G. C. VAN BEKKUM ZONEN lIECTfR'S WONINGBUREAU Het geluid vraagstuk in den kerkbouw J Houth. v/h N.V. J. VAN SCHIJNDEL C Co. I-Iet Nederlandsche landschap voorheen, thans en in de toekomst Handel Maatschappij X V. „HEI BOUWBEDRIJF" N.V. d'Agnolo Co, N.V. HOUTHANDEL 7„ Firma J. G. ALBLAS ROTTERDAM - TEL. 36663 SPECIAAL INGERICHT OP SNELDOUW VAN GROOTE COMPLEXEN "Vermeerdering van het landschapsschoon Is dat wel in orde? BOÜWBLAD No. 100 (Verschijnt eiken MaandagJ MAANDAG 27 APRIL 1931 Steeds uit voorraad leverbaar! P E" *-*» <0 u am f Dr. A. Kuyper wees reeds op een goede acoustiek Zij, dae de openbare godsdienstoefeningen bezoeken, aldus de heer E. J. Rothuizen in een radio-rede, afgedruk in het Centraal blad der Bouwbedrijven, zullen zeker reeds meermalen de ervaring hebben opgedaan, dat het luisteren naar een preek in het eene kerkgebouw veel gemakkelijker viel dan in het andere, vooral wanneer de voorganger niet over een voldoend helder of krachtig stemgeluid beschikte. Men geeft dan allicht aan dit laatste de schuld, en vergeet, dat ook vorm en inrichting van het gebouw een zeer belangrijke factor uitmaken voor het goed kunnen verstaan van den spreker. In Protestantsche kerkgebouwen is dit laatste een absoluut vereischte, omdat hier het hoofdbestanddeel van den dienst niet bestaat in liturgie, orgelmuziek of koorzang, doch in de prediking des Woords vanaf den kansel, zoodat deze wat de inrichting van het gebouw aangaat het centrum vormt ,van dén Protestantschen eeredienst. Het spreekt daarom wel vanzelf want clit vloeit rechtstreeks uit het gestelde voort dat dan ook de bouw van het bedehuis zoodanig moet zijn, dat het aan dien eisch kan beantwoorden, d.w.z. dat men op elke zitplaats het van den kansel gesproken woord duidelijk moet kunnen hooren. We roeren hier een zeer netelig vraag stuk aan, n.l. dat der ac o us t i e k, toegepast op gebouwen en lokalen, bestemd tot het houden van redevoeringen of tot het uit roeren van muziek en zang. Het mag gerusi worden uitgesproken, dat vele architecten, die kerken ontwierpen, zich aan dit vraag stuk te weinig lieten gelegen liggen, of wel zich in het geheel geen rekenschap gaven van de eischen, welke een "goede acoustiek aan zulk een gebouw stelt, of ook alleen met de verhoudingen van bestaande gebou wen rekening hielden. Reeds in het begin dezer eeuw heeft de 6H bekende theoloog-staatsman Dr A. Kuyper in zijn Heraut-artikelen over „Onze Eere dienst" gewezen op de noodzakelijkheid van een goede acoustiek, en dat niet alleen met het oog op de hoorders, doch evenzeer in het belang van hen, die spreken. „Hooren en spreken hangen saam", zoo lezen we op blz. 114 van het boekwerk, waarin deze artike len zijn verzameld en voltooid. ..Een kerk die slecht hoort, spreekt ook slecht, en het is ongelooflijk, wat kwaad in menige ge meente gesticht is, alleen door het feit, dat de acoustiek in het kerkgebouw niet in orde was. Een slecht sprekend gebouw vermoeit en spant derwijs in bij 'het spreken, dat men er geheel noodeloos de beste levens- kracht van den spreker door verslijt, zijn ijl spreekorganen bederft en hem een volgenden ui dag voor ander werk ongeschikt maakt. Bovendien leidt zulk moeilijk spreken af, 11; het. verstoort de gedachten, en belet den stroom van het vrije woord ongehinderd te vloeien... De klank gaat over hen (de hoorders) heen, pakt hen niet en kan ze I1| niet tot luisteren dwingen. Gevolg hiervan is, dat er o, zoo groot deel van het* effect j der prediking teloorgaat, en dat de kerk- meestere (hiervoor kan men ook lezen: de r si architect) door de slechte