G. C. VAN BEKKUM ZONEN
lIECTfR'S WONINGBUREAU
Het geluid vraagstuk in den kerkbouw
J Houth. v/h N.V. J. VAN SCHIJNDEL C Co.
I-Iet Nederlandsche landschap
voorheen, thans en in de toekomst
Handel Maatschappij X V. „HEI BOUWBEDRIJF"
N.V. d'Agnolo Co,
N.V. HOUTHANDEL 7„ Firma J. G. ALBLAS
ROTTERDAM - TEL. 36663
SPECIAAL INGERICHT OP SNELDOUW VAN GROOTE COMPLEXEN
"Vermeerdering van het landschapsschoon
Is dat wel in orde?
BOÜWBLAD No. 100 (Verschijnt eiken MaandagJ
MAANDAG 27 APRIL 1931
Steeds
uit voorraad leverbaar!
P E" *-*» <0 u am f
Dr. A. Kuyper wees reeds op een goede acoustiek
Zij, dae de openbare godsdienstoefeningen
bezoeken, aldus de heer E. J. Rothuizen
in een radio-rede, afgedruk in het Centraal
blad der Bouwbedrijven, zullen zeker reeds
meermalen de ervaring hebben opgedaan,
dat het luisteren naar een preek in het eene
kerkgebouw veel gemakkelijker viel dan in
het andere, vooral wanneer de voorganger
niet over een voldoend helder of krachtig
stemgeluid beschikte. Men geeft dan allicht
aan dit laatste de schuld, en vergeet, dat
ook vorm en inrichting van het gebouw een
zeer belangrijke factor uitmaken voor het
goed kunnen verstaan van den spreker.
In Protestantsche kerkgebouwen is dit
laatste een absoluut vereischte, omdat hier
het hoofdbestanddeel van den dienst niet
bestaat in liturgie, orgelmuziek of koorzang,
doch in de prediking des Woords vanaf den
kansel, zoodat deze wat de inrichting van
het gebouw aangaat het centrum vormt
,van dén Protestantschen eeredienst.
Het spreekt daarom wel vanzelf want
clit vloeit rechtstreeks uit het gestelde voort
dat dan ook de bouw van het bedehuis
zoodanig moet zijn, dat het aan dien eisch
kan beantwoorden, d.w.z. dat men op elke
zitplaats het van den kansel gesproken
woord duidelijk moet kunnen hooren.
We roeren hier een zeer netelig vraag
stuk aan, n.l. dat der ac o us t i e k, toegepast
op gebouwen en lokalen, bestemd tot het
houden van redevoeringen of tot het uit
roeren van muziek en zang. Het mag gerusi
worden uitgesproken, dat vele architecten,
die kerken ontwierpen, zich aan dit vraag
stuk te weinig lieten gelegen liggen, of wel
zich in het geheel geen rekenschap gaven
van de eischen, welke een "goede acoustiek
aan zulk een gebouw stelt, of ook alleen
met de verhoudingen van bestaande gebou
wen rekening hielden.
Reeds in het begin dezer eeuw heeft de
6H bekende theoloog-staatsman Dr A. Kuyper
in zijn Heraut-artikelen over „Onze Eere
dienst" gewezen op de noodzakelijkheid van
een goede acoustiek, en dat niet alleen met
het oog op de hoorders, doch evenzeer in het
belang van hen, die spreken. „Hooren en
spreken hangen saam", zoo lezen we op blz.
114 van het boekwerk, waarin deze artike
len zijn verzameld en voltooid. ..Een kerk
die slecht hoort, spreekt ook slecht, en het
is ongelooflijk, wat kwaad in menige ge
meente gesticht is, alleen door het feit, dat
de acoustiek in het kerkgebouw niet in orde
was. Een slecht sprekend gebouw vermoeit
en spant derwijs in bij 'het spreken, dat
men er geheel noodeloos de beste levens-
kracht van den spreker door verslijt, zijn
ijl spreekorganen bederft en hem een volgenden
ui dag voor ander werk ongeschikt maakt.
