I in i
Uil
DONDERDAG 28 MEI 1931 TWEEDE BLAD PAG. 5
THEOLOGISCHE SCHOOLDAG
CHR. GEREF. KERK
TE APELDOORN
Heden werd te Apeldoorn gehouden de
TheoO. Schooldag der Chir. Gerei. Kerk.
De Schooldag werd geopend door den
Rector, Prof. P. J. M. de Bruin, die de in
grooten getale eaamigekotmen schare toet
zingen Psalm. 122 1.
Na geibed riep öpr. de vergadering een
hartelijk welkom toe, met den wemsdh dat
in aller harten moge weeiM'iinken het op
wekkend woord van den profeet Jeramia:
Laat Jemnzalean in uwflieder hairt opkomen
Spreker we» op ouid-Jeraël, dat op de
hooge feeeten opging naar Jerusalem, en
zoo gaat ook een groot getal Cihinet.. Gerèfor-
meeaiden op naar het edh-oone Apeldoorn,
dat het centrum is voor de kerk..
Opmerkelijk is dat de profeet niet zegt.
Laat Palestina in uw hart opkomen. Neen,
Jeruzalem, n-1. het centrum, het vereent-
gimgspunt van heel Israeli. Daarom zegt ooK
de Psalmist, dat Hij Sion meer bemint dan
alle Jakobs steden. In Apeldoorn is het ker
kelijk middelpunt. Naar dit centrum rich
ten zich de kerkeraden om hulpdienst van
de jeugdige Levieten tot het spreken van
een stichtelijk woord.
Uit dat centrum gaan onze jonge mannen
uiit om straks het Evangelie te verkondigen.
Naar dat centrum komen de vragende
ambtsdragers om vooididMiing inzake de
regeering der keik.
Dat centralis Apeldoorn is de plaats, waar
de polsslag der kerk wordt gevoeld. Daar
heen gaan dan ook de scharen met vreugde
op naar den Schooldag. Wat zou, vraagt
spr., het heilige lanid zijn geweest zonder
Jeruzalem? Wat zou er van de kerk gewor
den zijn zondier haar TheoL School? Welk
een zegen is reeds van haar uitgegaan. Uit
haar kwamen voort behalve zoovele Diena
ren in ons land, ook twee Missionaire Die
naren, die den heidenen het Evangelie ver
kondigen.
Als dan dat Jeruzalem opkomt in t hart,
dan wordt de drang levendig om op te gaan
naar de parel der Veluwe.
Dan denkt men ook aan de dagen van
ouds, toen de kerk nog geen eigen kweek
school had. Aan de eerste twintig jaren der
Scheiding, van 1834 tot '54, toen er nog
slechts particuliere opleiding was. Toen te
Groningen en Dwdngelo, te Ruinerwold en
te Hoogeveen, te Arnhem en te Schoonhoven
slechts door één predikant onderwijs aan
hui© wercl gegeven. Van Hooger Onderwijs,
in wetenschappelijken zin, was toen nog
geen sprake. Later werd dit anders. Daar
om gevoeMen de oude Ds. Wisee en zijn
collega Van Lingen terstond in 1892 de nood
zakelijkheid van een Tbeol. School. En
waar in 1919 deze school naar Apeldoorn
werd verplaatst, daar komt telken jare in
de Meimaand Jeruzalem weer op in het
hart en gaan de stammen vrooiljk op naar
Sione Godgewijden top.
Dat opkomen, dat gedenken, roept tot ge
bed voor de school, tot eendrachtig beharti
gen van haar belangen, tot offeren van onze
gaven voor haar onderhoud-, bovenal tot on
derzoek of haar scholieren zijn op de he-
melsdhe Hoogeechool, dan zullen wij niet
alleen bezoekers zijn van den schooldag,
mgajr teven© pelgrims naar 't nieuwe Jeru
zalem dat boven is.
Na het uitspraken deroer reld'e las de Rec
tor een brief vsor van twee leerlingen der
Theol. School, <54e vanuit het verre Celebes,
per luchtpost ee» woord van sympathie had
den gezonden, id. de predikanten'Bikker en
Geleynse.
On der het zingen ven Psalm 2214 en 16
beklom Ds. J. Ho vi-ue van Nieuwe Pekela
den' kansel om te spreken over:
Gedenk klanken.
Spr. begint met de opmerking, dat van
de drie groorte Reformatoren der 16e eeuw
Zwdnigli wel hefl minst hekend is. Luther en
Calvijn zijn batar belkienidi Toch ie Zwingli
van groote beteekenis, omdat hij eigenlijk
het eerst de lijnen voor de Geref. theologie
getrokken heeft. Hij is de baanbreker voor
de Reformatie in Gereformeerden zin.
11 October vara dit jaar is bet 400 jaar gele-
dien, dat Zwingli sneuvelde in den slag bl]
Kappel. Daarom wil spr. op dezen School
dag eenige gedenlklklanken aan hem wijden.