inrichting van het gebouw oorzaak worden (wordt) van een geestelijke schade, die niet ernstig ge- hoeg kan berekend worden", ■j] Dr. Kuyper schroomde dan ook niet, 7j omdat hij een goede acoustiek beschouwde als bijna het hoofdvereischte, waaraan het 9tj kerkgebouw voor den dienst moet voldoen, categorisch te verklaren, uat een gebouw, dat ten deze mislukt is, zoo lang onder han- jjj den moet worden genomen, tot het in orde I derzoeken, alvorens het te aanvaarden, gi komt. of, als dat niet kan, desnoods afge eveneens eep niet te verontschuldigen daai broken en overgebouwd moet worden. „Im mers, een kerkgebouw duurt eeuwen, en het is ongeoorloofd zoo zei D r. Kuyper geslacht na geslacht èn de Dienaren des Woords èn de gemeente steeds aan de ver keerde inrichting van een kerkgebouw op te offeren". Dr. K. adviseerde daarom, ook bij kleine gebouwen steeds over de acous tiek een deskundige te raadplegen. Het moet dan ook wel verwondering ba ren, dat tot nu toe door zoo weinig arch- tecten aan deze hulpwetenschap aandacht is geschonken. Reeds in de klassieke ouo- held toch hebben de Grieken en Romeinen zich met het vraagstuk der acoustiek bezag gehouden. Wat zij echter daaromtrent leei den, is later in de Westersche landen deels veronachtzaamd, deels verkeerd uitgelegd, en deels ook verloren gegaan. Toen daarna bij het bouwen van kerken en gehoorzalen het vraagstuk weer opkwam, heeft zich een soort „lijnen- en vlakken"-acoustiek ont wikkeld, waarvan de practische bruikbaar heid niemand kon bevredigen. Eerst Lang- hans gaf in 1810 een reeks belangrijke vin gerwijzingen in zake de acoustiek, en sinds het begin der 20ste eeuw is de kennis van dit vak door den Amerikaan W a 1 a c e Clement Sabine ongemeen verhelderd Hoe langzaam die kennis zich echter ver breidt, daarvan levert de omstandigheid, dat er heden ten dage nog tal van architec ten zijn, die niets weten van hetgeen om trent de verkregen resultaten ten deze werd gepubliceerd, ja, de acoustiek zelfs geen plaats in de wetenschap der bouwkunst wil len inruimen, het doorslaand bewijs. Wie zich evenwel aan de bestudeering der acoustiek wil zetten, moet beginnen met sommige onjuiste verwachtingen en voor- oordeelen prijs te geven. Het is niet moge lijk, een vaste formule op te stellen, drie in elk voorkomend geval onvoorwaardelijk een goede acoustiek waarborgt De acous is een grillig ding. Het is zelfs gebeurd, dat men een gebouw, hetwelk op een uit stekende acoustiek mocht bogen, elders precies volgens hetzelfde ontwerp nabouw de, en dat toch in het tweede gebouw de acoustiek gebrekkig was. Het is daarom ook niet mogelijk, een bepaalden platte grondvorm als den eenig juisten aan te be velen. Wel biedt de rechthoek-vorm velo voordeelen, maar ten slotte is» bij eiken plattegrondvorm een goede acoustiek te ver krijgen. Het is echter onjuist te meenen, dat ieder in architectonisch opzicht effect vol kerkruim ook een goede acoustiek moet opleveren. Al wordt deze meening door velen gehuldigd, de acoustiek stoort zich daar mf eenmaal niet aan. Maar evenmin mag deze aan het toeval worden overgela ten. En ten slotte ga men ook niet van het standpunt uit, dat de architectuur voor alle eischen eener goede acoustiek moet wijken. Een kerkgebouw, dat architecto nisch geen ander aspect oplevert dan een schuur of een paardenstal, verdient even min den naam van kerk, als dat, welks architectuur wel tot in de puntjes verzorgd is en ieders bewondering afdwingt, maar waarin men van de prediking weinig of niets kan verstaan, omdat de acoustiek zelfs niet aan de geringste eischen