VEEHOUDERS Uierziekten, enz. OMNICURA LAb D- EN 1U1NB0UW No. 88, Verschijnt eiken Donderdag DONDERDAG 28 MEI 1931 HANDEL IN RUIGE PAANDENMEST EDURAGE EN 1 BENZO Rijwielen De graslanddagen in Overijssel Belangrijke besprekingen Veel belanstelling Ja, daar zijn we geweest. De betrekkelijk verre reis hebben wij er aan gewaagd, om eens te zien, hoe in een van de op landbouwgebied vooraanstaande provincies, de dringende kwestie van het grasland behandeld zou worden. En te Zwolle en te Hengelo hebben wij met genoegen geconstateerd de groote be langstelling, die er bestaat voor deze „gras landdagen". Vooral de belangstelling van de zijde van de jongere boerenstand was een zeer verblijdend teeken en zoo ook het feit, dat er gezien de korte tijd, die er voor discussie overbleef, zooveel gebruik gemaakt werd van de gelegenheid het behandelde onderwerp te bespreken. Op onze reis naar Zwolle en den volgen den dag naar Hengelo (O.) en terug hadden we nog gelegenheid verschillende landbouw aangelegenheden, zij het ook vluchtig, te bekijken. Zoo zagen we o. a. verschillende proefvelden, aangelegd met verschillende bedoelingen. Bij meerderen daarvan hebben we even stil gehouden en ze meer nauw keurig bezichtigd. Landbouw en veeteelt zijn toch twee inte- ïessante deelen van ons volksbestaan. He laas, dat de malaise, zoo diep insnijdt m deze beide levende bestaansbronnen. Wat is er nog veel te bestudeeren, na te gaan, te veranderen, te verbeteren, als maar meer. Op het terrein van landbouw en vee teelt. Wat breiden zidh nog wijde pers pectieven voor ons uit. Wat is het mooi voor en in deze bedrij ven te leven en te werken. Alleen maar, die zwarte wolk van ma laise, die stemt ons zoo somber. En toch, (we hoorden het beide dagen zoo vaak, dat we het ook beginnen zouden te gelooven, als we het niet reeds meermalen zelf uitspraken), achter de wolken, schijnt toch de zon en 's levens optimisme doet vreugdevoller werken dan het neerdrukken de pessimisme. De Overijsselsche landbouwers waren daarvan het bewijs. Daar werd gesproken, over bedrijf sverbete- ring zonder zich te laten beïnvloeden door Overijsselaars! heil U! Ge verdient lof voor uw streven naar zelfverbetering, naar ontwikkeling! Maar we zouden lets over -de Overijssel sche graslanddagen zelf schrijven. Laat ik maar dadelijk beginnen met te zeggen, dat het niet mijn plan is om een geregeld verslag te geven van wat we hoorden. Dat ia onze bedoeling niet. Al zullen we, wat we hoorden, op de vo^t volgen, we gaan alleen maar enkele uitspraken, enkele gedeelten weergeven. Op volledig weergeven van het gesprokene wil len we geen aanspraak maken. Toen we te Zwolle aankwamen, waren de deelnemers juist bezig de pauze te beëin digen en kort daarna konden wij den beer D. Stieltjes, yan Meppel, hooren behan delen: „Onze belangrijkste weldegrassen". Dat was geen dankbaar onderwerp, juist omdat, wat de inleider terecht opmerkte „de kennis onzer grassen vrijwel is verwaar loosd." Misschien was dit het juiste woord niet, want kennis van onze grassen hebben we nooit opgemerkt bij de boeren, een enkel gras dan uitgezonderd. En daarom, 't is waar, we weten nog zoo heel weinig van onze grassen, die een voornaam deel van onze veevoeder vormen. 't Is moeilijk de grassen goed te onder kennen, en dan komt daar nog bij dat de stammen van een zelfde soort gras nog zeer uiteen loopen in voederwaarde. Maar we weten in elk geval wel, dat er goede en slechte grassen zijn. En die goede zijn wel: 1. Engelsch raai; 2. Beemdlangbloem; 3. Timothee; 4. Kam- gras; 5. Veldbeemdgras; 6. Ruwbeemdgras; 7. Fiortn of Struisgras. Over elk dezer grassen werden verschil lende bijzonderheden medegedeeld. Zoo b.v. dat 1. op alle gronden wil groeien, doch slecht tegen overstroomen kan (wat nog al eens in Overijssel met de graslanden plaats vindt) en