Na in het kort iets van Zwingld's levens
loop geschetst te hebben, wijst spr. op de
vorming van Zwingli tot Reformator. Die
vorming wordt z.i. door vier zaken geken
merkt. In de eerste plaats noemt spr. Ie
opvoeding in Humanistischen geest. Die
Humanistische opvoeding heeft een onuit-
wischbaar stempel gezet op Zwingld's per
soonlijkheid en op vele van zijn beschou
wingen. In de tweede plaats noemt spr.
bet geleidelijk tot bekeeriug komen van
Zwingli, zonder schokkende gebeurtenissen,
die we wel bij Luther vinden. In de derde
plaats Zwingld's toenemend inzicht in de
macht der zonde en zijn open oog voor
de behoeften van het zedelijk leven. Als
laatste keumeid! jende trek in Zwingld's
vorming wordt zijn patriottisme genoemd1,
waardoor Zwingli zoowel een kerkelijk als
politiek Hervormer werd.
In het tweede deel van zijn toespraak
staat spr. stil bij Zwingld's e t r ij d. Eenigs-
zins breedvoerig wordt geschetst de strijd,
diie Zwingli moest voeren met Rome. Niet
zonder tegenstand kwam de Reformatie in
Zurich tot standi Trots allen tegenstand ech
ter zegevierde de Hervorming. Vervolgens
wordt gewezen op den strijd tegen de
v e e s t d r ij v e r ij der Anabaptisten,
1 /aardoor in Zwitserland evenals in Dnitech
<Wid het wealk der Hervorming dreigde ten
foder te gaan. In 't begin meenden de We-
'/erdoopers in Zwingli een medestander te
vinden, waartoe enkele uitlatingen van
Zwingli huin aanleiding gaven. A'1 spoedig
bleek echter hel groote onderscheid tus
schen beide bewegingen. Met behulp van
den sterken arm der Overheid werden de
Anabaptisten tenslotte verdreven en kon het
werk der Reformatie voortgang hebben.
De Züridhsche Hervormer had evenwel
ook nog een anderen strijd te voeren, name
lijk met Luther. In dien strijd ging het
voornamelijk over het Avondmaal, waar de
vraag in geding was en bleef, of Christus
tiaar Zijn menschelijike natuur werkelijk in
het Avondmaal tegenwoordig is. Uitvoerig
wordt het verloop van dezen twist getee-
Icend. Het godsdienstgesprek te Marburg in
1529 bracht overeenstemming op alle punten
der leer behalve in het stuk van het Avond-
maai Luther weigerde Zwingli de broeder
hand en bleef tot zijn dood onver
zoenlijk. Enkeile dagen voor zijn dood
schreef Luther bijvoorbeeld nog: „Mij,
den ongelukkigsten der mensdhen, is .le
zaligspreking van den psalmist voldoende:
Welgelukzalig is de man, die- niet komt in
den raad der eacramentariërs, die niet
wandelt in den weg der Zwinglianen, die
niet zit in het gestoelte van Zurich".
Vervolgens wijst spr. op den politie
leen strijd van die dagen, waardoor
Zwitserland verdeeld werd en waaraan door
Zwingli een werkzaam aandeel genomen
werd. De vermenging van kerk en staat
bracht aan het werk dei- Reformatie geen
voordeel en aan Zwingli den dood, want hij
sneuvelde in den elag bij Kappel, toen hij
Gisteren vierde het dorpje Oudelande in Zeeland feest ter gelegenheid van het zilveren
ambtsjubileum van den burgemeester den heer J. Bruggeman. De Burgervader-jubilaris
gaat ie. midden van zijn gemeenteraadsleden en feestcommissie zingende door het dorp
naar de scholen, waar hem een zanghulde door de kinderen werd bereid.
T IS FEEST OP T DORP
DE GEREFORMEERDE MEISJES
INT00GDAG BIJEEN
BOND VAN CHR. LETTER
KUNDIGE KRINGEN
ZESDE ZOMERCONFERENTIE
TE KASTEEL HARDENBROEK,
DRIEBERGEN
Onder prachtige weersomstandigheden
werd gedurende' de Pinksterdagen de zesde
zomerconferentie gehouden. Alle beschikba
re plaatsen waren bezet Zaterdagmiddag
opende de heer K. F o k k e m a de conferen
tie met een hartelijk wiorcl van welkom. Des
avonds leidde Mr. Roel Houwink de se
rie onderwerpen over Kunst en Leven in met
een 'lezing: Kunst en Religie.
