GRASLANDGEBRUIK P. VAN DER KOOli A ZONEN MOND- EN KLAUWZEER LAM)- EN 7 Ü1NB0ÜW Na 84. VerieMJnl tlken Donitrla} oEUZENSTRAAT 1. TELEFOON 31418 ROITERUAM HAHDtl IH UIIGE PAARDEHMESI ftURASE EK IURFSTR00ISEL DONDERDAG 30 APRIL 1931 fiiiniai III r&fen moet mei de fosforzuurbem-esting niet te zuinig zijneen ruime voorraad oplos baar fosforzuur, een met josforzuuir verza digde grond is een voorwaarde voor de basis van intensieve en winstgevende productie." (Prof. Dr. PAUL WAGNER.) Behalve op stikstof moet ook op andere stoffen gelet worden. Vooral phosphorzuur en kalk spelen een rol. Deze vindt men in Thomasslakkenmeel. Voor eiwitvorming is phosphorzuur onont beerlijk. De beide voorgaande artikelen over dit onderwerp van A. D. te V. zouden bijna de gedachte post doen vatten, alsof alléén vau stikstof het voordeel, dat een veehouder zich aanbrengen kan afhankelijk zou zijn- Dat is niet het geval. Trouwens de schrijver heeft meermalen 'er op gewezen, dat naast voldoende kali en phosforzuur de stikstof aangewend moest worden en wij hebben er tusschen haakjess nog bijgevoegd, dat „voldoende' 'liep tot 1000 kg. slakkenmeel. Wij meenden goed te doen bijzonder nog 'even de aandacht op de andere voedings stoffen dan stikstof te vestigen. Voorop sta dan wel de phosphorzuurbo mesting van onze graslanden, weide zoowel als hooiland. Nadrukkelijk treedt hier het Thomasslak- kemmeel op den voorgrond. Thomasslakkenmeel blijkt, volgens de me- dedeelingen van den bekenden grasland deskundige, Dr. Ir. C. K. van Daalen to Dilthoven, rijkslandbouwconsulent voor Utreoht en het Gooi, het phoshorzuur- en kalkgehalte van het gras en hooi zéér te beinvloeden. Als men bedenkt, dat melk een niet te Verwaarloozen gehalte aan phosphorzuur en kalk bevat, dat ook voor den goeden groei der heenderen een behoorlijke hoeveelheid van deze beide stoffen noodig is, dan begrijpt men van welke beteekenis dit hooger gehalte aan phosphorzuur en kalk voor den vee houder is. Er zijn echter ook nog andere factoren in het spel. Menig boer heeft al bemerkt, dat de koeien bij voorkeur grazen op die perceelen, welke goed met slakkenimeel zijn bemest 't Zelfde wat ik persoonlijk meerdere ma len constateerde, dat op z.g. kunstweiden, die, wat helaas ook nu nog wel gebeurt, bezaaid waren met eigen graszaad, (hooi- zaad zoo uit de hooimijt gehaald) de koeien sommige plekken kaal afgraasden en ande re lieten staan. De plekken, die bleven staan waren ge heel bezet met Holcus lanatus (of te wel meel raai, ook wollig zorggras, meelgras, honiiggras, witbol en anders genoemd) en Authoxanthum odoratum (gewoon lijk reukgras, goudgras of geel koegras ge noemd). Ook de daar veel voorkomende zeggen of rietgrassen en de biezen trof men op deze plekken aan. De met zooveel voor liefde door de koeien bezochte plekken daar entegen waren, hoewel ook hier reukgrus voorkwam, voornamelijk bezet met de betere soorten gras: zooals veel Engelsch zaaigras, Timothee, beemdgras enz. Het blijkt nu het geval te zijn, en hierdoor Wordt de voorliefde der koeien voor de slak- kelmeelperceelen wel verklaard, dat een flinke bemesting met slakkenmeel, de min der goede granen doet verdwijnen en de betere soorten de overhand doet krijgen. 't Zelfde wat ook dr. ir. van DaaJen mede deelt, n.l. dat de perceelen, die zwaar met slakkenmeel zijn bemest veel beemdgras, en Engelsch zaaigras vertoonden en weinig z.g. schijngrassen (biezen, russchen en zeg gen), terwijl de perceelen zonder slakken meel veel witte bol reukgras en schijngras sen bevatten en weinig van de goede gras sen. Het vee weet wel wat goed is en eet bij voorkeur het phosphorzuur- en kalkrijke gras, dat bestaat uit de goede soorten. Door voldoende slakkenmeel te geven Verhoogt men het gehalte van het gras aan onmisbare mineraalstoffen en bevordert men tevens de verbetering der zode aan goede Voe^jngrijke grassoorten, terwijl d« slechte grassen onderdrukt worden en van liever lede verdwijnen. Van lieverlede want niemand moet mee- nen, dat dit verbeteren van de zode zoo da delijk na de eerste zware bemesting met *rhoma9slakkenmeel plaats heeft Dat gaat geleidelijk aan. Men moet volhouden met goede