dan verdwijnt uit de zode. Beter tegen overstrooming kan 2. dat echter eischt, dat het land op tijd weer droog is. Dit gras vraagt een humusrijke grond en verdwijnt heel spoedig als deze uitdroogt. Een voch tige en dodh zware grond vraagt gras no. 3, terwijl kamgras eveneens van behoorlijk vochthoudende grond houdt. Veldbeemdgras neemt alle grondsoorten voor lief, mits de grond maar goed afwaterend is en behoor lijk los van aard is. Te los en te vochtig zijn alle beide echter verkeerd voor dit gras. WATER NOODIG? LAST VAN HET WATER? Vraag inlichtingen H. LEMMERS Jr., Nijverdal Clichéfabriek „Het Oosten" j|| Gedempte Slaak No. 120 I i Telefoon No. 29425 lil ROTTERDAM WATERLEIDING ONTLUCHTING of VERWARMING voor Uw kassen van noode???? Vraagt eens prijs aan bij: HL BOOGERTMAN HILLEGERSBERG, Kleiweg 9, Tel. 40054 BERKEL, Rodenrijscheweg, Telefoon No. 70 AUTOGEEN LASCHWERKEN Ruwbeemdgras houdt van vochthoudende grond en komt dan op alle grondsoorten voor, ook op heele zware. Fiorin of struisgras houdt niet van droog te; 't geeft dan veel halm en weinig gras. Door een goede verpleging kan men de veelvuldig voorkomende slechtere grassen laten verdwijnen en de goede zich meer la ten ontwikkelen. De bespreking van dit onderwerp gaf nog aanleiding om iets te verduidelijken. Zoo b.v. over de verhouding der verschillende grassen in een igoede zode. Deze is in goede weiden nogal veranderlijk in verband met da groeiomstandigheden en het min of meer vergevorderde seizoen. De mededeeling van één der vragers, dat hij, omdat sommige graszaden zoo heel duur zijn in vergelijking met andere, wel eens de verhouding der verschillende zaden bij het uitzaaien wijzigde ten gunste der goedkoope soorten deed ons wel wat vreemd aan voor iemand, die advies wil geven en dat deed hij naar hij zich uitliet. Bij het aanleggen van nieuwe weiden moeten enkele guldens geen rol spelen. We moeten de graslanden zoo goed mogelijk aanleggen. Slechte en minder goede zijn er genoeg, meenen wij. Ook nog in Overijssel, zooals we zagen bij ons trekken door die provin- Weer meer dankbaar onderwerp behan delde de heer P. M. A. Ver ha ge, die sprak over: „Inkuilen". Dit is een onderwerp, dat vooral de laat ste jaren, buiten Friesland, zeer de belang stelling heeft der veehouders. In Friesland is het jarenlang in gebruik\en herinneren wij ons uit onze heele jonge jaren (en die liggen al bijna een halve eeuw achter ons) de doordringende onaangename lucht, die vanuit de stallen het geheele huis doortrok en zelfs 's Zondags uit de kleeren wasemde. Inkuilen is trouwens al sedert 1850 be kend, doch heeft pas de laatste halve eeuw in Friesland en de laatste 10 jaren daar buiten de belangstelling der boeren. De verliezen bij inkuilen zijn wel aanmer kelijk, doch dat is bij hooien ook heit geval. Wanneer men van een perceel de helft in kuilt en de andere helft hooit, dan zal het kuilvoeder een beter gehalte hebben per 1000 K.G. droge stof dan van goed hooi. Dr. Brouwer komt zelfs tot een verhouding van 100 tot 130 140 ten gunste van inkuilen. Maar gras wordt vaak te laat ingekuild, bijv. als het lang regent en men geen kans ziet er hooi van te krijgen. Doch dat is verkeerd. Men moet al voor het maaien beslissen of men zal kuilen of hooien en dan zal men zelfs voor inkuilen nog wel zoo vroeg maaien als van hooien. Het best is de kuil ten deele in den grond te maken, zoo diep als het grondwater het toelaat. Wat in de kuil is gegaan komt er voor 99 pCt. goed uit. Kan heb niet in de grond dan moet het op de grond, doch aan te raden is, dat in elk geval de graszode weg te nemen. Men moet een plek hebben waarnaar men met het optassen van gras zich naar richten kan als een baken. Juist dat optassen is een zéér secuur werk. Alles moet zoo gelijkmatig mogelijk opge tast en aangetrapt worden, hoewel de waar