haal VüAÊincl
aaq
TWEE ENTHOUSIASTEN
MAANDAG 23 MAART 1931
DERDE BLAD PAG. 9
WIJZIGING
VAN DE WONINGWET
Door JOS. DE JONGE,
Architect te Rotterdam.
II')
In eea nieuw artikel la wordt het begrip
.rooilijn" gedefinieerd en aan de verwar
ring, die te dien opzichte heerschte, een eind
gemaakt.
Dat valt toe te juichen. Onduidelijkheid
of verwarring van begrippen kan niet an
dere dan schadelijk werken.
De „voorgevelrooilijn" «al voortaan uit
sluitend zijn de grens van de bebouwing
naar de wegcijde. Werd tot nog toe soms,
b.v. voor een huis met voortuin, de grens
van het terrein en den weg, «wet de bena
ming rooilijn aangeduid, dit zal in den ver
volge zijn uitgesloten.
Voorts wordt in dit nieuwe artikel be
paald, dat, evenals voor de voorgevelrooi
lijn ook voor de ach'engevelrooilijn voor
schriften door den gemeenteraad zullen
worden vastgesteld, tenzij Gedeputeerde
Staten van deze bepaling vrijstelling -
leenen.
Het komt ons voor, dat deize vrijstelling
vooreerst nog al dikwijls zal moeten wor
den gegeven, ja, zelfs meer regel dan uit
zondering zal zijn.
De groote gemeenten zijn er de laatste
jaren «elf toe overgegaan om achtergevel-
rooilijnen vast te stellen, doch voor de mid-
delgroote en kleinere gemeenten zal men
zeker wel op velerlei bezwaar s'uiten. Voor
de toekomst kan echter deze bepaling nut
tig blijken, omdat ook hierdoor een eige
naar weet wat hij aan de achterzijde al of
niet mag doen en daardoor meer recht
kerheid verkrijgt
Tenslotte zullen door het voorgestelde
artikel ook voorschriften omtrent de hoogte
der bebouwing noodig zijn.
Ook drt lijkt ons een verbetering, waar
door den eigenaar bekend is hoever hij in
vertikale richting mag of moe' gaan met
de bebouwing, wat bii de beoordeeling van
de exploitatie-mogelijkheid van zijn terrein
uiteraard een belangrijke rol speelt. Daar
door kan tevens de verschillende hoogte der
perceelen in eenzelfde straatwand worden
voorkomen of wel bijzondere accenten te
voren worden vastgesteld ook in hun eco
nomische gevolgen. Zoo valt voor deze laat
ste toevoeging alles te zeggen, zoowel uit
economisch als uit aesthetisch standpunt
bezien.
Er is nog een bezwaar tegen de voorge
stelde redactie betreffende rooilijn-vaststel-
ling, waarop de aandacht dient gevestigd.
We doen dit door een voorbeeld -wellicht
duidelijker.
Ter vebbreeding van een verkeersweg
wordt een rooilijn eenige meters achteruit
gezet en komt door het bebouwde perceel
te liggen. Tot nog toe gold dan een „bouw-
verbod" voor dat 'buiten de rooilijn gelegen
gedeelte, zoodat bij nieuwbouw dit moest
worden afgestaan. Thans zal aan dat buiten
de rooilijn gelegen gedeelte niets imeer mo
gen gebeuren. Zelfs kleine wijzigingen kun
nen worden verboden, zoodat een winkelier
rijn pui niet vernieuwen of andere verbete
ringen aanbrengen kan. Het is duidelijk dat
de waarde van het betrokken perceel op
deze wijze belangrijk kan worden gedepri
meerd.
Een bepaling, dat. bij de vaststelling van
een zoodanig rooiliiu. het recht aan den
eigenaar wordt gegeven zulke werkzaam
heden te verrichten, die de bestemming van
het eigendom niet veranderen, zou aan het
bovengenoemde bezwaar tegemoet komen
en het algemeen belang in geen enkel op
richt schaden.
In he»t eerste wijzigingsontwerp was In
er'. Sla een zeker recht van initiatief aan
een grondeigenaar toegekend t o. v. de
vaststelling van rooilijnen voor zijn eigen
dom. Hij kon althans aan 3. en W. het
verzoek doen en de dan volgende procedure
was geregeld.
Dit artikel is ecMer bij de nu voorgestelde
wijiziging weer uitgevallen, zoodat bij aan
neming van het ontwerp de eigenaar van
gronden, die voor exploitatie in aanmer
king komen, niete kan doen om hiertoe te
geraken.
