I in i Uil DONDERDAG 28 MEI 1931 TWEEDE BLAD PAG. 5 THEOLOGISCHE SCHOOLDAG CHR. GEREF. KERK TE APELDOORN Heden werd te Apeldoorn gehouden de TheoO. Schooldag der Chir. Gerei. Kerk. De Schooldag werd geopend door den Rector, Prof. P. J. M. de Bruin, die de in grooten getale eaamigekotmen schare toet zingen Psalm. 122 1. Na geibed riep öpr. de vergadering een hartelijk welkom toe, met den wemsdh dat in aller harten moge weeiM'iinken het op wekkend woord van den profeet Jeramia: Laat Jemnzalean in uwflieder hairt opkomen Spreker we» op ouid-Jeraël, dat op de hooge feeeten opging naar Jerusalem, en zoo gaat ook een groot getal Cihinet.. Gerèfor- meeaiden op naar het edh-oone Apeldoorn, dat het centrum is voor de kerk.. Opmerkelijk is dat de profeet niet zegt. Laat Palestina in uw hart opkomen. Neen, Jeruzalem, n-1. het centrum, het vereent- gimgspunt van heel Israeli. Daarom zegt ooK de Psalmist, dat Hij Sion meer bemint dan alle Jakobs steden. In Apeldoorn is het ker kelijk middelpunt. Naar dit centrum rich ten zich de kerkeraden om hulpdienst van de jeugdige Levieten tot het spreken van een stichtelijk woord. Uit dat centrum gaan onze jonge mannen uiit om straks het Evangelie te verkondigen. Naar dat centrum komen de vragende ambtsdragers om vooididMiing inzake de regeering der keik. Dat centralis Apeldoorn is de plaats, waar de polsslag der kerk wordt gevoeld. Daar heen gaan dan ook de scharen met vreugde op naar den Schooldag. Wat zou, vraagt spr., het heilige lanid zijn geweest zonder Jeruzalem? Wat zou er van de kerk gewor den zijn zondier haar TheoL School? Welk een zegen is reeds van haar uitgegaan. Uit haar kwamen voort behalve zoovele Diena ren in ons land, ook twee Missionaire Die naren, die den heidenen het Evangelie ver kondigen. Als dan dat Jeruzalem opkomt in t hart, dan wordt de drang levendig om op te gaan naar de parel der Veluwe. Dan denkt men ook aan de dagen van ouds, toen de kerk nog geen eigen kweek school had. Aan de eerste twintig jaren der Scheiding, van 1834 tot '54, toen er nog slechts particuliere opleiding was. Toen te Groningen en Dwdngelo, te Ruinerwold en te Hoogeveen, te Arnhem en te Schoonhoven slechts door één predikant onderwijs aan hui© wercl gegeven. Van Hooger Onderwijs, in wetenschappelijken zin, was toen nog geen sprake. Later werd dit anders. Daar om gevoeMen de oude Ds. Wisee en zijn collega Van Lingen terstond in 1892 de nood zakelijkheid van een Tbeol. School. En waar in 1919 deze school naar Apeldoorn werd verplaatst, daar komt telken jare in de Meimaand Jeruzalem weer op in het hart en gaan de stammen vrooiljk op naar Sione Godgewijden top. Dat opkomen, dat gedenken, roept tot ge bed voor de school, tot eendrachtig beharti gen van haar belangen, tot offeren van onze gaven voor haar onderhoud-, bovenal tot on derzoek of haar scholieren zijn op de he- melsdhe Hoogeechool, dan zullen wij niet alleen bezoekers zijn van den schooldag, mgajr teven© pelgrims naar 't nieuwe Jeru zalem dat boven is. Na het uitspraken deroer reld'e las de Rec tor een brief vsor van twee leerlingen der Theol. School, <54e vanuit het verre Celebes, per luchtpost ee» woord van sympathie had den gezonden, id. de predikanten'Bikker en Geleynse. On der het zingen ven Psalm 2214 en 16 beklom Ds. J. Ho vi-ue van Nieuwe Pekela den' kansel om te spreken over: Gedenk klanken. Spr. begint met de opmerking, dat van de drie groorte Reformatoren der 16e eeuw Zwdnigli wel hefl minst hekend is. Luther en Calvijn zijn batar belkienidi Toch ie Zwingli van groote beteekenis, omdat hij eigenlijk het eerst de lijnen voor de Geref. theologie getrokken heeft. Hij is de baanbreker voor de Reformatie in Gereformeerden zin. 11 October vara dit jaar is bet 400 jaar gele- dien, dat Zwingli sneuvelde in den slag bl] Kappel. Daarom wil spr. op dezen School dag eenige gedenlklklanken aan hem wijden. Na in het kort iets van Zwingld's levens loop geschetst te hebben, wijst spr. op de vorming van Zwingli tot