VEEHOUDERS
Uierziekten, enz.
OMNICURA
LAb D- EN 1U1NB0UW No. 88, Verschijnt eiken Donderdag
DONDERDAG 28 MEI 1931
HANDEL IN RUIGE PAANDENMEST
EDURAGE EN 1
BENZO
Rijwielen
De graslanddagen in Overijssel
Belangrijke besprekingen
Veel belanstelling
Ja, daar zijn we geweest.
De betrekkelijk verre reis hebben wij er
aan gewaagd, om eens te zien, hoe in een
van de op landbouwgebied vooraanstaande
provincies, de dringende kwestie van het
grasland behandeld zou worden.
En te Zwolle en te Hengelo hebben wij
met genoegen geconstateerd de groote be
langstelling, die er bestaat voor deze „gras
landdagen". Vooral de belangstelling van
de zijde van de jongere boerenstand was
een zeer verblijdend teeken en zoo ook het
feit, dat er gezien de korte tijd, die er voor
discussie overbleef, zooveel gebruik gemaakt
werd van de gelegenheid het behandelde
onderwerp te bespreken.
Op onze reis naar Zwolle en den volgen
den dag naar Hengelo (O.) en terug hadden
we nog gelegenheid verschillende landbouw
aangelegenheden, zij het ook vluchtig, te
bekijken. Zoo zagen we o. a. verschillende
proefvelden, aangelegd met verschillende
bedoelingen. Bij meerderen daarvan hebben
we even stil gehouden en ze meer nauw
keurig bezichtigd.
Landbouw en veeteelt zijn toch twee inte-
ïessante deelen van ons volksbestaan. He
laas, dat de malaise, zoo diep insnijdt m
deze beide levende bestaansbronnen.
Wat is er nog veel te bestudeeren, na te
gaan, te veranderen, te verbeteren, als maar
meer. Op het terrein van landbouw en vee
teelt. Wat breiden zidh nog wijde pers
pectieven voor ons uit.
Wat is het mooi voor en in deze bedrij
ven te leven en te werken.
Alleen maar, die zwarte wolk van ma
laise, die stemt ons zoo somber.
En toch, (we hoorden het beide dagen zoo
vaak, dat we het ook beginnen zouden te
gelooven, als we het niet reeds meermalen
zelf uitspraken), achter de wolken, schijnt
toch de zon en 's levens optimisme doet
vreugdevoller werken dan het neerdrukken
de pessimisme.
De Overijsselsche landbouwers waren
daarvan het bewijs.
Daar werd gesproken, over bedrijf sverbete-
ring zonder zich te laten beïnvloeden door
Overijsselaars! heil U! Ge verdient lof
voor uw streven naar zelfverbetering, naar
ontwikkeling!
Maar we zouden lets over -de Overijssel
sche graslanddagen zelf schrijven.
Laat ik maar dadelijk beginnen met te
zeggen, dat het niet mijn plan is om een
geregeld verslag te geven van wat we
hoorden. Dat ia onze bedoeling niet.
Al zullen we, wat we hoorden, op de
vo^t volgen, we gaan alleen maar enkele
uitspraken, enkele gedeelten weergeven. Op
volledig weergeven van het gesprokene wil
len we geen aanspraak maken.
Toen we te Zwolle aankwamen, waren de
deelnemers juist bezig de pauze te beëin
digen en kort daarna konden wij den beer
D. Stieltjes, yan Meppel, hooren behan
delen:
„Onze belangrijkste weldegrassen".
Dat was geen dankbaar onderwerp, juist
omdat, wat de inleider terecht opmerkte „de
kennis onzer grassen vrijwel is verwaar
loosd." Misschien was dit het juiste woord
niet, want kennis van onze grassen hebben
we nooit opgemerkt bij de boeren, een enkel
gras dan uitgezonderd. En daarom, 't is
waar, we weten nog zoo heel weinig van
onze grassen, die een voornaam deel van
onze veevoeder vormen.
't Is moeilijk de grassen goed te onder
kennen, en dan komt daar nog bij dat de
stammen van een zelfde soort gras nog
zeer uiteen loopen in voederwaarde.
Maar we weten in elk geval wel, dat er
goede en slechte grassen zijn.
En die goede zijn wel: 1. Engelsch raai;
2. Beemdlangbloem; 3. Timothee; 4. Kam-
gras; 5. Veldbeemdgras; 6. Ruwbeemdgras; 7.
Fiortn of Struisgras.
