401 #03 Daar waren vlakbij reeds de lichten van de school. Stoelstra stuurde het erf op, wierp een warme deken over de dampende rue van het paard en stapte de school binnen. In de pang hoorde hij al het gerucht van stemmen. In het lokaal begon dc rook zich reeds vast te zuigen in de lichtstralen van de petroleumlampen. Direct klampte Stoelstra boer Linders aan, de voorzitter van het onderbestuur. „Dus Linders. je denkt er wel om. hè? Als ik dat voorstel gedaan heb, dan zeg jij maar, dat jij het er mee eens bent en dan komt alles voor elkaar." „Ja maar Stoelstra", zei Linders, „je wilt toch niet de Zondagsschool heelemaal opheffen, dat gaat zoo maar niet." „Nou. dat zeg ik ook niet bij mijn Vi atel en daar hoef jij ook niet van te praten, n dat gaat dan natuurlijk vanzelf'. Al meer boeren kwamen het lokaal binnen. Hun zware stemmen vulden de ruimte met hun eigen aardig dialect Daar klopte de hamer om te begin nen. De petten verdwenen alle onder de stoelen en eerbiedig luisterden ze naar het voorlezen van een gedeelte uit den Bijbel en ze baden straks gezamen lijk om een zegen over de vergadering. Terwijl aller dingen besproken en behandeld wer den, keeL Stoelstra zegevierend dc vergadering rond. „Tjonge wat zouden ze straks opkijken. En hij had gelijk ook, want in de wet stond het, dat iedere open bare school recht had op één uur Godsdienstonder- wijs". „Heeft nog iemand iets, wat op deze -ergadenng besproken moet worden?" klonk de stem van de voorzitter. Stoelstra schrok op. „Ja, voorzitter!" Met con triomfklank in zijn stem riep hij het uit. Hij stond op, zette een strak gezicht, keek de aanwezi gen eens aan en begon toen zijn voorstel bekend te maken. Hij zei, dat het toch eigenlijk niet goed was. om, terwijl de wet het toestond, toch geen Gods dienstonderwijs op de school te laten geven. De kin deren hoorden zoodoende op school nooit iets uit de Bijbel. Nu ja, de Zondagsschool was er, maar het was toch veel gemakkelijker, dat de kinderen op school de Bijbclsche verhalen hoorden vertellen. Hij wilde niets zeggen van de Zondagsschool, die werkte heel goed. maar zoo in de week. dat was veel minder moeite. En bovendien, en hier werd de klank in zijn stem nog zegevierender, dc voorzitter had al gepraat met die onderwijzers van de Zondagsschool en die vonden het best Zij hadden zich zelfs bereid ver klaard om les te geven op de school. Toen hij weer ging zitten, ruischte een stilte door liet schoollokaal. Een van de boeren zuchtte diep. „Vindt iedereen goed, dat dit voorstel aangenomen wordt?" vroeg de voorzitter. Sommigen keken elkaar eens aan, ze vertrouwden het niet te b st. Die Stoel stra was eigenlijk niet zoo geliefd onder de boeren en 20 voelden wel, dat er iets niet in de haak was. Maar niemand opende zijn mond. Ze wisten niet precies, hoe ze moesten zeggen, wat ze in hun hart voelden. „Is niemand er tegen, dan is dit voorstel aangenomen en het bestuur zal verdere stappen doen in deze zaak!" Voor de boeren e- erg in hadden, was de vergade ring afgcloopcn. En nog steeds zwijgend gingen zij naar huis. „Ziezoo Linders, dat is voor elkaar!" zei Stoolstra na afloop van de vergadering, tegen de voorzitter. „We zullen nu maar zoo gauw mogelijk naar de studenten gaan om verder af te spreken, wanneer we zullen beginnen". „Ja, dat moeten we iloen", zei Linders, maar in zijn hart hoopte hij, dat cr niets van komen kon. Een kwartier later reed Stoelstra weer naar huis, maar dat trotscho glimlachje bleef op zijn gezicht, al joeg de wind hem zoo nu en dan ook de regen druppels in het gelaat. En, nadat bij het paard uit- gp£|>aiu)cn en de tilbury weer in de schuur gereden had, vertelde hij zijn vrouw van zijn overwinning op de boeren, van het besluit, dat genomen was op Zijn voorstel Ratelend roden een Maandagmorgen kort daarop de tilbury's over dc brug met lioeren en boerinnen, die naar de markt gingen. Op bet markterrein deinden de geplooide