Bovendien leidt zulk moeilijk spreken af,
11; het. verstoort de gedachten, en belet den
stroom van het vrije woord ongehinderd te
vloeien... De klank gaat over hen (de
hoorders) heen, pakt hen niet en kan ze
I1| niet tot luisteren dwingen. Gevolg hiervan
is, dat er o, zoo groot deel van het* effect
j der prediking teloorgaat, en dat de kerk-
meestere (hiervoor kan men ook lezen: de
r si architect) door de slechte inrichting van
het gebouw oorzaak worden (wordt) van
een geestelijke schade, die niet ernstig ge-
hoeg kan berekend worden",
■j] Dr. Kuyper schroomde dan ook niet,
7j omdat hij een goede acoustiek beschouwde
als bijna het hoofdvereischte, waaraan het
9tj kerkgebouw voor den dienst moet voldoen,
categorisch te verklaren, uat een gebouw,
dat ten deze mislukt is, zoo lang onder han-
jjj den moet worden genomen, tot het in orde I derzoeken, alvorens het te aanvaarden,
gi komt. of, als dat niet kan, desnoods afge eveneens eep niet te verontschuldigen daai
broken en overgebouwd moet worden. „Im
mers, een kerkgebouw duurt eeuwen, en het
is ongeoorloofd zoo zei D r. Kuyper
geslacht na geslacht èn de Dienaren des
Woords èn de gemeente steeds aan de ver
keerde inrichting van een kerkgebouw op
te offeren". Dr. K. adviseerde daarom, ook
bij kleine gebouwen steeds over de acous
tiek een deskundige te raadplegen.
Het moet dan ook wel verwondering ba
ren, dat tot nu toe door zoo weinig arch-
tecten aan deze hulpwetenschap aandacht
is geschonken. Reeds in de klassieke ouo-
held toch hebben de Grieken en Romeinen
zich met het vraagstuk der acoustiek bezag
gehouden. Wat zij echter daaromtrent leei
den, is later in de Westersche landen deels
veronachtzaamd, deels verkeerd uitgelegd,
en deels ook verloren gegaan. Toen daarna
bij het bouwen van kerken en gehoorzalen
het vraagstuk weer opkwam, heeft zich
een soort „lijnen- en vlakken"-acoustiek ont
wikkeld, waarvan de practische bruikbaar
heid niemand kon bevredigen. Eerst Lang-
hans gaf in 1810 een reeks belangrijke vin
gerwijzingen in zake de acoustiek, en sinds
het begin der 20ste eeuw is de kennis van
dit vak door den Amerikaan W a 1 a c e
Clement Sabine ongemeen verhelderd
Hoe langzaam die kennis zich echter ver
breidt, daarvan levert de omstandigheid,
dat er heden ten dage nog tal van architec
ten zijn, die niets weten van hetgeen om
trent de verkregen resultaten ten deze werd
gepubliceerd, ja, de acoustiek zelfs geen
plaats in de wetenschap der bouwkunst wil
len inruimen, het doorslaand bewijs.
Wie zich evenwel aan de bestudeering der
acoustiek wil zetten, moet beginnen met
sommige onjuiste verwachtingen en voor-
oordeelen prijs te geven. Het is niet moge
lijk, een vaste formule op te stellen, drie in
elk voorkomend geval onvoorwaardelijk
een goede acoustiek waarborgt De acous
is een grillig ding. Het is zelfs gebeurd,
dat men een gebouw, hetwelk op een uit
stekende acoustiek mocht bogen, elders
precies volgens hetzelfde ontwerp nabouw
de, en dat toch in het tweede gebouw de
acoustiek gebrekkig was. Het is daarom
ook niet mogelijk, een bepaalden platte
grondvorm als den eenig juisten aan te be
velen. Wel biedt de rechthoek-vorm velo
voordeelen, maar ten slotte is» bij eiken
plattegrondvorm een goede acoustiek te ver
krijgen. Het is echter onjuist te meenen,
dat ieder in architectonisch opzicht effect
vol kerkruim ook een goede acoustiek moet
opleveren. Al wordt deze meening door
velen gehuldigd, de acoustiek stoort zich
daar mf eenmaal niet aan. Maar evenmin
mag deze aan het toeval worden overgela
ten. En ten slotte ga men ook niet van
het standpunt uit, dat de architectuur voor
alle eischen eener goede acoustiek moet
wijken. Een kerkgebouw, dat architecto
nisch geen ander aspect oplevert dan een
schuur of een paardenstal, verdient even
min den naam van kerk, als dat, welks
architectuur wel tot in de puntjes verzorgd
is en ieders bewondering afdwingt, maar
waarin men van de prediking weinig of
niets kan verstaan, omdat de acoustiek
zelfs niet aan de geringste eischen voldoet.