giften slakkenmeel te geven. Er moet een voor raad van in den bodem aanwezig zijn en- blijven. De bekende prof. Dr. Paul Wagner sprak van een verzadiging van den bodem met phosphorzuur, als de meestgewenschte toe stand van den bodem, wat het plantenvoe dingsgehalte aangaat Hij bedoelde met dezen verzadigingstoe- stand van den bodem, dat er zooveel phos phorzuur in aanwezig is, dat de planten wel vier jaar aaneen bij voldoende bemesting met stikstof en kali geen verhooging van oogst geven als men ook nog 500 K.G. slak kenmeel geeft De ideale toestand is dus volgens dezen geleerde dat een extra gift slakkenmeel geen «gogstvermeerdering meer geeft en vier jaar Sang geen vermindering van oogst laat zien, 4) wordt gedurende heel dien tijd geen phos- püorzuur gegeven. Zulke landen zullen er wel niet veel zijn en binnen afzienbaren tijd ook wel niest veel komen vermoeden wij. Toch heeft het o. i. wel zin om in die rich ting te boeren. Meer beduidend meer phosphorzuur geven als een oogst, aan den bodem onttrekt is im mer eisch voor een goed ingericht en econo misch geleid bedrijf. Wil men zelf zijn veevoederfabrikant zijn en door veel jong gras te laten weiden, of -inkuilen of hooien een flinke hoeveelheid eiwitrijk voeder tot zijn beschikking hebben, dan is daarvoor stikstof noodig, zeer zeker, ïnaar evenzeker Is een flinke hoeveelheid phosphorzuur noodzakelijk voor eiwitvor- mbigi' En bovendien vormt phosphorzuur niet al leen eiwit, het bevordert en versnelt, naar de woorden van Wagner mede deze eiwit- vorming. 't Is dus een zéér belangrijke rol, die slak kenmeel bij de voeding der planten en dus ook bij die der dieren speelt. Onbegrijpelijk is het daarom, dat hoewel slakkenmeel als kunstmeststof vele jaren, reeds voor een halve eeuw hekend is, er nog boeren zijn, die op hun weilanden geen slak kenmeel gebruiken. En zulk ontmoette ik er. Zelfs een heele weidestreek, die ik indertijd eens bezocht, had twee jaar geleden nog nooit kunstmest gebruikt en zou het toen voor het eerst pro- beeren. Een evenement in de historie van een dorpin 1929 werd voor het eerst kunstmest, slakkenmeel, aangewend dooi een der bewoners. Dat deze streek niet tot de vooraanstaan de plaatsen op veeteeltgebied behoort is een feit Even willen we er op aittendeeren, dat b'e- nalve slakkenmeel ook superfosfaat een phosphorzuurbemesting is. Maar voor grasland komt vooral slakken meel in aanmerking; voor bouwland is in sommige gevallen super heel goed te gebrui ken. een enkele maal wel eens te prefereeren Hoeveel slakkenmeel moet wel gegeven worden zal men vragen. Dat is niet precies te zeggen, weinig ge ven is in geen geval aan te bevelen. Hoewel we op de kleintjes moeten letten, toch kan de zuinigheid de wijsheid leelijk bedriegen. Als men door 3, 6 of 9 gulden op zijn be mesting te besparen 10, 15 en 20 gulden min der uit zijn bedrijf haalt, alles per H.A., dan noemt men dat een zuinigheid, die de wijs heid bedriegt. Als men echter wel meer uit zijn bedrijf haalt dan normaal doch deze meeropbrengst door extra bemesting duur der betaalt dan de waarde die men er voor krijgt, dan noemt men het verkwisting. Tusschen deze beide moeten wij doorzeilen en dat is niet moeilijk. Wij zullen eenige voorbeelden laten spre ken. De praktijk is steeds de beste wegwij zer geweest, al heeft bij het plaatsen van die wegwijzer de wetenschap een zeer be langrijke rol gespeeld. Wanneer wij de proefveldverslagen van den Frieschen rijkslandbouwconsulent inzien valt ons oog op een vergelijkingsproef tus schen de „zure" meststoffen zwavelzure am moniak en superfosfaat en de „alkalische" meststoffen slakkenmeel en kalksalpeter. Te Jorwerd en te Oosterlittens beide op zware klei werden telkens op vier perceelen deze meststoffen met elkaar vergeleken. Te Jorwerd brachten de „zure" het op respect 7725, 8025, 7475 en 6150 K.G. gemid deld 7344 hooi per H.A. terwijl slakkenmeel plus kalksalpeter opbrengsten gaven van 8075, 8150, 8150 en 8200 gemiddeld 8144 K.G. per H.A. Nieit alleen de 800 K.G. hooi die de laatste meststoffen meer opleverden, doch ook de veel grootere regelmaat in de oogsten op de vier parallelperceelen valt aanstonds in