Over elk dezer grassen werden verschil
lende bijzonderheden medegedeeld. Zoo b.v.
dat 1. op alle gronden wil groeien, doch
slecht tegen overstroomen kan (wat nog al
eens in Overijssel met de graslanden plaats
vindt) en dan verdwijnt uit de zode. Beter
tegen overstrooming kan 2. dat echter eischt,
dat het land op tijd weer droog is. Dit gras
vraagt een humusrijke grond en verdwijnt
heel spoedig als deze uitdroogt. Een voch
tige en dodh zware grond vraagt gras no. 3,
terwijl kamgras eveneens van behoorlijk
vochthoudende grond houdt. Veldbeemdgras
neemt alle grondsoorten voor lief, mits de
grond maar goed afwaterend is en behoor
lijk los van aard is. Te los en te vochtig
zijn alle beide echter verkeerd voor dit gras.
WATER NOODIG?
LAST VAN HET WATER?
Vraag inlichtingen
H. LEMMERS Jr., Nijverdal
Clichéfabriek „Het Oosten"
j|| Gedempte Slaak No. 120
I i Telefoon No. 29425
lil ROTTERDAM
WATERLEIDING
ONTLUCHTING of VERWARMING
voor Uw kassen van noode????
Vraagt eens prijs aan bij:
HL BOOGERTMAN
HILLEGERSBERG, Kleiweg 9, Tel. 40054
BERKEL, Rodenrijscheweg, Telefoon No. 70
AUTOGEEN LASCHWERKEN
Ruwbeemdgras houdt van vochthoudende
grond en komt dan op alle grondsoorten
voor, ook op heele zware.
Fiorin of struisgras houdt niet van droog
te; 't geeft dan veel halm en weinig gras.
Door een goede verpleging kan men de
veelvuldig voorkomende slechtere grassen
laten verdwijnen en de goede zich meer la
ten ontwikkelen.
De bespreking van dit onderwerp gaf nog
aanleiding om iets te verduidelijken. Zoo
b.v. over de verhouding der verschillende
grassen in een igoede zode. Deze is in goede
weiden nogal veranderlijk in verband met
da groeiomstandigheden en het min of meer
vergevorderde seizoen.
De mededeeling van één der vragers, dat
hij, omdat sommige graszaden zoo heel
duur zijn in vergelijking met andere, wel
eens de verhouding der verschillende zaden
bij het uitzaaien wijzigde ten gunste der
goedkoope soorten deed ons wel wat vreemd
aan voor iemand, die advies wil geven en
dat deed hij naar hij zich uitliet. Bij het
aanleggen van nieuwe weiden moeten
enkele guldens geen rol spelen. We moeten
de graslanden zoo goed mogelijk aanleggen.
Slechte en minder goede zijn er genoeg,
meenen wij. Ook nog in Overijssel, zooals
we zagen bij ons trekken door die provin-
Weer meer dankbaar onderwerp behan
delde de heer P. M. A. Ver ha ge, die
sprak over:
„Inkuilen".
Dit is een onderwerp, dat vooral de laat
ste jaren, buiten Friesland, zeer de belang
stelling heeft der veehouders. In Friesland
is het jarenlang in gebruik\en herinneren
wij ons uit onze heele jonge jaren (en die
liggen al bijna een halve eeuw achter ons)
de doordringende onaangename lucht, die
vanuit de stallen het geheele huis doortrok
en zelfs 's Zondags uit de kleeren wasemde.
Inkuilen is trouwens al sedert 1850 be
kend, doch heeft pas de laatste halve eeuw
in Friesland en de laatste 10 jaren daar
buiten de belangstelling der boeren.
De verliezen bij inkuilen zijn wel aanmer
kelijk, doch dat is bij hooien ook heit geval.
Wanneer men van een perceel de helft in
kuilt en de andere helft hooit, dan zal het
kuilvoeder een beter gehalte hebben per
1000 K.G. droge stof dan van goed hooi. Dr.
Brouwer komt zelfs tot een verhouding van
100 tot 130 140 ten gunste van inkuilen.
Maar gras wordt vaak te laat ingekuild,
bijv. als het lang regent en men geen kans
ziet er hooi van te krijgen.
Doch dat is verkeerd. Men moet al voor
het maaien beslissen of men zal kuilen of
hooien en dan zal men zelfs voor inkuilen
nog wel zoo vroeg maaien als van hooien.
Het best is de kuil ten deele in den grond
te maken, zoo diep als het grondwater het
toelaat. Wat in de kuil is gegaan komt er
voor 99 pCt. goed uit.
Kan heb niet in de grond dan moet het
op de grond, doch aan te raden is, dat in elk
geval de graszode weg te nemen. Men moet
een plek hebben waarnaar men met het
optassen van gras zich naar richten kan als
een baken.
Juist dat optassen is een zéér secuur
werk.