Spr. ving aan met het bepalen der on
scheidbaarheid van de 'beide begrippen
Kunst en Leven. Vervolgens stelde hij twee
vragen, die hij nader ontwikkelde, nl. Kunst:
zal zij ons meer zijn dan een willekeurig
zinnenspel, of zullen wij pogen te verstaan
wat ons van God in haar gegeven is. Leven:
zal het ons meer zijn dan een leeg mode
woord, dat wij niet onze begeerten e over
prikkelde zenuwen naar hartelust kunnen
vullen, of zullen wij het begrijpen als een ge
schenk Gods dat. waar maakt van dag tot
dag de volheid Zijner liefde, ondanks de
schulden waarin wij ons verstrikken met
eiken ademtocht.
Voorts aan de Religie toekomende zei spr..
dat ieder kunstwerk hierop reageert, dat
ieder kunstoordeel er partij in kiest, iedere
aesthetische genieting er verband mede
houdt. De werkelijkheid d'e kunst heeft im
mer deel aan de werkelijkheid der religie.
Spr. ontwikkelde uitvoerig zijn gedachten
over kunst, haar oorsprong, haar hodem en
Wortels 'en haaf verband met 'religie. 'Geen
kunstwerk ontstaat of het spreekt zich op
de een of andere wijze omtrent de betrek
king van den mensch tot God uit, aldus spi.
Vervolgens beschouwt spr. de drie motie
ven die de kunst en het leven immer in meer
of mindere mate beheerschen, nl. het aesthe
tische, 't ethische en metaphysisohe. Voorts
wijst spr. een drietal schijngestalten af van
het religieus motief in de kunst, nl. het be
grip der schepping, dat der waarheid (in
haar heteekenis van de hoogere waarheid),
kunst.. Dit is zijn moeilijkste taak, maar wij
moeten het aandurven, ondanks onuitwisch-
bare onzekerheden, te spreken over Christe
lijke kunst, haar voorwaarden en haar mo
gelijkheden, en over de taak van den Chris-
telijken kunstenaar. Wij moeten spreken
over een kunst die het Kruisembleem nim
mer als een zegeteeken zal vermogen te dra
gen, maar die altijd toeven moet onder de
schaduw van het Kruis, biddend dat zij haar
roeping naltome, doch nimmer in het bezit
harer vervulling. Met Christelijke kunst kun
nen wij het alleen maar wagen, dwars tegen
de wijsheid der wereld in, die ons als roeke-
loozen brandmerkt, of als verdwaasden. Uit
voerig staat spr. stil bij zijn naclere uiteen
zetting over Christelijke kunst, om te beslui
ten met de taak van den Chr. kunstenaar te
karaktiseeren met een enkel begrip nl. ge
hoorzaamheid
Zondagmiddag spralk de heer H. van der
Leek over he onderwerp: Kunst en verant
woordelijkheid. Bij de overdenking van hun
als veldprediker met. het leger der Zürichere
uitgetrokken was.
In het laatste gedeelte van zijn rede staat
spr. stil bij de leer van Zwingli. Enkele
voorname punten van zijn leer worden be
licht, n.k het uitgangspunt van zijn theolo
gisch systeem, zijn godsbegrip, de praedes-
tinotie, de voorzienigheid, de leer aangaan
de den mensch, met Zwingld's beschouwing
over de erfzonde, de zaligheid van enkele
Heidenen en het Avondmaal. Met een woord
van groote waardeering voor Zwingli en een
aanhaling van Bavin ck uit het slot van
diens proefschrift over de Ethiek ,van
Zwingli, eindigt spreker.
In de middagvergadering sprak Prof. J. J.
van der Schuit over;
Geest en geest.
Spreker begon met te Wijzen op de be-
teekerais van den Pinksterdag, van den
Schooldag der keilken en van de tijdkente-
ring dezer eeuw, waarna hij een drietal ge
dachten in betrekking tot zijn onderwerp
ontwikkelde, n.l. 1. Geest en geest verdeeld;
2. Geest en geest vereend1; 3. Geest en geest
vereeuwigd. Tegenover de organisatie uit
den Heiligen Geest treedt in onze dagen al
meer naar voren de internationale broeder
schap, teganover de stad Gods komt al meer
naar voren de stad van Kaïn, tegenover de
verborgenheid der Godzaligheid treedt
steeds meer naar voren de verborgenheid
der ongerechtigheid met haar leer van het
occultisme.
Spreker lichtte vervolgers uitvoerig toe
hoe de auto-suggestie en het onderbewuste
en onbewuste.leven den mensch in vele ge
vallen geduchte parten speelt en kan spe
len; hoe erothiek en mystiek soms stuivertje
wisselen. Hierna ging spr. na op wat wijze
in deze geestesgesteldheid correctief kan
worden opgetreden, nl. door den baud aan
het Woord., den ootmoed der geesten .en de
gemeenschap -met Christus; om zijn voor
dracht te besluiten met een triomflied op
dep eindstrijd der eeuwen.
verhouding, aldus spr., gaan wij natuurlij
kenvijs uit van onze Christelijke overtuiging
dat ieder mensch met al zijn levensuitingen
rechtstreeks en volledig verantwoordelijk is
voor God.