het oog. Ook dit is een zaai van beteekenis. Bij de eerste een verschil tusschen de hoogste en de laagste oogst van 875 K.G. of 12 pet van de gemiddelde, bij de laatste van maar 125 K.G. of pet. van de gemiddelde opbrengst Zoo was het te Jorwerd. En nu te Oosterlittens. De „zure" bemes ting gaf oogsten van 4744, 5055, 4497 en 5526, gemiddeld 4956, de „alkalische" bemesting (met kalksalpeter en slakkenmeel) 5379, 5059, 4893, 5504, gemiddeld 5200 K.G. hooi per H.A. Bij de eerste een schommeling van 611 K.G. of nog geen 12 pet. van het gemiddeldo cijfer en bij de laatste van 1029 K.G. of bijna 21 pet Natuurlijk zal een landbouwer 't liefst die meststoffen aanwenden, die de meesite con stante en grootste oogsten opleveren. Wij zijn van oordeel, dat zulke proeven als te Oosterlittens en Jorwerd genomen zijn veel beteekenis hebben en meer genomen moesten worden. Wanneer we verder de proefveldverslagen nagaan, dan vinden we in die van den Rijks landbouwconsulent in Utrecht proeven met stijgende giften slakkenmeel genomen te Veldhuizen en te Hoogland. Ofschoon het proefveld te Veldhuizen in 1925 en 1926 op alle perceelen respectievelijk 900 en 1000 K.G. slakkenmeel per H.A. had ontvangen is het verschil tusschen het perceel dat in 1927 geen slak en dat hetwelk 900 K.G. ont ving, opvallend groot, resp. 5235 en 6382 K.G. Een verschil dus van 1150 K.G. door deze derde zware gift slakkenmeel op kleigrond. Even rekenen: 1150 K.G. hooi voor onge veer 22 gulden. Dat komt wel uit, is 't niet? Want men moet ook rekening houden met de kwaliteit van het hooi. Te Hoogland had men ongeveer hetzelfde: Geen slakkenmeel bracht op 6664 K.G. hooi en 900 K.G. gaf 7747 K.G. Een verschil van 1100 K.G. alweer voor 9 baal slakkenmeel. De Rijkslandbouwconsulent te Drachten nam proeven met versohillende phosuhor- zura meststoffen: super, slakken, Algiers-fos- faat en Rhenamafosfaat, maar daar de phos- phorzuur-behoefte van den grond niet groot bleek te zijn, kunnen uit deze proef niet veel conclusies getrokken worden. Alleen was wel opvallend, dat slakkenmeel nogal be duidend boven de anderen uitblonk. Tot onzen spijt staan ons geen meerdere gegevens van de Rijkslandbouw proefvelden ter beschikking. Maar ook andere proeven zijn nog geno men b.v. te Hensbroek (N.-H.) op kleigrond, waar alle drie perceelen, die er waren, 160 K.G. zuivere Kali en 70 K.G.' zuivere stikstof kregen. Een perceel kreeg verder niets, het tweede ontving nog 600 K.G. en het derde 1000 K.G. slakkenmeel. Het eerste perceel gaf 3556 K.G. hooi, het tweede 5800 K.G., het derde 6750 K.G. De kwaliteit van het hooi der beide laatste per ceelen was veel en veel beter dan die van het eerste perceel. Dat was al een belangrijk punt En dan gaf 600 K.G. Tlhoms-slakken- tneel, volgens de prijs van 15 Januari 1.1. a 15 cent per dus f2.55 per 100 K.G. of in totaal 15.30 ruim 2200 K.G. hooi meer, dat is dus 7 (zegge zeven gulden) voor 1000 K.G. hooi. En perceel drie gaf voor 1000 K.G. slakkenmeel, dus voor 25.50, ongeveer 3200 K.G. hooi meer, d.w.z. dat men nog goen 8 gulden voor 1000 prima kwaliteit hooi gaf. In do Utrechtsche Courant van eenige maanden terug vonden wij onder „Provin ciaal Nieuws" uit Jutphaas de uitkomsn. \an enkele slakkenmeel-proefvelden aldaar en te IJsselstein aangelegd. Vergeleken werden 1000 K.G., 600 K.G. en geen slakkenmeel op land, dat verder ge heel met 160 K.G. kali en 70 K.G. stikstof bemest werd. Alle proeven werden om eventueele toe valligheden te kunnen opmerken op twee niet naast elkaar liggende perceelen geno men. De gemiddelde opbrengsten waren res pectievelijk ('t eerste cijfer geeft de op brengst van het niet met slakkenmeel be meste perceel, 't tweede cijfer dat van het met 600 K.G. slakkenmeel bemeste peiceel, en het derde cijfer van het 100 K.G.