voldoet. De conclusie ligt dus voor de hand, dat een architect, die met de vingerwijzingen, welke de leer Ier acoustiek geeft, absoluut geen rekening houdt, onverantwoordelijk handelt ,en dat geen keiikeraad, kerkvoogdij of kerkelijke commissie, die een aangebo den ontwerp niet ook op dit punt laat on verricht, omdat deze strijdig is met de ver I vermijden. Een enkele maal gelukte dit,' antwoorde-'ijkheid, welke zij jegens de ge I maar dan was het geluid droog en klank- mcente, van nu en van de toekomst, dragen loos; meestal echter werd het ook van on- 7uik een daad noemen wij, met Di. K u y p e r, kort en goed ongeoorloofd. Ik wii daarom op de vingerwijzingen ter verkrijging van een goede acoustiek iets nader ir.gaan. In elke gesloten ruimte, waarin een spre ker oreert of wel zang en muziek ten ge- hoore wordt gebracht, bereikt een deel van het daardoor verwekte geluid rechtstreeks het oor van den hoorder, terwijl een ander deel door de omringende wanden word! weerkaatst en eerst daarna door het oor wordt opgevangen. Ten gevolge van den langeren weg, dien dit laatste deel moest afleggen, is dit in den regel zwakker dan het directe geluid; maar ook bereikt het den hoorder altijd iets later, zoodat het directe geluid daardoor ietwat wordt verlengd. Die verlenging noemen wij weergalm. weergalm zal altijd het directe geluid ver sterken, mits hij niet te lang duurt, want dan gebeurt er tweeërlei: le wordt !het ge luid zwakker, naarmate de weg, dien het moet afleggen, langer was, en 2e, ontstaat het gevaar, dat het met het opvolgend di recte geluid samenvalt en dit onduidelijk wordt. In zeer groote gebouwen, o.a. in vele Gothische kerken, met haar hooge wel ven, hoort men dien weergalm soms geheel gescheiden van en lang na het directe ge luid, en dan sproken we van nagalm echo, iets wat zeer hinderlijk is, omdat de spreker soms al één of twee lettergrepen verder is, als de nagalm van het vooraf gegane woord pas bij den hoorder aankomt, en de woorden znch dus met elkaar vennen- gen. De weerkaatste geluiden mogen daar om in kerken en gehoorzalen niet meer dan seconde na het directe geluid den hoor der bereiken. Eindelijk is er nog een soort van weer galm, die ongemeen tot een goede acoustiek kan bijdragen, namelijk het meeklinkeu van sommige materialen, die in het gebouw zijn verwerkt, met name van houten schot- werk of betimmering, marmerbekleeding, I U wilt wonen te Voorburg? lij Wendt U tot g Laan van Rustenburg 2, Voorburg U Telef. 778168 ij Het geeft belanghebbenden inlich- §H tingen omtrent alle te Voorburg g§ beschikbare huizen, g Bemiddeling kosteloos. gedreven metaal van koorhekken en licht kronen. ;Dit resonneeren werkt met den weergaikn der eerste weerkaatsingen mee om het geluid te versterken. Daar staat te genover, dat er veelal ook stoffen in een ge bouw aanwezig zijn, die het geluid dempen of wel absorbeeren zooals tapijten, kokos matten, met trijp of andere stof bekleede stoelen en banken, gordijnen enz. Ten slotte absorbeeren de hoorders zelf door hun klee ding (dames, zooals begrijpelijk is, door gaans meer dan heeren) een deel van het geluid. We spreken er natuurlijk niet van, dat hun gehoor ten slotte al het overblijven de geluid absorbeert, want het is er juist om te doen, dat in een voldoende portie hun ooren te doen bereiken. Er is een tijd geweest, dat men den boven genoemden weergalm en het resonneeren minimum terug te brengen, omdat men van meening was, dat een der voorname doel einden van de acoustiek juist moest zijn, het geluid zonder meer zuiver tot den hoor der te brengen en dus allen