Reformator. Die vorming wordt z.i. door vier zaken geken merkt. In de eerste plaats noemt spr. Ie opvoeding in Humanistischen geest. Die Humanistische opvoeding heeft een onuit- wischbaar stempel gezet op Zwingld's per soonlijkheid en op vele van zijn beschou wingen. In de tweede plaats noemt spr. bet geleidelijk tot bekeeriug komen van Zwingli, zonder schokkende gebeurtenissen, die we wel bij Luther vinden. In de derde plaats Zwingld's toenemend inzicht in de macht der zonde en zijn open oog voor de behoeften van het zedelijk leven. Als laatste keumeid! jende trek in Zwingld's vorming wordt zijn patriottisme genoemd1, waardoor Zwingli zoowel een kerkelijk als politiek Hervormer werd. In het tweede deel van zijn toespraak staat spr. stil bij Zwingld's e t r ij d. Eenigs- zins breedvoerig wordt geschetst de strijd, diie Zwingli moest voeren met Rome. Niet zonder tegenstand kwam de Reformatie in Zurich tot standi Trots allen tegenstand ech ter zegevierde de Hervorming. Vervolgens wordt gewezen op den strijd tegen de v e e s t d r ij v e r ij der Anabaptisten, 1 /aardoor in Zwitserland evenals in Dnitech <Wid het wealk der Hervorming dreigde ten foder te gaan. In 't begin meenden de We- '/erdoopers in Zwingli een medestander te vinden, waartoe enkele uitlatingen van Zwingli huin aanleiding gaven. A'1 spoedig bleek echter hel groote onderscheid tus schen beide bewegingen. Met behulp van den sterken arm der Overheid werden de Anabaptisten tenslotte verdreven en kon het werk der Reformatie voortgang hebben. De Züridhsche Hervormer had evenwel ook nog een anderen strijd te voeren, name lijk met Luther. In dien strijd ging het voornamelijk over het Avondmaal, waar de vraag in geding was en bleef, of Christus tiaar Zijn menschelijike natuur werkelijk in het Avondmaal tegenwoordig is. Uitvoerig wordt het verloop van dezen twist getee- Icend. Het godsdienstgesprek te Marburg in 1529 bracht overeenstemming op alle punten der leer behalve in het stuk van het Avond- maai Luther weigerde Zwingli de broeder hand en bleef tot zijn dood onver zoenlijk. Enkeile dagen voor zijn dood schreef Luther bijvoorbeeld nog: „Mij, den ongelukkigsten der mensdhen, is .le zaligspreking van den psalmist voldoende: Welgelukzalig is de man, die- niet komt in den raad der eacramentariërs, die niet wandelt in den weg der Zwinglianen, die niet zit in het gestoelte van Zurich". Vervolgens wijst spr. op den politie leen strijd van die dagen, waardoor Zwitserland verdeeld werd en waaraan door Zwingli een werkzaam aandeel genomen werd. De vermenging van kerk en staat bracht aan het werk dei- Reformatie geen voordeel en aan Zwingli den dood, want hij sneuvelde in den elag bij Kappel, toen hij Gisteren vierde het dorpje Oudelande in Zeeland feest ter gelegenheid van het zilveren ambtsjubileum van den burgemeester den heer J. Bruggeman. De Burgervader-jubilaris gaat ie. midden van zijn gemeenteraadsleden en feestcommissie zingende door het dorp naar de scholen, waar hem een zanghulde door de kinderen werd bereid. T IS FEEST OP T DORP DE GEREFORMEERDE MEISJES INT00GDAG BIJEEN BOND VAN CHR. LETTER KUNDIGE KRINGEN ZESDE ZOMERCONFERENTIE TE KASTEEL HARDENBROEK, DRIEBERGEN Onder prachtige weersomstandigheden werd gedurende' de Pinksterdagen de zesde zomerconferentie gehouden. Alle beschikba re plaatsen waren bezet Zaterdagmiddag opende de heer K. F o k k e m a de conferen tie met een hartelijk wiorcl van welkom. Des avonds leidde Mr. Roel Houwink de se rie onderwerpen over Kunst en Leven in met een 'lezing: Kunst en Religie. Spr. ving aan met het bepalen der on scheidbaarheid van de 'beide begrippen Kunst en Leven. Vervolgens stelde hij twee vragen, die hij nader ontwikkelde, nl. Kunst: zal zij ons meer zijn dan een willekeurig zinnenspel, of zullen wij pogen te verstaan wat ons van God in haar gegeven is. Leven: zal het ons meer zijn dan een leeg mode woord, dat wij niet onze begeerten e over prikkelde zenuwen naar hartelust kunnen vullen, of zullen wij het begrijpen als een ge schenk Gods dat. waar maakt van dag tot dag de volheid Zijner liefde, ondanks de schulden waarin wij ons verstrikken met eiken ademtocht. Voorts aan de Religie toekomende zei spr.. dat ieder kunstwerk hierop reageert, dat ieder kunstoordeel er partij in kiest, iedere aesthetische genieting er verband mede houdt. De werkelijkheid d'e kunst heeft im mer deel aan de werkelijkheid der religie. Spr. ontwikkelde uitvoerig zijn gedachten over kunst, haar oorsprong, haar hodem en Wortels 'en haaf verband met 'religie. 