de van dit aantrappen wel zeer overdreven wordt: het gewicht van het gras moet het voornamelijk doen. En daarom is gelijk matig opstapelen zoo belangrijk. Het best is de kuil rond te maken. Een cirkel heeft bij gelijke oppervlakte veel min der omtrek dan een rechthoek of vierkant. En bij de rand heeft'men de meeste ver liezen. Boven iets breeder is goed, dat geeft flin ke zwaarte op den rand. Juist die rand is de grootste zorg. Men moet steeds tot de top toe werken van het midden naar de kant. Wanneer men dadelijk na het opstapelen, niet wacht, doch telkens denzelfden dag, de rand afplakt van boven naar beneden wer kend, dan krijgt men de meest gesloten rand met de minste verliezen. De kuil slinkt in tot 1/3 of *4, doch bij een kuil van 50 c.M. gaat een hoogte van 2 M. de grond in. Daar de wind door het afkoelen een groo te rol speelt is afschutten aan de windzijde zeer aan te bevelen. Bij de bespreking die volgde werd nog gewezen op het feit, dat de giftige wer king van hermoes of roobol bij inkuilen ver dwijnt, dat melk, dus ook boter niet lijdt als het kuilvoeder tijdig vóór het melken verstrekt wordit en niet tijdens het melken in de stal ligt. Mais als kuilvoeder heeft volgens den in leider niet zoo goed voldaan, wat het graag gebruik voor het vee aangaat. (Wordt vervolqd) De Christelijke Boeren- en Tuindersbond Jaarvergadering te Arnhem Prof. Diepenhorst spreekt over Nut Prof. Slotemaker de Biiiine over „Cri- De Öhriöteflijike Boeren- en Tuinldersbond in Nederland kwam gisteren te Arnlbem in café Royal dn jaarvergadering bijeen onder presidium van prof. dr. P. A. Diepen horst, die, na de vergadering op de in onze kringen gebruikelijke wijze te hebben geopend', den aanwezigen een hartelijk wel kom toeriep, inzonderheid den vertegen woordiger van den minister van B. Z. en Landbouw, mr. Kakebeeke, den voorzitter van den R.K. Boeren- en Tuindersbond, baron Van Voorst tot Voorst, den vertegen woordigers van de Ver. varn dien Chr. Han- deddrijvenden en indiustrieelen Middenstand in Nederland, de heeren Sdheeres en mi'. Van Andeil, den vertegenwoordiger der Chr. Werkgeversorganisatie, den heer Van Lonk hu ijzen en mr. dir. Beumer namens de A.R. Tweede Kamerfractie. Zijn openingsrede begon prof. Diepen horst vervolgens naar aanleiding van Van Menken's leerdicht: Hetnutder tegen spoeden". Spr. ging na welk nut de hui dige tegenspoed in den landbouw heeft ge bracht. Allereerst heeft de economische ontwrichting verhelderend gewerkt ten aan zien van het besef dat het belang van dén landbouw beteelkent een algemeen nationaal belang van da eerste orde. In aanmerking genomen de vele bedrijven, die indirect bij den landbouw betrokken zijn, maken de landbouwers 55 der bevolking uit. Naast het nut, dat men een beteren kijiv op den landbouw heeft gekregen, heeft de crisi6 tengevolge gehad, dat er een gezonde opvatting baan brak t o. van Staat en Land bouw. De boeren 6taan niet zoo absoluut afwijzend meer tegenover Staatshulp. Door Tarwewet en Suikerwet heeft de Staat die hulp verleend, en daardoor de veiligstelling m onzen nationalen landbouw bevorderd. A-ls derde vrucht van de crisis noemde spr. de versterking van den band tusschen den boerenstand en de politieke partijen n 't algemeen en van den Chr. Boerenbond en de Chr. Kamerfracties in 't bijzonder. Dat de Plattelanderebond niets heeft gedaan dan negatief werkzaam te zijn ondervond hij bij de jongste Statenverkiezingen. En al moge er over de maatregelen der .regeering niet overal lof bestaan, men zai zicih voor al te luidruchtige klachten hebben te wachten. Men moet zich niet laten mis leiden door de leuzen van S.D.A.P. en V.D., die, zooflang deze vasthouden aam het dogma van den vrijhandel, tot steun van den land bouw onbekwaam zijn. (Applaus). Spreker ging den nad'eeligen inviloed hiervan voor