Stelt het gemeentebestuur geen uitbrei
dingsplan en ook geen rooilijnen vast, dan
is bebouwing uitgeslo'en.
Het lijkt billijk. d"ri aan een eigenaar
zeker recht van initiatief word' toegekend,
waardoor tevens een stimulans zou worden
verkregen voor de activiteit van het ge
meentebestuur t o. v. het vastzeilen van
rooilijnen of wel van een uitbreidingsplan
,voor de betrokken terreinen.
Voor het geval, dat door Gedeputeerde
Staten vrijstelling is verleend voor het vast
stellen van achtergevelrooilijnen, zou het
ontbreken hiervan aanleiding Kunnen ge
ven 'ot het weigeren van een bouwvergun
ning. Ook dit lijkt ons onbillijk en is eigen
lijk een premie op nalatigheid. Een be.
paling, dat die verleende vrijstelling geen
grond tot beperking van de houwvrijheirt
wg zdjn. zou zeker een stimuleerenden in
vloed op ae vaststelling van de achtergevel-
rooilijnen kunnen uitoefenen.
in art. 5 de bouwvrijheid in het algemeen
beperkt.
De gevallen waarin de vergunning wordt
geweigerd werden in het tweede lid ge
noemd.
Dat deze bepaling in het ontwerp luidt;
„de vergunning mag alleen en moet
worden geweigerd" verdient toejuiching
voor wat betreft de invoeging van hPt
woord „alleen". Niet yitgesloten was in
de praktijk is dit wel gebleken dat een
weigering was gegrond op geheel and'ire
overwegingen dan in de wet als weigerings-
grond waren opgenomen. Het is toch wel
voorgekomen, dat een bouwvergunning
werd geweigerd, omdat op de gemeente-
bureaux werd overwogen om in de omge-
ging s'raten of pleinen te wijzigen, doch
zonder dait nog eon uitbreidingsplan of iets
dergelijks was vastgesteld. Men den-ke aan
het saneeringsplan voor de binnenstad van
Ro terdam.
Praktisch beteekend de weigering in zoo'n
geval een bouwverbod.
De eigenaar kon dan zijn he-zit, ook al
was het geheel onproducief, laen liggen
'ot het B. en W. behaagde om aan den
Raad voorstellen te doen tot vas stellen van
een plan. Jaren lang kan op deze wijze hot
vrije beschikkingsrecht aan den eigenaar
worden ontnomen en deze op soms ernstige
manier worden gedupeerd.
Door het weder invoegen van het woord
.alleen" wordt deze onbillijkheid in de toe
komst voorkomen.
Dart hier de woorden „en moet" zijn inge
voegd kan minder bevrediging wekken.
Vooral omdat onder de opgesomde gevallen
er één voorkomt, die voor het pla'teland
ernstige bezwaren kan meebrengen.
Sub b. wordt gezegd, dat de vergun
ning moet worden geweigerd als het plan
be'rek king heeft op gronden, die niet ge
legen zijn aan een weg, welke voldoet aan
de daarvoor geldende voorschriften, vastge
steld krachtens art 1, enz.
He' is toch niet denkbeeldig, dat een etpe
naar plan heeft om op zijn land een boer
derij te stichten. De toegang kan alleen
worden verkregen door een bes'aandcn
landweg. Deze voldoet nie' aan de gelden
de voorschriften, al is hii voor het doel be
vredigend te noemen. Welnu, de vergun
ning „moet" geweigerd worden. Kan het
..moet" nie' gemist worden in de wet. dan
lijkt het wenscheliik om het sub. 4>. genoem
de geval uit te schakelen.
Zijn er dan andere bezwaren tegen he'
♦ot stand komen van de gevraagde boerderij,
dan kan de vaststelling van een uitbrei
dingsplan ui' 'komst bieden.
Over hert. beroep op den Raad bij weige
ring van een bouwvergunning wordt in een
volgend artikel nog een opmerking ge
maakt.
De beschikking van B. en W. op een
bouwaanvrage is bij plaatselijke verorde
ning aan een zekeren termijn gebonden
Echter gewoonlijk me' de mogelijkheid om
dezen termijn één of tweemaal te verlengen
en zonder eenige sanctie op de overschrij
ding ervan.
Het komrt ons voor, dat rechtszekerheid
meebrengt, dat een termijn wordt vas'go-
steld. binnen welke de beschikking moet
woéden gegeven, hetzij dan in guns igen of
ongunstigen zin. In hert laatste geval met
opgave van de redenen, die hiertoe hebben
geleid.