weergalm te ANNO 1853 Hoofdkantoor: Oost-Admiralifeltskade 47 Rotterdam Opslagplaatsen, Zagerij en Schaverij: NassauhavenBoeren ga nj Over bovenstaand onderwerp sprak ln de groote collegezaal van het gebouw voor Weg- i5 en Waterbouwkunde der T. H. te Delft de loiheer J. J. Talsma, burgemeester van Ka li] merik en Zegveld, waaraan we het volgende ontleenen: Meer dan ooit is er thans aanleiding de cultureelc beteekenis van landschaps-kunst ien -architectuur naar voren te brengen, daar de gevaren, die het landschap bedreigen, hand over hand toenemen en reeds veel be- dorven is. Gelukkig, dat er weer belangstel ling voor natuur en landschap begint te ont waken, getuige de belangstelling, welke boe ken als van Polak, de Stoppelaar e.a. mogen 9jj ondervinden. Dit geldt ook voor het polder land, voor welke schoonheid de oogen open gaan. De eerste wetenschappelijke analyse geeft de heer Hudig in het rapport over liet toekomstige landschap der Zuiderzee. Het Nederlandsche landschap is overwc- gend werk van menschelijke cultuur in de eerste eeuwen onzer jaartelling en de vroege middeleeuwen uit oerwoud en moerasbosch opgebouwd, op zee en stroom veroverd. Nog draagt het landschap in hunebed en tumu lus, in terp en hunneschans, de sporen der oude vestingen. Op de plaatsen der Romein- sche nederzettingen, op strategische punten, Om kasteelen, kerken en kloosters, bovenal op plaatsen, gunstig gelegen voor den han del, zijn dorpen en steden ontstaan. Ontwou «ding en bedijking maakten meer en meer hei land bewoonbaar. De terreinindeeling draagt hier en daar nog de nawerking van Romein- schen invloed in de rechte wegen en recht hoekige verkaveling. Geheel anders de vor ming van esch- en brinkdorpen op het dilu vium. alsook de grondindeeling in de noor delijke gewesten. Reeds in de middeleeuwen ving, vooral on der invloed der kloosters, dc ontginning ven hooge en lage venen aan, hier en daar had duinafgraving plaats, terwijl het begin der droogmakerij- van- den der Wn eeuw dateert. Het verdient opmerking, dat, al kan niet worden aangenomen, dat bij de bewoonbaar- making van Nederland aesthetische motie ven hebben voorgezeten, toch een harmo nisch geheel ontstond door de nauwe aan sluiting tusschen mensch en natuur, door de in het landschap passende vormen van dorp en stad. Zoo werden door natuur en mensch de grondslagen gelegd, waarop het cultuur landschap vkn de 17e en 18e eeuw zou wor den opgebouwd. In onze gouden eeuw werd niet alleen de vorming van het Nederlandsche landschap door het tot stand komen van groote droog makerijen voortgezet, maar nieuw ontwaakt natuurgevoel, vrucht van de Renaissance, deed ook hier liefde voor het landleven ont- luiken en gaf aanleiding tot het ontstaan onzer onvolprezen buitens langs stroom en duin, straks ook langs de zoomen der heu vellandschappen en in het Gooi. De toene mende welvaart werkte daartoe mede. In en na den Franschen tijd is weer veel van al dat schoon6 verdwenen, terwijl de drang naar het land, in verband met de totaal ver anderde verkeerstoestanden in onze dagen de dood dreigt te worden voor ons land schap. Reeds is veel vernietigd. Van de vele bui tens op Walcheren zijn nog slechts enkelen over. Stinsen, borgen en havezathen zijn schier alle verdwenen. Kennemerland ver loor zijn meeste prachtige buitens, ja de heele duinzoom werd aan utiliteits-cultures opgeofferd, Bloemendaal, Heemstede en Wassenaar bleven nog het langst zich hand haven om in onze dagen ten prooi te wor den van de bouwwoede. Wanneer geen maatregelen worden genomen, zal, eer we een kwart eeuw verder zijn, de