onzen landbouw na, waarvoor in agrarische kringen almeer de oogen opengaan. Het vierde nut der tegenspoeden is, dat de landbouw-organisaties zich uitspraken voor een urgentie-program voor actieve handels politiek. Spreker memoreerde het. vele werk dat dr. Colijn in Genève in het belang van den economdedhen toestand heeft verricht. Nederland ie zijn woord, daar gegeven, ge trouw gebleven, doch andere landon bleven daartoe in gebreke. Dat boeren en arbeiders elkander in den crisistijd gevonden hebben, noemde spr. ten- Slotte als vijfde voordeel. Ook terwilde van de arbeiders werd Staatshulp gevraagd1, en liet zou jammer zijn ads deze toenadering bij ruimer ademhaling teloor zou gaan. Daarom wekte spr. op deze in den Chr. Boeren- en Tuindersbond te bevorderen. Tenslotte stedide spr. de vraag of door deze crisis het geloofs- en gehedeüeven werd ver sterkt. Ie dit het geval, dan zijn de voor- deelen van dezen moeilijken tijd na/uwedljiks te noemen. Met de woorden van Van Menken en Psalm 90, besloot spr. zijn reide: „Sterk onze hand en zegen onze vlijt". spreKing van nen jaar- en rinanmeei versiag. Het jaar 1930, het 13de vereendgingsjaar, wordt in het jaarverslag gekwalificeerd ads een jaar, dat ongetwijfeld in de herinnering van velen der leden zad geteekend blijven met zwarte kool. Ads begin van een crisis in den landbouw, die het thans levend geslacht der agTariërs als een der ergste ziet, die sinds menschen- heugenis het landbouwbedrijf getroffen heeft. Niettemin heeft het crisisjaar 1930 voor de organisatie t. a. v. het ledental! gunstige perspectieven geopend: een vooruitgang 1765 leden, zoodat het eindcijfer ultimo den Bond namens het Koninklijk Nederl. Landbouw comité. De voorzitter dankte de sprekers oor ham goede woorden en verwelkomde het inmiddels ter vergadering gekomen Tweede Kamer-did, den heer Bakker. Tegen één uur werd de vergadering ge schorst tot twee uur. Er werd een krachtige propaganda ge voerd. De resultaten van deze krachtige pro paganda zijn gebleken. Doch voldaan zijn we nog niet. Voorts maakt het jaarverslag om. nog ge wag van het Chr. Landbouwonderwijs, dat een regelmatig verloop haid. Er zijn 13 Chr. lagere landbouwscholen. Het finantieeJ budget bleef sluitend voor 1930. Veusteaikimg is echter zeer gewensdht. De gestelde vragen en gemaakte opmer kingen werden beanwtoord door den secre taris-penningmeester, mi'. G o e d b 1 o e d en den voorzitter. Van de zijde van Drente en Overijssel werd bij monde ran den heer Haver kamp voorgesteld een telegram aan den minister te zenden, waarin geconstateerd wordt, dat de nood in de veenkoloniën den toestand onhoudbaar maakt, waarom Z.Exc. verzacht wordt afdoende voorstellen tot steun bij de Volksvertegenwoordiging aanhangig te maken. Dit voorstel ging naar het hoofdbestuur ter afdoening. In de morgemzittdng werd nog het woord gevoerd door den vertegenwoordiger van den minister van Bonn. Zaken en Landbouw, Mr. Kakebeeke. Hij zeide dat 't hem een genoegen was geweest te hebben mo gen luisteren naai- de openingsrede van den voorzitter, die diep van zin, rijk ran inhoud en prachtig naar vorm was. Voorts wees spr. er op dat het departe ment zich veuheuigt over de versterking ran de landbouwoiganisatiee, waar het de partement beseft dat het die organisaties noodig heeft. Met de beste wenedhen voor den giroei en bloei van den bond eindigde spreker zijn toespraak. De heer Scheeree, voorzitter van de vereeniging van den Chr. Hendeldrijvenden en Industrieellen Middenstand in Neder land, bracht de beste wenschen over na mens zijn organisatie, welke zoo zeide hij zeer waard eerend staat tegenover uw bond. Baron Van Voorst tot Voorst udt Twello, voorzitter van den R.K. Boeren- en Tuindersbond bracht in herinnering de sa menwerking tussohen de Chr. en R.K. boe ren en tuinders in vroeger dagen