De conclusie ligt dus voor de hand, dat
een architect, die met de vingerwijzingen,
welke de leer Ier acoustiek geeft, absoluut
geen rekening houdt, onverantwoordelijk
handelt ,en dat geen keiikeraad, kerkvoogdij
of kerkelijke commissie, die een aangebo
den ontwerp niet ook op dit punt laat on
verricht, omdat deze strijdig is met de ver I vermijden. Een enkele maal gelukte dit,'
antwoorde-'ijkheid, welke zij jegens de ge I maar dan was het geluid droog en klank-
mcente, van nu en van de toekomst, dragen loos; meestal echter werd het ook van on-
7uik een daad noemen wij, met Di.
K u y p e r, kort en goed ongeoorloofd.
Ik wii daarom op de vingerwijzingen ter
verkrijging van een goede acoustiek iets
nader ir.gaan.
In elke gesloten ruimte, waarin een spre
ker oreert of wel zang en muziek ten ge-
hoore wordt gebracht, bereikt een deel van
het daardoor verwekte geluid rechtstreeks
het oor van den hoorder, terwijl een ander
deel door de omringende wanden word!
weerkaatst en eerst daarna door het oor
wordt opgevangen. Ten gevolge van den
langeren weg, dien dit laatste deel moest
afleggen, is dit in den regel zwakker dan
het directe geluid; maar ook bereikt het den
hoorder altijd iets later, zoodat het directe
geluid daardoor ietwat wordt verlengd. Die
verlenging noemen wij weergalm.
weergalm zal altijd het directe geluid ver
sterken, mits hij niet te lang duurt, want
dan gebeurt er tweeërlei: le wordt !het ge
luid zwakker, naarmate de weg, dien het
moet afleggen, langer was, en 2e, ontstaat
het gevaar, dat het met het opvolgend di
recte geluid samenvalt en dit onduidelijk
wordt. In zeer groote gebouwen, o.a. in
vele Gothische kerken, met haar hooge wel
ven, hoort men dien weergalm soms geheel
gescheiden van en lang na het directe ge
luid, en dan sproken we van nagalm
echo, iets wat zeer hinderlijk is, omdat de
spreker soms al één of twee lettergrepen
verder is, als de nagalm van het vooraf
gegane woord pas bij den hoorder aankomt,
en de woorden znch dus met elkaar vennen-
gen. De weerkaatste geluiden mogen daar
om in kerken en gehoorzalen niet meer dan
seconde na het directe geluid den hoor
der bereiken.
Eindelijk is er nog een soort van weer
galm, die ongemeen tot een goede acoustiek
kan bijdragen, namelijk het meeklinkeu
van sommige materialen, die in het gebouw
zijn verwerkt, met name van houten schot-
werk of betimmering, marmerbekleeding,
I U wilt wonen te Voorburg?
lij Wendt U tot
g Laan van Rustenburg 2, Voorburg
U Telef. 778168
ij Het geeft belanghebbenden inlich-
§H tingen omtrent alle te Voorburg
g§ beschikbare huizen,
g Bemiddeling kosteloos.
gedreven metaal van koorhekken en licht
kronen. ;Dit resonneeren werkt met den
weergaikn der eerste weerkaatsingen mee
om het geluid te versterken. Daar staat te
genover, dat er veelal ook stoffen in een ge
bouw aanwezig zijn, die het geluid dempen
of wel absorbeeren zooals tapijten, kokos
matten, met trijp of andere stof bekleede
stoelen en banken, gordijnen enz. Ten slotte
absorbeeren de hoorders zelf door hun klee
ding (dames, zooals begrijpelijk is, door
gaans meer dan heeren) een deel van het
geluid. We spreken er natuurlijk niet van,
dat hun gehoor ten slotte al het overblijven
de geluid absorbeert, want het is er juist
om te doen, dat in een voldoende portie
hun ooren te doen bereiken.