etaurtmutsen van de boerinnen tussclicn de kramen en plechtig schoven de zwarte petten van de boeren mee. De koopsters l»ogen zich o\er ue uitgestalde waren en successievelijk verdwenen de boodschappen in het hengselmandje. De boaren toon den meer belangstelling voor de kalvers en met de pijp in de mond stonden ze rond de hekken ge schaard om te onderhandelen over de prijs en te zien naar de kwaliteit van de aangevoerde dieren. Hot carrillon van de toren speelde tien uur.. Luid en itooU-nd klonk de melodie over het innrktgejoel heen; hol wijsje werd echter soms verdrongen door do donkere bastonen van de zware klokken. „We zullen nu maar gaan", zeiden de studenten togen elkaar, nadat ze wat geneusd hadden in de borkcnkra&m, „straks zullen ze wel komen". Toen ze op hun kamer gekomen waren, zetten zij de stoelen gereed om de verwachte gasten te ont vangen. Want de Zendag tevoren hadden zij gehoord, dat heel wat boeren toch jeen vrede hadden met dat besluit, dat op de Oudersvcrgadering genomen wus. Hun vrouwen waren soms bedroefd, soms veront waardigd geworden bij de gedachte, dat de Zondags school opgeheven zou worden. „Je had toch moeten begrijpen", waren ze tegen hun inanncn uitgevaren, „dat die Stoelstra nooit iets goeds heeft. Die is er al tijd op uit om het zichzelf zoo gemakkelijk mogelijk ts maken. Hij is natuurlijk tc lui om zijn kinderen naar de Zondagsschool te sturen". En het eind was, dat verschillende boeren wel eens met de studenten wilden praten. 's Maandagsmorgens kwamen werkelijk sommigen bij de studenten om hun hart eens te luchten. Be neden aan de trap worden de klompen achtergela ten en op kousevoeten gingen zij naar boven, nadat hun door het dienstmeisje de weg gewezen was. Eerst wat onwennig maar later wat meer op hun gemak, begonnen ze te vertellen, hoe het eigenlijk toegegaan was. Vooral Linders had behoefte om eens preciv* te zeggen, waar het op stond. St02lstra kon met oen mooi praatje iemand zoo gemakkelijk om do tuin leiden. Hij stelde het eerst zoo mooi voor, dat Linders werkelijk zelf dacht, dat het heel goed I was. De studenten hadden nu wel gezegd, dat de Zondagsschool hest zou kunnen blijven bestaan, ook ul werd or Godsdienstonderwijs gegeven, maar daar zou practisch toch wel niets van komen. Want dan zouden de kinderen veel te veel moeten leeren en de ouderen moesten ook al wat helpen op de boerderij, dus daar zou niet veel van terecht komen. Wanneer de eene boer weggegaan was, kwam de ander om eens te praten, de heele morgen door. Dc studenten hadden inwendig schik over dat doorloo- pende bezoek, want zenuwachtig draaiden ze allen met hun pet en ze schoven hun pijp of sigaar van de eene mondhoek naar de andere. Nadat de laatste bezoeker verdwenen was en in de kamer nog wat blkuwvale rookwalm hing, wisten de studenten wel, wat hun te doen stond. De meerderheid van de „ders was er dus voor, dat de Zondagsschool bleef bestaan. Nog diezelfde middag ging er een brief op de post naar Stoelstra, waarin stond, dat de studenten er toch maar van afzagen om Godsdienstonderwijs te geven, daar ze hierin liever het gevoelen van de oudera der leerlingen volgden. Slechts enkele kramen stonden 's middags nog maar half afgetakeld te wachten op karren', die hen weg zouden rijden. De tilbury's waren alweer de brug overgegaan naar huis. Mannen van de stadsreiniging veegden de rommel weg, die de markt op het plein gelaten had. Toen Stoelstra de volgende morgen de brief ont ving, kwam er oen trek van teleurstelling op z'n ge zicht. „Toch niet gewonnen, vrouw", zei hij mis noegd. „Nu, dan zal ik 'de kinderen naar de Zondags school sturen", antwoordde zij. En zoo is het gebeurd. Het vijftiende Eeuwfeest van het algemeen Concilie te Eleze. Zooals de bladen reeds meldden, heeft de paus het verlangen uitgesproken, dat het vijftiende eeuwfeest van de Kerkvergadering te Efeze gehouden 22 Juni 431 feestelijk herdacht worde, en dat dit