en wee6 met nadruk op het hooge doel, dat de Cbri6 ten ook in eigen organisatie heeft na te De heer B o s c h 1 o o compliment eerde In de middagvergadering was het woord in prof. dr. J. R. Slotemaker de ruïne, om in te leiden het onderwerp: „Crisis-wee". Spr. zeide zijn onderwerp negatief en po sitief te willen behandelen. Negatief wees hij er op, dat in deze mid dagvergadering niet. gevraagd wordt om be handeling van de economische en organisa torische en technische vragen. Daaraan zijn en worden nog uitvoerige besprekingen ge wijd. Het wee drukt overal, i6 internationaal en wijkt niet voor een paar krachtige maat regelen. Wij bereiden ons voor op een lang durige worsteling. Hieruit vo-lgt, dat men ook tegenover de regeering anders staat Zij kan iets en er moet krachtig op worden aangedrongen, dat het mogelijke geschiede. Maar zij kan niet alles; zij kan den wareldgang niet keeren. Dit allies is de eeirste ernst, die klaar ge zien moet worden. Ook wie weet, wat niet kan, ie reed6 gevorderd. Hij wordt bewaard voor een bederf van de stemming, dat de werkkracht en het uithoudingsvermogen ondergraaft. Hij Slingert geen onbillijke ver wijten. Hij grijpt niet naar het ongrijpbare. Dit negatieve achtte spr. geenszins waar deloos. Maar hij wil er toch positieve dingen naast en tegenover stellen. Het zal noodiig zijn om zich im te leven in den samenhang der eoonomisohe dingen en zichzelf eenig inzicht te verschaffen. Slechts wie den gang eanigenrnate verstaat, kan gewaarborgd zijn tegen moreede ont wrichting. Spr. noemde enkele internationa le factoren en wees op hetgeen Rusland toont en brengt. Men zal bovendien ook dusgenaamde klei ne dingen niet moeiten verachten. Men zal zich moeten voorbereiden op wel licht nog enkele jaren van zorg en deze toekomst zichzelf openhartig moeten be kennen. De organisatie moet gesterkt worden. Het ie al duidelijker, dat meer verwacht moet worden van „de maatschappij" dan van den staat Dan zal echter die maatschappij ook haar krachtige organisatie behoeven. Eindelijk zal de boerenstand nationaal moeten denken in dezen zin, dat men de groote sociale en economische problemen niet als alleen agrarisch zien mag; ons eco nomisch leven ie een eenheid en ook handel of industrie vragen aandacht. Allen moeten naast de eigen zijde der zaak zich de zaak als geheel herinneren. Is alzoo het terrein verkend, dan ie er nog plaats voor een enkele opmerking van zede- lijken aard. Er moet gewaakt worden tegen verbitte ring. Daarvoor is gevaar en dit is begrijpe lijk. Maar de werkkracht en de draagkracht worden er door verlamd. Vooral echter moet tegen den geest der desperado's worden ge waakt. In het buitenland ziet men, waartoe het lijdt, wanneer personen of groepen in arren moede zich in een avontuur werpen; onze rustige boerenstand moet. zich daarte gen laten waarschuwen. Dit beduidt niet, dat het diepe geloofs woord van Habakuk door niet-boeren den boerenstand als een soort eisch moet worden voorgehouden. Spr. zelf, die dezen last met den vinger niet aan roert, wenecht anderen geen last op te leg gen, zwaar om te dragen. Maar wel durft hij wijzen op een zekere stoere afhankelijk heid van hoogar macht, waartoe het boeren bedrijf uit zijn aard opvoedt; spr. denkt aan het fijne woord: zijn God onderricht hem, waarin een voorrecht van den landbouwer boven den stadsbewoner zoo fraai ge schetst is. Wanneer de vergadering zich inleven wil in dit alilies dat spr. poogde te schetsen, dan zal worden bereikt, wat „De Standaard" als hoofddoel van deee verga der dagen genoemd heeft „versterking van het moreel" om daar door te steviger te staan in deze zware tijden Na deze met luid applaus ontvangen rede, werden door tal van afgevaardigden vragen gesteld, die door den spreker werden beant- Ook werd nog het woord gevoerd door den heer Van