Waarom, waagt spr. in zijn nadere be
schouwing, zou ook onze Christelijke wereld
niet voor de vervoering en droomen van het
mensclhenhart vatbaar zijn? Gods majesteit
komt tot het geweten met d-e tegen alle men-
schennatuur indruischende eisch der zelf
verloochening. Zijn zedewet eischt de verloo
chening van het ik. Spr. verwerpt de Idee
der autonomie van de kunst en komt tot de
vraag: waarin ligt de zedelijke norm spa
ciaal voor kunstenaar en kunst.
Uitvoerig bespreekt hij de kunst en haai
wordingsferen, nl. de onbewuste en bewuste
wordin-gsfeer. Maar hoe de gerichtheid ook
zij, altijd weer zal zij onder het Goddelijk ge
richt, onder de Goddelijke norm moeten dom
gaan om haar laatste, geheimste bedoeling
te verantwoorden.
De dichter is met zijn persoonlijkheids-
uiting in niets van elk ander mensch onder
scheiden. Hij moet zich evenzeer afvragen:
kan ik met deze uiting van mijn persoonlijk
heid voor God bestaan?
Vervolgens staat spr. stil bij de werkings
sfeer der kunst.
De werkingssfeer betreedt de dichter door
aan zijn werk publiciteit te geven. Door dt»
bekendmaking wordt zijn strikt persoonlijke
daad een publieke daad. En hierin draagt
een kunstenaar een zeer groote verantwoor
delijkheid. Met voorbeelden illustreert spr.
de goede en de slechte gevolgen van een
aan het publiek bekendgemaakt kunstwerk.
Zoo verkrijgt de kunst, evenals elke andere
uiting in de wereld een dubbele functie, nl.
een waardescheppende en levensvormende.
Het is geen theoretische frase wanneer
wij zeggen dat de kunst in de gemeenschap
haar werkingssfeer heeft, dat zij waardeschep
pend en''; levensvormend werkt, dat zij
geestelijke daad vertegenwoordigt. Spr. staat
stil bij de kernwaarde der Christelijke
ethiek, niet alleen in het algemeen maart
ook voor den dichter.
Resumeerende toont spr. aan dat op grond
van de Goddelijke zedewet de verantwoorde
lijkheid bepaald wordt door de vraag, of de
kunst staat in dienst van het i k, of in dienst
van de Chr. liefde. Dit is het wezen van de
dichterlijke verantwoordelijkheid. Spr. ein
digt met. het aangeven dei- grenzen der
dichterlijke verantwoordelijkheid
Zondagavond hield Ds. J. C. v a n D ij k
een Pinksterpredikatie voor de deelnemers
Maandagmorgen behandelde dezelfde spre
ker het laatste onderwerp dezer serie lezin
gen, nl.: Kunst en Gemeenschap.
Wie .aldus spr., in onzen tijd zegt: Kunst
en gemeenschap, klaagt na vijf minuten
over het befaamde individualisme van tach
tig en den nasleep daarvan in onze litera
tuur. Spr.heeft in bijna alle kring de stoute
neiging het op te nemen voor de nu haast
wel over de geheele linie verlaten stelling
dat de kunst er is om de kunst Elk concreet
kunstwerk is het meest subjectieve dat
in de wereld bestaat, want het is ten slotte
„einmaMg" en juist in deze einmaligkeit ligt
zijn aesthetische waarde.
Spr. noemde deze beschouwing het einde
van de weg die hij thans bewandelen ging.
Bij kunst en gemeenschap staan we aan het
begin, wij hebben minder te maken met hét
kunstwerk clan met den kunstenaar en niet
in de eerste plaats als artist, maar als lo
vend mensch.
Het woord Gemeenschap heeft voor ons
niet een algemeen humanistisch accent, het
heeft voor ons een specifiek accent der
Christelijke belijdenis, die precies het omge
keerde zegt. Spr. weet oolc van andere ge
meenschappen, de gemeenschap der creatuur
lijkheid, de gemeenschap der gebrokenheid,
cle gemeenschap der zonde en de gemeen
schap van den dood, de gemeenschap van
alle religie aJls vraag en verlangen en van
alle niet religie als vraag en verlangen óók.
Komende tot de „Christelijke gemeen
schap", geraken wij tilt de „letterkundige
Chr. impasse" en zal waarachtige Christelij
ke literatuur uit die gemeenschap geboren
worden.
Maar allereerst doet spr, eem beroep op het
persoonlijke. Chr. kunst hebben wij als zoo
danig af te wachten en een Chr. gemeen
schap, die zou moeten komen, kan geen ster
veling ter wereld -stichten. Jezus Christus
moet eerst in het individu 'beleefd Worden,
zooals een visch het water beleeft.
