GRASLANDGEBRUIK
P. VAN DER KOOli A ZONEN
MOND- EN KLAUWZEER
LAM)- EN 7 Ü1NB0ÜW Na 84. VerieMJnl tlken Donitrla}
oEUZENSTRAAT 1. TELEFOON 31418
ROITERUAM
HAHDtl IH UIIGE PAARDEHMESI
ftURASE EK IURFSTR00ISEL
DONDERDAG 30 APRIL 1931
fiiiniai
III
r&fen moet mei de fosforzuurbem-esting niet
te zuinig zijneen ruime voorraad oplos
baar fosforzuur, een met josforzuuir verza
digde grond is een voorwaarde voor de basis
van intensieve en winstgevende productie."
(Prof. Dr. PAUL WAGNER.)
Behalve op stikstof moet ook op andere
stoffen gelet worden.
Vooral phosphorzuur en kalk spelen een rol.
Deze vindt men in Thomasslakkenmeel.
Voor eiwitvorming is phosphorzuur onont
beerlijk.
De beide voorgaande artikelen over dit
onderwerp van A. D. te V. zouden bijna de
gedachte post doen vatten, alsof alléén vau
stikstof het voordeel, dat een veehouder zich
aanbrengen kan afhankelijk zou zijn-
Dat is niet het geval.
Trouwens de schrijver heeft meermalen
'er op gewezen, dat naast voldoende kali en
phosforzuur de stikstof aangewend moest
worden en wij hebben er tusschen haakjess
nog bijgevoegd, dat „voldoende' 'liep tot 1000
kg. slakkenmeel.
Wij meenden goed te doen bijzonder nog
'even de aandacht op de andere voedings
stoffen dan stikstof te vestigen.
Voorop sta dan wel de phosphorzuurbo
mesting van onze graslanden, weide zoowel
als hooiland.
Nadrukkelijk treedt hier het Thomasslak-
kemmeel op den voorgrond.
Thomasslakkenmeel blijkt, volgens de me-
dedeelingen van den bekenden grasland
deskundige, Dr. Ir. C. K. van Daalen to
Dilthoven, rijkslandbouwconsulent voor
Utreoht en het Gooi, het phoshorzuur- en
kalkgehalte van het gras en hooi zéér te
beinvloeden.
Als men bedenkt, dat melk een niet te
Verwaarloozen gehalte aan phosphorzuur en
kalk bevat, dat ook voor den goeden groei
der heenderen een behoorlijke hoeveelheid
van deze beide stoffen noodig is, dan begrijpt
men van welke beteekenis dit hooger gehalte
aan phosphorzuur en kalk voor den vee
houder is.
Er zijn echter ook nog andere factoren in
het spel.
Menig boer heeft al bemerkt, dat de
koeien bij voorkeur grazen op die perceelen,
welke goed met slakkenimeel zijn bemest
't Zelfde wat ik persoonlijk meerdere ma
len constateerde, dat op z.g. kunstweiden,
die, wat helaas ook nu nog wel gebeurt,
bezaaid waren met eigen graszaad, (hooi-
zaad zoo uit de hooimijt gehaald) de koeien
sommige plekken kaal afgraasden en ande
re lieten staan.
De plekken, die bleven staan waren ge
heel bezet met Holcus lanatus (of te
wel meel raai, ook wollig zorggras, meelgras,
honiiggras, witbol en anders genoemd) en
Authoxanthum odoratum (gewoon
lijk reukgras, goudgras of geel koegras ge
noemd). Ook de daar veel voorkomende
zeggen of rietgrassen en de biezen trof men
op deze plekken aan. De met zooveel voor
liefde door de koeien bezochte plekken daar
entegen waren, hoewel ook hier reukgrus
voorkwam, voornamelijk bezet met de betere
soorten gras: zooals veel Engelsch zaaigras,
Timothee, beemdgras enz.
Het blijkt nu het geval te zijn, en hierdoor
Wordt de voorliefde der koeien voor de slak-
kelmeelperceelen wel verklaard, dat een
flinke bemesting met slakkenmeel, de min
der goede granen doet verdwijnen en de
betere soorten de overhand doet krijgen.
't Zelfde wat ook dr. ir. van DaaJen mede
deelt, n.l. dat de perceelen, die zwaar met
slakkenmeel zijn bemest veel beemdgras,
en Engelsch zaaigras vertoonden en weinig
z.g. schijngrassen (biezen, russchen en zeg
gen), terwijl de perceelen zonder slakken
meel veel witte bol reukgras en schijngras
sen bevatten en weinig van de goede gras
sen. Het vee weet wel wat goed is en eet bij
voorkeur het phosphorzuur- en kalkrijke
gras, dat bestaat uit de goede soorten.
Door voldoende slakkenmeel te geven
Verhoogt men het gehalte van het gras aan
onmisbare mineraalstoffen en bevordert men
tevens de verbetering der zode aan goede
Voe^jngrijke grassoorten, terwijl d« slechte
grassen onderdrukt worden en van liever
lede verdwijnen.
Van lieverlede want niemand moet mee-
nen, dat dit verbeteren van de zode zoo da
delijk na de eerste zware bemesting met
*rhoma9slakkenmeel plaats heeft Dat gaat
geleidelijk aan.