He! kapitaalverlies, dat door de bestaan
de onzekerheid vaalt wordt geleden, is
moeilijk toelaatbaar te achten.
Een beslissing binnen den vastgestelden
termijn die naar gelang van de gemeen
telijke organisatie korter of langer genomen
kan worden lijkt toch een alleszins bil
lijke eisch.
De schnde. die door wachten wordt gele
den, is, vooral in een tijd. die tot snel han
delen dwingt, allerminst denkbeeldig en
kan dikwijls aanzienlijke sommen bedragen.
Temeer klemt dit, waar in sommige ge-
gemeenten het uitstellen van de beslissing
regel is geworden.
Bij weigering van een vergunning staat
beroep op den Raad open.
Dit beteekent voor dien aanvrager, dat
oen politiek samengesteld college zaJ be
slissen of B. en W. terecht of ten onrechte
de vergunning tot het uitvoeren van zijn
bouwplan hebben geweigerd.
Door de weigering van B. en W. Is feite
lijk een afwijzend praeadvies van het col
lege aanwezig.
De praktiik leert, dart voor een tegenge
stelde beslissing wel uiterst moeilijk een
raadsmeerderheid is te vinden.
En dat niet altijd omdat de billijkheid
vun het s'andpunrt van het weigerende col
lege door alle raadsleden wordt erkend.
Dikwijls spelen ook andere factoren In
deze instantie een rol bij dergelijke beslis
slngen.
In de grootere gemeenten is een commis
sie uit den Raad wel belast met het uit
brengen van praeadvies op het ingestelde
beroep, doch een billijke beoordeeling lijkt
hierdoor niet altijd verzekerd.
Bevestigt de raad de beslissing van B
en W. wat gewoonlijk het geval is dan
wan nig vernietiging aan do Kroon worden
gevraagd.
Bit de behandeling van de aanvrage hier
toe heeft de belanghebbende echter niet den
minsten invloed. Deze toch geschiedt bin
nenskamers en hert resulteat wordt hem als
regel meegedeeld in de enkele zinsnede, dat
„geen termen aanwezig worden geacht om
aan zijn verzoek te voldoen".
Is de rechtszekerheid van don belangheb
bende bij deze procedure voldoende gewaar
borgd?
Of moet het wenschelijk worden geacht,
dat een onafhankelijke deskundige beroeps
instantie wordit ingeschoven, die aar. den
raad advies over de al of niet toelaatbaar
heid kan uitbrengen?
Is ook 'bij den wetgever deze vraag ge
rezen?
Men zou dit kunnen vermoeden dnor de
voorgestelde bepaling (sub 5, art. 5a) „Wij
behouden Ons voor, bij algemeener. maat
regel van bes uur nadere voorschriften te
geven voor de 'behandeling van beroep
schriften, die op grond van dit artikel bij
den gemeenteraad zijn ingediend".
Is hier misschien gedacht aan een rege
ling van de administratieve rechtspraak in
her algemeen, waaraan zoo groo'e behoefte
bestaat sedert tal van jaren, blijkens de
rede, die minister Donner dezer dagen hield
hij de installatie van de commissie van
vooraanstaande juris'en, die meit het on
derzoek van deze materie is belast?
Zoo deze vraag bevestigend zou moeten
worden beantwoord, zou hierin de erken
ning zijn gelegen, dat de bes'annde toe
s'and verbetering vraagt op dit gebied.
Ook t. o. v. meerdere bemalingen omtrent
-beroepschriften in bet aanhangige ontwerp
van wet lijkt een onafhankelijke, deskundige,
beroepsinstantie gewenscht.
Schoolnieuws.
HOOGER ONDERWIJS
VRIJE UNIVERSITEIT TE AMSTERDAM.
BUderdijk-museum.
Zaterdagmiddag heeft de heropening
plaats gehad van het -Bilderdijk-museum.
dat thans is ondergebracht in twee ver
trekken van het gebouw der Vrije Univer
siteit aan de Keizersgracht te Amsterdam.
In de Senaatszaal hadden zich enkele ge
noodigden vereenigd: bestuursleden van bet
Bilderdijk-museum, leden van het College
van Directeuren der Vereeniging van Hoo-
ger Onderwijs op Geref. grondslag, hoog
leraren van de Vrije Universiteit e.a. Ook
was er Prof. Dr. Theissen, directeur van de
Stedelijke Universiteitsbibliotheek, welke tot
nu toe het Bilderdijk-museum geherbergd
heeft.