gedachtenisfeest vooral in het Oosten met bijzonderen luister worde gevierd. Reeds op den eersten Kerstdag van 1930 richtte hij een schrijven aan kardinaal Sincero, „secretaris van de Heilige Congregatie van de Oostersohe kerk", waarin hij de plechtige herdenking van dit feit be val. Deze pauselijke brief is merkwaardig, zoowel door wat hij verzwijgt als door wat hij sterk naar den voorgrond schuift. Het concilie van Efeze veroordeelde èn de dwaal leer van Pelagius 'én die van Nestorius. De naam van Pelagius wordt in het schrijven van den paus niet genoemd. Wél de naam van Nestorius. Evenwel: niet wordt de nadruk gelegd op het feit, dat deze Kerkvergadering de eenheid des per- soons in Christus handhaafde, zoodat de Roomsche Christenheid opgeroepen wordt God te danken, dat de zuivere belijdenis aangaande Christus' beide na turen uitgesproken werd. Neen deze gelegenheid wordt aangegrepen om de Kerk op te wekken een luisterrijk „Mariafeest" to vieren en te trachten door plechtige viering voor al in het Oosten het volk van het Oosten terug te brengen tot den schoot der Roomsche Kerk. Niet Christus staat in dit schrijven in het middel punt, maar Maria en de Kerk. Wanneer wij, Protestanten, beweren, dat in do Kerk van Rome het vcreeren van Maria zóó sterk ge propageerd wordt, dat Jezus Christus op den achter grond dreigt te komen, wordt dit steeds met klom tegengesproken. Laat ons als bewijsstuk noemen: dit schrijven van 25 December 1930. Een enkele aanhaling zij ons geoorloofd: „In den HET KRUIS. O, hoe duister, how ontzettend, zieldoordaavrend, hartverplettend, was dat schrikverwekkend uur, toen het vlek'loos Lam geslacht werd, en de losprijs aangebracht werd, der gevangen creatuur! De aarde siddert, rotsen kraken, dooden in het graf ontwaken! Jezus Christus geeft den geestl En de voorhang van den tempel, scheurt in tweeën tot den drempel! De eerste schepping is gewwest! Golgotha! gij zaagt dat wonder! *t Licht der heerlijkheid gaat onder, en het daglicht keert tot nacht! Maar die nacht weldra wordt klaarheid, al wat schaduw was, wordt waanheidl 't Is vervuld, het is volbraohtl In het kruis zal 'k eeuwig roemen! en geen wet zal mij verdoemen; Christus droeg den vloek voor mijl Christus is voor mij gestorven, heeft gena voor mij verworven, 'k ben van dood en zonde vrij. Looft, o Sionl prijs uw Heerel De aarde luister, 't Lam ter eere, naar uw heilig psalmgebruisch! Looft Hem, Die de hel verplettel Looft Hem, Die Zijn volk ontzette! Looft uw Koning aan het kruis! gadering tc Epheze zoo duidelijk aan toont. (spatieering van mij). De inhoud van dezen brief is in twee woorden saam te vatten: Maria vereering en Paus vereerlng. Met nadruk wordt verzekerd, dat vóórdat de Kerk vergadering te Efeze een uitspraak deed, de ketterij van Nestorius door den Paus van Itomc reeds vei^ oordeeld was. Dus: „de bisschoppen van het Concilie spraken zich uit volgens de geboden en voorschriften van den heiligen Vader, onzen voorganger Coe.e»- tinus". En de conclusie is: „Zoo wordt hier het pri maat van den Itoomschen Paus reeds duidelijk be vestigd". Dat is eigenlijk naast de Mariahulde de zaak waar 't om gaat. Dc naam van Jezus Christus staat één maal ia den geheelen brief. Vol staat het schrijven met de woorden: Maria, Paus, Kerk. Ook wij willen 22 Juni van dit jaar niet ongemerkt voorbij laten gaan. Wij danken God, dat de kerk tegenover Nesto rius de waarheid heeft beleden: Het Woord heeft maar niet in een mensch gewoond, dooh is vleesch o- worden. De inwoning Gods in Christus is specifiek, van die in de geloovigen onderscheiden. In Christus waren- wèl twee naturen, doch niet twee peraonem AUGUSTINUS EN MONICA. (Beeldhouwwerk van onbekenden meester uit de XIVde eeuw la de Santa Maria del Popoio te Rome). tegenwoordigen, zoo fel bewogen tijd, vereert het Christenvolk met groote godsvrucht Maria, zoodat het prophetische woord der Moedermaagd bewaar heid is: „Zie, van nu af aan zullen alle geslachten mij zalig prijzen". Nu wij den wensoh uitspreken, dat voor alle Christelijke landen, waar men zich over den moederlijken bijstand der Heilige Maagd ver heugt, het Concilie van Epheze herdacht worde" enz. Aan het slot lezen we: Wij vertrouwen, dat dit bij drage tot den groei der Mariavereering (ik spatieer) en ook dat door de bemiddeling der al- lergoedgunstigste Maria het volk van het Oosten eindelijk wederkeer* tot den schoot der Roomsche Kerk, Wier primaat, onder andere geschreven monumenten, ook do gcschiwdcnia van de Kerkver Wij donken Hem ook, dat we tegenover de op pervlakkige leer van Pelagius mogen belijden, het* geen reeds Auguslinus, de kampioen tegen het Pela- gianisme, heeft uitgesproken: de verlossing is Gods werk en God werkt die verlossing in degenen, die Hij daartoe verkoos. Gode alleen dc eer! D i t is voor ons de hoofdzaak: hetgeen 't concilia besloot over den persoon van Christus en over het verlossingswerk Gods door Christus. A. B. W. M. KOK, i De diohter heeft het geschreven in rijmlooze vijf- voetige verzen, die vlot en knap a&neengerijd gaan. Echter: meer dan een aardig, speelsch gedaan expe riment in het dramatische genre is dit stuk nJet. Waarom geen drama geschreven in den bekenden vorm? De fantasie heeft er zich enkele motieven en figu ren, die het Bijbelboek niet kent, bijgedacht om het totaal-beeld te vervolledigen. Zoo treedt Mordechaï hier op als een geldwisselaar, bij wien Hegai, overste van 't vrouwenhuis, in de schuld 9taat; deze wil den Jood een tegendienst bewijzen door Esther een goede kans te geven bij den Koning. En de haat van Bigthan en Teres die den Koning wilden vermoorden, vindt in dit stuk zijn grond in de door hen gelaakte keuze van den Koning. Overigens verloopt de historie als in 't Bijbelboek; de figuren blijven vlak, zonder diepere karakteristiek. De diohter is in dit genre blijkbaar niet thuis: hij is lyricus pur-sang en geen dramaturg. Tenminste, naar dit „spel" te oordeelen. Neerbosch' boekhandel gaf het keurig verzorgd uit. Het lijkt me moeilijk speelbaar; wellicht dat een declamator er zijn krachten met succes aan kan beproeven. A. W. TOCH NIET GEWONNEN door DIRK Vr. Een heldere klaarte lag over de weilanden aan de benedenrand van de dijk. De dor-groene grashalmen glinsterden mat door de witte rijp, die de nacht vorst er op getooverd had, in het licht van de vroege zon. Op de drooggevroren landweg, die tussclicn de grusianden doorkronkelde, kraakten de dunne ijs- vliesjes, die zich op de plassen gevormd hadden, onder de banden van de twee fietsers. Duidelijk tee ltenden de boerderijen, door de helderheid dichterbij lijkend, zich af tegen de wazig-witte horizont van dc winterhemel. Nog konden de fietsers hooren het: „Wij willen Holland houcn, ons Holland, fier maar klein!", dat het carillon van de stadstoren achter licn, klepelde en zij telden dan de slagen van de zware klok, negen. De huizen, eerst verspreid, begonnen langzamer hand wat meer op elkander te hurken, en een blauw- émaillen bord van de A.N.W.B. en de K.N.A.C. gaf de naam van het dorp aan: Grafhorst. Het was er stil, zooals het overal stil is in een dorp. waar nog zoo pas de schooljeugd hun klare stemmen de lucht In- schaldcn. Midden in het dorp, waar de weg een scherpe bocht maakt naar het veer, was het wat levendiger. Breede boerinnen met pofmouwen en kanten muts, haalden met wijde zwier de emmers door het water van de rivierarm en schommelden, terwijl twee volle emmers aan het juk hingen, langs de helling terug naar hun huis. „Móge, veerman!" „Dag heer'n", antwoordde de veerman, die juist zijn huis uitkwam, „'t is een mooie dag om er op uit te gaan". Met z'n drieën daalden ze af naar het aanlegpiertje. waar de roei boot gemeerd lag. Glad. bijna rimpelloos, spiegelde het water het licht van de rijzende zon; ginds, waar de stroom gebroken werd door een vooruitgeschoven