Men moet volhouden met goede giften
slakkenmeel te geven. Er moet een voor
raad van in den bodem aanwezig zijn en-
blijven.
De bekende prof. Dr. Paul Wagner sprak
van een verzadiging van den bodem met
phosphorzuur, als de meestgewenschte toe
stand van den bodem, wat het plantenvoe
dingsgehalte aangaat
Hij bedoelde met dezen verzadigingstoe-
stand van den bodem, dat er zooveel phos
phorzuur in aanwezig is, dat de planten wel
vier jaar aaneen bij voldoende bemesting
met stikstof en kali geen verhooging van
oogst geven als men ook nog 500 K.G. slak
kenmeel geeft
De ideale toestand is dus volgens dezen
geleerde dat een extra gift slakkenmeel geen
«gogstvermeerdering meer geeft en vier jaar
Sang geen vermindering van oogst laat zien,
4) wordt gedurende heel dien tijd geen phos-
püorzuur gegeven.
Zulke landen zullen er wel niet veel zijn
en binnen afzienbaren tijd ook wel niest veel
komen vermoeden wij.
Toch heeft het o. i. wel zin om in die rich
ting te boeren.
Meer beduidend meer phosphorzuur geven
als een oogst, aan den bodem onttrekt is im
mer eisch voor een goed ingericht en econo
misch geleid bedrijf.
Wil men zelf zijn veevoederfabrikant zijn
en door veel jong gras te laten weiden, of
-inkuilen of hooien een flinke hoeveelheid
eiwitrijk voeder tot zijn beschikking hebben,
dan is daarvoor stikstof noodig, zeer zeker,
ïnaar evenzeker Is een flinke hoeveelheid
phosphorzuur noodzakelijk voor eiwitvor-
mbigi'
En bovendien vormt phosphorzuur niet al
leen eiwit, het bevordert en versnelt, naar
de woorden van Wagner mede deze eiwit-
vorming.
't Is dus een zéér belangrijke rol, die slak
kenmeel bij de voeding der planten en dus
ook bij die der dieren speelt.
Onbegrijpelijk is het daarom, dat hoewel
slakkenmeel als kunstmeststof vele jaren,
reeds voor een halve eeuw hekend is, er nog
boeren zijn, die op hun weilanden geen slak
kenmeel gebruiken.
En zulk ontmoette ik er. Zelfs een heele
weidestreek, die ik indertijd eens bezocht,
had twee jaar geleden nog nooit kunstmest
gebruikt en zou het toen voor het eerst pro-
beeren. Een evenement in de historie van
een dorpin 1929 werd voor het eerst
kunstmest, slakkenmeel, aangewend dooi
een der bewoners.
Dat deze streek niet tot de vooraanstaan
de plaatsen op veeteeltgebied behoort is een
feit
Even willen we er op aittendeeren, dat b'e-
nalve slakkenmeel ook superfosfaat een
phosphorzuurbemesting is.
Maar voor grasland komt vooral slakken
meel in aanmerking; voor bouwland is in
sommige gevallen super heel goed te gebrui
ken. een enkele maal wel eens te prefereeren
Hoeveel slakkenmeel moet wel gegeven
worden zal men vragen.
Dat is niet precies te zeggen, weinig ge
ven is in geen geval aan te bevelen. Hoewel
we op de kleintjes moeten letten, toch kan
de zuinigheid de wijsheid leelijk bedriegen.
Als men door 3, 6 of 9 gulden op zijn be
mesting te besparen 10, 15 en 20 gulden min
der uit zijn bedrijf haalt, alles per H.A., dan
noemt men dat een zuinigheid, die de wijs
heid bedriegt. Als men echter wel meer uit
zijn bedrijf haalt dan normaal doch deze
meeropbrengst door extra bemesting duur
der betaalt dan de waarde die men er voor
krijgt, dan noemt men het verkwisting.
Tusschen deze beide moeten wij doorzeilen
en dat is niet moeilijk.
Wij zullen eenige voorbeelden laten spre
ken. De praktijk is steeds de beste wegwij
zer geweest, al heeft bij het plaatsen van
die wegwijzer de wetenschap een zeer be
langrijke rol gespeeld.
Wanneer wij de proefveldverslagen van
den Frieschen rijkslandbouwconsulent inzien
valt ons oog op een vergelijkingsproef tus
schen de „zure" meststoffen zwavelzure am
moniak en superfosfaat en de „alkalische"
meststoffen slakkenmeel en kalksalpeter.
Te Jorwerd en te Oosterlittens beide op
zware klei werden telkens op vier perceelen
deze meststoffen met elkaar vergeleken.
Te Jorwerd brachten de „zure" het op
respect 7725, 8025, 7475 en 6150 K.G. gemid
deld 7344 hooi per H.A. terwijl slakkenmeel
plus kalksalpeter opbrengsten gaven van
8075, 8150, 8150 en 8200 gemiddeld 8144 K.G.
per H.A.
Nieit alleen de 800 K.G. hooi die de laatste
meststoffen meer opleverden, doch ook de
veel grootere regelmaat in de oogsten op de
vier parallelperceelen valt aanstonds in het
oog.