De Voorzitter van het Bilderdijk-museum,
Prof. Dr. A. Goslinga, hoogleeraar aan de
Vrije Universiteit, herinnerde in zijn rede,
waarmee hij het museum heropende, aan
de geschiedenis van deze stichting. Spr.
bracht in herinnering, dat 3 Augustus 1908
het museum zonder eenige plech'igheid voot
het publiek werd opengesteld. Het huisde
toen in het Stedelijk Museum en was ge-
«tri oh t bij de Bil derd ij-k-h erdenk ing in 1900
Een groot nadeel was, dat het museum op
geborgen moest worden, wanneer er een
groote tentoonstelling in het Stedelijk Mu
seum werd gehouden. Dit werd aanleiding,
het museum onder te brengen in de Uni
versiteitfs-Bi'bHotheek, maar de huisvestine
was hier van dien aard, dat Dr. Sterck zijn
verzameling, welke in bruikleen was afge
staan, terugnam en afstond aan het Gem.
Archief in Den Haag. Er is toen over ge
dacht, het museum naar Den Haag te ver
plaatsen. Daar het museum .veel van zijn
waarde verloren had, itrok de Regeering haar
subsidie In. Gelukkig kwam toen het aan
bod van de directeuren van de Vereeniging
Hooger Onderwijs op G. G., welk aanbod d*
Vereeniging „Het Bilderdijk-museum" dank
baar heeft aanvaard. Spr. verklaarde hier
mede het museum voor heropend, na nog
dank gebracht te hebben aan Prof. TheiS
sen voor de aangename samenwerking.
Oud-Minister J. J. C. van Dijk heeft hier
op uirt naam van Directeuren van de Ver
eeniging voor H. O. op G. G. het museum
aanvaard en de hoop uitgesproken, dat hel
een ..cultureel bezit van heel de natie" moge
worden.
De genoodigden hebben vervolgens ihe'
museum, dat in een groote kamer en suite
is gehuisvest, bezichtigd.
LAGER ONDERWIJS
RAPPORT-RUTGERS.
Nog een Commissie van Onderzoek.
Vanwege de Vereeniging van Nederland
sche Gemeenten Is een Commissie in het le
ven geroepen, welke tot taak heeft een on
derzoek in te stellen naar de voorstellen, ver
vat in het rapport der Staatscommissie-Ru:-
gers Inzake wijziging der Lager-Onderwijs
wet en van haar onderzoek versla» uit te
brengen. Deze Commissie bestaat uit de vol
gende heeren: J. van der Molen Bz., Burge
meester van Renkum, voorzit'er; D. Bartels
Burgemeester van Hoogezand; Mr. D. Bree
baart Kz., Burgemeester van Callantsoog; P
de Bruin, Wethouder van Schiedam; H. H
de Carpentier, secretaris van Meppc!; C. van
Heesen, Burgemeester van 's-Gra ven deel; A.
H. van der Hoeven, gem. inspecteur 1. o
Utrecht; W. E. II Janssen, Burgemees'er en
secretaris van Belfeld; Mr. P. J. M. Kallen,
secretaris van Maastricht; J. Krol Jz., Burge
meester van Hemelumer Oldephaert en
Noordwolde: K. ter Laan. Burgemeester van
Zaandam; Dr. J. de Lange, secretaris van
Utrecht: Ph. Loggers, secretaris van Enklhul
zen; C. W F. Baron Mackay, Burgemeester
van Ermelo; Dr. W. W. van der Meulen,
Wethouder van 's-Graven-hage; M. Quint, re
ferendajris te 's-Hertogenhosch; C. G. Roos,
Burgemeester van Lek-kerkerk; P. Sikkes,
secretaris van Sneek; Mr. Dr. W. G. A. van
Sonsbeek, Burgemeester van Breda; Mr. P.
A. Schwartz, Burgemeester van Ril land-
Bath; Mr. A. L. F. M. Tepe, Wert houder van
Leiden; L. Veenhoven, secretaris van Hen
gelo; Mr. E. H. J. Baron van Voorst tot
Voorst, Burgemeester van Ubbergen; M van
Wijihe Ez., Wethouder van Apeldoorn; Dr.
F. S. A. C, M. Baron van Wijnbergen, Bur
gemeester van Lisse; Mr. A. Jonker, direc
teur-secretaris der Vereeniging van Ned. Ge
meenten; N. Arkema, adjunct-directeur der
Vereen, van Ned. Gemeenten.
Deze laatste zal tevens optreden als secre
taris, terwijl als adjunct-secretarissen acn de
commissie worden toegevoegd de heeren M.