Alles moet zoo gelijkmatig mogelijk opge
tast en aangetrapt worden, hoewel de waar
de van dit aantrappen wel zeer overdreven
wordt: het gewicht van het gras moet het
voornamelijk doen. En daarom is gelijk
matig opstapelen zoo belangrijk.
Het best is de kuil rond te maken. Een
cirkel heeft bij gelijke oppervlakte veel min
der omtrek dan een rechthoek of vierkant.
En bij de rand heeft'men de meeste ver
liezen.
Boven iets breeder is goed, dat geeft flin
ke zwaarte op den rand.
Juist die rand is de grootste zorg. Men
moet steeds tot de top toe werken van het
midden naar de kant.
Wanneer men dadelijk na het opstapelen,
niet wacht, doch telkens denzelfden dag, de
rand afplakt van boven naar beneden wer
kend, dan krijgt men de meest gesloten rand
met de minste verliezen.
De kuil slinkt in tot 1/3 of *4, doch bij
een kuil van 50 c.M. gaat een hoogte van
2 M. de grond in.
Daar de wind door het afkoelen een groo
te rol speelt is afschutten aan de windzijde
zeer aan te bevelen.
Bij de bespreking die volgde werd nog
gewezen op het feit, dat de giftige wer
king van hermoes of roobol bij inkuilen ver
dwijnt, dat melk, dus ook boter niet lijdt
als het kuilvoeder tijdig vóór het melken
verstrekt wordit en niet tijdens het melken
in de stal ligt.
Mais als kuilvoeder heeft volgens den in
leider niet zoo goed voldaan, wat het graag
gebruik voor het vee aangaat.
(Wordt vervolqd)
De Christelijke Boeren- en Tuindersbond
Jaarvergadering te Arnhem
Prof. Diepenhorst spreekt over
Nut
Prof. Slotemaker de Biiiine over „Cri-
De Öhriöteflijike Boeren- en Tuinldersbond
in Nederland kwam gisteren te Arnlbem in
café Royal dn jaarvergadering bijeen onder
presidium van prof. dr. P. A. Diepen
horst, die, na de vergadering op de in
onze kringen gebruikelijke wijze te hebben
geopend', den aanwezigen een hartelijk wel
kom toeriep, inzonderheid den vertegen
woordiger van den minister van B. Z. en
Landbouw, mr. Kakebeeke, den voorzitter
van den R.K. Boeren- en Tuindersbond,
baron Van Voorst tot Voorst, den vertegen
woordigers van de Ver. varn dien Chr. Han-
deddrijvenden en indiustrieelen Middenstand
in Nederland, de heeren Sdheeres en mi'.
Van Andeil, den vertegenwoordiger der Chr.
Werkgeversorganisatie, den heer Van Lonk
hu ijzen en mr. dir. Beumer namens de A.R.
Tweede Kamerfractie.
Zijn openingsrede begon prof. Diepen
horst vervolgens naar aanleiding van Van
Menken's leerdicht: Hetnutder tegen
spoeden". Spr. ging na welk nut de hui
dige tegenspoed in den landbouw heeft ge
bracht. Allereerst heeft de economische
ontwrichting verhelderend gewerkt ten aan
zien van het besef dat het belang van dén
landbouw beteelkent een algemeen nationaal
belang van da eerste orde. In aanmerking
genomen de vele bedrijven, die indirect bij
den landbouw betrokken zijn, maken de
landbouwers 55 der bevolking uit.
Naast het nut, dat men een beteren kijiv
op den landbouw heeft gekregen, heeft de
crisi6 tengevolge gehad, dat er een gezonde
opvatting baan brak t o. van Staat en Land
bouw. De boeren 6taan niet zoo absoluut
afwijzend meer tegenover Staatshulp. Door
Tarwewet en Suikerwet heeft de Staat die
hulp verleend, en daardoor de veiligstelling
m onzen nationalen landbouw bevorderd.
A-ls derde vrucht van de crisis noemde
spr. de versterking van den band tusschen
den boerenstand en de politieke partijen n
't algemeen en van den Chr. Boerenbond en
de Chr. Kamerfracties in 't bijzonder. Dat
de Plattelanderebond niets heeft gedaan dan
negatief werkzaam te zijn ondervond hij bij
de jongste Statenverkiezingen.
En al moge er over de maatregelen der
.regeering niet overal lof bestaan, men zai
zicih voor al te luidruchtige klachten hebben
te wachten. Men moet zich niet laten mis
leiden door de leuzen van S.D.A.P. en V.D.,
die, zooflang deze vasthouden aam het dogma
van den vrijhandel, tot steun van den land
bouw onbekwaam zijn. (Applaus). Spreker
ging den nad'eeligen inviloed hiervan voor
onzen landbouw na, waarvoor in agrarische
kringen almeer de oogen opengaan.