rietaanplanting, straalden als zilveren sterren de lichtvonken op de kabbelingen. Regelmatig kiekten de riemen in het water, langzaam scheen dc over kant naderbij te schuiven. „Ja, veerman, we gaan er maar eens een dag op uit om geld op te halen voor de Zondagsschool", zei een van de twee heeren. Daar stootte de boot al tegen de kant de fietsen werden er uitgchesclien en na een: „Veel succes, heer'n," van de voerman, gingen de studenten, die tevens onder wijzers aan de Zondagsschool waren, op weg. Nog eenzamer en veriatoner dan znoeven, strekten zich hier de weilanden uit, hun einde verloor zich in de verte. Hier en daar plekten groote plassen water op hot lage land, waar krijschendc meeuwen het dunne ijslaogje van één nachtvorst probeerden. In groote zwermen vlogen ze soms op, probeerend elkaar wat voedsel af te vangen. Op do bovenste, zwiepende tak van een populier zat een kraai, al leen; hij kraste de lucht aan scherven. Dc twee vrienden zeiden niet veel, de stilte in de natuur maakte ook hen «zwijgzaam. Het grind knarste onder de fietsbanden, nergens vertoonde zich een auto of wagen, de zon en de stilte Jieerschten. Zij moesten een stuk of twaalf hoeren bezoeken, die echter zoo- .ver van elkaar woonden, dat er een heele dag mee gemoeid zou zijn. En dnn, de boeren waren altijd blij, als ze eens bezoek kregen, want dan konden ze verschillende dingen bepraten uit de krant en uit eigen leven, waarvoor anders zoo geen gelegenheid was in de eenzaamheid en afzondering van hun be staan. Daar reden zij reeds het erf op van do eerste boer derij. Zware kannen, vol versche, reeds afgekoelde melk, stonden bij de deeldeur gereed om weggehaald te worden door de auto van de melkfabriek. Het hooi. op hooge schelven opgetast onder de kap, gaf aan de heele lucht een pikante, prikkelende geur. Ginds, ver weg, konden ze vanaf de verhooging, waarop de boerderij gebouwd was de torens zipn van de stad. Achter de staldeur hoorden zij gerinkel van emmers cn het schuiven van een bezem over de vloer. Ze lichtten de klink op en even gebogen in de lage deur opening. stapten ze de stal binnen. Uit het scheme rige donker kwam hun een warm-weeë lucht tege moet. Smakkend, met rusteloos heen- en weerbewe- gondo onderkaak, stonden of lagen de koeien, aan weerszijden in de stal, kalm te herkauwen, droome- rig-nicuwsgierig de binnenkomenden aankijkend. Een van de meiden was, met hoog-opgestroopte mouwen, druk aan 't schrobben, maar bleef, toen de deur open gedaan was, de bezoekers een poosje aankijken, zon der iets te zeggen Ze wilde toen weer met haar werk verder gaan en plonsde reeds de bezem in de emmer vol water, net alsof ze de heeren niet gezien had, toen een van hen vroeg: „Is de baas thuis?". Een knik was het eenige antwoord cn een gebaar in de richting van een deur aan 't eind van dc stal, wees hun de weg. Na een tik op de matglazen deur cn na het ja- geroep van iemand daarachter, traden zo het als huiskamer gebruikte vertrek binnen, waur de boer bij de kachel zat en naast de boer de lioerin. On der dc stoel van de boer lag diens pet en onder de voeten van de boerin stond een wanne stoof. „Goede morgen, Linders, dag vrouw Linders." „Móge. heer'n!" was de wedergroet.. Nauwelijks waren ze gezeten, of, hoe vroeg het ook was, even later stond reeds oen kop heete koffie voor hen. Het gesprek wou eerst niet zoo org vlotten. Telkens nadat een algemeenheid gezegd was over het vee, het mooie weer of de slechte toestand van de boeren schoof een stilte tusschcn, waarvan dan de studenten ge bruik mankten om een teug van de koffie te nemen. Maar toen een van hen het gesprek op de kin deren bracht, kwam de boerin los. Belangstellend informeerde ze naar het loeren van de kinderen en hoe het op de Zondagsschool ging. Ook de boer bleek nog wel wat op 't hart te bobben. Hij trok eens stevig aan zijn pijp. zoodat dikke rookwolken het vertrek verwaasden en zei dan. dat hij die week juist