L. van Pufen, hoofdambtenaar der Vereen,
van Xed. Gemeenten, en Mr. H. J. H. Nau'a,
te 's-Gravenhage.
OPENLUCHTSCHOLEN.
Ter gelegenheid van het tweede Interna
tionaal Congres voor Openluchtscholen, dat
van 7 tot en met 11 April te Brussel zal wor
den gehouden, zullen de heeren Gaston Le-
monier, algemeen secretaris van het inter
nationale comirté voor openluchtscholen te
Parijs, en R. Hoogland, directeur van he'
Bureau voor Kinderbescherming te Amster
dam. Maandag 6 April, 's avonds tusschen
7 en 8 uur, voor de microfoon van het
Radiostation te Brussel een korte inleiding
houden over „Openluchtscholen".
OPENBAAR EN BIJZONDER
Uit Haarlem schrijft men ons:
Uit het verslag over de gang van zaken
bij het Lager Onderwijs der gemeente Haar
lem over 1930 blijkt, dat het Openbaar On
derwijs steeds achteruit blijf' gaan
en het Bijzonder Onderwijs vooruit. Als we
beginnen bij 1927 (in Mei van dat jaar werd
het grondgebied der gemeente Haarlem ver
groot met gedeelten van de gemeenten Bloe-
mendaal, Heemstede, Haarlemmerliede en
Spaarnwoude, alsmede het geheele gebied
der voormalige gemeenten Spaarndam en
Schoten), dan ziet een vergelijkingstabel van
het aantal leerlingen bij het Lager Onder
wijs er als volgt uit:
1927
Openb.
Biz.
Verschil
7623
7736
113
7674
8194
520
7730
8677
947
7694
9043
1349
wat W i Is.
DE LEERLING VAN MUR ILLO
1930
In 1922 („Klein-Haarlem") telde het Open
baar Onderwijs 6679 en het Bizonder 5619
leerlingen. Dit verschil van 1060 meer in
1922 bij het Openbaar Onderwijs is dus omge
slagen in 1349 meer bij het Bijzonder Onder
wijs in 1930!
De gemeente Haarl-em heeft thans de vol
gende Openbare Lagere Scholen: 2 U.L.O.; 42
LO.; 2 scholen voor Buitengewoon onder
wijs; 1 Montessorischool en 6 Vervolgcur
sussen, in totaal 47 Openbare Scholen dus.
Het Bizonder Lager Onderwijs bezit 12 Pro-
testantsch-Christelijke Scholen (waarvan 4
Gereformeerde); 21 R.K.; 1 R.K. voor Bui
tengewoon Onderwijs; 5 R.K. Vervolgcursus
sen en 2 Doopsgezinde Scholen, in totaal 41
scholen dus.
De ouderavonden en Oudaroommissies bij
het Openbaar onderwijs lijden een kwijnend
bestaan, het jaarverslag over 1930 bovenge
noemd maakt er speciale melding van. Die
bij het Bizonder Onderwijs daarentegen
worden steeds goed bezocht,
TANDVERZOHGING OP SCHOOL.
Te Heerenveen heeft op een Centralen
Ouderavond van de afd. „Volksonderwijs'* de
tandarts E. van der Molen, van Groningen,
gesproken over „de tandheelkundige verzor
ging van de schooljeugd", die z.L dadelijk in
het eerste schooljaar moet aanvangen. De
belangstelling voor goede verzorging van
mond en tanden bij de jeugd kan, gelijk in
Duitschland geschiedt, aangemoedigd worden
door prijsjes uit te loven, individueel en kla».
sikaal. In dat land is deze verzorging reeds
aan alle scholen ingevoerd en de resultaten
zijn zeer gunstig. Noodig is het dat de tand
arts elk half jaar op de school een onderzoek
instelt. Om financieele redenen behoeft de
invoering niet te stranden; per Jaar zullen de
kosten per leerling ongeveer l gulden bedra
gen. Bij de ouders dient aangedrongen, dat
na het eten de kinderen appels, wortelen en
andere harde spijzen nuttigen, omdat daar
door de zuurvorming van restjes eten tus-
schen de kiezen en tanden de kiem van veel
gebitbederf wordt tegengegaan.
COMMUNISTISCHE CELLEN OP SCHOOL.