Het vierde nut der tegenspoeden is, dat de
landbouw-organisaties zich uitspraken voor
een urgentie-program voor actieve handels
politiek. Spreker memoreerde het. vele werk
dat dr. Colijn in Genève in het belang van
den economdedhen toestand heeft verricht.
Nederland ie zijn woord, daar gegeven, ge
trouw gebleven, doch andere landon bleven
daartoe in gebreke.
Dat boeren en arbeiders elkander in den
crisistijd gevonden hebben, noemde spr. ten-
Slotte als vijfde voordeel. Ook terwilde van
de arbeiders werd Staatshulp gevraagd1, en
liet zou jammer zijn ads deze toenadering
bij ruimer ademhaling teloor zou gaan.
Daarom wekte spr. op deze in den Chr.
Boeren- en Tuindersbond te bevorderen.
Tenslotte stedide spr. de vraag of door deze
crisis het geloofs- en gehedeüeven werd ver
sterkt. Ie dit het geval, dan zijn de voor-
deelen van dezen moeilijken tijd na/uwedljiks
te noemen.
Met de woorden van Van Menken en
Psalm 90, besloot spr. zijn reide: „Sterk onze
hand en zegen onze vlijt".
spreKing van nen jaar- en rinanmeei versiag.
Het jaar 1930, het 13de vereendgingsjaar,
wordt in het jaarverslag gekwalificeerd ads
een jaar, dat ongetwijfeld in de herinnering
van velen der leden zad geteekend blijven
met zwarte kool.
Ads begin van een crisis in den landbouw,
die het thans levend geslacht der agTariërs
als een der ergste ziet, die sinds menschen-
heugenis het landbouwbedrijf getroffen
heeft.
Niettemin heeft het crisisjaar 1930 voor de
organisatie t. a. v. het ledental! gunstige
perspectieven geopend: een vooruitgang
1765 leden, zoodat het eindcijfer ultimo
den Bond namens het Koninklijk Nederl.
Landbouw comité.
De voorzitter dankte de sprekers
oor ham goede woorden en verwelkomde
het inmiddels ter vergadering gekomen
Tweede Kamer-did, den heer Bakker.
Tegen één uur werd de vergadering ge
schorst tot twee uur.
Er werd een krachtige propaganda ge
voerd. De resultaten van deze krachtige pro
paganda zijn gebleken. Doch voldaan zijn
we nog niet.
Voorts maakt het jaarverslag om. nog ge
wag van het Chr. Landbouwonderwijs, dat
een regelmatig verloop haid. Er zijn 13 Chr.
lagere landbouwscholen.
Het finantieeJ budget bleef sluitend voor
1930. Veusteaikimg is echter zeer gewensdht.
De gestelde vragen en gemaakte opmer
kingen werden beanwtoord door den secre
taris-penningmeester, mi'. G o e d b 1 o e d
en den voorzitter.
Van de zijde van Drente en Overijssel
werd bij monde ran den heer Haver
kamp voorgesteld een telegram aan den
minister te zenden, waarin geconstateerd
wordt, dat de nood in de veenkoloniën den
toestand onhoudbaar maakt, waarom
Z.Exc. verzacht wordt afdoende voorstellen
tot steun bij de Volksvertegenwoordiging
aanhangig te maken.
Dit voorstel ging naar het hoofdbestuur
ter afdoening.
In de morgemzittdng werd nog het woord
gevoerd door den vertegenwoordiger van den
minister van Bonn. Zaken en Landbouw,
Mr. Kakebeeke. Hij zeide dat 't hem
een genoegen was geweest te hebben mo
gen luisteren naai- de openingsrede van
den voorzitter, die diep van zin, rijk ran
inhoud en prachtig naar vorm was.
Voorts wees spr. er op dat het departe
ment zich veuheuigt over de versterking
ran de landbouwoiganisatiee, waar het de
partement beseft dat het die organisaties
noodig heeft.
Met de beste wenedhen voor den giroei
en bloei van den bond eindigde spreker
zijn toespraak.
De heer Scheeree, voorzitter van de
vereeniging van den Chr. Hendeldrijvenden
en Industrieellen Middenstand in Neder
land, bracht de beste wenschen over na
mens zijn organisatie, welke zoo zeide
hij zeer waard eerend staat tegenover
uw bond.