-perceel). I 8750 K.G. 9850 K.G. en 10350 K.G. II 9912.5 K.G. 10325 K.G. en 10500 K.G. III 7550 K.G. 8350 K.G. en 9637 K.G. IV 7650 K.G. 8250 K.G. en 8450 K.G. V 9048 K.G. 9902 K.G. en 9990 K.G. Deze proeven werden genomen in het overvloedige grasjaar 1930. En toch blijkt, dat slakkenmeel zonder iutzondering oogst- vermeerderend heeft gewerkt. En het be richt deelt verder mede, dat de kwaliteit ook heel veel verschilde. Dubbel voordeel dus. Of men ook voordeelig zijn eigen veevoe derfabrikant kan zijn. Dat moeten onze vee boeren nog beter inizien. Op de kleintjes Ietten en naast sitikstof ook phosphorzuur met name slakkenmeel aanwenden om door deze goedkoope grond stoffen hooge veevoederrekeningen te voor komen. Die rekeningen L-dcrven je boetkhouding en je humeur. En beide moeten noodwendig in goede conditie zijn. Wellicht over kali in een volgend laatste artikel over graslandgebruik. F)e stand der wintergewassen De Directie van den Landbouw deelt mede: Het onderstaand overzioht betreffende den stand der wintergewassen op 23 April 1931 is, onder medewerking der Rijkslandb-iuw- con-sulenten, samengesteld naar gegeven9, verstrekt door de correspondenten der DL-, rectie van den Landbouw en door het Ko ninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instiv tuut. Als gevolg van het natte weer in den herfst werd minder wintergraan uitgezaaid dan in andere jaren. In het noorden des lands, waar vooral in November minder re gen viel dan in het zuiden, zijn de gewassen in het algemeen goed den winter diorgeko men. In het zuiden daarentegen hebben de vele winterregens vrij veel nadeel berokkend Het koude voorjaar was voor de ontwikke ling der wintergewassan niet guns'.ig. Gemiddeld over de geheele maand Maart waren de overdag-temperatuur, het gemid delde maximum en het gemiddelde mini mum, respectievelijk 2-2 gr. C, 1.4 gr. C en 2.9 beneden normaal. In het tijdvak 1 tot 23 April was de ochtendtemperatuur bijna voortdurend beneden normaal, gemiddeld 1 gr. C De gemiddelde dagelijksche maximum temperatuur was ongeveer normaal, het ge middeld minimum 1.5 gr. beneden normaal. De hoeveelheid neerslag bedroeg in Maart gemiddeld over het land 17 m.M. tegen -16 in.M. normaal Voor het grootste deel van het land be droeg de afwijking 60 tot 70 pet- beneuen d» normale hoeveelheid, op de Waddeneilanden en in Zeeland ongeveer 50 pet., in oostelijx Noordbrabant en in Limburg 30 tot 45 pet. In het tijdvak van 1 tot 23 April was de neer slag onregelmatig over het land verdeeld. In het noorden en het uiterste zuidoosten van liet land was de hoeveelheid 50 pet, en meer boven het normale, in Den Helder 90 pet.; daarentegen te Viissingen, de Bilt en Winterswijk 5 tot 10 pet beneden normaal. Het aantal uren zonneschijn bedroeg in Maart 199 tegen 107 normaal en van 1 tot 23 April 116 tegen 122 normaal. Ten gevolge van het koude weer in Maart zijn vele gewassen in hunne ontwikkeling geremd. I>ë wintertarwe, welke op tal van plaatsen van de vele regens in herfst en winter geleden had, staat dun en onregel matig. In Groningen en Zeeland zijn ver schillende akkers omgebouwd en met zoiner- tarwe of haver bezaaid. Gemiddeld over net geheele land staat de tarwe vrij goeo. De rogge vertoont eveneens meermalen een dunnen stand. Ook dit gewas staat vrij goed. De stand van de gerst is goed tot vrij goed. Het koolzaad staat vrij goed. In Zee land staan vele perceelen te hol. Evenals die van de meeste andere gewas sen is ook de stand van de k a r w ij in het noorden en midden van het land gunstiger dan in het zuiden. In Groningen staat het gewas goed tot zeer goed, in Noordholland en midden Zuid1- holland goed, in zuidelijk Zuidholland en in Zeeland goed tot vrij goed. Gras en klaver ontwikkelden zich door de koude eveneens traag, hoewel in de laat- sle dagen vóór de publicatie van dit berioht een aanmerkelijke Verbetering is ingetreden. De klavers hebben van de vele regenbuien en van de late vorst in sommige streken vrij veel geleden. Bij het grasland valt echter een dichte zo de vast te stellen. Het vee komt later in de weide dan andere jaren. De stand van gras- en klaverlanden was gemiddeld vrij goed. Samenvatting. Leidt men uit de voor de verschillende streken opgegeven cijfers, on der inachtneming der beteelde oppervlakte, het cijfer af voor het geheele land, dan ver krijgt men het volgende resultaat, waarbij de tusschen haakjes geplaatste cijfers aangeven het gemiddelde van de standcijfere in April van de laatste 6 jaren. Tamve 63 (73) Rogge 60 (68) Gerst 