In Pruisen bestaan tegenwoordig aldus
lezen we ln „De Wartburg", zoogenaamde
„weltliohe" en „Christliche" scholen naast
elkander, d.w.z. scholen waarop geen gods
dienstonderwijs en waar wél godsdienston
derwijs gegeven wordt. Nu zonden da com
munisten eerst hunne kinderen alleen naar
de zoogenaamde neutrale school, maar te
genwoordig zenden zij ze ook welbewust
naar de Christelijke school, niet om hunne
kinderen daar Christelijk onderwijs te laten
geven, maar om daar te midden van de
Christelijk opgevoede jeugd hunne commu
nistische cellen te bouwen, de insluipme-
thode! Daar ook op die Christelijke scholen
het deelnemen aan het godsdienstonderwijs
en aan godsdienstige feesten niet verplich
tend is wonen de communistische kinderen
dat alles niet bij, maar trachten natuurlijk
wel anderen daartegen op te zetten en hun
verderfelijken geest te verspreiden. Pogin
gen om zulke kinderen naar de neutrale
scholen te doen verhuizen, stooten af op het
wettelijk bezwaar, dat elk kind ook tot du
Christelijke school toegang heeft; de oudere
staan er op, dat de kinderen daar blijven.
En zoo moet dat alles geduld worden. Zoo
wroet het communisme voort
Als jongens hebben we samen gespeeld en
gevochten en nu, heelemaal onverwachts,
ontmoetten we elkaar weer.
Wat is er dan veel te vertellen, 'tls jam
mer, dat dergelijke onverwachte ontmoetin
gen meestal maar heel kort kunnen zijn.
We schudden elkaar de hand toen gin
gen we weer elk z'n eigen weg. En ik daoht
zoo: wie weet, zien we elkaar ooit weer.
Toen we van'sohool kwamen, ging hij in
de leer bij een timmerman. Maar ras bleek,
dat op dezen kmllejongen een heldere kop
stond. Nu is hij een bekend aannemer, die
blijkbaar steeds tot volle tevredenheid van
zijn superieuren zijn taak verricht. Meestal
is hij in 't buitenland.
Zijn vroegere baas, de kleine dorpstimmer
man, is al lang geleden gestorven. Wel nooit
zal hij vermoed hebben, dat z'n krullujon-
gen, die behalve vol ijver ook vol streken
zat. het zóó ver in de wereld zou brengen.
Maar tooh wordt 'tmeer gezien, dat de
leerling zijn meester ver voorbij streeft
Aan deze ontmoeting moest ik denken,
toen ik dezer dagen een aardige geschiede
nis las. Misschien is 't.jnaar" eer. anecdote,
maar in elk geval vind 'k een treffend ver
haal.
Murillo, de beroemde Spaansche schilder,
die in de zeventiende eeuw leefde, vond
's morgens op de ezels zijner leerlingen vaak
onafgewerkte teekeningen, die echter sporen
droegen van veel genie. Zij waren des nachts
uitgevoerd en ondanks alle nasporingen ge
lukte 't Murillo niet den geheimzinnigen
maker te ontdekken.
Op zekeren morgen in zijn atelier komen
de vond hij zijn leerlingen rondom den ezel
staan, vol bewondering voor een onvoltooid
hoofd van de maagd Maria.
Murillo zelf was verbaasd over de
overtroffen schoonheid van dit beeld. Hij
sprak zijn leerlingen aan. in de hoop van
hen ophelderingen te ontvangen, maar nie
mand wist er hem iets van te zeggen.
„Hij, die dit werk heeft achtergelaten, zal
e^ns ons aller meester worden", sprak hij,
en zich tot een jongen slaaf, die naast hem
stond, wendende, vroeg hij dezen, aan wien
de beurt was, dezen nacht in het atelier te
aken.
„Aan mij, heer."
„Nu, indien gij morgen geen opheldering
geven kunt over den nachtelijken bezoeker,
zult gij twintig zweepslagen ontvangenl"
De slaaf boog en vertrok.
Dien nacht legde hij zijn matras voor den
ezel, totdat de klok drie uur sloeg; toen
sprong hij op en riep uit: „Drie uur zijn
zoor mij; de overigen behooren mijn
meester."
Hij ging voor een ezel zitten om 'twerk
'an den vorigen nacht te voltooien.
Hij begon te schilderen, en spoedig was
ie zwarte slaaf, het kind van arbeid en
lijden, opgegaan in den jeugdigen geest, die
zijn wieken ontplooide, en opvoer naar dc
rijheid der kunst. Hier een weinig kleur,
daar wtrn zachte schaduw zoo verliejjen
drie uren.