Baron Van Voorst tot Voorst udt
Twello, voorzitter van den R.K. Boeren- en
Tuindersbond bracht in herinnering de sa
menwerking tussohen de Chr. en R.K. boe
ren en tuinders in vroeger dagen en wee6
met nadruk op het hooge doel, dat de Cbri6
ten ook in eigen organisatie heeft na te
De heer B o s c h 1 o o compliment eerde
In de middagvergadering was het woord
in prof. dr. J. R. Slotemaker de
ruïne, om in te leiden het onderwerp:
„Crisis-wee".
Spr. zeide zijn onderwerp negatief en po
sitief te willen behandelen.
Negatief wees hij er op, dat in deze mid
dagvergadering niet. gevraagd wordt om be
handeling van de economische en organisa
torische en technische vragen. Daaraan zijn
en worden nog uitvoerige besprekingen ge
wijd.
Het wee drukt overal, i6 internationaal
en wijkt niet voor een paar krachtige maat
regelen. Wij bereiden ons voor op een lang
durige worsteling.
Hieruit vo-lgt, dat men ook tegenover de
regeering anders staat Zij kan iets en er
moet krachtig op worden aangedrongen, dat
het mogelijke geschiede. Maar zij kan niet
alles; zij kan den wareldgang niet keeren.
Dit allies is de eeirste ernst, die klaar ge
zien moet worden. Ook wie weet, wat niet
kan, ie reed6 gevorderd. Hij wordt bewaard
voor een bederf van de stemming, dat de
werkkracht en het uithoudingsvermogen
ondergraaft. Hij Slingert geen onbillijke ver
wijten. Hij grijpt niet naar het ongrijpbare.
Dit negatieve achtte spr. geenszins waar
deloos. Maar hij wil er toch positieve dingen
naast en tegenover stellen.
Het zal noodiig zijn om zich im te leven
in den samenhang der eoonomisohe dingen
en zichzelf eenig inzicht te verschaffen.
Slechts wie den gang eanigenrnate verstaat,
kan gewaarborgd zijn tegen moreede ont
wrichting. Spr. noemde enkele internationa
le factoren en wees op hetgeen Rusland
toont en brengt.
Men zal bovendien ook dusgenaamde klei
ne dingen niet moeiten verachten.
Men zal zich moeten voorbereiden op wel
licht nog enkele jaren van zorg en deze
toekomst zichzelf openhartig moeten be
kennen.
De organisatie moet gesterkt worden. Het
ie al duidelijker, dat meer verwacht moet
worden van „de maatschappij" dan van den
staat Dan zal echter die maatschappij ook
haar krachtige organisatie behoeven.
Eindelijk zal de boerenstand nationaal
moeten denken in dezen zin, dat men de
groote sociale en economische problemen
niet als alleen agrarisch zien mag; ons eco
nomisch leven ie een eenheid en ook handel
of industrie vragen aandacht. Allen moeten
naast de eigen zijde der zaak zich de zaak
als geheel herinneren.
Is alzoo het terrein verkend, dan ie er nog
plaats voor een enkele opmerking van zede-
lijken aard.
Er moet gewaakt worden tegen verbitte
ring. Daarvoor is gevaar en dit is begrijpe
lijk. Maar de werkkracht en de draagkracht
worden er door verlamd. Vooral echter moet
tegen den geest der desperado's worden ge
waakt. In het buitenland ziet men, waartoe
het lijdt, wanneer personen of groepen in
arren moede zich in een avontuur werpen;
onze rustige boerenstand moet. zich daarte
gen laten waarschuwen. Dit beduidt niet,
dat het diepe geloofs woord van Habakuk
door niet-boeren den boerenstand als een
soort eisch moet worden voorgehouden. Spr.
zelf, die dezen last met den vinger niet aan
roert, wenecht anderen geen last op te leg
gen, zwaar om te dragen. Maar wel durft
hij wijzen op een zekere stoere afhankelijk
heid van hoogar macht, waartoe het boeren
bedrijf uit zijn aard opvoedt; spr. denkt aan
het fijne woord: zijn God onderricht hem,
waarin een voorrecht van den landbouwer
boven den stadsbewoner zoo fraai ge
schetst is.
Wanneer de vergadering zich inleven wil
in dit alilies dat spr. poogde te schetsen, dan
zal worden bereikt, wat „De Standaard" als
hoofddoel van deee verga der dagen genoemd
heeft „versterking van het moreel" om daar
door te steviger te staan in deze zware tijden
Na deze met luid applaus ontvangen rede,
werden door tal van afgevaardigden vragen
gesteld, die door den spreker werden beant-
Ook werd nog het woord gevoerd door den
heer Van Lonkhuysen, afgevaardigde
van den Ghir. Wenkgeversbond, die er op
wees dat in deze crisis, die ook door handel
en nijverheid wordt gevoeld, de hand des
Heeren moet worden gezien.