'Geen kunstwerk ontstaat of het spreekt zich op de een of andere wijze omtrent de betrek king van den mensch tot God uit, aldus spi. Vervolgens beschouwt spr. de drie motie ven die de kunst en het leven immer in meer of mindere mate beheerschen, nl. het aesthe tische, 't ethische en metaphysisohe. Voorts wijst spr. een drietal schijngestalten af van het religieus motief in de kunst, nl. het be grip der schepping, dat der waarheid (in haar heteekenis van de hoogere waarheid), kunst.. Dit is zijn moeilijkste taak, maar wij moeten het aandurven, ondanks onuitwisch- bare onzekerheden, te spreken over Christe lijke kunst, haar voorwaarden en haar mo gelijkheden, en over de taak van den Chris- telijken kunstenaar. Wij moeten spreken over een kunst die het Kruisembleem nim mer als een zegeteeken zal vermogen te dra gen, maar die altijd toeven moet onder de schaduw van het Kruis, biddend dat zij haar roeping naltome, doch nimmer in het bezit harer vervulling. Met Christelijke kunst kun nen wij het alleen maar wagen, dwars tegen de wijsheid der wereld in, die ons als roeke- loozen brandmerkt, of als verdwaasden. Uit voerig staat spr. stil bij zijn naclere uiteen zetting over Christelijke kunst, om te beslui ten met de taak van den Chr. kunstenaar te karaktiseeren met een enkel begrip nl. ge hoorzaamheid Zondagmiddag spralk de heer H. van der Leek over he onderwerp: Kunst en verant woordelijkheid. Bij de overdenking van hun als veldprediker met. het leger der Zürichere uitgetrokken was. In het laatste gedeelte van zijn rede staat spr. stil bij de leer van Zwingli. Enkele voorname punten van zijn leer worden be licht, n.k het uitgangspunt van zijn theolo gisch systeem, zijn godsbegrip, de praedes- tinotie, de voorzienigheid, de leer aangaan de den mensch, met Zwingld's beschouwing over de erfzonde, de zaligheid van enkele Heidenen en het Avondmaal. Met een woord van groote waardeering voor Zwingli en een aanhaling van Bavin ck uit het slot van diens proefschrift over de Ethiek ,van Zwingli, eindigt spreker. In de middagvergadering sprak Prof. J. J. van der Schuit over; Geest en geest. Spreker begon met te Wijzen op de be- teekerais van den Pinksterdag, van den Schooldag der keilken en van de tijdkente- ring dezer eeuw, waarna hij een drietal ge dachten in betrekking tot zijn onderwerp ontwikkelde, n.l. 1. Geest en geest verdeeld; 2. Geest en geest vereend1; 3. Geest en geest vereeuwigd. Tegenover de organisatie uit den Heiligen Geest treedt in onze dagen al meer naar voren de internationale broeder schap, teganover de stad Gods komt al meer naar voren de stad van Kaïn, tegenover de verborgenheid der Godzaligheid treedt steeds meer naar voren de verborgenheid der ongerechtigheid met haar leer van het occultisme. Spreker lichtte vervolgers uitvoerig toe hoe de auto-suggestie en het onderbewuste en onbewuste.leven den mensch in vele ge vallen geduchte parten speelt en kan spe len; hoe erothiek en mystiek soms stuivertje wisselen. Hierna ging spr. na op wat wijze in deze geestesgesteldheid correctief kan worden opgetreden, nl. door den baud aan het Woord., den ootmoed der geesten .en de gemeenschap -met Christus; om zijn voor dracht te besluiten met een triomflied op dep eindstrijd der eeuwen. verhouding, aldus spr., gaan wij natuurlij kenvijs uit van onze Christelijke overtuiging dat ieder mensch met al zijn levensuitingen rechtstreeks en volledig verantwoordelijk