Wij bemoeien ons, aldus spr., met het ver
langen naar een waarachtige geestelijke ge
meenschap in Christus, die zich ook in kunst
zal bewijzen. Maar vóór alle dingen hebben
wij ons te bemoeien met ons zelf, ons te be
zinnen op ons zelf, op onzen eigen geestelij
ken stand.
Bij het begin, zoo besluit spr. zijn onder
werp, heb ik een goed woord gesproken voor
de kunst om de kunst, in dat verband nü.
het „einmalige" van elk kunstwerk en zijn
aethetische beoordeeling handhaaf ik volko
men. Maar ten slotte is de term zinledig
armelijk. Niets ter wereld is er om zichzelf,
niets heeft waarde dan alleen in relatie tot
het grootere dan zichzelf. Ook de kunst is
symbolisch en een gehoorzaam getuigenis.
Zij zal het alleen zijn bij monde van de
kunstenaar, die waarlijk door het grootere
dan zichzelf gegrepen is. En de grootste Is
Jezus Christus.
's Middags had de algemeen© bespreking
plaats, waaraan levendig werd deelgenomen,
's Avonds lazen verschillende jongeren uit
eigen werk.
De voorzitter sloot do buitengewoon goed
geslaagde conferentie.
13de BONDSDAG TE UTRECHT
AANBIEDING VAN HET VAANDEL
DE MIDDAGSAMENKOMSTEN
Blijde oogenblikken in Tivoli.
Nadat de bondspresidente in Tivoli de
openingsrede had uitgesproken, waarvan
we gisteren al verslag deden, werden op
voorstel van de eerepresidente, mej. II. S. S.
Kuyper telegrammen van eerbiedige hulde
betuiging en beloften van trouw verzonden
aan H. M. de Koningin, H. K. H. Prinses
Juliana en Z.Exc. Dr. H. Colijn.
De bestuursverkiezingen -hadden tot, resul
taat, dat in de vacature-mej. R. de Vries
gekozen werd mej. KI. Elgersma van Wit-
marsum, in de vacature-mej. J. Oskam mej.
Jos. Francke van Grijpskerke, terwijl de
Bondspresidente mej. Tj. Torenbeek van
Zoidlaren herkozen werd.
In de Commissie van Redactie werden
benoemd de dames Tini Kok, van Utrecht,
en J. de Bruijn, van Pui-merend.
Hartelijke woorden van afscheid werden
door de presidente gericht tot de vertrek
kende bestuursleden, die zooveel voor den
Bond hebben gedaan.
Een punt buiten het programma vormde
de aanbieding ,van
een Vaandel
door de M.V. te Naaldwijk bij monde van
mej. A. M. Lock. Zij bood mét een korte
rede het mooie vaandel het| Bondsbestuur
m.
Dit kunstig stuk werk van de firma Van
Oven te Den Haag, geborgen in een fraai
gebeeldhouwde eiken kast, aanpassend aan
het meubilair van het Bondshuis, geeft op
bruin fluweelen fond het Bondsinsigne
in geel en echt goudborduursel. De woor
den „Bouwen en Bewaren" ontbreken
uiteraard niet. Verder geeft het vaandel
de wapens van Nederland en de elf provin
ciën op een Oranjelint Onder aan is de op
richtingsdatum vernield en het geheel wordt
bekroond door 'n leeuw.
De firma Van Oven legt met dirt fraaie
werkstuk wel veel eere in.
De Bondspresidente aanvaardde met bij-
zonderen dank het vaandel voor den Bond
met de wensch, dat het straks mee den
Bond menigmaal naar buiten zal vertegen
woordigen.
De voorstellen van het Bondsbestuur, be
treffende de contributie, de samenstelling
het Bestuur, werden met overgroots
meerderheid aangenomen.
Verschillende voorstellen werden hierna
nog behandeld; o.m. werd besloten don
Bondsdag volgend jaar te Amsterdam te
houden.
In de Oosterkerk.
was liet mej. J. Oskam, van Nieuwerkerk a.
d. IJssel, die presideerde. Zij, had haar ver
loofde bij zich en stelde die aan de verga
dering voor.
Toen Mr. Bij lev eld den kansel be
klommen had begon hij met te zegigen, dat
de presidente do twee mannen, die op het
podium gezeten waren, n.l. spr. en de ver
loofde van mej. Oskam, in het zonnetje ge
zet had. Wat de verloofde betreft, deze
moest daarover maar met mej. Oskam „af
rekenen* op de ook in- dezen kring gebrui
kelijke wijze tusschen verloofden. (Groote
wroolijkheid).
Daarna sprak mr. Bijleveld rijn rede uit
over „Onze jeugd en haar genietingen".
Mag een jonge Gereformeerde vrouw in
en van het leven genieten? Is er voor een
Gereformeerde plaaits voor levensvreugde
en echt pleizier?