Ook dit is een zaai van beteekenis. Bij de
eerste een verschil tusschen de hoogste en
de laagste oogst van 875 K.G. of 12 pet van
de gemiddelde, bij de laatste van maar 125
K.G. of pet. van de gemiddelde opbrengst
Zoo was het te Jorwerd.
En nu te Oosterlittens. De „zure" bemes
ting gaf oogsten van 4744, 5055, 4497 en 5526,
gemiddeld 4956, de „alkalische" bemesting
(met kalksalpeter en slakkenmeel) 5379,
5059, 4893, 5504, gemiddeld 5200 K.G. hooi per
H.A.
Bij de eerste een schommeling van 611
K.G. of nog geen 12 pet. van het gemiddeldo
cijfer en bij de laatste van 1029 K.G. of bijna
21 pet
Natuurlijk zal een landbouwer 't liefst die
meststoffen aanwenden, die de meesite con
stante en grootste oogsten opleveren.
Wij zijn van oordeel, dat zulke proeven als
te Oosterlittens en Jorwerd genomen zijn
veel beteekenis hebben en meer genomen
moesten worden.
Wanneer we verder de proefveldverslagen
nagaan, dan vinden we in die van den Rijks
landbouwconsulent in Utrecht proeven met
stijgende giften slakkenmeel genomen te
Veldhuizen en te Hoogland. Ofschoon het
proefveld te Veldhuizen in 1925 en 1926 op
alle perceelen respectievelijk 900 en 1000
K.G. slakkenmeel per H.A. had ontvangen
is het verschil tusschen het perceel dat in
1927 geen slak en dat hetwelk 900 K.G. ont
ving, opvallend groot, resp. 5235 en 6382 K.G.
Een verschil dus van 1150 K.G. door deze
derde zware gift slakkenmeel op kleigrond.
Even rekenen: 1150 K.G. hooi voor onge
veer 22 gulden. Dat komt wel uit, is 't niet?
Want men moet ook rekening houden met
de kwaliteit van het hooi.
Te Hoogland had men ongeveer hetzelfde:
Geen slakkenmeel bracht op 6664 K.G. hooi
en 900 K.G. gaf 7747 K.G. Een verschil van
1100 K.G. alweer voor 9 baal slakkenmeel.
De Rijkslandbouwconsulent te Drachten
nam proeven met versohillende phosuhor-
zura meststoffen: super, slakken, Algiers-fos-
faat en Rhenamafosfaat, maar daar de phos-
phorzuur-behoefte van den grond niet groot
bleek te zijn, kunnen uit deze proef niet veel
conclusies getrokken worden. Alleen was
wel opvallend, dat slakkenmeel nogal be
duidend boven de anderen uitblonk.
Tot onzen spijt staan ons geen meerdere
gegevens van de Rijkslandbouw proefvelden
ter beschikking.
Maar ook andere proeven zijn nog geno
men b.v. te Hensbroek (N.-H.) op kleigrond,
waar alle drie perceelen, die er waren, 160
K.G. zuivere Kali en 70 K.G.' zuivere stikstof
kregen. Een perceel kreeg verder niets, het
tweede ontving nog 600 K.G. en het derde
1000 K.G. slakkenmeel.
Het eerste perceel gaf 3556 K.G. hooi, het
tweede 5800 K.G., het derde 6750 K.G. De
kwaliteit van het hooi der beide laatste per
ceelen was veel en veel beter dan die van
het eerste perceel. Dat was al een belangrijk
punt En dan gaf 600 K.G. Tlhoms-slakken-
tneel, volgens de prijs van 15 Januari 1.1. a
15 cent per dus f2.55 per 100 K.G. of in
totaal 15.30 ruim 2200 K.G. hooi meer, dat
is dus 7 (zegge zeven gulden) voor 1000
K.G. hooi. En perceel drie gaf voor 1000
K.G. slakkenmeel, dus voor 25.50, ongeveer
3200 K.G. hooi meer, d.w.z. dat men nog goen
8 gulden voor 1000 prima kwaliteit hooi gaf.
In do Utrechtsche Courant van eenige
maanden terug vonden wij onder „Provin
ciaal Nieuws" uit Jutphaas de uitkomsn. \an
enkele slakkenmeel-proefvelden aldaar en te
IJsselstein aangelegd.
Vergeleken werden 1000 K.G., 600 K.G. en
geen slakkenmeel op land, dat verder ge
heel met 160 K.G. kali en 70 K.G. stikstof
bemest werd.
Alle proeven werden om eventueele toe
valligheden te kunnen opmerken op twee
niet naast elkaar liggende perceelen geno
men. De gemiddelde opbrengsten waren res
pectievelijk ('t eerste cijfer geeft de op
brengst van het niet met slakkenmeel be
meste perceel, 't tweede cijfer dat van het
met 600 K.G. slakkenmeel bemeste peiceel,
en het derde cijfer van het 100 K.G.-perceel).
I 8750 K.G. 9850 K.G. en 10350 K.G.
II 9912.5 K.G. 10325 K.G. en 10500 K.G.