Lonkhuysen, afgevaardigde van den Ghir. Wenkgeversbond, die er op wees dat in deze crisis, die ook door handel en nijverheid wordt gevoeld, de hand des Heeren moet worden gezien. Prof. Diepenhorst bracht hi erna woorden van damk aan alien die tot het wel slagen van deze vergadering hadden mede gewerkt, inzonderheid aan prof. dr. Slote maker de Bruïne. „Wij zullen" aldus spr. „gaarne van het continuatiereoht t o. van u gebruik maken" (Hilariteit). Prof. Slotemaker de Bruïne ging hierop voor in dankgebed. '6 Avonds te negen uur werden twee sectie vergaderingen gehouden. Onder 1 aiding van den heer Chr. van den Heuvel werd het onderwerp „Zaaizadenkeuring en uit voering Tarwewet" behandeld, terwijl onder presidium van mr. J. W. G o e d1 b 1 o e d in de andere vergadering werd gesproken over: „Het Landbouw-huiehoudonderwijs en de vraag of een Ghristelijke-Boerinnen-organi- 6afcie gewenscht en mogelijk is". Heden werd per autobussen een gemaakt over de Veliuwe, en een bezoek ge bracht aan de nieuwe Eieihal te Barnaveld, de grootste van Europa. getaling van varkens naar kwaliteit In het „Groninger Landbouwblad" vonden wij het volgende artikeltje geschreven door J. Tonkes te Haren. In verband met wat we in ons Praatuurtje van de vorige week schreven nemen wij het over. Londen, 25 April 1931. Deensche bacon kon zich Vrijdag handhaven, daarentegen gingen de andere soorten naar beneden, Nederlandsche was niet minder dan 10 shilling (per 50.8 K.G.). Deensche bacon was deze week vast, met veel vraag naar magere kwaliteit. Opmerkelijk hoe goed de Deen sche bacon zich handhaaft. Denemarken, dat op het oogenblik 2/3 van den totalen in voer in Engeland van bacon levert, neemt hier wel een zeer overheerschende positie Tuinbouwgereedschappen K. R. H. de beste Fi. K. RODENBURG, Honselersdiikjal. 259 HET GENEESMIDDEL F. PIETER WAPENAAR Schiedam, Hoogstr. 151b Het voederen van Uw fok- kalveren voor 14 centen daags is mogelijk met ons Kalveren- meel. NEEMT PROEF I Vraagt even inlichting over zeer voordeelig fokken en mesten van Vleeschvarkens! Met onze wijze van voederen en voeder bedingt U den hoogsten prijs. •IJ sicht. franco station BENZO RlJWIELFABRIEK VLAARDINGEN. .■■(«■■iiiiiiiiraiiiiiiiiniiBiiramiuniirajmxï H.H. Kweekers, „R O O K D O O D" het^HCeale middel tegen LUIS id Kassen, Serres l'latgla», U 'tsl u Uend* "ve' Hr r L g b a a r**b iV 'do'Va b r 1 k a n t e ASEPTAFABRIEK (Fa. Gebrs. Manger), DELFT, Tel. 532 GROENTEPLANTEN p. 1000 4: Langer VAÏf NOORT. 1000 1.75; Knol-, WIJTVDRECHT MOND- EN KLAUWZEER 7 weken oud gerstemeeii Maart 1931 wonding dei i Mond- en Klauwzeer, zijn ingeT v. zijn belde varkens opnieuw :of In de bloedbaan 7 April j.l. vertoonden Het vlecsch inige wijking. takten zeer goed e Uwe dieren tegen Mond- door geregeld 10 HENNEKAM's JOOD VISCHMEEL in het voer te verstrekken. Prüs O. 21.50 per 100 K.G. af Rotterdam Vraagt Inlichtingen I t N. V. HENNEKAM's VISCHMEELHANDEL NOORDVEST 42/44, SCHIEDAM. bestrijd de aardappelziekte Het Centraal Bureau van de Tuinbouw veilingen geeft den aardappelverbouwers het volgend advies, dat we zeer dringend aanraden op te volgen: Dat vroege zoowel als late aardappelen voor een groot aantal ziekten vatbaar zijn, is tegenwoordig bij de telers wel algemeen bekend. Sommige dier ziekten kunnen be streden worden of, juiister gezegd, een be paalde partij kan er in meer of mindere mate van worden bevrijd, door een nauw keurige selectie, waarbij dan bij het winnen van poters van geheel gezonde planten wordt uitgegaan. Er zijn echter ook ziekten, waartegen de meest nauwkeurige selectie niet baat, wat o.a. het geval is met ziekten, veroorzaukt door zwammen, waarvan de voortplantings organen, de sporen, door de lucht worden verspreid. Tot deze ziekten behoort de kwaal welke bij den aardappel langer dan alle andere kwalen