Er is een tijd geweest, dat men den boven
genoemden weergalm en het resonneeren
minimum terug te brengen, omdat men van
meening was, dat een der voorname doel
einden van de acoustiek juist moest zijn,
het geluid zonder meer zuiver tot den hoor
der te brengen en dus allen weergalm te
ANNO 1853
Hoofdkantoor: Oost-Admiralifeltskade 47 Rotterdam
Opslagplaatsen, Zagerij en Schaverij:
NassauhavenBoeren ga
nj
Over bovenstaand onderwerp sprak ln de
groote collegezaal van het gebouw voor Weg-
i5 en Waterbouwkunde der T. H. te Delft de
loiheer J. J. Talsma, burgemeester van Ka
li] merik en Zegveld, waaraan we het volgende
ontleenen:
Meer dan ooit is er thans aanleiding de
cultureelc beteekenis van landschaps-kunst
ien -architectuur naar voren te brengen, daar
de gevaren, die het landschap bedreigen,
hand over hand toenemen en reeds veel be-
dorven is. Gelukkig, dat er weer belangstel
ling voor natuur en landschap begint te ont
waken, getuige de belangstelling, welke boe
ken als van Polak, de Stoppelaar e.a. mogen
9jj ondervinden. Dit geldt ook voor het polder
land, voor welke schoonheid de oogen open
gaan. De eerste wetenschappelijke analyse
geeft de heer Hudig in het rapport over liet
toekomstige landschap der Zuiderzee.
Het Nederlandsche landschap is overwc-
gend werk van menschelijke cultuur in de
eerste eeuwen onzer jaartelling en de vroege
middeleeuwen uit oerwoud en moerasbosch
opgebouwd, op zee en stroom veroverd. Nog
draagt het landschap in hunebed en tumu
lus, in terp en hunneschans, de sporen der
oude vestingen. Op de plaatsen der Romein-
sche nederzettingen, op strategische punten,
Om kasteelen, kerken en kloosters, bovenal
op plaatsen, gunstig gelegen voor den han
del, zijn dorpen en steden ontstaan. Ontwou
«ding en bedijking maakten meer en meer hei
land bewoonbaar. De terreinindeeling draagt
hier en daar nog de nawerking van Romein-
schen invloed in de rechte wegen en recht
hoekige verkaveling. Geheel anders de vor
ming van esch- en brinkdorpen op het dilu
vium. alsook de grondindeeling in de noor
delijke gewesten.
Reeds in de middeleeuwen ving, vooral on
der invloed der kloosters, dc ontginning ven
hooge en lage venen aan, hier en daar had
duinafgraving plaats, terwijl het begin der
droogmakerij- van- den der Wn
eeuw dateert.
Het verdient opmerking, dat, al kan niet
worden aangenomen, dat bij de bewoonbaar-
making van Nederland aesthetische motie
ven hebben voorgezeten, toch een harmo
nisch geheel ontstond door de nauwe aan
sluiting tusschen mensch en natuur, door de
in het landschap passende vormen van dorp
en stad. Zoo werden door natuur en mensch
de grondslagen gelegd, waarop het cultuur
landschap vkn de 17e en 18e eeuw zou wor
den opgebouwd.
In onze gouden eeuw werd niet alleen de
vorming van het Nederlandsche landschap
door het tot stand komen van groote droog
makerijen voortgezet, maar nieuw ontwaakt
natuurgevoel, vrucht van de Renaissance,
deed ook hier liefde voor het landleven ont-
luiken en gaf aanleiding tot het ontstaan
onzer onvolprezen buitens langs stroom en
duin, straks ook langs de zoomen der heu
vellandschappen en in het Gooi. De toene
mende welvaart werkte daartoe mede. In en
na den Franschen tijd is weer veel van al
dat schoon6 verdwenen, terwijl de drang
naar het land, in verband met de totaal ver
anderde verkeerstoestanden in onze dagen
de dood dreigt te worden voor ons land
schap.
Reeds is veel vernietigd. Van de vele bui
tens op Walcheren zijn nog slechts enkelen
over. Stinsen, borgen en havezathen zijn
schier alle verdwenen. Kennemerland ver
loor zijn meeste prachtige buitens, ja de
heele duinzoom werd aan utiliteits-cultures
opgeofferd, Bloemendaal, Heemstede en
Wassenaar bleven nog het langst zich hand
haven om in onze dagen ten prooi te wor
den van de bouwwoede. Wanneer geen
maatregelen worden genomen, zal, eer we
een kwart eeuw verder zijn, de streek tus
schen Utrecht en Arnhem, van haar luister
zijn beroofd.