III 7550 K.G. 8350 K.G. en 9637 K.G.
IV 7650 K.G. 8250 K.G. en 8450 K.G.
V 9048 K.G. 9902 K.G. en 9990 K.G.
Deze proeven werden genomen in het
overvloedige grasjaar 1930. En toch blijkt,
dat slakkenmeel zonder iutzondering oogst-
vermeerderend heeft gewerkt. En het be
richt deelt verder mede, dat de kwaliteit ook
heel veel verschilde. Dubbel voordeel dus.
Of men ook voordeelig zijn eigen veevoe
derfabrikant kan zijn. Dat moeten onze vee
boeren nog beter inizien.
Op de kleintjes Ietten en naast sitikstof
ook phosphorzuur met name slakkenmeel
aanwenden om door deze goedkoope grond
stoffen hooge veevoederrekeningen te voor
komen.
Die rekeningen L-dcrven je boetkhouding
en je humeur.
En beide moeten noodwendig in goede
conditie zijn.
Wellicht over kali in een volgend laatste
artikel over graslandgebruik.
F)e stand der
wintergewassen
De Directie van den Landbouw deelt
mede:
Het onderstaand overzioht betreffende den
stand der wintergewassen op 23 April 1931
is, onder medewerking der Rijkslandb-iuw-
con-sulenten, samengesteld naar gegeven9,
verstrekt door de correspondenten der DL-,
rectie van den Landbouw en door het Ko
ninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instiv
tuut.
Als gevolg van het natte weer in den
herfst werd minder wintergraan uitgezaaid
dan in andere jaren. In het noorden des
lands, waar vooral in November minder re
gen viel dan in het zuiden, zijn de gewassen
in het algemeen goed den winter diorgeko
men. In het zuiden daarentegen hebben de
vele winterregens vrij veel nadeel berokkend
Het koude voorjaar was voor de ontwikke
ling der wintergewassan niet guns'.ig.
Gemiddeld over de geheele maand Maart
waren de overdag-temperatuur, het gemid
delde maximum en het gemiddelde mini
mum, respectievelijk 2-2 gr. C, 1.4 gr. C en
2.9 beneden normaal. In het tijdvak 1 tot 23
April was de ochtendtemperatuur bijna
voortdurend beneden normaal, gemiddeld 1
gr. C De gemiddelde dagelijksche maximum
temperatuur was ongeveer normaal, het ge
middeld minimum 1.5 gr. beneden normaal.
De hoeveelheid neerslag bedroeg in Maart
gemiddeld over het land 17 m.M. tegen -16
in.M. normaal
Voor het grootste deel van het land be
droeg de afwijking 60 tot 70 pet- beneuen d»
normale hoeveelheid, op de Waddeneilanden
en in Zeeland ongeveer 50 pet., in oostelijx
Noordbrabant en in Limburg 30 tot 45 pet.
In het tijdvak van 1 tot 23 April was de neer
slag onregelmatig over het land verdeeld.
In het noorden en het uiterste zuidoosten
van liet land was de hoeveelheid 50 pet, en
meer boven het normale, in Den Helder 90
pet.; daarentegen te Viissingen, de Bilt en
Winterswijk 5 tot 10 pet beneden normaal.
Het aantal uren zonneschijn bedroeg in
Maart 199 tegen 107 normaal en van 1 tot 23
April 116 tegen 122 normaal.
Ten gevolge van het koude weer in Maart
zijn vele gewassen in hunne ontwikkeling
geremd. I>ë wintertarwe, welke op tal
van plaatsen van de vele regens in herfst en
winter geleden had, staat dun en onregel
matig. In Groningen en Zeeland zijn ver
schillende akkers omgebouwd en met zoiner-
tarwe of haver bezaaid. Gemiddeld over net
geheele land staat de tarwe vrij goeo.
De rogge vertoont eveneens meermalen
een dunnen stand. Ook dit gewas staat vrij
goed.
De stand van de gerst is goed tot vrij
goed.
Het koolzaad staat vrij goed. In Zee
land staan vele perceelen te hol.
Evenals die van de meeste andere gewas
sen is ook de stand van de k a r w ij in het
noorden en midden van het land gunstiger
dan in het zuiden.
In Groningen staat het gewas goed tot
zeer goed, in Noordholland en midden Zuid1-
holland goed, in zuidelijk Zuidholland en in
Zeeland goed tot vrij goed.
Gras en klaver ontwikkelden zich door
de koude eveneens traag, hoewel in de laat-
sle dagen vóór de publicatie van dit berioht
een aanmerkelijke Verbetering is ingetreden.
De klavers hebben van de vele regenbuien
en van de late vorst in sommige streken vrij
veel geleden.
Bij het grasland valt echter een dichte zo
de vast te stellen. Het vee komt later in de
weide dan andere jaren. De stand van gras-
en klaverlanden was gemiddeld vrij goed.
Samenvatting. Leidt men uit de voor de
verschillende streken opgegeven cijfers, on
der inachtneming der beteelde oppervlakte,
het cijfer af voor het geheele land, dan ver
krijgt men het volgende resultaat, waarbij de
tusschen haakjes geplaatste cijfers aangeven
het gemiddelde van de standcijfere in April
van de laatste 6 jaren.