Die vraag is gewettigd, gezien de voorstel
ling alsof Christendom is een soort verster
ving, een gebod om afstand te doen van al
wat het leven in de wereld biedt Spreker
kenmerkt die voorstelling der hoogste
vroomheid als onschriftuurlijk, dus niet
Gereformeerd. Het bannen van vreugde uil
het leven, is tegen Gods ordinantie, die ons
leert, dat er is een tijd om te weenen, maar
ook een om te lachen.
Er mag dus genieting van blijdschap we
zen, ja, zij moet er zijn, ook, juist Moor den
Christen.
Maar welke? en hoe? Ook hier geeft
Schrift antwoord, mits goed verstaan.
Op het: wat mag genoten worden? ant
woordt zij: alles, mits het met dankzegging
geschieden kan en geschiedt. Op het hoe?
zegt rij: doe het tot Gods eer. Voor
rijk van ons leven komt dat hierop
wij genieten mogen wat goed is, naar Gods
wil; vermijden moeten wart, zondig is, of tot
zonde brengt; dat wij God om dat genot
met een vrije consciëntie moeten kruinen
bidden; Hem voor dat genot moeten kun
nen danken.
Wat zondig is, leert Gods Woord in de
wet en in zooveel andere uitspraken; daar
van geeft ook eigen consciëntie gelukkig
mede getuigenis. Wat tot zonde brengt,
leert Gods Woord ook, maar niet zoo recht
streeks, niet zoo gemakkelijk begrijpbaar
voor het jong gemoed. Uitdrukkelijk wijst
Spr. erop, dart hier het vasthouden aan de
Gereformeerde zede, het steun zoeken bij
ervaren geloovigen zoo heilzaam is; welk
een zegen er ligt in het bzit van
ouders, die vaste lijnen aangeven.
Wat kan en mag nu, zoo beschouwd, do
Gereformeerde jonge vrouw als geoorloofde
jeugdigenieting zien?
Alles wat, zonder haar vrouweneere te
kwetsen, en zonder haar vrouwenroeping
te schaden, naar persoonlijken aanleg en in
verband met de levensomstandigheden be-
vorderen kan een harmonische ontwikke
ling van lichaam en geest, en zoo liet leven
in de ontplooiing zijner vermogens tot even
wichtigheid voert.
Voor wie iets voelt van het heerlijke, om
Gereformeerd te mogen rijn, is reeds het
wierken in en voor de Meisjesvereenigingen
zelf een groote genieting. Wie voorts als
regel hersenarbeid verricht en een zittend
leven leidt, zal daarnaast in wandelen, fiet
sen, tennissen, zwemmen, korfbal, roeien,
kampeeren die harmonie en ontplooiing zoe
ken; wie overdag door lichaamsarbeid ol
in eentonig werk vermoeid wordt, zal in
muziek en zang, in meer huiselijk spel als
sjoelbak, tafeltennis, schaken, dammen, do
mino het evenwicht terug vinden. Allerlei
factoren wijzen hier den weg, zoowel voor
den aard der genieting als voor den omvang
van 't genot. Clubvorminig, onder goede lei
ding, en eaambinding van geestelijk gelijk
gezinden is ook hier zeer aanbevelens
waard.
Spr. kan vanzelfsprekend geen codex van
Gereformeerd genot leveren, doch hoopte
wel eenige leidraad te hebben geboden voor
eene bespreking, en eenige houvast bij do
uitwerking van eventueele plannen.
In de Westerkerk
presideerde mej. E. C. Versluys, 2e secre
taresse, die een kort inleidend woord sprak
en daarna de openingsrede van de Ijonhs-
presidente voorlas. Vervolgens hield De
K. Dijk van Den Haag rijn rede, waarvan
we gisteren reeds verslag deden.
DE MTODAGSAMENKOMSTEN
Tivoli
Nadat Mej. H. S. S. Kuyper de verga
dering heropend had, sprak de heer P.
K r e p e 1 namens den Bond van J. V. op
G. G. Mej. A. C. van Oversteeg namens
den Bond voor Geref. Jeugdorganisatie en
Mevr. den Hoedt namens den Bond van
Hervormde M. V. op G. G. De presidente
antwoordde. Er waren heel wat brieven en
telegrammen met gelukwensclien inge
komen.
Allereerst voerde nu het woord Dr. H.
van Andel van Solo over:
Javaansche vrouwen en meisjes.
Spreker trekt 'n parallel tusschen de
rouw in het Westersch cultuurleven en In
de Oostersche afzondering. Nog veelszins is
daar de vrouw de reehtelooze, de mindere,
de achtergestelde. Welk een versohil in po
sitie voor een en dezelfde vrouw, schepping
ran Gods hand.