streek tus schen Utrecht en Arnhem, van haar luister zijn beroofd. Wat de oorzaken betreft van deze veran dering. deyo rijn rijk. De ?WVe ming en groote bewegelijkheid der bevol king staat hier op den voorgrond. Een ratio neels stedebouwkundige regeling had pro blemen, ontstaan uit de toegenomen behoef te aan woonruimten echter kunnen oplos sen, terwijl in dezen crisistijd de z.g. behoef te a-an cultuurgrond zeer voor betwisting vatbaar Is. Alleen zijn er meer gegadigden voor grond dan geholpen kunnen worden. Het is echter de vraag, of het landbouwbe drijf in de e.v. tijden loonend zal zijn. Er ls dan ook geen enkele aanleiding voor dc cri- tiek van Prof. Pulle op het reserveeren van terreinen voor recreatie- en andere doel einden en diens meening als zou hierdoor onverantwoordelijk veel grond aan de cul tuur worden onttrokken. Diens rede leidt ook in dat opzicht aan schromelijke over drijving. De gevaren welke het landschap bedreigen zijn in hoofdzaak van drieërlei aard: 1. de techniek, inzonderheid van het ver keer; aanleg van spoor- en tramwegen en kanalen, en vooral het moderne verkeer, dat zijn intrede heeft gedaan met de triomf van den motor. Dit gaf het sein tot de planlooze bebouwing, het ontstaan van vestingen op de meest ongewenschte punten, lintbebouwing enz. Een en onder vordert aanleg en verbe tering van wegen. Daarbij is het te betreu ren, dat zij, die daarvoor verantwoordelijk zijn, maar al te veel een ontstellende gering schatting voor het aanwezige natuurschoon aan den dag leggen. Ook moet worden gewezen op de algemee- ne mechaniseering van het leven, de vesti ging van industrieën in landelijke omge ving, de z.g. „Verdrahtung" van het land schap, het verdwijnen van molens en zeil schepen. 2. de exploitatie van den bodem en veran deringen in de cultures. Mijnbouw brengt mede industrialisatie van ae streek, en is zeer nadeelig voor de aanw^ zige bosschen, gelijk voorbeelden aan de Ruhr en in Limburg bewijzen. Is het onder de huidige verhoudingen wel goed en ver standig de mijn-exploitatid in den Achter hoek door te zetten? Welke zullen de gevol gen zijn voor dit mooie, parkachtige land schap? Verder valt te wij-ren op wateront trekking aan den bodem voor waterleiding, .ontwatering, welke den bestaanden planten groei fWt v»Hnren jnno, droog-makerij voldoende sterkte. Men zocht voor de be rekening der acoustiek naar een enkele for mule, die op alle omstandigheden paste, en ging daarbij van hot onjuiste standpunt uit dat men die omstandigheden zou kunnen uitschakelen: hoe minder voorwaarden, hoe eenvoudiger de formule Jawel, maar de omstandigheden, dlie in vloed oefenen op de sterkte van een geluid op verschillende afstanden van de geluid bron, laten zich nu eenmaal niet uitschake len. Ze zijn, zooals we boven reeds zagen, van zoo onderscheiden aard, dat zij wel degelijk elk op zichzelf in rekening moeten worden gebracht. (Wordt vervolgd). (eventueel aanplemping met stadsvuil), ont ginning, terpafgraving, afgra- mg van heu vels voor industrieele doeleinden (St. Pie tersberg, Grebbee Lochem), afzanding van duinen. Ook de wijziging van landbouwcul- tures kan grooten invloed hebben op tfe ge daante van het landschap, terwijl het ver dwijnen der houtwallen, het toenemen der kippen- en eendenteelt, speciaal op de Ve- luwe, niet strekt tot verhooging van het landschapsschoon. De beplantingen om de boerderijen ver dwijnen meer en meer. In nieuw gewonnen polders wordt aan het landschap weinig of geen aandacht besteed (Haskerveenpolder). Geen boomen, terwijl de heele bebouwing er rammelt. Prov. schoonheidscommissies e.d. behooren hieraan aandacht te schenken. 