niet met sche
ma's, die eerst op den duur zouden werken,
maar onmiddellijk. In elk ander land, waar
de economische structuur op arbeidsverdee-
ling was ingesteld, zou dat vraagstuk onop
losbaar zijn geweest, maar gelukkig voor
ons was ons land in alle opzichten achter
lijk; vandaar, dat vrijwel in ieder huis een
kachel was, waarin men brood kon bakken.
Meel moesten de menschen hebben, om
tenminste in leven te blijven; aan andere
behoeften werd voorloopig niet gedacht.
De boeren waren derhalve de levensbron,
waaruit een ieder in het begin moest putten.
Wat in de steden aan handelsvoorraad aan
wezig was, werd terstond verbeurd ver
telaard en verdeeld, doch de hoeveelheden
waren helaas niet groot; onder liet bewind
der witten bloeide weliswaar de kettinghon
den, doch daarbij gingen steeds dezelfde hoe
veelheden voortdurend van hand tot hand.
Bovendien verstonden die menschen de kunst
van verstoppen uitstekend, zooals we later
maar al te goed zouden bemerken. Tegenover
de geplaagde, reeds zoo vaak geplunderde
hoeren waren wij zonder erbarmen; wi)
moesten op dia wijze optreden, zuiver uit
ijfsbehoud om de stedelijke bevolking niet
tolaal te laten doodhongeren. En de hoeren
hadJen, gelukkig voor ons, in dor. sleur van
de troepjes, die het land doorkruisten. Wij
voerden de „prodnaloog" in, de belasting in
producten, een camouflage van het naakte
feit, dat de sowjet-regeering niets anders
deed, dan zoo intensief mogelijk de dorpen
leeg te plunderen. Het bedrag van deze be
lasting, die hoeveelheid producten, die moest
worden opgebracht, werd nimmer vastge
steld. Als er ergens hongersnood dreigde,
werden de troepen uitgestuurd met het bevel
de aanwezige voorraden op te eischen en de
ze naar de geteisterde streken te veriaden.
Vond men geen voldoende graan of meel,
dan moest het vee worden weggevoerd, ge
deeltelijk om vleesch in plaats van meel te
kunnen verstrekken, doch ook als dwang
middel om de 'boeren te forceer en het door
hen hooger gewaardeerde vee tegen graan
in te ruilen.
Grisha, die nog steeds in militairen dienst
was, kwam laat in den herfst van een der
gelijke requisitietocht terug, ellendig en uit
zijn evenwicht gerukt. ,,Dat kan ik niet
meer doen!" riep hij wanhopig uit. Zijn troe
pen hadden zich over een breed rayon ver
spreid en in twee dorpen slechts koeien in
beslag kunnen nemen uit gebrek aan graan.
Toen hij met een deel van zijn troepen naaf
het verzamelpunt terugkeerde, hoorde hij
reeds op meer dan 10 kilometer afstand het
razende geloei der beesten. De soldaten had
den de koeien een paar dagen lang voortge
dreven zonder de ettelijke honderden bees
ten geregeld te kunnen melken. De stomme
dieren leden tengevolge van ontsteking der
uiers ondragelijke pijnen, terwijl zij boven
dien van honger en dorst vergingen. Somber
en wanhopig stonden de soldaten machte
loos tegenover die razende, brullende dieren,
die niet meer te benaderen waren en slechts
door een soort instinct in kudde-verhand bij
een bleven. Grisha gaf toen de soldaten op
dracht de dieren neer te schieten, waarna zij
geslacht konden worden. Het was hem even
wel onmogelijk dit tafereel bij te wonen; hij
was weggereden, terwijl de schoten en het
geloei der dieren hem nog langen tijd achter
volgden.
Dit betrekkelijk kleine voorval had echter
grooten invloed op ons verdere leven; de
militaire dienst begon Grisha zoozeer tegen
te staan, dat hij verzocht zoo spoedig moge
lijk gedemobiliseerd te mogen worden, welk
verzoek werd toegestaan. Hierdoor kwam
aan het voortdurend heen en weer trekken
zij het ook tijdelijk, een einde. Grisha werd
leider van den economisdhen raad in Joerof-
ka, een der centra van het Dongebied, waar
we ons toen bevonden, en als zoodanig ook
lid van het uitvoerend comité der sowjets,
terwijl ik in dienst trad bij „narkamprod",
de plaatselijke afdeeling van het volkscom
missariaat van voedselvoorziening.