Alleen de H. Schrift leert- hij Goddelijk
licht verstaan de oorsprong dezer ongelijk
heid. Voor een niet gering deel is hier de
vrouw door eigen schuld op die mindere
Door Gods genade zou echter de vrouw
het middel zijn, om Hem te brengen, die
den mensch redden en Satan verwinnen
zou. Door Christus is de vrouw hersteld op
haar oude eereplaats.
Het Mohammedanisme, dat op Java een
groote rol speelt, heeft wel veel elementen
uit het Christendom genomen, maar het
eerherstel der vrouw niet. Het laat den man
de vrijheid vier vrouwen te hebben. En
door het gemak van echtscheiding worat
die beperking niet gevoeld. In het Javaan
sche huwelijksrecht is de positie van de
vrouw niert zoo slecht als in het gewoon
Mohammedaansche recht- Des te beter Mo
hammedaan de Javanen worden, des te
slechter de positie van de vrouw. De veel
wijverij en de echtscheidingen zijn een vloek
in het leven der vrouwen.
Onder de jong-Javanen wordt telkens do
monogamie als ideaal opgeheven. Maar zoo
lang de godsdienst anders toestaat, geeft
dart niets. Een godsdienstig recht wordt al
leen opgeheven door een godsdienstlgen
plicht. Het Javaansche volk wordt alleen
van de veelwijverij verlost, als heit het
Evangelie van Christus aanvaardt.
Met de gewone middelen bereikt de Zen
ding minder gemakkelijk de vrouwen dan
de mannen.
Daarbij komrt de opvatting, dat dé gods
dienst een zaak is van de mannen en niet
van de vrouwen. Zelfs als een man gaai
denken over den Ghr. Godsdienst, spreekt
hij daarover niet met rijn vrouw. 1-Iet is
heel gewoon, dat de eeretelingen uit een
dorp, mannen zijn.
De groote vraag is, hoe bereiken we de
vrouwen en de dochters van de mannen, die
geen Christen werden. Het behoort een ken
merk van de Christelijke prediking te zijn,
dat ze zich ook tot de vrouwen wendt.
Daarvoor is noodig, dat vrouwen den
beid doen.
Spr. brengt hier in herinnering! de uit
zending van twee zeaidingszu-siters naar Solo
door de kerk van Delft, zusters, die ln
doze vergadering zijn en,uit den Bond voort
komen. Zoo draagt hét ibondswerk ook
vrucht voor de zending!
Wat kunnen de Javaansche meisjes en
vrouwen voor u zijn?
Haar lot moge u leeren, tsw» voorrechten
op prijs te stellen.
Wat kunt gij voor de Javaansche vrou
wen en meisjes zijn?
Spr. beantwoordt die Vraag niet. De lief
de zal den weg daartoe gemakkelijk vinden.
In de Oosterkerk.
traden des middags de sprekers van Tivoli
in omgekeerde volgorde op. Met groote aan
dacht werden ook hier beide referaten be
handeld. Aan den Utrechtschen predikant
Ds. J. H. Telkamp was hier de taak
om het slotwoord te spreken. Hij wilde
eerst namens de meisjes aan de bondspre
sidente mej. Torenbeek, die nu hier presi
deerde, gelukwenschen aanbieden voor haar
herkiezing als bondspresidente.
Men had spr. wel eens gezegd, dat een
bondsdag van Geref. jonge meisjes, waar
ruim anderhalf duizend jonge vrouwen bij
een zijn, een fleurigen en kleurigen aan
blik oplevert. Spr. was er nooit bij geweest,
maar hij moet het zeggen: de helft van de
pracht was hem niet aangezegd (groote
vroolijkheid). Misschien komt dat wel dat
spr, daar zoo van onder den indruk is, om
dat hijzelf nog niet zoo lang geleden pas
zijn keuze deed. (Daverend gelach).
't Is lente bij de duizenden meisjes, die
onzen Bond vormen, zegt spr., de tijd van
het jonge leven van lichaam en geest; leven
waarin groei ligt en toekomst-
Zoo moet 't ook lente, voorjaar zijn in
jullie geloof.
Reeds groeien op den akker ook van het
jonge hart allerlei bloemen: schuldbesef, be
rouw, behoefte aan verzoening, geloof in
vergeving, gebed, idealen't zijn geen
Adonisbloemen, maar plantingen des Heeren
Laat dan Noordenwind en Zuidenwind den
hof van het hart doorwaaien, opdat zijn
specerijen uitvloeien.
Komt dan met de ontwikkeling
lichaam en geest 't gerijpte leven, dan komt
ook het rijpe geloof.
De voorjaarsbloemenpracht houdt dan op
beeld te zijn van ons geloof en gedacht moet
worden aan eikeboomen van gerechtigheid
wonderbeeld: moeders in Israël.