66 (69) Koolzaad 61 (67) Karwij 75 (65) Grasland 57 (67) Klavers 59 (69) Door de correspondenten wordt de stand opgegeven in cijfers, waarbij 100 is uitmun tend, 90 is zeer goed, 70 is goed, 60 is vrij goed, 50 is matig, 40 is vrij slecht, 30 is slecht en 10 mislukt StCt £)e vooruitzichten van de varkensfokkerij (Mededeeling van de Directie van den Landbouw). Omtrent den econnmischen toestand van de vaiKenshouderij in cie belangrijksie productie- en consumptie-gebieden zijn ver- sclunende gegeven verzameld. Op grond van doze gegevens, en het ter zake ingewonnen auvies der commissie van desKundigen, kan omtrent de vooruitzichten der varkens productie het volgende worden medegedeeld Vooreerst zij opgemerkt, dat de verhou dingen in de vaiKensproductie zich thans nier ontwikkelen in overeenstemming mot de normale lijnen der varkensconjunctuur. Gezien het verloop der prijzen voor var- kensvleesch en ue algomeene uitbreiding van de varkenshouderij mocht men thans een aanmerkelijk ongunstiger verhouding tusschen de pry zen van het veevoeder en die van het varkensvleesch erwachten, dan inderdaad to constateeren is, hoewel deze verhouding thans zeker niet meer voor deelig is te noemen. Met name zou in nor male tijden de prijs van het veevoeder thans reeds belangrijk gestegen zijn, zoodat de varkenshouderij volledig onrendabel zou zijn geworden. De varkensproductie zou dan reeds beduidend worden ingekrompen, zoo dat na verloop van een aantal maanden aanmerkelijk gunstiger verhoudingen zou den intreden. Thans zijn daaromtrent nog geen positieve aanwijzingen aanwezig. Zooals begrijpelijk is, houdt één en ander vooreerst verband met de ontwikkeling van de algemeene economische crisis, waardoor de prijzen van het veevoeder abnormaal laag zijn. Voorts valt niet te ontkennen, dat de maatregelen door tairijke landen genomen, eenerzijds ter belemmering van den invoer, zoowel van veevoeder als van varkens- vleesch en anderzijds ter kunstmatige ver meerdering van den export, het normale verloop van de ontwikkeling der verhou dingen in de varkensproductie ernstig be lemmeren. De groote prijsverschillen, die door deze politiek kunnen ontstaan, blijken duidelijk uit onderstaand lijstje. Varkens in gld. Mals ln gld. Rogge In g'd. per 100 kg. per 100 kg. per 100 kg. Nederland 40 5.4 4.3 Denemark. 45 5.2 Duitschl. 58 7.8 11.4 Frankrijk 66 8.5 8.0 Aangezien te vreezen is, dat de belemme ringen van het internationale handelsver keer, speciaal wat betreft het vleesch, in de naaste toekomst nog scherperen \orm zullen aannemen, is het duidelijk, dat daardoor een verbetering van de uitkomsten der varkenshouderij in sterke mate wordt ver hinderd. Met name zij erop gewezen, dat het invoerrecht op varkensvleesch in Frankrijk, dat kortgeleden reeds was verhoogd tot 17.5 cent per kg., thans is gebracht op 25 cent, d.i. dus meer dan 50 van de waar de. Geen wonder derhalva, dat onze export van geslachte varkens naar Frankrijk, die voor eenige maanden nog 6000 stuks per week bedroeg, thans reeds tot ongeveer eenderde deel van die hoeveolheid is gedaald Mocht inderdaad juist zijn, dat, volgens berichten in de pers, het Duitsche invoer recht, dat thans reeds 27 ct. per kg. bedraagt zoodat de invoer reeds vrijwel uitgesloten is, nog aanmerkelijk wordt verhoogd, zoo is het niet zeer duidelijk, wat daarvan de gevolgen zullen zijn, zulks mede in verband met het stelsel van uitvoei premies, dat in Duitschland aan de invoerrechten verbon den is. Ook is het verloop van de varkenspro ductie in Denemarken, het land. dat thans den grootsten invloed uitoefent op de voor ziening in de behoeften aan varkensvleesch op de, thans zoo beperkte, vrije wereldmarkt in de laatste maanden niet geheel in over eenstemming met de bestaande verwachtin gen. Het aantal per week voor baconberei- ding geslachte varkens, dat in de vooraf gaande jaren in Denemarken steeds wissel- de van 80100.000 stuks .steeg in de maan den December 1930 en Januari 1931 tot 130 a 140.000 per week. Terwijl geen factoren bekend waren, gezien ook de uitkomsten der Deensche varkenstelling van 1931, die deden vermoeden, dat een vermindering zou in treden, werden