In welke organisatie men echter ook werk
te, de problemen waren alle van denzelf
den aard. Het bleef voedsel, grondstoffen en
brandstoffen op papier verdeelen, want in
werkelijkheid was er zoo goed als niets. Hier
door bleven wij toch afhankelijk van het
geen de troepen uit de dorpen weghaalden,
al behoefde Grisha niet meer daadwerkelijk
aan die plunderingen mee te doen.
Het werk in de reusachtige fabrieken was
een bespotting voor al die prachtige machi
nes, die er stonden. Nog geen tiende deel
van de arbeiders die er werk konden vinden,
dwaalden door de verlaten ruimten rond.
De overigen waren geleidelijk naar het een
of andere dorp weggetrokken, vanwaar zij
of hun ouders afkomstig waren. Onze indus-
trie was nog jong, de arbeiders waren goed
deels boeren, die hun grond nog dn bezit
hadden al werkten zij er zelf niet meer. Ver
reweg de meesten stonden nog met hun dorp
in verbinding, waren gewoon om jaarlijks in
den oogsttijd een tijdlang de fabriek te ver
laten om op fhet land met het binnenhalen
van den oogst te helpen en mede te werken
om de landbouwvoortbrengsel ente verkoo-
pen. Nu de fabriek zoo goed als niet meer
opbracht, de arbeiders geen loon en nage
noeg geen voedsel of kleeren ontvingen, lie
ten dezen hun industrieelen arbeid in den
steek om naar hun dorp terug te keeren,
waar door de verborgen voorraden zij tenmin
ste niet van honger dreigden om te komen.
De weinige overgeblevenen dreven ruilhandel
met alles wat zij maar konden wegsleepen.
Drijfriemen verdwenen elk oogenblok, voor
al koper was een geliefkoosd object en de
menschen, die nog in de reusachtige fabrieks
hallen werkten, deden dit grootendeels ten
eigen bate. Zij repareerden er o.a. boerenwa
gens, landbouwgereedschappen en hand-
pompjes .waartegen zij van de boeren meet
in ruil ontvingen.
Voorts legde ieder zooveel mogelijk zij-rt
eigen tuin aan, waarin aardappels en waB
komkommers werden gekweekt, men hield
zooveel mogelijk koeien, geiten en varken*,
zelfs in de groote steden. Het denken concen
treerde zich hoofdzakelijk op het voedsel-
vraagstuk, het. alles-overiieerschende.
Dat nam niet weg, dat todh de rantsoenen
van de fabrieksadministraties werden opge-
eischt, al stonden deze feitelijk stil. Verwoed
gingen zij te keer als zoowel de hoeveelheid
als de kwaliteit der requisites niet mede-
vielen en het gebeurde menigmaal, dat een:
ontevreden troep tijdens een conferentie ln
het vakvereenigingsbureau met veel lawaai
kwam binnenstormen.
„Hier, kameraad Sertschenko, zie Je wal
ze ons nu voor rommel hebben gegeven!"*
Een der arbeiders, in vodden gekleed, stin
kend van vuilheid, zwaaide een stuk gelooi
de huid heen en weer, terwij] hij zijn taal
met de noodige grofheden spekte.
„Stoor ons niet, kameraden, zie je niet dat!
we bezig zijn", antwoordde de vakvereeni-
gingssecretaris vermoeid.
„Bezig, ja natuurlijk met het verdeelen
van de goede waai- tusschen jullie bende met
de juffertjes erbij! Wat hebben we aan een
dergelijke vakvereeniging en een op eigen
voordeel belust bestuur!*'.
„Maakt niet zoo'n drukte. Jullie hebt leer
gekregen. Bevalt (het je niet, geef 't dan te
rug. Anders maken jullie er maar schoenen
van".
„Sdhoenen, oho, schoenen, van zulke ivwn-
mei, vol gaten! En waar moeten de zolen
vandaan kmen", schreeuwde een ander uit
de troep.
Het leer zat werkelijk vol gaten, doch het
treurige was, dat wij met zijn allen niet kon
den beoordeel en of het al of niet bruikbaar
was. Daartoe zouden we iemand uit den
economischen raad moeten raadplegen, die
veie tand van leer en schoenen had, en zou
deze ons de waarheid vertellen? Den vakver-
eeniginesseoretaris echter scheen alles on
verschillig te laten.
'(Wordt vervolgd.T f