Tamve 63 (73)
Rogge 60 (68)
Gerst 66 (69)
Koolzaad 61 (67)
Karwij 75 (65)
Grasland 57 (67)
Klavers 59 (69)
Door de correspondenten wordt de stand
opgegeven in cijfers, waarbij 100 is uitmun
tend, 90 is zeer goed, 70 is goed, 60 is vrij
goed, 50 is matig, 40 is vrij slecht, 30 is
slecht en 10 mislukt StCt
£)e vooruitzichten van
de varkensfokkerij
(Mededeeling van de Directie van den
Landbouw).
Omtrent den econnmischen toestand van
de vaiKenshouderij in cie belangrijksie
productie- en consumptie-gebieden zijn ver-
sclunende gegeven verzameld. Op grond van
doze gegevens, en het ter zake ingewonnen
auvies der commissie van desKundigen,
kan omtrent de vooruitzichten der varkens
productie het volgende worden medegedeeld
Vooreerst zij opgemerkt, dat de verhou
dingen in de vaiKensproductie zich thans
nier ontwikkelen in overeenstemming mot
de normale lijnen der varkensconjunctuur.
Gezien het verloop der prijzen voor var-
kensvleesch en ue algomeene uitbreiding
van de varkenshouderij mocht men thans
een aanmerkelijk ongunstiger verhouding
tusschen de pry zen van het veevoeder en
die van het varkensvleesch erwachten, dan
inderdaad to constateeren is, hoewel deze
verhouding thans zeker niet meer voor
deelig is te noemen. Met name zou in nor
male tijden de prijs van het veevoeder thans
reeds belangrijk gestegen zijn, zoodat de
varkenshouderij volledig onrendabel zou
zijn geworden. De varkensproductie zou dan
reeds beduidend worden ingekrompen, zoo
dat na verloop van een aantal maanden
aanmerkelijk gunstiger verhoudingen zou
den intreden. Thans zijn daaromtrent nog
geen positieve aanwijzingen aanwezig.
Zooals begrijpelijk is, houdt één en ander
vooreerst verband met de ontwikkeling van
de algemeene economische crisis, waardoor
de prijzen van het veevoeder abnormaal
laag zijn.
Voorts valt niet te ontkennen, dat de
maatregelen door tairijke landen genomen,
eenerzijds ter belemmering van den invoer,
zoowel van veevoeder als van varkens-
vleesch en anderzijds ter kunstmatige ver
meerdering van den export, het normale
verloop van de ontwikkeling der verhou
dingen in de varkensproductie ernstig be
lemmeren.
De groote prijsverschillen, die door deze
politiek kunnen ontstaan, blijken duidelijk
uit onderstaand lijstje.
Varkens in gld. Mals ln gld. Rogge In g'd.
per 100 kg. per 100 kg. per 100 kg.
Nederland 40 5.4 4.3
Denemark. 45 5.2
Duitschl. 58 7.8 11.4
Frankrijk 66 8.5 8.0
Aangezien te vreezen is, dat de belemme
ringen van het internationale handelsver
keer, speciaal wat betreft het vleesch, in de
naaste toekomst nog scherperen \orm zullen
aannemen, is het duidelijk, dat daardoor
een verbetering van de uitkomsten der
varkenshouderij in sterke mate wordt ver
hinderd. Met name zij erop gewezen, dat het
invoerrecht op varkensvleesch in Frankrijk,
dat kortgeleden reeds was verhoogd tot
17.5 cent per kg., thans is gebracht op 25
cent, d.i. dus meer dan 50 van de waar
de. Geen wonder derhalva, dat onze export
van geslachte varkens naar Frankrijk, die
voor eenige maanden nog 6000 stuks per
week bedroeg, thans reeds tot ongeveer
eenderde deel van die hoeveolheid is gedaald
Mocht inderdaad juist zijn, dat, volgens
berichten in de pers, het Duitsche invoer
recht, dat thans reeds 27 ct. per kg. bedraagt
zoodat de invoer reeds vrijwel uitgesloten
is, nog aanmerkelijk wordt verhoogd, zoo
is het niet zeer duidelijk, wat daarvan de
gevolgen zullen zijn, zulks mede in verband
met het stelsel van uitvoei premies, dat in
Duitschland aan de invoerrechten verbon
den is.
Ook is het verloop van de varkenspro
ductie in Denemarken, het land. dat thans
den grootsten invloed uitoefent op de voor
ziening in de behoeften aan varkensvleesch
op de, thans zoo beperkte, vrije wereldmarkt
in de laatste maanden niet geheel in over
eenstemming met de bestaande verwachtin
gen. Het aantal per week voor baconberei-
ding geslachte varkens, dat in de vooraf
gaande jaren in Denemarken steeds wissel-
de van 80100.000 stuks .steeg in de maan
den December 1930 en Januari 1931 tot 130
a 140.000 per week. Terwijl geen factoren
bekend waren, gezien ook de uitkomsten der
Deensche varkenstelling van 1931, die deden
vermoeden, dat een vermindering zou in
treden, werden toch in de laatste maanden
de Deensche slachtingen beperkt lot 100 a
125.000 stuks per week.