Een licht gedruisch deed hem opzien. Mu
rillo stond met zijn leerlingen achter hem:
de zon gluurde door de luiken, terwijl de
fakkel binnen nog brandde.
De schilder was opeens weer een slaaf; de
uitgeslagen vlerken vielen neer. Hij waagde
het niet, zijn oogen tot de verwonderde blik
ken van de hem omringenden op te slaan.
„Wie is uw meester, Sebastiaan?"
„Gij heer."
„Ik meen uw tee>kenmeester".
„Gij heer."
„Ik gaf u nooit les".
„Gij hebt ze aan uw leerlingen gegeven,
en ik woonde ze bij".
„Gij hebt meer gedaan, gij hebt er van
geJeerd. Verdient deze jongeling straf of be
looning?" vroeg Murillo aan zijn leerlingen.
„Belooning heer, belooning!" was het geest
driftig antwoord.
„Welke zal dat zijn?"
De een sprak van een stel kleeren, een
ander van geld, maar dat alles vond geen
weerklank in het gemoed van den be venden
knaap.
Toen zertde een derde: „De meester is
vriendelijk gestemd vraag uw vrijheid,
Sebastiaan!"
De slaaf viel op zijn knieën en barstte in
tranen uit; zijn brandende oogen sloeg hij
naar zijn meester op, en zeide: ,Jk smeek
om de vrijheid van mijn vader".
Murillo reikte hem de hand.
„Uw penseel toont, dat gij genie bezit;
uw vraag, dat gij een hart bezit Gij zijt niet
langer mijn slaaf, maar mijn zoon. Ik heb
niet alleen geschilderd, maar ook een schil
der gevound!"
vijanden
onzer gezondheid, in het bijzonder
verkoudheden
en zoovele daardoor ontstane pijnen.
Uw beste wapen is Aspirin-Tabletten.
Radio Nieuws.
Dinsdag 24 Maart,
HUIZEN (298.8 M.) KRO. 8—9.16 Morgencor.
irt. 10—11.30 Gramofoon. 11.80—12 Godaalei:
atlg halfuurtje. 12 Tijdsein. 12.01—1.30 Goncoi
1.80—2 Gramofoon. 2—3 Vrouwenuurtje. 3—8.S
Knip-, Naai- en Stofverslerlngacursus. 3,30—
Verzorging van den zender. 16.30 Gramofoo
6.30—6.45 Verbondskwarttertje. 6.45—7.16 Cui
sus in Schriftverbetering. 7.157.44> spreke
8—9.30 Lijdensmeditatie. 9.30—9.40 Nieuwsbe
richten van
i Dlaa. 9.4013 Concert.
genwtJdlng. 10.30—1!
1 Concert 11.20 Gramofoon. 1.601.30 Zang-
voordracht. 1.801.60 Gramofoon. 1.60—2.20
Rustpoos voor verzorging van den sender. 2.2U
3 Kamermuziek. 34 Knipcursus. 44.30
Gevarieerd Loetafoon-progrsmma. 4.80—6.S0
Kinderuurtje. 6.806 Concert. 66.20 Causerie
De Lelpzlger MeBse. 6 307 Orkest. 77.30
Engelsehe les
7.458 Lesing.
8.058.36 Kamermusiek. 8.86—9.30
9.3010. Voordracht 1010.16 Nieuwsberichten
van Vas DIas. 10.1611 Concert. 1113 Grs-
NIEUWE AVONTUREN VAN MIJNHEER PIMPELMANS
„Top!" zegt heer Pimpelmans; „Komaan,
Gaat daar maar on een rijtje staan!"
Hij richt zijn toestelmaar hy doet
Daarbij een misstap met zijn voet,
En aoh, de ramp die nu geschiedt
Vergeet je heel je leven nietl
54. Want door het trappen op een stang
Brengt hij het bootje plots in gang;
De steiger, die 't gezelschap draagt,
Wordt van de aarde weggevaagd,
En heel de schaar' duikt één van zin
Met luid gvploih. het water in.
(Wordt Woensdag vervolgd.!
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
EVELYN EVERETT-GREEN
Door J. VAN ZUYLEN
(15
Ook Erica's gelaat stond ernstig; Beatrice
aag, dat ze begrepen werd.