Wat de oorzaken betreft van deze veran
dering. deyo rijn rijk. De ?WVe
ming en groote bewegelijkheid der bevol
king staat hier op den voorgrond. Een ratio
neels stedebouwkundige regeling had pro
blemen, ontstaan uit de toegenomen behoef
te aan woonruimten echter kunnen oplos
sen, terwijl in dezen crisistijd de z.g. behoef
te a-an cultuurgrond zeer voor betwisting
vatbaar Is. Alleen zijn er meer gegadigden
voor grond dan geholpen kunnen worden.
Het is echter de vraag, of het landbouwbe
drijf in de e.v. tijden loonend zal zijn. Er ls
dan ook geen enkele aanleiding voor dc cri-
tiek van Prof. Pulle op het reserveeren
van terreinen voor recreatie- en andere doel
einden en diens meening als zou hierdoor
onverantwoordelijk veel grond aan de cul
tuur worden onttrokken. Diens rede leidt
ook in dat opzicht aan schromelijke over
drijving.
De gevaren welke het landschap bedreigen
zijn in hoofdzaak van drieërlei aard:
1. de techniek, inzonderheid van het ver
keer; aanleg van spoor- en tramwegen en
kanalen, en vooral het moderne verkeer, dat
zijn intrede heeft gedaan met de triomf van
den motor. Dit gaf het sein tot de planlooze
bebouwing, het ontstaan van vestingen op de
meest ongewenschte punten, lintbebouwing
enz. Een en onder vordert aanleg en verbe
tering van wegen. Daarbij is het te betreu
ren, dat zij, die daarvoor verantwoordelijk
zijn, maar al te veel een ontstellende gering
schatting voor het aanwezige natuurschoon
aan den dag leggen.
Ook moet worden gewezen op de algemee-
ne mechaniseering van het leven, de vesti
ging van industrieën in landelijke omge
ving, de z.g. „Verdrahtung" van het land
schap, het verdwijnen van molens en zeil
schepen.
2. de exploitatie van den bodem en veran
deringen in de cultures.
Mijnbouw brengt mede industrialisatie van
ae streek, en is zeer nadeelig voor de aanw^
zige bosschen, gelijk voorbeelden aan de
Ruhr en in Limburg bewijzen. Is het onder
de huidige verhoudingen wel goed en ver
standig de mijn-exploitatid in den Achter
hoek door te zetten? Welke zullen de gevol
gen zijn voor dit mooie, parkachtige land
schap? Verder valt te wij-ren op wateront
trekking aan den bodem voor waterleiding,
.ontwatering, welke den bestaanden planten
groei fWt v»Hnren jnno, droog-makerij
voldoende sterkte. Men zocht voor de be
rekening der acoustiek naar een enkele for
mule, die op alle omstandigheden paste, en
ging daarbij van hot onjuiste standpunt uit
dat men die omstandigheden zou kunnen
uitschakelen: hoe minder voorwaarden, hoe
eenvoudiger de formule
Jawel, maar de omstandigheden, dlie in
vloed oefenen op de sterkte van een geluid
op verschillende afstanden van de geluid
bron, laten zich nu eenmaal niet uitschake
len. Ze zijn, zooals we boven reeds zagen,
van zoo onderscheiden aard, dat zij wel
degelijk elk op zichzelf in rekening moeten
worden gebracht.
(Wordt vervolgd).
(eventueel aanplemping met stadsvuil), ont
ginning, terpafgraving, afgra- mg van heu
vels voor industrieele doeleinden (St. Pie
tersberg, Grebbee Lochem), afzanding van
duinen. Ook de wijziging van landbouwcul-
tures kan grooten invloed hebben op tfe ge
daante van het landschap, terwijl het ver
dwijnen der houtwallen, het toenemen der
kippen- en eendenteelt, speciaal op de Ve-
luwe, niet strekt tot verhooging van het
landschapsschoon.
De beplantingen om de boerderijen ver
dwijnen meer en meer. In nieuw gewonnen
polders wordt aan het landschap weinig of
geen aandacht besteed (Haskerveenpolder).
Geen boomen, terwijl de heele bebouwing er
rammelt. Prov. schoonheidscommissies e.d.
behooren hieraan aandacht te schenken.