Een en ander heeft tengevolge gehad, dat
het aantal varkensslachtingen voor bacon-
bereiding hier te lande sterk is toegenomen.
Voor binnenlandsch verbruik worden hier
te lande per week 26—25.000 varkens ge
slacht Het aantal baconslaohtingen nam
echter ook met niet minder dan 15 tot 20.000
per week toe. Het is duidelijk, dat, indien
een dergelijke omvang van de slachtingen
eenigen tijd zou aanhouden, de vooruitzich
ten voor de biggenfokkers aanmerkelijk gun
stiger zullen worden..
Voorts valt op te merken, dat zoowel in
Engeland als in Nederland het verbruik van
varkensvleesch ten gevolge van de lage prij
zen aanmerkelijk is toegenomen, terwijl in
Duitschland eerder een vermindering is te
constateeren, hetgeen waarschijnlijk ver
band houdt met de hoogere prijzen, als ge
volg van de invoerrechten, alsmede met de
verminderde koopkracht der bevolking.
Waar in het algemeen gedurende de zo
mermaanden het verbruik van varkens
vleesch vermindert en er geen aanwijzingen
zijn, dat de aanvoeren ter markt aanmerke
lijk zullen afnemen .bestaat er weinig uit
zicht, dat de toestand zich gunstiger zal ont
wikkelen. In verband hiermede schijnt het
aan te bevelen de varkens niet te zwaar af
to mesten en anderdeels in het mesten van
de jonge varkens van 2 tot 4 maanden eeni
ge vertraging aan, te brengen. Voorts sch.Jnt
echter ook een sterke inkrimping van de
varkensteelt niet aan te raden, aangezien
toch rekenjjig moet woeden gehouden met
de mogelijkheid, dat de voederprijzon ook
den volgenden winter nog zeer laag in prijs
zullen blijven en bet verbuik van varkens
vleesch in den herfst weer aanmerkelijk toe
neemt (In het algemeen kr.n men zeggen,
dat indien men de teelt wil inkrimpen, men
zulks het beste doet door in den tijd van
Juli tot November aanmerkelijk minder zeu
gen te laten dekken).
Tuinoouwgereedschappen
K. R.
H.
c9e beste
Fa. II. RODENBURG. Honse eradijk, Til. 2!
ENKHUIZER ZAADWINKEL
Noordplein 35 Rotterdam
Tuin-.Bloem-en Landbouwzaden
en aanverwanie ariikelen
Uatslulitnd da beste kwaliteiten.
H.H. Kweekers,
ROOKDOOD"
liddel tegen LUIS in Kaaaen. Serre-s matglas*
»!a
ASEPTAFABRIEK (Fa. Gebrs Manger), DELFT,Tel. 532 (W*M)
(Sp.«rMnie Khhrlek van PlantenzieKtenbestrOdmKsnvd.lolen))
Twee varkens, welke op 1 December 1930 7 weken oud
waren en droog gevoederd zün niet:
flS GERSTEMEEL
25 TARWE GRIND
10 HENNEKAM'S JOOD VISCHMEEI.
hebben geen Mond- en Klauwzeer, gekregen, nadat zü
10 Maart 1931 aan de snuit, na verwonding der huid.
met smetstof van Mond- en Klauwzeer, zün Ingewreven.
Op 20 Maart d.a.v. zt)n belde varkens opnieuw met veel
sterkere Mond- en Klauwzeer-smetstof ln de bloedba&rf
gespoten en tot de slachting op 7 April J.l. vertoonden
de dieren geen Mond- en Klauwzeer of eenlg ander
zlekte-verachünsel.
Het vleesch en spek smaakten zeer goed en waa zonder
eenige afwüking.
Besrhermn dus Uwe dieren tegen Mond- en Klauwzeer
door geregeld
10 HENNEKAM's JOOD VISCHMEEL
ln het voer te verstrekken.
Prüa tl. 21.50 per 100 K.G. af Rotterdam
Vrnngt Inlichtingen S
HENNEKAM's VISCHMEELHANDEL
NOORD VEST 42/44. SCHIEDAM.
N.V.
Indexcijfers
van den landbouw
De Directie van den landbouw heeft de
maandelijksche Indecxijfers over de maand
Maart gepubliceerd, die ditmaal wel zeer
belangrijke en eigenaardige veranderingen
vertoonden.
Dat de aardappels van 98 op 110 zouden
klimmen wys verleden herfst ook niet te
profeteeren geweest. Dat schapenvleesch op
110 zou komen en varkensvleesch op 56, wie
zou het hebben kunnen denken, al hadden
we de daling van het varkensvleesch tegen
anderer gedachten in wel verwacht toen
begin November 1.1. onze opinie daarover
gevraagd werd. Maar dat schapenvleesch
zoo hoog zou gaan, neen, dat hadden wij
niet kunnen denken-
Mais vertoont weer stijging, klam van 43
op 50.
Thomasslakkenmeel daalde van 99 op 95,
terwijl de stikstofmeststoffen een cijfertje
omhoog gingen.