toch in de laatste maanden de Deensche slachtingen beperkt lot 100 a 125.000 stuks per week. Een en ander heeft tengevolge gehad, dat het aantal varkensslachtingen voor bacon- bereiding hier te lande sterk is toegenomen. Voor binnenlandsch verbruik worden hier te lande per week 26—25.000 varkens ge slacht Het aantal baconslaohtingen nam echter ook met niet minder dan 15 tot 20.000 per week toe. Het is duidelijk, dat, indien een dergelijke omvang van de slachtingen eenigen tijd zou aanhouden, de vooruitzich ten voor de biggenfokkers aanmerkelijk gun stiger zullen worden.. Voorts valt op te merken, dat zoowel in Engeland als in Nederland het verbruik van varkensvleesch ten gevolge van de lage prij zen aanmerkelijk is toegenomen, terwijl in Duitschland eerder een vermindering is te constateeren, hetgeen waarschijnlijk ver band houdt met de hoogere prijzen, als ge volg van de invoerrechten, alsmede met de verminderde koopkracht der bevolking. Waar in het algemeen gedurende de zo mermaanden het verbruik van varkens vleesch vermindert en er geen aanwijzingen zijn, dat de aanvoeren ter markt aanmerke lijk zullen afnemen .bestaat er weinig uit zicht, dat de toestand zich gunstiger zal ont wikkelen. In verband hiermede schijnt het aan te bevelen de varkens niet te zwaar af to mesten en anderdeels in het mesten van de jonge varkens van 2 tot 4 maanden eeni ge vertraging aan, te brengen. Voorts sch.Jnt echter ook een sterke inkrimping van de varkensteelt niet aan te raden, aangezien toch rekenjjig moet woeden gehouden met de mogelijkheid, dat de voederprijzon ook den volgenden winter nog zeer laag in prijs zullen blijven en bet verbuik van varkens vleesch in den herfst weer aanmerkelijk toe neemt (In het algemeen kr.n men zeggen, dat indien men de teelt wil inkrimpen, men zulks het beste doet door in den tijd van Juli tot November aanmerkelijk minder zeu gen te laten dekken). Tuinoouwgereedschappen K. R. H. c9e beste Fa. II. RODENBURG. Honse eradijk, Til. 2! ENKHUIZER ZAADWINKEL Noordplein 35 Rotterdam Tuin-.Bloem-en Landbouwzaden en aanverwanie ariikelen Uatslulitnd da beste kwaliteiten. H.H. Kweekers, ROOKDOOD" liddel tegen LUIS in Kaaaen. Serre-s matglas* »!a ASEPTAFABRIEK (Fa. Gebrs Manger), DELFT,Tel. 532 (W*M) (Sp.«rMnie Khhrlek van PlantenzieKtenbestrOdmKsnvd.lolen)) Twee varkens, welke op 1 December 1930 7 weken oud waren en droog gevoederd zün niet: flS GERSTEMEEL 25 TARWE GRIND 10 HENNEKAM'S JOOD VISCHMEEI. hebben geen Mond- en Klauwzeer, gekregen, nadat zü 10 Maart 1931 aan de snuit, na verwonding der huid. met smetstof van Mond- en Klauwzeer, zün Ingewreven. Op 20 Maart d.a.v. zt)n belde varkens opnieuw met veel sterkere Mond- en Klauwzeer-smetstof ln de bloedba&rf gespoten en tot de slachting op 7 April J.l. vertoonden de dieren geen Mond- en Klauwzeer of eenlg ander zlekte-verachünsel. Het vleesch en spek smaakten zeer goed en waa zonder eenige afwüking. Besrhermn dus Uwe dieren tegen Mond- en Klauwzeer door geregeld 10 HENNEKAM's JOOD VISCHMEEL ln het voer te verstrekken. Prüa tl. 21.50 per 100 K.G. af Rotterdam Vrnngt Inlichtingen S HENNEKAM's VISCHMEELHANDEL NOORD VEST 42/44. SCHIEDAM. N.V. Indexcijfers van den landbouw De Directie van den landbouw heeft de maandelijksche Indecxijfers over de maand Maart gepubliceerd, die ditmaal wel zeer belangrijke en eigenaardige veranderingen vertoonden. Dat de aardappels van 98 op 110 zouden klimmen wys verleden herfst ook niet te profeteeren geweest. Dat schapenvleesch op 110 zou komen en varkensvleesch op 56, wie zou het hebben kunnen denken, al hadden we de daling van het varkensvleesch tegen anderer gedachten in wel verwacht toen begin November 1.1. onze opinie daarover gevraagd werd. Maar dat schapenvleesch zoo hoog zou gaan, neen, dat hadden wij niet kunnen denken- Mais vertoont weer stijging, klam van 43 op 50. Thomasslakkenmeel daalde van 99 op 95, terwijl de stikstofmeststoffen een cijfertje omhoog gingen. Kaas steeg, melk eveneens, boter bleef gelijk. Sommige zaden als lijnzaad, karwijzaad, en blauw-maanzaad stegen beduidend, an dere bleven stationair. De algemeene akkerbouwcijfers stegen van 66 op 71; de veeteeltprodukten bleven ge lijk, n.1. 