3. Sociologische factoren. De bevolking
moet weer gevoel krijgen voor de mooie na
tuur. De wansmaak, zich openbarende in af
schuwelijke bouwsels op het land, waarbij
niet zelden slechte voorbeelden uit de stad
worden nageaapt, moeit worden tegengegaan.
Gewijzigde politieke, sociale en bezitsv.r-
houdingen zijn voor een groot deel oorzaak
van het verdwijnen van landgoederen en
buitenplaatsen. En de drae nische fiscale
wetgeving, vaak op kleinzielige bureaucrat!
sche wijze toegepast, heeft in meer dan één
geval de deur dicht gedaan.
Het groot grondbezit heeft tot op onze da
gen nog vele mooie complexen in stand we
ten te houden (omgeving Rheden, duin
zoom). De nieuwê pactitwetgeving, komt ze
tot stand, toont weinig eerbied voor den ge-
vestigden bona-fide grondeigendom. Daaren
tegen is er vaak een ongemotiveerde zorg
voor den speculant, die wellicht onder
valsche voorspiegelingen oude buitens in
handen heeft weten te krijgen, ten einde de
ze af te slachten. Op het gevestigde grond
bezit wordt een geweldig servituut gelegd,
waardoor een groot deel van de waarde van
het goed wordt ontnomen, terwijl men ach
en wee schreeuwt wanneer de speculant de
winstmogelijkheid niet tot de laatste conse
quenties mag uitbuiten. (Wagnsborn.)
Verkoop van domeingronden, verdeeling
der marken, had mede veel verlies van na
tuurschoon tengevolge. Als tegenhanger kan
worden gewezen op de Velper-, Rheder- en
Worths-Rhedermark en de helden en bos
schen van Stad en Lande van Gooiland, die
voor de gemeenschap in stand zullen blij
ven.
Krachtige actie voor bescherming van het
landschapsschoon, zoowel in de nog aanwe
zige natuurlijke factoren (heiden, stuifzan
den, duinen, merkwraardige geologische for
maties, flora en fauna), als in de cultaur-
elementen (onze mooie oude buitens, lanen
en waterpartijen, aangelegde bosschen, ven
nen en plassen) behoort de bevolking te
doordringen. Natuurmonumenten en Staats-
trachtte te voorkomen of althans tot een. eboschbeheer doen reeds prachtig werk. Ver
wezen kan worden naar het Jaarboek van
Natuurmonumenten en het boek van den
heer Brouwer.
Naast het reservaat ln de gemeente Rhe
den en het Gooi kan o.a. worden gewezen
op aankoop van Heiloër-bosch, goederen bij
Nijmegen, een complex in Drenthe, als het
belangrijkste wat er in den laatsten tijd is
gebeurd. Onze drie groote steden trachten
nieuw natuurschoon te scheppen door den
aanleg van grootere bosschen en parken.
Ook eischt dankbare erkenning hetgeen van
particuliere zijde geschiedde (Zorgvliet, Du-
no, Rheden, Voorne's duin, heideeomplexen
in Twenthe).
Belangrijke gebieden, die nog aandacht
vragen, zijn o.a. da buitens van Heemstede,
Wassenaar en 's Graveland, de omgeving
van de Vuursche, de Utrechtsche heuvelen,
de zuidelijke Veluwzoom, onze onvolprezen
Inlichtingen betreffende
HinderweU-
aangelegenheden
Bureau van Ingen
Vlietstraat, 8b, - Rotterdam
Tele joon 11748
ADVERTEERT
IN DIT BLAD
TRIPLEX! J
HANDEL IN BOUWMATERIALEN
Drijfstee --Betonblokjes voor B (oavirkia
Kantoor. Magazijneu en Industrie:
AELBRECHTSKADr 1 Telei. 30933 ROTTERDAM
WILLEBRORDUSSTRAAT 166, Rotterdam, Tel. 40672-40982
TERRAZZO- MOZAIK- KUNSTSTEEN- EN BETONWERKEN
PAGNOLITHOVLOEREN voor Scholen. Ziekenhuizen. Fa
brieken, enz. EBtricb- en kurkeetrlchondervloeren voor
rubber, linoleum, enz. op hout of beton. Vraagt monsters
en prijzen.