Kaas steeg, melk eveneens, boter bleef
gelijk.
Sommige zaden als lijnzaad, karwijzaad,
en blauw-maanzaad stegen beduidend, an
dere bleven stationair.
De algemeene akkerbouwcijfers stegen van
66 op 71; de veeteeltprodukten bleven ge
lijk, n.1. 74. De landbouwprodukten in 't al
gemeen klommen van 72 op 73.
Er komt eenige beweging in de goede
richting, doch we prijzen den dag niet voor
de avond daar is-
We leven in zoo'n wondere tijd. De cij
fers zijn vergelijkingscijfers met de gemid
delde prijzen van de jaren 1924 tot 1929.
Dit gemiddelde wordt op 100 gesteld en de
tegenwoordige daarmee vergeleken.
De Directie van den Landbouw voegt zelf
bij deze indexcijfers het volgqnde commen
taar:
De prijzen van verschillende akkerbouw
producten waren in de afgeloopen maand
een kleinigheid gestegen, de consumptie
aardappelen en enkele handelsgewassen
zijn zelfs belangrijk in prijs vooruitgegaan.
Stroo en mosterdzaad waren de eenige ak
kerbouwproducten, die een prijsdaling te
zien gaven.
Bij de veeteeltproducten was over het al
gemeen evenmin een verdere achteruitgang
te bespeuren, sflechts melkproducten maken
op dezen regel een uitzondering. In verband
met de minder ongunstige prijsverhoudin
gen ging het indexcijfer voor de akkerbouw
producten aanmerkelijk vooruit, terwijl dat
voor de veeteeltproducten onveranderd bleef
Het cijfer van de gezamenlijke landbouw
producten vertoonde dientengevolge een ge
ringe stijging.
De voedermiddelen waren aan een vrij be
langrijke prijsstijging onderhevig- Thomas
slakkenmeel werd aanmerkelijk goedkoo-
per; de noteeringen van andere meststoffen
ondergingen slechts weinig verandering.
]V\arktoverzicht
Meststoffen.
Stikstofmeststoffen. De stikstof
winkel voor ons landje wordt aldoor beter
gesorteerd Konden we de vorige maal syn
thetische natronsalpeter, zoowel van Ameri-
kaanschcn als van Duitschen oorsprong, als
nieuwe stikstofmest vermelden, de afgeloo
pen week bracht ons de Poolsche Nitrofos-
foriet, een synthetische meststof met 15y2
pCt stikstof.
In gewone tijden, indien de afzet jaar op
jaar toeneemt en het verbruikende publiek
een flinke koopkracht bezit, vindt elk nieuw
product al gauw zijn weg. doch thans, nu
de koopkracht van den Nederlandschen ver
bruiker na de 6inds meer dan een jaar heer-
schendie crisis zoodanig verzwakt is, dat de
uiterste zuinigheid uit gebiedende noodzaak
moet betracht worden, nu tengevolge van
dit alles de stikstofomzet zeer sterk is afge
nomen, wordt de afzetmogelijkheid met den
dag moeilijker. En naarmate het aanbod
aldoor ruimer wordt, vermindert de moge
lijkheid1 voor de diverse producenten om een
behoorlijk kwantum in dit seizoen op de
Nederlandsohe markt te plaatsen.
De hierboven geschetste toestand in aan
merking genomen, was de vraag voor zwa
velzuren ammoniak vorige week nog be
paald goed te noemen, ook leuna-montan-
salpeter ging in de Veenkoloniën best. Kalk-
ammonsalpeter ging maar tamelijk; het
eenigszins samenbakken van de eerste zen
dingen, die vorigen zomer naar ons land
waren gezonden, heeft blijkbaar sommige
verbruikers iets afgeschrikt, inmiddels zijn
de latere zendingen steeds van prima kwali
teit geweest. Kalksalpeter had een zeer goede
vraag; tengevolge van de groote voorraden
uit zomeropslag bij sommige handelaren
bleef de prijs nog hangen beneden do offi-
cieele noteeringen. Chilisalpeter bleef ook
thans onvoldoende gevraagd; alleen consta
teerden we meer attentie voor het korrelpro
duet Het schijnt dat de verbruikers einde-
Ilijk tot het inzicht komen, dat ze b'^r oen
hooger percentage stikstof kunnen krijgen
Tonder extra betaling. yVellieht heeft de con
currentie van de synthetische natronsal
peter met zijn hoog stikstofgehalte hierop
nog eens te meer de aandacht gevestigd,
althans ook hiervoor was wel eenige belang
stelling. Voor de andere stikstofsoorten
was zoo goed als geen vraag.
Thomas meel. Men kan niet ontken
nen, dat de omzetten van thomasmeel in het
afgeloopen seizoen jaar tenslotte toch nog
aanmerkelijk zijn tegengevallen.
Op eind Februari bedroegen de invoer-
overschotten, dus voorraden buiten beschou
wing gelaten, nog ongeveer 70 pCt van die
over diezelfde periode van het vorige seizoen.
Beschouwen we nu de volle 12 maanden en
jook de voorraden, dan komen wij tot onge
veer het volgende beeld:
Invoeroverschot 1 April *29/31 Maart '303
4SS.000 ton.