Prof. Diepenhorst bracht hi erna
woorden van damk aan alien die tot het wel
slagen van deze vergadering hadden mede
gewerkt, inzonderheid aan prof. dr. Slote
maker de Bruïne. „Wij zullen" aldus spr.
„gaarne van het continuatiereoht t o. van
u gebruik maken" (Hilariteit).
Prof. Slotemaker de Bruïne ging hierop
voor in dankgebed.
'6 Avonds te negen uur werden twee sectie
vergaderingen gehouden. Onder 1 aiding van
den heer Chr. van den Heuvel werd
het onderwerp „Zaaizadenkeuring en uit
voering Tarwewet" behandeld, terwijl onder
presidium van mr. J. W. G o e d1 b 1 o e d in
de andere vergadering werd gesproken over:
„Het Landbouw-huiehoudonderwijs en de
vraag of een Ghristelijke-Boerinnen-organi-
6afcie gewenscht en mogelijk is".
Heden werd per autobussen een
gemaakt over de Veliuwe, en een bezoek ge
bracht aan de nieuwe Eieihal te Barnaveld,
de grootste van Europa.
getaling van varkens
naar kwaliteit
In het „Groninger Landbouwblad" vonden
wij het volgende artikeltje geschreven door
J. Tonkes te Haren. In verband met wat
we in ons Praatuurtje van de vorige week
schreven nemen wij het over.
Londen, 25 April 1931. Deensche bacon
kon zich Vrijdag handhaven, daarentegen
gingen de andere soorten naar beneden,
Nederlandsche was niet minder dan 10
shilling (per 50.8 K.G.). Deensche bacon was
deze week vast, met veel vraag naar magere
kwaliteit. Opmerkelijk hoe goed de Deen
sche bacon zich handhaaft. Denemarken, dat
op het oogenblik 2/3 van den totalen in
voer in Engeland van bacon levert, neemt
hier wel een zeer overheerschende positie
Tuinbouwgereedschappen
K. R.
H.
de beste
Fi. K. RODENBURG, Honselersdiikjal. 259
HET GENEESMIDDEL
F. PIETER WAPENAAR
Schiedam, Hoogstr. 151b
Het voederen van Uw fok-
kalveren voor 14 centen daags
is mogelijk met ons Kalveren-
meel. NEEMT PROEF I
Vraagt even inlichting over
zeer voordeelig fokken en
mesten van Vleeschvarkens!
Met onze wijze van voederen
en voeder bedingt U den
hoogsten prijs.
•IJ sicht. franco station
BENZO RlJWIELFABRIEK
VLAARDINGEN.
.■■(«■■iiiiiiiiraiiiiiiiiniiBiiramiuniirajmxï
H.H. Kweekers,
„R O O K D O O D"
het^HCeale middel tegen LUIS id Kassen, Serres l'latgla»,
U 'tsl u Uend* "ve' Hr r L g b a a r**b iV 'do'Va b r 1 k a n t e
ASEPTAFABRIEK (Fa. Gebrs. Manger), DELFT, Tel. 532
GROENTEPLANTEN
p. 1000 4: Langer
VAÏf NOORT.
1000 1.75; Knol-,
WIJTVDRECHT
MOND- EN KLAUWZEER
7 weken oud
gerstemeeii
Maart 1931
wonding dei
i Mond- en Klauwzeer, zijn ingeT
v. zijn belde varkens opnieuw
:of In de bloedbaan
7 April j.l. vertoonden
Het vlecsch
inige
wijking.
takten zeer goed e
Uwe dieren tegen Mond-
door geregeld
10 HENNEKAM's JOOD VISCHMEEL
in het voer te verstrekken.
Prüs O. 21.50 per 100 K.G. af Rotterdam
Vraagt Inlichtingen I t
N. V. HENNEKAM's VISCHMEELHANDEL
NOORDVEST 42/44, SCHIEDAM.
bestrijd de aardappelziekte
Het Centraal Bureau van de Tuinbouw
veilingen geeft den aardappelverbouwers
het volgend advies, dat we zeer dringend
aanraden op te volgen:
Dat vroege zoowel als late aardappelen
voor een groot aantal ziekten vatbaar zijn,
is tegenwoordig bij de telers wel algemeen
bekend. Sommige dier ziekten kunnen be
streden worden of, juiister gezegd, een be
paalde partij kan er in meer of mindere
mate van worden bevrijd, door een nauw
keurige selectie, waarbij dan bij het winnen
van poters van geheel gezonde planten
wordt uitgegaan.