is voor God. Waarom, waagt spr. in zijn nadere be schouwing, zou ook onze Christelijke wereld niet voor de vervoering en droomen van het mensclhenhart vatbaar zijn? Gods majesteit komt tot het geweten met d-e tegen alle men- schennatuur indruischende eisch der zelf verloochening. Zijn zedewet eischt de verloo chening van het ik. Spr. verwerpt de Idee der autonomie van de kunst en komt tot de vraag: waarin ligt de zedelijke norm spa ciaal voor kunstenaar en kunst. Uitvoerig bespreekt hij de kunst en haai wordingsferen, nl. de onbewuste en bewuste wordin-gsfeer. Maar hoe de gerichtheid ook zij, altijd weer zal zij onder het Goddelijk ge richt, onder de Goddelijke norm moeten dom gaan om haar laatste, geheimste bedoeling te verantwoorden. De dichter is met zijn persoonlijkheids- uiting in niets van elk ander mensch onder scheiden. Hij moet zich evenzeer afvragen: kan ik met deze uiting van mijn persoonlijk heid voor God bestaan? Vervolgens staat spr. stil bij de werkings sfeer der kunst. De werkingssfeer betreedt de dichter door aan zijn werk publiciteit te geven. Door dt» bekendmaking wordt zijn strikt persoonlijke daad een publieke daad. En hierin draagt een kunstenaar een zeer groote verantwoor delijkheid. Met voorbeelden illustreert spr. de goede en de slechte gevolgen van een aan het publiek bekendgemaakt kunstwerk. Zoo verkrijgt de kunst, evenals elke andere uiting in de wereld een dubbele functie, nl. een waardescheppende en levensvormende. Het is geen theoretische frase wanneer wij zeggen dat de kunst in de gemeenschap haar werkingssfeer heeft, dat zij waardeschep pend en''; levensvormend werkt, dat zij geestelijke daad vertegenwoordigt. Spr. staat stil bij de kernwaarde der Christelijke ethiek, niet alleen in het algemeen maart ook voor den dichter. Resumeerende toont spr. aan dat op grond van de Goddelijke zedewet de verantwoorde lijkheid bepaald wordt door de vraag, of de kunst staat in dienst van het i k, of in dienst van de Chr. liefde. Dit is het wezen van de dichterlijke verantwoordelijkheid. Spr. ein digt met. het aangeven dei- grenzen der dichterlijke verantwoordelijkheid Zondagavond hield Ds. J. C. v a n D ij k een Pinksterpredikatie voor de deelnemers Maandagmorgen behandelde dezelfde spre ker het laatste onderwerp dezer serie lezin gen, nl.: Kunst en Gemeenschap. Wie .aldus spr., in onzen tijd zegt: Kunst en gemeenschap, klaagt na vijf minuten over het befaamde individualisme van tach tig en den nasleep daarvan in onze litera tuur. Spr.heeft in bijna alle kring de stoute neiging het op te nemen voor de nu haast wel over de geheele linie verlaten stelling dat de kunst er is om de kunst Elk concreet kunstwerk is het meest subjectieve dat in de wereld bestaat, want het is ten slotte „einmaMg" en juist in deze einmaligkeit ligt zijn aesthetische waarde. Spr. noemde deze beschouwing het einde van de weg die hij thans bewandelen ging. Bij kunst en gemeenschap staan we aan het begin, wij hebben minder te maken met hét kunstwerk clan met den kunstenaar en niet in de eerste plaats als artist, maar als lo vend mensch. Het woord Gemeenschap heeft voor ons niet een algemeen humanistisch accent, het heeft voor ons een specifiek accent der Christelijke belijdenis, die precies het omge keerde zegt. Spr. weet oolc van andere ge meenschappen, de gemeenschap der creatuur lijkheid, de gemeenschap der gebrokenheid, cle gemeenschap der zonde en de gemeen schap van den dood, de gemeenschap van alle religie aJls vraag en verlangen en van alle niet religie als vraag en verlangen óók. Komende tot de „Christelijke gemeen schap", geraken wij tilt de „letterkundige Chr. impasse" en zal waarachtige Christelij ke literatuur uit die gemeenschap geboren worden. Maar allereerst doet spr, eem beroep op het persoonlijke. Chr. kunst hebben wij als zoo danig af te wachten en een Chr. gemeen schap, die zou moeten komen, kan geen ster veling ter wereld -stichten. Jezus Christus moet eerst in het individu 