bekend is en die daarom wel de aardappelziekte genoemd wordt. Spreekt men van „de aardappelsectie" zonder eenige nadere aanduiding, dan bedoelt men geen bladrol, geen topbont, geen Crinkle, geen ringvuur, geen Rhizoctonia, geen wratziekte of hoe al die ziekten ook heeten mogen, maar dan bedoelt men uitsluitend de oude ziekte, welke zoowel de bladeren als de knollen „ziek" maakt en welke door een zwam, een wierzwam: „Phytop hthora i n f e s t a n s" veroorzaakt wordit. Doordat de hierdoor aangetaste aardappel knollen voor het gebruik ongeschikt zijn en de eene knol den andere ziek maakt, is de schacle dikwijls heel groot, terwijl er jaren zijn, waarin de ziekte bepaald erbarmelijk kan huis houden. Of dit al of niet het geva'. is, hangt grootendeels af van de weersom standiigheden tijdens den groei van het aardappelgewas- Warmte en vocht zijn vooi de ontwikkeling van alle zwammen gunstige factoren. En het is dan ook een bekend feit, dat bij „z.g. „broeiïg" weer, als de atmosfeer vochtig en de lucht warm is, de aardap pelziekte zich meest altijd spoedig ver toont en snel uitbreidt. Daarentegen heeft men er in droge en in koele zomers weinig last van. Daarom is het te verklaren, dat er naast zomers met veel ziekte ook jaren voor komen, waarin de ziekte zoo goed als niet wordt waargenomen. Voor vroege aardappelen is, in het al gemeen gesproken, het gevaar voor aantas ting minder groot dan voor de late of win teraardappelen. Gewoonlijk treedt de ziekte n.l. niet voor het einde van Jund op, soms zelfs later. Het kan dus zijn, dat een groot deel der vroege aardappelen gerooid is, voordat de kwaal zich vertoont De laatste jaren hebben echter schitterend bewezen, dat de telers al heel verkeerd zouden doen om hierop te vertrouwen, want zoowel in 1929 als in 1930 (trouwens ook in verschei dene jaren daarvóór) is de sohade, welke „de in. Nederlandsche bacon werd moeilijk ver kocht. Londen, 2 Mei. Nederlandsche bacon werd weer 2 shilling in prijs verlaagd, daaren tegen bleef Iersche en Deensche in prijs gelijk. Genoteerd werd voor Deensche 80, Nederlandsche 58 shilling per cwL Het ver schil tusschen onze en de Deensche bacon is thans ongekend groot geworden en be draagt pl.m. 25 cent per K.G. Een treurige verhouding. Deze beide marktberichten, iets verkort kan men vinden in een paar van de laatste nummers van het Nederlandsch Landbouw weekblad. Men kan er uit zien hoe brood- noodig het is, dat hier verandering komt. Een verschil van 25 cent per K.G. bacon is ongeveer 17 cent per K.G. levend Als men nu' weet, dat de noteering van de markt te Groningen de beide laatste weken (5 en 12 Mei) 36y2 cent was, dan ziet men welk een reusachtig bedrag deze 17 cent uitmaakt, bijna 50 pCt. Wat helpt ons invoer van Deensch fok- materiaal of selectie van de bestaande ras sen, als het beste door het minder goede in prijs naar beneden wordt gehaald? Ei wordt in Londen wat verschil gemaakt, 25 April Nederlandsche 5664, 2 Mei 5562, doch Deensch iedere keer alleen 80 shilling. Levert Denemarken slechts één kwaliteit? Gaat het Nederlandsche zoowat ongesorteerd weg? Was hier niet iets te bereiken met den rijksuitvoercontröledienst? Als het zoo blijft, zullen wij moeten toe zien, dat bij ons door gebrek aan organisatie de geheele varkenshouderij moet worden stopgezet en zullen wij de markt geheel aan Denemarken moeten overlaten. Daarom doen alle verbouwers verstandig om alle jaren bijtijds de noodige maatrege len tegen bestrijding der ziekte te nemen. De maatregelen zelf zijn wel bekend, doch zekerheidshalve laten wij ze hier nog even volgen. Men bestrijdt de ziekte n.l. door Bordeauxsche Pap of door Bour gondische Pap. I Wil men de eerstgenoemde 100 liter ge reed maken, dan heeft men noodig 1 kg. ongebluschte kalk en 1% kg. kopervitriool De kalk wordt in een emmer of vat