Invoeroverschot 1 April '30/31 Maart '313
301.000 ton.
Op 1 April 1929 schatten wij een voorraad
aanwezig van pl.m. 20.000 ton, die op 1 April
1930 volledig geruimd was. Het zuivere ver
bruik over het vorige seizoen was dus o.L
pion. 458.000 ton.
De weersomstandigheden hebben dit voor
jaar aanmerkelijk tegengewerkt en daardoor
is die omzet veel lager geworden dan hij had
kunnen zijn. De voorraden, die op 1 April
j.l. zijn overgebleven, sohatten wij weer op
pl.m. 20.000 ton. Zonder voorraad begonnen,
meenen wij dus het zuivere verbruik in dit
seizoen op ongeveer 281.000 ton te mogen
aannemen. Dat is dus slechts 61 pCt
Duitschland vertoont een geheel ander
beeld. Dóér zijn. de invoeroverschotten
1.038.000 ton, dus meer dan een millioen ton,
tegenover 881.000 ton in het vorige seizoen.
De grootere aankoop van pl.m. 157.000 ton
heeft natuurlijk wel zijn stempel gedrukt op
de positie der thomasmeelmarkt in West-
Europa, doch geeft natuurlijk geen juist
beeld van het werkelijke Duitsche verbruik.
Ook dóór moet het aanmerkelijk lager ziju
geweest, daar de productie pl.m. y2 millioen
ton lager moet zijn geweest De "vooraden
buiten beschouwing latende komen we dan
reeds tot een verbruik, dat plm. 340.000 ton
kleiner is.
Op de nieuwe campagne tracht men enke
le zaken te doen, maar erg vlot gaat het
nog niet De Duitschers zijn nog niet met
hun definitieve prijzen uitgekomen.
Superfosfaat De invoer van Belgi
sche superfosfaat heeft in Maart 1931 slechts
15.000 ton bedragen. Over Januari/Maart
maakt dat slechts 26.000 ton. Dat zijn cijfers,
die absoluut vaststaan. Slechts tot en met
de eerste tien dagen van April is er o.i. in
België nog voor Nederland geladen. Schat
ten wij die hoeveelheid hoog, dan kunnen
we daar 9.000 h 10.000 ton voor aannemen.
Vrij zeker is ze echter lager. Men zou
dan op pLm. 35.000 ton komen.
Volgens betrouwbare inlichtingen moeten
de verkoopen van België voor verbruik in
Nederland pl.m. 95.000 ton heben bedragen.
Er is dus van die 95.000 ton afgenomen
35.000 ton en er moet aan de fabrieken 60.006
ton zijn achtergebleven. Nu hoort men in
België echter, dat die hoeveelheid niet zoo
groot is. Men geeft daar cijfers, die op
een hoeveelheid van pl.m. 30.000 10.000
ton wijzen. Als dat juist zou zijn, dan is er
maar één mogelijkheid. En dat is, dat er van
de super, die voor verplicht verbruik iu
Nederland is aangekocht, pl.m, 25.000 ton
naar andere landen zijn gezonden. Een mooi
werk voor de fabrieken om dat eens uit
te zoeken.
Kalizouten. Het oude contract met de
KalimaaLschappü loopt deze maand ten
einde. Weliswaar hebben er over een con
tract voor het komende seizoen reeds bespre
kingen plaats gevonden, doch deze hebben
tot nog toe geen resultaat opgeleverd. Polen
schijnt het a s. seizoen ook met kalizouten
op de Nederlandsohe markt te zullen komen
Mogelijk dat wij daaromtrent binnenkort
iets meer definitiefs kunnen mededeelen.
Voerartikelen.
De onstandvastigheid van de Argentijn-
sche valuta, die in den loop der week be
langrijk daalde, bewerkte automatisch een
flauwe stemming van Laplatamais op al-
lading. Het betere weer der laatste dngen
in ons land deed de vraag naar spoedige
mais belangrijk verminderen, zoodat de
hooge premies voor spoedige waar voor een
groot deel verdwenen. Donaumais werd
eenigszins meegesleept, doch op verdere af
lading kwamen eigenlijk geen goedkoop©
aanbiedingen.
Gerst bleef vast, aangezien er weinig voor
raden zijn. Russische- en Donaugcrst is niet
ruim aangeboden in stoomende of aflndings
posities, doch er word tamelijk wat in Ca
nadagerst verhandeld.
Laplntagerst bleef onveranderd prijshou
dend, Haver blijft schaarsch en goed prijs
houdend. Rogge is vaster gestemd, doordat
een groote hoeveelheid der hier aanwezige
voorraden naar andere landen verkocht is.
Lijnkoeken zijn nog steeds zeer flauw ge
stemd. De vraag valt togen en de inland-
sche fabrikanten, die liever geen voorraden
willen maken, verkoopen tot steeds lagere
prijzen. Ook de prijzen der Anienk. lijn
koeken ziji nog iets teruggeloopen. Loco
Cocoskoeken zijn thans ruimer aangel»oden,
behalve de inlamlsehe soorten. Grondnoten-
koek vrijwel onveranderd