3. Sociologische factoren. De bevolking moet weer gevoel krijgen voor de mooie na tuur. De wansmaak, zich openbarende in af schuwelijke bouwsels op het land, waarbij niet zelden slechte voorbeelden uit de stad worden nageaapt, moeit worden tegengegaan. Gewijzigde politieke, sociale en bezitsv.r- houdingen zijn voor een groot deel oorzaak van het verdwijnen van landgoederen en buitenplaatsen. En de drae nische fiscale wetgeving, vaak op kleinzielige bureaucrat! sche wijze toegepast, heeft in meer dan één geval de deur dicht gedaan. Het groot grondbezit heeft tot op onze da gen nog vele mooie complexen in stand we ten te houden (omgeving Rheden, duin zoom). De nieuwê pactitwetgeving, komt ze tot stand, toont weinig eerbied voor den ge- vestigden bona-fide grondeigendom. Daaren tegen is er vaak een ongemotiveerde zorg voor den speculant, die wellicht onder valsche voorspiegelingen oude buitens in handen heeft weten te krijgen, ten einde de ze af te slachten. Op het gevestigde grond bezit wordt een geweldig servituut gelegd, waardoor een groot deel van de waarde van het goed wordt ontnomen, terwijl men ach en wee schreeuwt wanneer de speculant de winstmogelijkheid niet tot de laatste conse quenties mag uitbuiten. (Wagnsborn.) Verkoop van domeingronden, verdeeling der marken, had mede veel verlies van na tuurschoon tengevolge. Als tegenhanger kan worden gewezen op de Velper-, Rheder- en Worths-Rhedermark en de helden en bos schen van Stad en Lande van Gooiland, die voor de gemeenschap in stand zullen blij ven. Krachtige actie voor bescherming van het landschapsschoon, zoowel in de nog aanwe zige natuurlijke factoren (heiden, stuifzan den, duinen, merkwraardige geologische for maties, flora en fauna), als in de cultaur- elementen (onze mooie oude buitens, lanen en waterpartijen, aangelegde bosschen, ven nen en plassen) behoort de bevolking te doordringen. Natuurmonumenten en Staats- trachtte te voorkomen of althans tot een. eboschbeheer doen reeds prachtig werk. Ver wezen kan worden naar het Jaarboek van Natuurmonumenten en het boek van den heer Brouwer. Naast het reservaat ln de gemeente Rhe den en het Gooi kan o.a. worden gewezen op aankoop van Heiloër-bosch, goederen bij Nijmegen, een complex in Drenthe, als het belangrijkste wat er in den laatsten tijd is gebeurd. Onze drie groote steden trachten nieuw natuurschoon te scheppen door den aanleg van grootere bosschen en parken. Ook eischt dankbare erkenning hetgeen van particuliere zijde geschiedde (Zorgvliet, Du- no, Rheden, Voorne's duin, heideeomplexen in Twenthe). Belangrijke gebieden, die nog aandacht vragen, zijn o.a. da buitens van Heemstede, Wassenaar en 's Graveland, de omgeving van de Vuursche, de Utrechtsche heuvelen, de zuidelijke Veluwzoom, onze onvolprezen Inlichtingen betreffende HinderweU- aangelegenheden Bureau van Ingen Vlietstraat, 8b, - Rotterdam Tele joon 11748 ADVERTEERT IN DIT BLAD TRIPLEX! J HANDEL IN BOUWMATERIALEN Drijfstee --Betonblokjes voor B (oavirkia Kantoor. Magazijneu en Industrie: AELBRECHTSKADr 1 Telei. 30933 ROTTERDAM WILLEBRORDUSSTRAAT 166, Rotterdam, Tel. 40672-40982 TERRAZZO- MOZAIK- KUNSTSTEEN- EN BETONWERKEN PAGNOLITHOVLOEREN voor Scholen. Ziekenhuizen. Fa brieken, enz. EBtricb- en kurkeetrlchondervloeren voor rubber, linoleum, enz. op hout of beton. Vraagt monsters en prijzen. WADDINXVEEN TELEFOON No. 6 OPSLAGPLAATS ROTTERDAM aan den Zwaanshals No. 203-205 Telefoon No. 40801 METSELWERKEN aan het RUBENSPLEIN, het mooiste gedeelte van Schiedam, Vrije Beneden- en Bovenhuizen Benedenhuizen bevattende: 5 Kamers, Keuken, Bad kamer met vast bad en vaste waschtafel, enz. f 55.per maand. Bovenhuizen bevattende6 Kamers. Keuken, Badkamer met vast bad en vaste waschtafel, Zolder, enz. f 45.