met een weinig water eenst „gebluscht", d.w.z. in een toestand gebracht, waarin de kluiten tot een poedervprmige ma^a uiteenvallen. Dan doet men ér zooveel water bij, dat een zeer dunne pap, z.g. .kalkmelk" ontstaat en deze giet men door een zeef van paklin- nen in het ho u t e n vat, waarin de pap ge maakt wordt. Het kopervitriool wordt !n een houten emmer door middel van warm water opge lost en daarna met een grootere hoeveelheid koud water verdund. Vervolgens giet men deze verdunde oplossing met een dunne straal onder gelijktijdig roeren bij de kalk melk en voegt er zooveel water bij, dat de vereischte 100 later verkregen is. Dan is de Bordeauxsche gereed voor het gebruik. Een blank staafje ijzer of staal, b.v- een zakmes, mag in de vloeistof gestoken en daarna aan de lucht blootgesteld, geen bruinen aanslag vertioonen. Doet het dit wel, dan moet nog eenige kalkmelk bijgevoegd worden. Zooals men ziet, is de bereiding eenigs- zins omslachtig. Daarom geeft men vaak de voorkeur aan Bourgondische pap, die ge maakt wordt van kopersulfaat en sodex. Beide stoffen worden tegenwoordig veel met elkander vermengd en dan onder den naam van normaal pappoeder in den (handel gebracht. Lost men daarvan 2y4 K.G. per 100 liter water op in een hou ten vat dan is direct het te gebruiken mengsel klaar. Bourgondische pap is dus gemakkelijker te bereiden dan Bordeausche maar ze is eenigszins gevaarlijk. Kopervitriool en sodex moeten n.l. in een bepaalde verhou ding gemengd worden. Iets te veel [vitriool kan schadelijk werken, iets te veel sodex eveneens. Daarom moet het pappoeder uit sluitend van betrouwbare adressen worden gekocht, onder voorwaarde dat het voldoet aan de eischen door de Rijkslandbouw- proefstations vastgesteld. Heeft men nu besloten met welke pap men sproeien wil, dan komt de vraag: wa n n e e r de eerste besproeiing zal wor den uitgevoerd. Om hiervoor den juisten tijd te bepalen worden de telers tegenwoor dig prachtig geholpen door het Meteorolo gisch Instituut te De Bilt. Zooals wel be ken is, verzamelt men daar zeer nauwkeu rig de gegevens, die betrekking hebben op de weersgesteldheid. En daar wordt nauw keurig nagegaan of de atmosferische om standigheden van dien aard zijn, dat zij gunstig werken op het ontstaan van „de „aardappelziekte". Is dat koo. dan wordt het onmiddellijk door de Radio en door de dagbladpers gepubliceerd. Hierop in de maanden Juni en Juli te letten kan dus niet dringend genoeg wor den aanbevolen. En dan moet onmiddellijk van de waarschuwing partij worden ge trokken door aonder verwijl de aardappelen te besproeien. Zelfs is het aan te bevelen om hierop met de eerste besproeiing niet te wachten, omdat het wel gebeurt, dat de eerste ziekteverschijnselen zich al voor doen, tegelijk met de waarschuwing van De Bilt. En de aardappelen moeten liefst be sproeid worden vóór de eerete verschijn selen. Uit een en ander volgt, dat de telera van vroege aardappelen nu reeds alles moeten aanschaffen en gereed maken wat voor de besproeiing noodig is. Nu reeds moeten dus de houten vaten en de pulverisntors gereed en schoongemaakt worden; nu reeds mor ton de stoffen, hetzij kalk en koperaulfaat, hetzij norma.al pappoeder, worden aange kocht. En, ais De Bilt niet eerder waar schuwt. moet omstreeks half Juni toch voor het eerst worden gesproeid en bij de eer ste waarschuwing voor de tweede maal. Verder is het ten zeerste aan te raden nog een derde maal te sproeien, b.v. een week na de tweede keer. "Maar vóór alles hevelen we aan toch vooral tijdig alle materiaal gereed te ma ken. Om doel te treffen moet bij de bestrij ding van „de aardappelziekte'" snel gehan deld worden. Wacht men mot de voorberei dingen totdat de ziekte er is. dan is er geen redden meer aan. Dan komt men t c laat!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 11