In de Westerkerk
ROFFEL-RIJMEN,
DE OPTIMIST
Ik ben Veraart
Wat niemand Maart
Op deze aard'
Doe ik bedaard
Met ijzel in m'n vliegerstaart:
De wolken boot-
Ik middendoor
En 't gonzend koot-
Van mijn motoor
Ronkt vrij en blij de luchten door.
Ik sproeien spuit
Vanuit mijn schuit
De ijzel uit
Die stuivend fluit
En zie genietend door de ruit
Het sneemvig bal,
De ijzelval
Die dansen zal
In 't tranendal
Als regen stroomend vallen zal.
Bedriegt het weer
Me elke keer,
Toch keer ik weer
Tot hooger sfeer
En stort me op de wolken neer.
Als het mij hikt,
M'n volk verrukt
De vruchten plukt
En buigend bukt,
Mij aan z?n natte boezem drukt,
Verg*et ik graag
De nederlaag
Ook van vandaag;
En juichend draag
'k Een gouden gieter op m'n kraag.
(Nadruk verboden) LEO LENS
werd meegedeeld, dat aan de presidente een
telegram gericht was tot de voorzitster van
de middagvergadering in de Westerkerk. lu
dit telegram, dat werd voorgelezen, werden
uitgesproken gevoelens van hartelijke waau
deering voor hetgeen het scheidende bonds-
bestuurslid mej. Oskam voor den bond deed
en werden goede wenschen geuit voor haar,
nu ze in het huwelijk treden gaat.
Het orgel zette in de> zegenbede van Ps.
134 en staande werd deze door de groote
meisjesschare aangeheven. Mej. Oskam dank
te bewogen voor de uitgesproken wenschen
en de toegezongen zegenbede en zeide, dat
zij en haar a.s. echtgenoot steeds zullen
waardeeren hetgeen spr. in den bond en
in het bondswerk genoten heeft.
Daarna vond plaats de aanbieding van het
vaandel, waarop het vaandel werd getoonde
Het spreekt vanzelf, dat het bondslied daar
na geestdriftig aangeheven werd.
Ds. D. van D ij k van Groningen sprak
over het onderwerp „Levenswaardeering".
Spr. schetste eerst hoe in de geschiedenis
er perioden zijn waarin de levensverachting
hoogtij viert, maar ook perioden, waarin de
levenswaardeering zeer naar voren treedt.
Zoo'n periode als laats' moemd was er in
de vorige eeuw, na d_n Napoleontischen
tijd. Men voelde zich togn van den druk
ontslagen, was verheugd, zag in alles weer
schoonheid en lieflijkheid. Maar langzamer
hand is het alles andere geworden en is
er weer de levensverachting, welke zich
overal doet gevoelen. Ook bij de jeugd. Wat
heb je eraan? Is daar het stopwoord. Men
is blasé van alles en nog wat. Spr. schetste
daartegenover hoeveel lieflijks er in liet le
ven is. In lyrische taal schilderde hij de
schoonheid der natuur, wees vervolgens op
wat er nog aan schoons gevonden wordt in
familie- en gezinsleven, in de liefde, ook
in den vereenigingsarbeid. Levenswaar
deering is noodig, maar daartoe kunnen we
slechts komen: le. als we ons leven een
voudig houden; 2e. als we ons icven rein
houden; 3e. als we ons steeds oefenen in
de goede dingen van het leven te zien.
Spr. eindigde met- erop te wijzen, dat we
toch pas de rechte levenswaardeering kun
nen gevoelen, als we weten het eigendom
van Jezus Qiristus te zijn; tot verdieping
van het geloofsleven wekte hij dan ook op.
Dr. J. Hoek van Den Haag sprak over
het onderwerp „Houdt braef stand". Van
dit referaat gaven we, evenals van het slot
woord van Ds. Veder van Utrecht reeds
gisteren verslag.
Besluit.
De bondsdag van de Geref. meisjes is ten
einde. De bondsvriendinnen zijn gegaan
naar alle 'windstreken heen. Ze hebben iets
meegenomen naar hun vereenigingen van
de oplaaiende geestdrift, van de mooie mo
menten in him vereenigingsleven. Ze heb
ben gevoeld de saamhoorigheid tot elkaar.
Ze weten, dat door heel het land heen een.
breed© meisjesschaar met hen medewerkt,
bouwend en bewarend. Het vaandel als
symbool van de eenheid, maar het Woord
Gods toch als middelpunt en richtsnoer te
vens. En vol vreugde en met dank aan God
mogen ze terugzien op den welgeslaagden
toogdag. Mej. Torenbeek heeft in de
Oosterkerk dank gebracht aan de Utrecht-
sche regelingscommissie. Dit woord van
dank was wèlverdiend. Er is heel wat werk
verzet door deze commissie, maar ze heeft
nu ook de voldoening dat ook wat de
regeling betreft deze bondsdag in alle
opzichten geslaagd mag worden genoemd.
NIEUW RAADHUIS VAN VOORBURG
AAA,
i_