— per maand. Zoowel de Beneden- als de Bovenhuizen kunnen desgewenscht voorzien worden van warm waier op gootsleen, bad. enz. Te bereiken met autobus-dienst van de R.E.T. (eindpunt lijn 4 en 8) of met Viaaidingsche autobus tot aan Rembrandtlaan. Nog enkele Panden voor Geldbelegging te koop. Te bevragen op het werk of Telefoon 69701, nè 6 uur 50668. vorming geeft Ook op de plassen dient te worden gelet o.a. teneinde afschuwelijke be bouwing langs de boorden en op de eiland jes te voorkomen. In Noord-Brabant en T.im burg liggen eveneens nog tal van objecten, die zorg vragen, eigenlijk het geheel Z.-Lim- burgsche heuvellandschap. Ten slotte dient de wetgeving zich te rich ten tegen wilde bebouwing en lintbebou wing; behoort met het ontwerpen van ge westelijke plannen te worden doorgegaan, ook in streken, waar nog geen noodtoescand is; verdient de tuinstadbeweging evenzeer aandacht moet hoe eer hoe beter een wet tot bescherming van Natuurmonumenten tot stand worden gebracht. In het bijzonder dienen de Provincies zich te interesseeren voor de instandhouding van het landelijk schoon, ook door daadwerkelij ken aankoop of steun bij aankoop van ter reinen. Behoud van landschapsschoon is bij' uitnemendheid een gewestelijk belang. Het Nederlandsche landschap is rijk in vormen. De eeuwen hebben hun stempel op onze landschappen gedrukt Het is een natio nale en sociale taak bij uitnemendheid om dit kostbaar bezit in onzon tijd, nu de vloek van het moderne leven den mensch steeds vloelende uit de overheidszorg, ter vermeen* dering van het landsohape6choon kan ver haald worden» duinen, de Over-Veluwe, waar de aankoop I meer naar buiten drijft, te beschermen en vato de Dellen reeds een begin van reservaat I voor het nageslacht te bewaren. Over de wettelijke bepalingen in ons land tot behoud en vermeerdering vqn het land- schapseohoon, sprak mr. H. van Boeyen, lid van het College van Gedeputeerde Sta ten van Zuid-Holland voor de afd. Bouwkun de der T. H. te Delft. In het Nederlandsoh administratief recht zocht men tevergeefs naar een wet, waarvan de doelstelling krachtens de considerans dier wet is of mede is: behoud of vermeerde ring van het Landschapsschoon. Heeft nu de gemeentelijke overheid, heeft ook de provinciale overheid de bevoegdheid maatregelen te heffen tot afwering van da gevaren, die het. landschapsschoon kunnen hinderen en schaden? Het antwoord op deze vraag kan èn op irrond van de wet èn op grond van de prak tijk beslist bevestigend luiden. Disharmonie voorkomen is een schoone taak en van groot belang. Daarnaast staat de roeping om te voorkomen, dat de schoon heid van het landschap aan 't oog onttrok ken wordt. Zoo kan b.v. het euvel van de lintbebouwing alleen bestreden wwden door middel van de vaststelling van een uitbreidingsplan. En het zal zaak zijn, de totstandkoming daarvan krachtig te propagceren. De heer Van Boe yen geeft dan ook voor het bewaren van het landschapsschoon de voorkeur aan de rechtsmiddelen die de Woningwet biedt, inzonderheid aan dat van het uitbreidingsplan. Langdurig stond spr. stil bij de vraag of 't onredelijk i« fr>"-or, Hf» teert door de waardestijging in verband met het scheppen en herscheppen van natuur schoon mede te laten betalen in de kosten, die ter zake moeten worden gemaakt. Spr. kwam tot de volgende conclusies: De wettelijke maatregelen tot behoud en vermeerdering