'beleefd Worden, zooals een visch het water beleeft. Wij bemoeien ons, aldus spr., met het ver langen naar een waarachtige geestelijke ge meenschap in Christus, die zich ook in kunst zal bewijzen. Maar vóór alle dingen hebben wij ons te bemoeien met ons zelf, ons te be zinnen op ons zelf, op onzen eigen geestelij ken stand. Bij het begin, zoo besluit spr. zijn onder werp, heb ik een goed woord gesproken voor de kunst om de kunst, in dat verband nü. het „einmalige" van elk kunstwerk en zijn aethetische beoordeeling handhaaf ik volko men. Maar ten slotte is de term zinledig armelijk. Niets ter wereld is er om zichzelf, niets heeft waarde dan alleen in relatie tot het grootere dan zichzelf. Ook de kunst is symbolisch en een gehoorzaam getuigenis. Zij zal het alleen zijn bij monde van de kunstenaar, die waarlijk door het grootere dan zichzelf gegrepen is. En de grootste Is Jezus Christus. 's Middags had de algemeen© bespreking plaats, waaraan levendig werd deelgenomen, 's Avonds lazen verschillende jongeren uit eigen werk. De voorzitter sloot do buitengewoon goed geslaagde conferentie. 13de BONDSDAG TE UTRECHT AANBIEDING VAN HET VAANDEL DE MIDDAGSAMENKOMSTEN Blijde oogenblikken in Tivoli. Nadat de bondspresidente in Tivoli de openingsrede had uitgesproken, waarvan we gisteren al verslag deden, werden op voorstel van de eerepresidente, mej. II. S. S. Kuyper telegrammen van eerbiedige hulde betuiging en beloften van trouw verzonden aan H. M. de Koningin, H. K. H. Prinses Juliana en Z.Exc. Dr. H. Colijn. De bestuursverkiezingen -hadden tot, resul taat, dat in de vacature-mej. R. de Vries gekozen werd mej. KI. Elgersma van Wit- marsum, in de vacature-mej. J. Oskam mej. Jos. Francke van Grijpskerke, terwijl de Bondspresidente mej. Tj. Torenbeek van Zoidlaren herkozen werd. In de Commissie van Redactie werden benoemd de dames Tini Kok, van Utrecht, en J. de Bruijn, van Pui-merend. Hartelijke woorden van afscheid werden door de presidente gericht tot de vertrek kende bestuursleden, die zooveel voor den Bond hebben gedaan. Een punt buiten het programma vormde de aanbieding ,van een Vaandel door de M.V. te Naaldwijk bij monde van mej. A. M. Lock. Zij bood mét een korte rede het mooie vaandel het| Bondsbestuur m. Dit kunstig stuk werk van de firma Van Oven te Den Haag, geborgen in een fraai gebeeldhouwde eiken kast, aanpassend aan het meubilair van het Bondshuis, geeft op bruin fluweelen fond het Bondsinsigne in geel en echt goudborduursel. De woor den „Bouwen en Bewaren" ontbreken uiteraard niet. Verder geeft het vaandel de wapens van Nederland en de elf provin ciën op een Oranjelint Onder aan is de op richtingsdatum vernield en het geheel wordt bekroond door 'n leeuw. De firma Van Oven legt met dirt fraaie werkstuk wel veel eere in. De Bondspresidente aanvaardde met bij- zonderen dank het vaandel voor den Bond met de wensch, dat het straks mee den Bond menigmaal naar buiten zal vertegen woordigen. De voorstellen van het Bondsbestuur, be treffende de contributie, de samenstelling het Bestuur, werden met overgroots meerderheid aangenomen. Verschillende voorstellen werden hierna nog behandeld; o.m. werd besloten don Bondsdag volgend jaar te Amsterdam te houden. In de Oosterkerk. was liet mej. J. Oskam, van Nieuwerkerk a. d. IJssel, die presideerde. Zij, had haar ver loofde bij zich en stelde die aan de verga dering voor. Toen Mr. Bij lev eld den kansel be klommen had begon hij met te zegigen, dat de presidente do twee mannen, die op het podium gezeten waren, n.l. spr. en de ver loofde van mej. Oskam, in het zonnetje ge zet had. Wat de verloofde betreft, deze moest daarover maar met mej. Oskam „af rekenen* op de ook in- dezen kring gebrui kelijke wijze tusschen verloofden. (Groote wroolijkheid). Daarna sprak mr. Bijleveld rijn rede uit over „Onze jeugd en haar genietingen". Mag een jonge Gereformeerde vrouw in en van het leven genieten? Is er voor een Gereformeerde plaaits voor levensvreugde en echt pleizier? Die