WADDINXVEEN TELEFOON No. 6
OPSLAGPLAATS ROTTERDAM
aan den Zwaanshals No. 203-205 Telefoon No. 40801
METSELWERKEN
aan het RUBENSPLEIN, het mooiste
gedeelte van Schiedam,
Vrije Beneden- en Bovenhuizen
Benedenhuizen bevattende: 5 Kamers, Keuken, Bad
kamer met vast bad en vaste waschtafel, enz.
f 55.per maand.
Bovenhuizen bevattende6 Kamers. Keuken, Badkamer
met vast bad en vaste waschtafel, Zolder, enz.
f 45.— per maand.
Zoowel de Beneden- als de Bovenhuizen kunnen desgewenscht
voorzien worden van warm waier op gootsleen, bad. enz.
Te bereiken met autobus-dienst van de R.E.T. (eindpunt lijn 4
en 8) of met Viaaidingsche autobus tot aan Rembrandtlaan.
Nog enkele Panden voor Geldbelegging te koop.
Te bevragen op het werk of Telefoon 69701, nè 6 uur 50668.
vorming geeft Ook op de plassen dient te
worden gelet o.a. teneinde afschuwelijke be
bouwing langs de boorden en op de eiland
jes te voorkomen. In Noord-Brabant en T.im
burg liggen eveneens nog tal van objecten,
die zorg vragen, eigenlijk het geheel Z.-Lim-
burgsche heuvellandschap.
Ten slotte dient de wetgeving zich te rich
ten tegen wilde bebouwing en lintbebou
wing; behoort met het ontwerpen van ge
westelijke plannen te worden doorgegaan,
ook in streken, waar nog geen noodtoescand
is; verdient de tuinstadbeweging evenzeer
aandacht moet hoe eer hoe beter een wet
tot bescherming van Natuurmonumenten tot
stand worden gebracht.
In het bijzonder dienen de Provincies zich
te interesseeren voor de instandhouding van
het landelijk schoon, ook door daadwerkelij
ken aankoop of steun bij aankoop van ter
reinen. Behoud van landschapsschoon is
bij' uitnemendheid een gewestelijk belang.
Het Nederlandsche landschap is rijk in
vormen. De eeuwen hebben hun stempel op
onze landschappen gedrukt Het is een natio
nale en sociale taak bij uitnemendheid om
dit kostbaar bezit in onzon tijd, nu de vloek
van het moderne leven den mensch steeds
vloelende uit de overheidszorg, ter vermeen*
dering van het landsohape6choon kan ver
haald worden»
duinen, de Over-Veluwe, waar de aankoop I meer naar buiten drijft, te beschermen en
vato de Dellen reeds een begin van reservaat I voor het nageslacht te bewaren.
Over de wettelijke bepalingen in ons land
tot behoud en vermeerdering vqn het land-
schapseohoon, sprak mr. H. van Boeyen,
lid van het College van Gedeputeerde Sta
ten van Zuid-Holland voor de afd. Bouwkun
de der T. H. te Delft.
In het Nederlandsoh administratief recht
zocht men tevergeefs naar een wet, waarvan
de doelstelling krachtens de considerans
dier wet is of mede is: behoud of vermeerde
ring van het Landschapsschoon.
Heeft nu de gemeentelijke overheid, heeft
ook de provinciale overheid de bevoegdheid
maatregelen te heffen tot afwering van da
gevaren, die het. landschapsschoon kunnen
hinderen en schaden?
Het antwoord op deze vraag kan èn op
irrond van de wet èn op grond van de prak
tijk beslist bevestigend luiden.
Disharmonie voorkomen is een schoone
taak en van groot belang. Daarnaast staat
de roeping om te voorkomen, dat de schoon
heid van het landschap aan 't oog onttrok
ken wordt.
Zoo kan b.v. het euvel van de
lintbebouwing
alleen bestreden wwden door middel van
de vaststelling van een uitbreidingsplan.
En het zal zaak zijn, de totstandkoming
daarvan krachtig te propagceren.
De heer Van Boe yen geeft dan ook
voor het bewaren van het landschapsschoon
de voorkeur aan de rechtsmiddelen die de
Woningwet biedt, inzonderheid aan dat van
het uitbreidingsplan.
Langdurig stond spr. stil bij de vraag of 't
onredelijk i« fr>"-or, Hf»
teert door de waardestijging in verband met
het scheppen en herscheppen van natuur
schoon mede te laten betalen in de kosten,
die ter zake moeten worden gemaakt.