vergadering had vnn de Oudersvereeni- ging vnn de Openbare Srhnol. En nu zou er een voorstel van een van de leden komen om de Zon dagsschool op te heffen on dnarvoor in dc plaats een uur in de weck Godsdienstonderwijs te geven op de Openbare School. Zij hadden al eens geïnfor meerd hij een dominéé in de buurt, of die dnt zou willen doen. Maar ja, die wilde wel, mnnr hij vroeg zooveel geld ervoor, dat de boeren dat toch niet wil den betalen. En zie je, ging Linders verder, nu had Ik gedneht, dat konden de studenten best eens op- knnppen. Op de school gaan toch zomvat precies de zelfde kinderen als op de Zondagsschool en het on derwijs zal ook wel niet zooveel verschillen. Dus, nis de heeren daar wat voor voelen, zal ik vooratel len om jullie daarvoor te benoemen. Dc hoeren keken elknnr eens aan en hun blik verried, dat ze er wel zin in hadden. Maar beiden waren het er toch over eens, dat de Zondagsschool zoo maar niet opgeheven kon worden. Ze zeiden dnn ook: „Ja, ziet u eens. We willen dat graag doen, als we tenminste han delen nnnr de wensch vnn de meeste ouders. Want daar de Zondagsschool nu n! bijna vijf-en-twintig jaar bestaat cn sommige oudere er zelf nog leer ling van geweest zijn. zullen ze er wel aan gehecht wezen. We willen ons dus graae beschikhnar stel len voor het Godsdienstonderwijs in de week. Maar als de ouders toch ook hun kinderen naar de Zon dagsschol»! willen sturen, blijven we gewoon, zoo als altijd, do Zondagsschool houden". Dit vond Lin ders ook heel goed cn hij zou, indien mogelijk, dat wel voor elkaar brengen. Toen ze weer op de fiets zaten op weg naar de volgende boeren, begonnen al eenige wolken zoo nu en dan het zonlicht te verduisteren. Langzumcrhand schoven dc wolken dichter op elkaar, zij sloten zich hoe Innger hoe meer aan tot één grijs dek, alles versomberend, wat eerst glansde in het licht van de morgenzon. Op de Zeedijk gekomen, aan de voet waarvan ook eenige boerderijen lagen, zagen da beide studenten, hoe de visschersscheepjes met hun witte cn bruine zeilen helder zich afteekenden tegen het grauw-vale van water en lucht.' Rustig dreven zc daar rond, wel tien. twintig bij elkaar, even dei nend op de lichte* golvingen, alsof er geen Zuirter- zecplan was, dat hun toekomst dreigde te verdon keren, hun terrein te ontnemen. Vredig was het, rustig en stil. De boerderijen la gen de wintertijd te verdroomen, geen vee verle vendigde de verlaten aanblik van het landschap. Tegen vtyitiur werden dc studenten bij hun terug komst in de stad verwelkomd door het klingelend carillongespeeel: „Hij zal ons land niet krijgen, wij geven Holland nooitl" Donkerte had zich al gelegord op do aarde. Een kille, miezerige regen druilde steeds maar neer. In de schuur, waar dp stallantaarn stond in een kring van licht, dat sluierend in het donker overging, was boer Stoelstra bezig do tilbury gereed tc maken om uit te rijden. Handig manoeuvreerend trok hij de zwart gelakte wagen door de open deuren naar hui ten. Dan ging hij nnnr de stal cn even later klik ten pnnnlehoevcn cn drong het paard zich tusschon hel lemoen van de tilbury. Schemerig lichtte de lnntnren opzij van do wagen en grindsteentje8 kletterden tegen de spaken van de wielen. Slechts heel vnag schemerde een verlicht raam van een boerderij in het duister van de avond, verder was alles donker de regen woei ritselend tusschen de knie boomkruinen. „Nou znl ik ze vanavond eens laten zien, wat ik wil", gromde Stoelstra in zichzelf, „zc zijn er na tuurlijk niet op verdacht en niemand zal zijn mond open durven doen, dus dnn heb ik vrij spel. Dia Zondagsschool moet innnr over de kop. Wat heb ik er ann, altijd miin kinderen 's Zondags netjes aan te moeten klocden en een hnlf uur vroeger to moeten eten. Het is veel gemakkelijker voor me, als ze in de^weeck op school Godsdienstonderwijs krij* Ken". (Zie vervolg bladzijde 103).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 13