vraag is gewettigd, gezien de voorstel ling alsof Christendom is een soort verster ving, een gebod om afstand te doen van al wat het leven in de wereld biedt Spreker kenmerkt die voorstelling der hoogste vroomheid als onschriftuurlijk, dus niet Gereformeerd. Het bannen van vreugde uil het leven, is tegen Gods ordinantie, die ons leert, dat er is een tijd om te weenen, maar ook een om te lachen. Er mag dus genieting van blijdschap we zen, ja, zij moet er zijn, ook, juist Moor den Christen. Maar welke? en hoe? Ook hier geeft Schrift antwoord, mits goed verstaan. Op het: wat mag genoten worden? ant woordt zij: alles, mits het met dankzegging geschieden kan en geschiedt. Op het hoe? zegt rij: doe het tot Gods eer. Voor rijk van ons leven komt dat hierop wij genieten mogen wat goed is, naar Gods wil; vermijden moeten wart, zondig is, of tot zonde brengt; dat wij God om dat genot met een vrije consciëntie moeten kruinen bidden; Hem voor dat genot moeten kun nen danken. Wat zondig is, leert Gods Woord in de wet en in zooveel andere uitspraken; daar van geeft ook eigen consciëntie gelukkig mede getuigenis. Wat tot zonde brengt, leert Gods Woord ook, maar niet zoo recht streeks, niet zoo gemakkelijk begrijpbaar voor het jong gemoed. Uitdrukkelijk wijst Spr. erop, dart hier het vasthouden aan de Gereformeerde zede, het steun zoeken bij ervaren geloovigen zoo heilzaam is; welk een zegen er ligt in het bzit van ouders, die vaste lijnen aangeven. Wat kan en mag nu, zoo beschouwd, do Gereformeerde jonge vrouw als geoorloofde jeugdigenieting zien? Alles wat, zonder haar vrouweneere te kwetsen, en zonder haar vrouwenroeping te schaden, naar persoonlijken aanleg en in verband met de levensomstandigheden be- vorderen kan een harmonische ontwikke ling van lichaam en geest, en zoo liet leven in de ontplooiing zijner vermogens tot even wichtigheid voert. Voor wie iets voelt van het heerlijke, om Gereformeerd te mogen rijn, is reeds het wierken in en voor de Meisjesvereenigingen zelf een groote genieting. Wie voorts als regel hersenarbeid verricht en een zittend leven leidt, zal daarnaast in wandelen, fiet sen, tennissen, zwemmen, korfbal, roeien, kampeeren die harmonie en ontplooiing zoe ken; wie overdag door lichaamsarbeid ol in eentonig werk vermoeid wordt, zal in muziek en zang, in meer huiselijk spel als sjoelbak, tafeltennis, schaken, dammen, do mino het evenwicht terug vinden. Allerlei factoren wijzen hier den weg, zoowel voor den aard der genieting als voor den omvang van 't genot. Clubvorminig, onder goede lei ding, en eaambinding van geestelijk gelijk gezinden is ook hier zeer aanbevelens waard. Spr. kan vanzelfsprekend geen codex van Gereformeerd genot leveren, doch hoopte wel eenige leidraad te hebben geboden voor eene bespreking, en eenige houvast bij do uitwerking van eventueele plannen. In de Westerkerk presideerde mej. E. C. Versluys, 2e secre taresse, die een kort inleidend woord sprak en daarna de openingsrede van de Ijonhs- presidente voorlas. Vervolgens hield De K. Dijk van Den Haag rijn rede, waarvan we gisteren reeds verslag deden. DE MTODAGSAMENKOMSTEN Tivoli Nadat Mej. H. S. S. Kuyper de verga dering heropend had, sprak de heer P. K r e p e 1 namens den Bond van J. V. op G. G. Mej. A. C. van Oversteeg namens den Bond voor Geref. Jeugdorganisatie en Mevr. den Hoedt namens den Bond van Hervormde M. V. op G. G. De presidente antwoordde. Er waren heel wat brieven en telegrammen met gelukwensclien inge komen. Allereerst voerde nu het woord Dr. H. van Andel van Solo over: Javaansche vrouwen en meisjes. Spreker trekt 'n parallel tusschen de rouw in het Westersch cultuurleven en In de Oostersche afzondering. Nog veelszins is daar de vrouw de reehtelooze, de mindere, de achtergestelde. Welk een versohil in po sitie voor een en dezelfde vrouw, schepping ran Gods hand. Alleen de H. Schrift leert- hij Goddelijk licht verstaan de oorsprong dezer ongelijk heid. Voor een niet gering deel is hier de