Spr. kwam tot de volgende conclusies:
De wettelijke maatregelen tot behoud en
vermeerdering van het landschapsschoon
zijn nog te gering in aantal. Het ontbreekt
gemeentelijke en Provinciale besturen intus-
schen niet aan alle bevoegdheid om op dit
terrein werkzaam te zijn. Dc Centrale over
heid hielp door het in het leven roepen van
de Bosch wet 1922 en de nieuwe Schoonheids
wet 1928 daadwerkelijk om het landschaps
schoon te behouden en te vermeerderen. De
voornaamste mogelijkheid om actief te zijn,
ligt voorloopig in het vaststellen van uit
breidingsplannen en het ontwerpen van
streekplannen. Intusschen is de totstandko
ming van een Natuurbeschermingswet zeer
noodig en zal verband moeten worden ge
legd tusschen het werkzaam zijn krachtens
de Woningwet en krachtens de Natuurbe
schermingswet
Voorehands is een zoo volledig mogelijke
inventarisatie van do te behouden objecten
noodig.
Ook op grond van economische overwegin
gen dient althans voor de dichtbevolkte pro
vincies en de groote bevolkingscentra vast
gesteld te worden, welk schoon volstrekt
gespaard of geschapen dient te worden.
Het is gewenscht dat dc lasten die uit
werkzaam zijn op dit gebied voortvloeien,
door rijk en gemeenten tezamen gedragen
worden.
Er dienen deugdelijke wettelijke middelen
in het leven te worden geroepen op grond
**«rr*n d**el Her waardestijging, voort
De Haagsche woningmarkt
In Januari is de bruto woningvoorraad
toegenomen met 218, t.w. vereenigingswonin-
gen 36, particuliere woningen 158, verbouw
en veranderd gebruik 24. Door verbouw is
het aantal met 17 en door onbewoonbaarvvr
klaring met 3, totaal 207, vermeerderd. Do
netto vermeerdering is dus 198 geweest,
waardoor de woningvoorraad op 1 Maart be
droeg 114,526 voor 444.185 inwoners.
1 Maart waren in aanbouw 4030 woningen
tw. 228 ingem. bouw, 264 in vereeniginfn»-
en 3538 in particulieren bouw.
Onder dezen titel hebben we onlangs een
en ander medegedeeld uit hert jaarverslag
van de Coöp. Woningbouwvereeniging
Samenwerking te Amsterdam.
Deze vraag, gesteld door het Vad., heeft
ook de aandacht gertrokken van het Amster-
damsche Gemeenteraadslid A. R r ui n s m a.
Deze richtte zich tot B. en W. mot de vol
gende vragen:
Is het B. en W. bekend, dat het verslag
der Coóp. Woningbouwvereeniging Sumen-
werking over het boekjaar 1929/1930 de merte
deeling bevat, dal de ledcnra .d dezer vei-
eenigiug heeft besloten, omdat de batige
saldi der exploitatie aan het Riik en de
Gemeente moeten worden afgedragen, dc
exploitatie jaarlijks te belasten, voor zoover
het resultaat zulkj toelaat, met beheerskos
ten tot een totaal bedrag yan f 11.500?
Is de verder in dit verslag voorkomende
mededeeling juist, dat de uit het bovenge
noemde bedrag te kwijten betalinte-n, tw.
voor de bestuursleden tezem n f 500n. voor
de gezamenlijke commissariss. n f 1250. voor
leden van den ledenraad f 250 voor een
fonds voor uitkeeringen van "t personeel,
wanneer dit door ouderdom of gebreken niet
meer lu st:ot zal zijn door werken in tijn
onderhoud te voorzien, f 5000 per jruir. tege
lijk met de eind-afrekening aan B. en W.
ter goedkeuring zijn voorgelegd?
Zijn B. en W. niet van meening, dat het
ontoelaatbaar moet worden geacht en 5tri)
dig met de beginselen van het instituut dei-
op de Woningwet slounonde voorschotten en
bijdragen der overheid voor v oningliouw
dat de baten der exploitatie, in plaats van
doze aan de openbare kassen af te dragen,
ten eigen bate. althans voor de salarieering
der bestuursleden worden aangewend?
Indien de bovengestelde vragen bevesti
gend worden beantwoord, kunnen R en t\
dan mededeelen, welke stappen in «lezen
door hen riin