Er zijn echter ook ziekten, waartegen de
meest nauwkeurige selectie niet baat, wat
o.a. het geval is met ziekten, veroorzaukt
door zwammen, waarvan de voortplantings
organen, de sporen, door de lucht worden
verspreid. Tot deze ziekten behoort de kwaal
welke bij den aardappel langer dan alle
andere kwalen bekend is en die daarom wel
de aardappelziekte genoemd wordt. Spreekt
men van „de aardappelsectie" zonder eenige
nadere aanduiding, dan bedoelt men geen
bladrol, geen topbont, geen Crinkle, geen
ringvuur, geen Rhizoctonia, geen wratziekte
of hoe al die ziekten ook heeten mogen,
maar dan bedoelt men uitsluitend de oude
ziekte, welke zoowel de bladeren als de
knollen „ziek" maakt en welke door een
zwam, een wierzwam: „Phytop hthora
i n f e s t a n s" veroorzaakt wordit.
Doordat de hierdoor aangetaste aardappel
knollen voor het gebruik ongeschikt zijn en
de eene knol den andere ziek maakt, is de
schacle dikwijls heel groot, terwijl er jaren
zijn, waarin de ziekte bepaald erbarmelijk
kan huis houden. Of dit al of niet het geva'.
is, hangt grootendeels af van de weersom
standiigheden tijdens den groei van het
aardappelgewas- Warmte en vocht zijn vooi
de ontwikkeling van alle zwammen gunstige
factoren. En het is dan ook een bekend feit,
dat bij „z.g. „broeiïg" weer, als de atmosfeer
vochtig en de lucht warm is, de aardap
pelziekte zich meest altijd spoedig ver
toont en snel uitbreidt. Daarentegen heeft
men er in droge en in koele zomers weinig
last van. Daarom is het te verklaren, dat er
naast zomers met veel ziekte ook jaren voor
komen, waarin de ziekte zoo goed als niet
wordt waargenomen.
Voor vroege aardappelen is, in het al
gemeen gesproken, het gevaar voor aantas
ting minder groot dan voor de late of win
teraardappelen. Gewoonlijk treedt de ziekte
n.l. niet voor het einde van Jund op, soms
zelfs later. Het kan dus zijn, dat een groot
deel der vroege aardappelen gerooid is,
voordat de kwaal zich vertoont De laatste
jaren hebben echter schitterend bewezen,
dat de telers al heel verkeerd zouden doen
om hierop te vertrouwen, want zoowel in
1929 als in 1930 (trouwens ook in verschei
dene jaren daarvóór) is de sohade, welke „de
in. Nederlandsche bacon werd moeilijk ver
kocht.
Londen, 2 Mei. Nederlandsche bacon werd
weer 2 shilling in prijs verlaagd, daaren
tegen bleef Iersche en Deensche in prijs
gelijk. Genoteerd werd voor Deensche 80,
Nederlandsche 58 shilling per cwL Het ver
schil tusschen onze en de Deensche bacon
is thans ongekend groot geworden en be
draagt pl.m. 25 cent per K.G. Een treurige
verhouding.
Deze beide marktberichten, iets verkort
kan men vinden in een paar van de laatste
nummers van het Nederlandsch Landbouw
weekblad. Men kan er uit zien hoe brood-
noodig het is, dat hier verandering komt.
Een verschil van 25 cent per K.G. bacon
is ongeveer 17 cent per K.G. levend Als
men nu' weet, dat de noteering van de
markt te Groningen de beide laatste weken
(5 en 12 Mei) 36y2 cent was, dan ziet men
welk een reusachtig bedrag deze 17 cent
uitmaakt, bijna 50 pCt.
Wat helpt ons invoer van Deensch fok-
materiaal of selectie van de bestaande ras
sen, als het beste door het minder goede
in prijs naar beneden wordt gehaald? Ei
wordt in Londen wat verschil gemaakt, 25
April Nederlandsche 5664, 2 Mei 5562,
doch Deensch iedere keer alleen 80 shilling.
Levert Denemarken slechts één kwaliteit?
Gaat het Nederlandsche zoowat ongesorteerd
weg?
Was hier niet iets te bereiken met den
rijksuitvoercontröledienst?
Als het zoo blijft, zullen wij moeten toe
zien, dat bij ons door gebrek aan organisatie
de geheele varkenshouderij moet worden
stopgezet en zullen wij de markt geheel aan
Denemarken moeten overlaten.
Daarom doen alle verbouwers verstandig
om alle jaren bijtijds de noodige maatrege
len tegen bestrijding der ziekte te nemen.