74. De landbouwprodukten in 't al gemeen klommen van 72 op 73. Er komt eenige beweging in de goede richting, doch we prijzen den dag niet voor de avond daar is- We leven in zoo'n wondere tijd. De cij fers zijn vergelijkingscijfers met de gemid delde prijzen van de jaren 1924 tot 1929. Dit gemiddelde wordt op 100 gesteld en de tegenwoordige daarmee vergeleken. De Directie van den Landbouw voegt zelf bij deze indexcijfers het volgqnde commen taar: De prijzen van verschillende akkerbouw producten waren in de afgeloopen maand een kleinigheid gestegen, de consumptie aardappelen en enkele handelsgewassen zijn zelfs belangrijk in prijs vooruitgegaan. Stroo en mosterdzaad waren de eenige ak kerbouwproducten, die een prijsdaling te zien gaven. Bij de veeteeltproducten was over het al gemeen evenmin een verdere achteruitgang te bespeuren, sflechts melkproducten maken op dezen regel een uitzondering. In verband met de minder ongunstige prijsverhoudin gen ging het indexcijfer voor de akkerbouw producten aanmerkelijk vooruit, terwijl dat voor de veeteeltproducten onveranderd bleef Het cijfer van de gezamenlijke landbouw producten vertoonde dientengevolge een ge ringe stijging. De voedermiddelen waren aan een vrij be langrijke prijsstijging onderhevig- Thomas slakkenmeel werd aanmerkelijk goedkoo- per; de noteeringen van andere meststoffen ondergingen slechts weinig verandering. ]V\arktoverzicht Meststoffen. Stikstofmeststoffen. De stikstof winkel voor ons landje wordt aldoor beter gesorteerd Konden we de vorige maal syn thetische natronsalpeter, zoowel van Ameri- kaanschcn als van Duitschen oorsprong, als nieuwe stikstofmest vermelden, de afgeloo pen week bracht ons de Poolsche Nitrofos- foriet, een synthetische meststof met 15y2 pCt stikstof. In gewone tijden, indien de afzet jaar op jaar toeneemt en het verbruikende publiek een flinke koopkracht bezit, vindt elk nieuw product al gauw zijn weg. doch thans, nu de koopkracht van den Nederlandschen ver bruiker na de 6inds meer dan een jaar heer- schendie crisis zoodanig verzwakt is, dat de uiterste zuinigheid uit gebiedende noodzaak moet betracht worden, nu tengevolge van dit alles de stikstofomzet zeer sterk is afge nomen, wordt de afzetmogelijkheid met den dag moeilijker. En naarmate het aanbod aldoor ruimer wordt, vermindert de moge lijkheid1 voor de diverse producenten om een behoorlijk kwantum in dit seizoen op de Nederlandsohe markt te plaatsen. De hierboven geschetste toestand in aan merking genomen, was de vraag voor zwa velzuren ammoniak vorige week nog be paald goed te noemen, ook leuna-montan- salpeter ging in de Veenkoloniën best. Kalk- ammonsalpeter ging maar tamelijk; het eenigszins samenbakken van de eerste zen dingen, die vorigen zomer naar ons land waren gezonden, heeft blijkbaar sommige verbruikers iets afgeschrikt, inmiddels zijn de latere zendingen steeds van prima kwali teit geweest. Kalksalpeter had een zeer goede vraag; tengevolge van de groote voorraden uit zomeropslag bij sommige handelaren bleef de prijs nog hangen beneden do offi- cieele noteeringen. Chilisalpeter bleef ook thans onvoldoende gevraagd; alleen consta teerden we meer attentie voor het korrelpro duet Het schijnt dat de verbruikers einde- Ilijk tot het inzicht komen, dat ze b'^r oen hooger percentage stikstof kunnen krijgen Tonder extra betaling. yVellieht heeft de con currentie van de synthetische natronsal peter met zijn hoog stikstofgehalte hierop nog eens te meer de aandacht gevestigd, althans ook hiervoor was wel eenige belang stelling. Voor de andere stikstofsoorten was zoo goed als geen vraag. Thomas meel. Men kan niet ontken nen, dat de omzetten van thomasmeel in het afgeloopen seizoen jaar tenslotte toch nog aanmerkelijk zijn tegengevallen. Op eind Februari bedroegen de invoer- overschotten, dus voorraden buiten beschou wing gelaten, nog ongeveer 70 pCt van die over diezelfde periode van het vorige seizoen. Beschouwen we nu de volle 12 maanden en jook de voorraden, dan komen wij tot onge veer het volgende beeld: Invoeroverschot 1 April *29/31 Maart '303 4SS.000 ton. Invoeroverschot 1 April '30/31 Maart '313 301.000 ton. Op 1 April 1929 schatten wij een voorraad aanwezig van pl.m. 20.000 ton, die op 1 April 1930 volledig geruimd was. Het zuivere ver bruik over het vorige seizoen was dus o.L pion. 458.000 ton. De weersomstandigheden hebben dit voor jaar aanmerkelijk tegengewerkt en daardoor is die omzet veel lager geworden dan hij had kunnen zijn. De voorraden, die op 1 April j.l. zijn overgebleven, sohatten wij weer op pl.m. 20.000 ton. Zonder voorraad begonnen, meenen wij dus het zuivere verbruik in dit seizoen op ongeveer 281.000 ton te mogen aannemen. Dat is dus slechts 61 pCt Duitschland vertoont een geheel ander beeld. Dóér zijn. de invoeroverschotten 1.038.000 ton, dus meer dan een millioen ton, tegenover 881.000 ton in het vorige seizoen. De grootere aankoop van pl.m. 157.000 ton heeft natuurlijk wel zijn stempel gedrukt op de positie der thomasmeelmarkt in West- Europa, doch geeft natuurlijk geen juist beeld van het werkelijke Duitsche verbruik. Ook dóór moet het aanmerkelijk lager ziju geweest, daar de productie pl.m. y2 millioen ton lager moet zijn geweest De "vooraden buiten beschouwing latende komen we dan reeds tot een verbruik, dat plm. 340.000 ton kleiner is. Op de nieuwe campagne tracht men enke le zaken te doen, maar erg vlot gaat het nog niet De Duitschers zijn nog niet met hun definitieve prijzen uitgekomen. Superfosfaat De invoer van Belgi sche superfosfaat heeft in Maart 1931 slechts 15.000 ton bedragen. Over Januari/Maart maakt dat slechts 26.000 ton. Dat zijn cijfers, die absoluut vaststaan. Slechts tot en met de eerste tien dagen van April is er o.i. in België nog voor Nederland geladen. Schat ten wij die hoeveelheid hoog, dan kunnen we daar 9.000 h 10.000 ton voor aannemen. Vrij zeker is ze echter lager. Men zou dan op pLm. 35.000 ton komen. Volgens betrouwbare inlichtingen moeten de verkoopen van België voor verbruik in Nederland pl.m. 95.000 ton heben bedragen. Er is dus van die 95.000 ton afgenomen 35.000 ton en er moet aan de fabrieken 60.006 ton zijn achtergebleven. Nu hoort men in België echter, dat die hoeveelheid niet zoo groot is. Men geeft daar cijfers, die op een hoeveelheid van pl.m. 30.000 10.000 ton wijzen. Als dat juist zou zijn, dan is er maar één mogelijkheid. En dat is, dat er van de super, die voor verplicht verbruik iu Nederland is aangekocht, pl.m, 25.000 ton naar andere landen zijn gezonden. Een mooi werk voor de fabrieken om dat eens uit te zoeken. Kalizouten. Het oude contract met de KalimaaLschappü loopt deze maand ten einde. Weliswaar hebben er over een con tract voor het komende seizoen reeds bespre kingen plaats gevonden, doch deze hebben tot nog toe geen resultaat opgeleverd. Polen schijnt het a s. seizoen ook met kalizouten op de Nederlandsohe markt te zullen komen Mogelijk dat wij daaromtrent binnenkort iets meer definitiefs kunnen mededeelen. Voerartikelen. De onstandvastigheid van de Argentijn- sche valuta, die in den loop der week be langrijk daalde, bewerkte automatisch een flauwe stemming van Laplatamais op al- lading. Het betere weer der laatste dngen in ons land deed de vraag naar spoedige mais belangrijk verminderen, zoodat de hooge premies voor spoedige waar voor een groot deel verdwenen. Donaumais werd eenigszins meegesleept, doch op verdere af lading kwamen eigenlijk geen goedkoop© aanbiedingen. Gerst bleef vast, aangezien er weinig voor raden zijn. Russische- en Donaugcrst is niet ruim aangeboden in stoomende of aflndings posities, doch er word tamelijk wat in Ca nadagerst verhandeld. Laplntagerst bleef onveranderd prijshou dend, Haver blijft schaarsch en goed prijs houdend. Rogge is vaster gestemd, doordat een groote hoeveelheid der hier aanwezige voorraden naar andere landen verkocht is. Lijnkoeken zijn nog steeds zeer flauw ge stemd. De vraag valt togen en de inland- sche fabrikanten, die liever geen voorraden willen maken, verkoopen tot steeds lagere prijzen. Ook de prijzen der Anienk. lijn koeken ziji nog iets teruggeloopen. Loco Cocoskoeken zijn thans ruimer aangel»oden, behalve de inlamlsehe soorten. Grondnoten- koek vrijwel onveranderd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 11