van het landschapsschoon zijn nog te gering in aantal. Het ontbreekt gemeentelijke en Provinciale besturen intus- schen niet aan alle bevoegdheid om op dit terrein werkzaam te zijn. Dc Centrale over heid hielp door het in het leven roepen van de Bosch wet 1922 en de nieuwe Schoonheids wet 1928 daadwerkelijk om het landschaps schoon te behouden en te vermeerderen. De voornaamste mogelijkheid om actief te zijn, ligt voorloopig in het vaststellen van uit breidingsplannen en het ontwerpen van streekplannen. Intusschen is de totstandko ming van een Natuurbeschermingswet zeer noodig en zal verband moeten worden ge legd tusschen het werkzaam zijn krachtens de Woningwet en krachtens de Natuurbe schermingswet Voorehands is een zoo volledig mogelijke inventarisatie van do te behouden objecten noodig. Ook op grond van economische overwegin gen dient althans voor de dichtbevolkte pro vincies en de groote bevolkingscentra vast gesteld te worden, welk schoon volstrekt gespaard of geschapen dient te worden. Het is gewenscht dat dc lasten die uit werkzaam zijn op dit gebied voortvloeien, door rijk en gemeenten tezamen gedragen worden. Er dienen deugdelijke wettelijke middelen in het leven te worden geroepen op grond **«rr*n d**el Her waardestijging, voort De Haagsche woningmarkt In Januari is de bruto woningvoorraad toegenomen met 218, t.w. vereenigingswonin- gen 36, particuliere woningen 158, verbouw en veranderd gebruik 24. Door verbouw is het aantal met 17 en door onbewoonbaarvvr klaring met 3, totaal 207, vermeerderd. Do netto vermeerdering is dus 198 geweest, waardoor de woningvoorraad op 1 Maart be droeg 114,526 voor 444.185 inwoners. 1 Maart waren in aanbouw 4030 woningen tw. 228 ingem. bouw, 264 in vereeniginfn»- en 3538 in particulieren bouw. Onder dezen titel hebben we onlangs een en ander medegedeeld uit hert jaarverslag van de Coöp. Woningbouwvereeniging Samenwerking te Amsterdam. Deze vraag, gesteld door het Vad., heeft ook de aandacht gertrokken van het Amster- damsche Gemeenteraadslid A. R r ui n s m a. Deze richtte zich tot B. en W. mot de vol gende vragen: Is het B. en W. bekend, dat het verslag der Coóp. Woningbouwvereeniging Sumen- werking over het boekjaar 1929/1930 de merte deeling bevat, dal de ledcnra .d dezer vei- eenigiug heeft besloten, omdat de batige saldi der exploitatie aan het Riik en de Gemeente moeten worden afgedragen, dc exploitatie jaarlijks te belasten, voor zoover het resultaat zulkj toelaat, met beheerskos ten tot een totaal bedrag yan f 11.500? Is de verder in dit verslag voorkomende mededeeling juist, dat de uit het bovenge noemde bedrag te kwijten betalinte-n, tw. voor de bestuursleden tezem n f 500n. voor de gezamenlijke commissariss. n f 1250. voor leden van den ledenraad f 250 voor een fonds voor uitkeeringen van "t personeel, wanneer dit door ouderdom of gebreken niet meer lu st:ot zal zijn door werken in tijn onderhoud te voorzien, f 5000 per jruir. tege lijk met de eind-afrekening aan B. en W. ter goedkeuring zijn voorgelegd? Zijn B. en W. niet van meening, dat het ontoelaatbaar moet worden geacht en 5tri) dig met de beginselen van het instituut dei- op de Woningwet slounonde voorschotten en bijdragen der overheid voor v oningliouw dat de baten der exploitatie, in plaats van doze aan de openbare kassen af te dragen, ten eigen bate. althans voor de salarieering der bestuursleden worden aangewend? Indien de bovengestelde vragen bevesti gend worden beantwoord, kunnen R en t\ dan mededeelen, welke stappen in «lezen door hen riin

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9