vrouw door eigen schuld op die mindere Door Gods genade zou echter de vrouw het middel zijn, om Hem te brengen, die den mensch redden en Satan verwinnen zou. Door Christus is de vrouw hersteld op haar oude eereplaats. Het Mohammedanisme, dat op Java een groote rol speelt, heeft wel veel elementen uit het Christendom genomen, maar het eerherstel der vrouw niet. Het laat den man de vrijheid vier vrouwen te hebben. En door het gemak van echtscheiding worat die beperking niet gevoeld. In het Javaan sche huwelijksrecht is de positie van de vrouw niert zoo slecht als in het gewoon Mohammedaansche recht- Des te beter Mo hammedaan de Javanen worden, des te slechter de positie van de vrouw. De veel wijverij en de echtscheidingen zijn een vloek in het leven der vrouwen. Onder de jong-Javanen wordt telkens do monogamie als ideaal opgeheven. Maar zoo lang de godsdienst anders toestaat, geeft dart niets. Een godsdienstig recht wordt al leen opgeheven door een godsdienstlgen plicht. Het Javaansche volk wordt alleen van de veelwijverij verlost, als heit het Evangelie van Christus aanvaardt. Met de gewone middelen bereikt de Zen ding minder gemakkelijk de vrouwen dan de mannen. Daarbij komrt de opvatting, dat dé gods dienst een zaak is van de mannen en niet van de vrouwen. Zelfs als een man gaai denken over den Ghr. Godsdienst, spreekt hij daarover niet met rijn vrouw. 1-Iet is heel gewoon, dat de eeretelingen uit een dorp, mannen zijn. De groote vraag is, hoe bereiken we de vrouwen en de dochters van de mannen, die geen Christen werden. Het behoort een ken merk van de Christelijke prediking te zijn, dat ze zich ook tot de vrouwen wendt. Daarvoor is noodig, dat vrouwen den beid doen. Spr. brengt hier in herinnering! de uit zending van twee zeaidingszu-siters naar Solo door de kerk van Delft, zusters, die ln doze vergadering zijn en,uit den Bond voort komen. Zoo draagt hét ibondswerk ook vrucht voor de zending! Wat kunnen de Javaansche meisjes en vrouwen voor u zijn? Haar lot moge u leeren, tsw» voorrechten op prijs te stellen. Wat kunt gij voor de Javaansche vrou wen en meisjes zijn? Spr. beantwoordt die Vraag niet. De lief de zal den weg daartoe gemakkelijk vinden. In de Oosterkerk. traden des middags de sprekers van Tivoli in omgekeerde volgorde op. Met groote aan dacht werden ook hier beide referaten be handeld. Aan den Utrechtschen predikant Ds. J. H. Telkamp was hier de taak om het slotwoord te spreken. Hij wilde eerst namens de meisjes aan de bondspre sidente mej. Torenbeek, die nu hier presi deerde, gelukwenschen aanbieden voor haar herkiezing als bondspresidente. Men had spr. wel eens gezegd, dat een bondsdag van Geref. jonge meisjes, waar ruim anderhalf duizend jonge vrouwen bij een zijn, een fleurigen en kleurigen aan blik oplevert. Spr. was er nooit bij geweest, maar hij moet het zeggen: de helft van de pracht was hem niet aangezegd (groote vroolijkheid). Misschien komt dat wel dat spr, daar zoo van onder den indruk is, om dat hijzelf nog niet zoo lang geleden pas zijn keuze deed. (Daverend gelach). 't Is lente bij de duizenden meisjes, die onzen Bond vormen, zegt spr., de tijd van het jonge leven van lichaam en geest; leven waarin groei ligt en toekomst- Zoo moet 't ook lente, voorjaar zijn in jullie geloof. Reeds groeien op den akker ook van het jonge hart allerlei bloemen: schuldbesef, be rouw, behoefte aan verzoening, geloof in vergeving, gebed, idealen't zijn geen Adonisbloemen, maar plantingen des Heeren Laat dan Noordenwind en Zuidenwind den hof van het hart doorwaaien, opdat zijn specerijen uitvloeien. Komt dan met de ontwikkeling lichaam en geest 't gerijpte leven, dan komt ook het rijpe geloof. De voorjaarsbloemenpracht houdt dan op beeld te zijn van ons geloof en gedacht moet worden aan eikeboomen van gerechtigheid wonderbeeld: moeders in Israël. In de Westerkerk ROFFEL-RIJMEN, DE OPTIMIST Ik ben Veraart Wat niemand Maart Op deze aard' Doe ik bedaard Met ijzel in m'n vliegerstaart: De