De maatregelen zelf zijn wel bekend, doch
zekerheidshalve laten wij ze hier nog even
volgen. Men bestrijdt de ziekte n.l. door
Bordeauxsche Pap of door Bour
gondische Pap. I
Wil men de eerstgenoemde 100 liter ge
reed maken, dan heeft men noodig 1 kg.
ongebluschte kalk en 1% kg. kopervitriool
De kalk wordt in een emmer of vat met een
weinig water eenst „gebluscht", d.w.z. in
een toestand gebracht, waarin de kluiten
tot een poedervprmige ma^a uiteenvallen.
Dan doet men ér zooveel water bij, dat een
zeer dunne pap, z.g. .kalkmelk" ontstaat
en deze giet men door een zeef van paklin-
nen in het ho u t e n vat, waarin de pap ge
maakt wordt.
Het kopervitriool wordt !n een houten
emmer door middel van warm water opge
lost en daarna met een grootere hoeveelheid
koud water verdund. Vervolgens giet men
deze verdunde oplossing met een dunne
straal onder gelijktijdig roeren bij de kalk
melk en voegt er zooveel water bij, dat de
vereischte 100 later verkregen is. Dan is de
Bordeauxsche gereed voor het gebruik. Een
blank staafje ijzer of staal, b.v- een zakmes,
mag in de vloeistof gestoken en daarna aan
de lucht blootgesteld, geen bruinen aanslag
vertioonen. Doet het dit wel, dan moet nog
eenige kalkmelk bijgevoegd worden.
Zooals men ziet, is de bereiding eenigs-
zins omslachtig. Daarom geeft men vaak de
voorkeur aan Bourgondische pap, die ge
maakt wordt van kopersulfaat en sodex.
Beide stoffen worden tegenwoordig veel
met elkander vermengd en dan onder den
naam van normaal pappoeder
in den (handel gebracht. Lost men daarvan
2y4 K.G. per 100 liter water op in een hou
ten vat dan is direct het te gebruiken
mengsel klaar.
Bourgondische pap is dus gemakkelijker
te bereiden dan Bordeausche maar ze
is eenigszins gevaarlijk. Kopervitriool en
sodex moeten n.l. in een bepaalde verhou
ding gemengd worden. Iets te veel [vitriool
kan schadelijk werken, iets te veel sodex
eveneens. Daarom moet het pappoeder uit
sluitend van betrouwbare adressen worden
gekocht, onder voorwaarde dat het voldoet
aan de eischen door de Rijkslandbouw-
proefstations vastgesteld.
Heeft men nu besloten met welke pap
men sproeien wil, dan komt de vraag:
wa n n e e r de eerste besproeiing zal wor
den uitgevoerd. Om hiervoor den juisten
tijd te bepalen worden de telers tegenwoor
dig prachtig geholpen door het Meteorolo
gisch Instituut te De Bilt. Zooals wel be
ken is, verzamelt men daar zeer nauwkeu
rig de gegevens, die betrekking hebben op
de weersgesteldheid. En daar wordt nauw
keurig nagegaan of de atmosferische om
standigheden van dien aard zijn, dat zij
gunstig werken op het ontstaan van „de
„aardappelziekte". Is dat koo. dan wordt
het onmiddellijk door de Radio en door de
dagbladpers gepubliceerd.
Hierop in de maanden Juni en Juli te
letten kan dus niet dringend genoeg wor
den aanbevolen. En dan moet onmiddellijk
van de waarschuwing partij worden ge
trokken door aonder verwijl de aardappelen
te besproeien. Zelfs is het aan te bevelen
om hierop met de eerste besproeiing niet
te wachten, omdat het wel gebeurt, dat de
eerste ziekteverschijnselen zich al voor
doen, tegelijk met de waarschuwing van
De Bilt. En de aardappelen moeten liefst be
sproeid worden vóór de eerete verschijn
selen.
Uit een en ander volgt, dat de telera van
vroege aardappelen nu reeds alles moeten
aanschaffen en gereed maken wat voor de
besproeiing noodig is. Nu reeds moeten dus
de houten vaten en de pulverisntors gereed
en schoongemaakt worden; nu reeds mor
ton de stoffen, hetzij kalk en koperaulfaat,
hetzij norma.al pappoeder, worden aange
kocht. En, ais De Bilt niet eerder waar
schuwt. moet omstreeks half Juni toch voor
het eerst worden gesproeid en bij de eer
ste waarschuwing voor de tweede maal.
Verder is het ten zeerste aan te raden nog
een derde maal te sproeien, b.v. een week
na de tweede keer.
"Maar vóór alles hevelen we aan toch
vooral tijdig alle materiaal gereed te ma
ken. Om doel te treffen moet bij de bestrij
ding van „de aardappelziekte'" snel gehan
deld worden. Wacht men mot de voorberei
dingen totdat de ziekte er is. dan is er
geen redden meer aan.
Dan komt men t c laat!