wolken boot- Ik middendoor En 't gonzend koot- Van mijn motoor Ronkt vrij en blij de luchten door. Ik sproeien spuit Vanuit mijn schuit De ijzel uit Die stuivend fluit En zie genietend door de ruit Het sneemvig bal, De ijzelval Die dansen zal In 't tranendal Als regen stroomend vallen zal. Bedriegt het weer Me elke keer, Toch keer ik weer Tot hooger sfeer En stort me op de wolken neer. Als het mij hikt, M'n volk verrukt De vruchten plukt En buigend bukt, Mij aan z?n natte boezem drukt, Verg*et ik graag De nederlaag Ook van vandaag; En juichend draag 'k Een gouden gieter op m'n kraag. (Nadruk verboden) LEO LENS werd meegedeeld, dat aan de presidente een telegram gericht was tot de voorzitster van de middagvergadering in de Westerkerk. lu dit telegram, dat werd voorgelezen, werden uitgesproken gevoelens van hartelijke waau deering voor hetgeen het scheidende bonds- bestuurslid mej. Oskam voor den bond deed en werden goede wenschen geuit voor haar, nu ze in het huwelijk treden gaat. Het orgel zette in de> zegenbede van Ps. 134 en staande werd deze door de groote meisjesschare aangeheven. Mej. Oskam dank te bewogen voor de uitgesproken wenschen en de toegezongen zegenbede en zeide, dat zij en haar a.s. echtgenoot steeds zullen waardeeren hetgeen spr. in den bond en in het bondswerk genoten heeft. Daarna vond plaats de aanbieding van het vaandel, waarop het vaandel werd getoonde Het spreekt vanzelf, dat het bondslied daar na geestdriftig aangeheven werd. Ds. D. van D ij k van Groningen sprak over het onderwerp „Levenswaardeering". Spr. schetste eerst hoe in de geschiedenis er perioden zijn waarin de levensverachting hoogtij viert, maar ook perioden, waarin de levenswaardeering zeer naar voren treedt. Zoo'n periode als laats' moemd was er in de vorige eeuw, na d_n Napoleontischen tijd. Men voelde zich togn van den druk ontslagen, was verheugd, zag in alles weer schoonheid en lieflijkheid. Maar langzamer hand is het alles andere geworden en is er weer de levensverachting, welke zich overal doet gevoelen. Ook bij de jeugd. Wat heb je eraan? Is daar het stopwoord. Men is blasé van alles en nog wat. Spr. schetste daartegenover hoeveel lieflijks er in liet le ven is. In lyrische taal schilderde hij de schoonheid der natuur, wees vervolgens op wat er nog aan schoons gevonden wordt in familie- en gezinsleven, in de liefde, ook in den vereenigingsarbeid. Levenswaar deering is noodig, maar daartoe kunnen we slechts komen: le. als we ons leven een voudig houden; 2e. als we ons icven rein houden; 3e. als we ons steeds oefenen in de goede dingen van het leven te zien. Spr. eindigde met- erop te wijzen, dat we toch pas de rechte levenswaardeering kun nen gevoelen, als we weten het eigendom van Jezus Qiristus te zijn; tot verdieping van het geloofsleven wekte hij dan ook op. Dr. J. Hoek van Den Haag sprak over het onderwerp „Houdt braef stand". Van dit referaat gaven we, evenals van het slot woord van Ds. Veder van Utrecht reeds gisteren verslag. Besluit. De bondsdag van de Geref. meisjes is ten einde. De bondsvriendinnen zijn gegaan naar alle 'windstreken heen. Ze hebben iets meegenomen naar hun vereenigingen van de oplaaiende geestdrift, van de mooie mo menten in him vereenigingsleven. Ze heb ben gevoeld de saamhoorigheid tot elkaar. Ze weten, dat door heel het land heen een. breed© meisjesschaar met hen medewerkt, bouwend en bewarend. Het vaandel als symbool van de eenheid, maar het Woord Gods toch als middelpunt en richtsnoer te vens. En vol vreugde en met dank aan God mogen ze terugzien op den welgeslaagden toogdag. Mej. Torenbeek heeft in de Oosterkerk dank gebracht aan de Utrecht- sche regelingscommissie. Dit woord van dank was wèlverdiend. Er is heel wat werk verzet door deze commissie, maar ze heeft nu ook de voldoening dat ook wat de regeling betreft deze bondsdag in alle opzichten geslaagd mag worden genoemd. NIEUW RAADHUIS VAN VOORBURG AAA, i_

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5