„Ik weet volkomen wat je bedoelt Ik
heb het ook gevoeld. En het staat mij ook
niet aan. De manier, waarop de avond
school toenam, leek mij niet, toen we die in
onze eigen „gemeentekamer" hielden en de
jongens koffie met koek gaven om mee te
beginnen. Ik vraag me 6oms wel eens af,
erts Ds. Ketdh weer beter is en het weer ln
de school kan gehouden worden, of hij ze
dan niet heel moeilijk zal terug krijgen-
En toch scheen het zoo voor de hand lig
gend, die arme stumperde iets warms en
lekkers te geven op deze gure avonden,
daar de meesten tooh uit een akelig tehuis
komen, waar nu voora-l zoo weinig voor hen
te halen is. Ik meende, dat J-iil Johnstone
het plan van die koffie ook niet bijzon-der
toejuichte, ofschoon ze niet veel z>ei en ik
haar bezwaar niet begreep; maar ik geloof,
dat ik er nu beter aohter bon."
Beatrice zuchtte, ofsohoon ze toch ook
pioest glimlachen.
„Arme jongens! ze houden meer van de
koffte dan van da lessen, vrees ik! En ik
Wenschte me zelf nog wel geluk met het
aantal leerlingen en met hun trouwe op
komst! Ik ben benieuwd of het stoffelijk ge
not ze ten slotte niet meer aantrekt dan de
lust om te leeren. Het zou werkelijk treurig
zijn, als dat het geval bleek te wezen. En
toch kan ik het niet over mijn hart krijgen
om die toegift in te trekken."
„Zoo gaat het mij ook," antwoordde Erica,
glimlachend. „Ik ben net zoo zwak 'als iij,
Beatrice. Maar misschien zouden we na het
Kerstfeest, als de ziekte wat geweken is en
er meer werk loskomt, goed doen wat te
gaan minderen. Ik zou niet graag aan Ds.
Keith of aan iemand anders reden willen
geven om te zeggen, dat we het dorp tot
paupers hebben gemaakt, en toch weet ik.
dat daar eenige vrees voor bestaat als we
op denzelfden voet voortgaan nadat de drin
gendste pood voorbij is. Ik zeg „wij". Bea
trice, omdat ik die gewoonte van jou heb
overgenomen."
„Dwaas kind, het is 'evengoed jouw werk
als het mijne. Je moogt gerost je deel van
de eer hebben, want ik zal stellig een beroep
op je doen om ten minste de helft van den
blaam voor jou rekening te nemen, als
iemand ons aanvalt, omdat ik geloof dat jij
sterker bent en meer evenwichtig. Maar
Kerstmis moet Kerstmis zijn voor de heole
plaats, daar kan ik niets aan doen en rle
kalkoenen en de puddings en al wat voor
het feestmaal bestemd is, is altemaRl be
steld: het is onmogelijk om nu terug te krab
beien."
Als gulle weldadigheid ook al zou ze
missohien niet al te voorzichtig in haar uit
deel ing zijn ooit geoorloofd is. dan is ze
dat zeker in den blijden Kersttijd. Beatrice
en Erica hadden de voldoening, te gevoelen,
dat iets van de algemeene vreugde en blijd
schap dit jaar zou doordringen zelfs tot in
de nederigste woning rondom hen, en dat
noch de slechte tijden van het tegenwoor
dige, noch de sombere voorspellingen voor
de toekomst, de blijdschap en vronliikheid
konden wegnemen, die nu zoo rijkelijk woon
den in tal van eenvoudige huishoudens. En
zelfs in dezen tijd was het zoet niet geheel
onvermengd met bitter en het genoegen niet
zonder smart
Een ontmoeting op Kerstavond gaf aan
leiding tot een vrij onaangename overden
king.
Beatrice had juist haar reeks prettige, op
wekkende bezoeken volbracht, en keerde
naar huis terug langs een weinig gebruikte
laan, welke leidde naar de plaats waar ze
afgesproken had Erica te zullen treffen, toen
ze Lucie Keith ontmoette een van haar
bijzondere gunstelingen die met een iet
wat bedrukt gezicht terugkeerde van een
afgelegen huisje, dat Beatrice zelf dien dag
eerder had bezocht in haar kwaliteit van
„Mevrouw Weldadigheid".
Het meisje had tranen In de oogen en
Beatrice had ze gezien voordat ze werden
afgewischt en hadden plaats gemaakt voor
een lachje van herkenning. Tranen op Kerst
avond! En nog wel in de oogen van die blij
moedige Lucie! Er moest stellig iets aan
mankeeren! De jonge vrouw voelde het als
een soort roeping om zorgen te verdrijven,
in welke gedaante zij ze ook ontmoette, als
het in de macht stond van een warm hart
en een gevulde beurs om dat te doen. En
dus legde ze beide handen op Lucie's schou
ders en keek -haar recht in de oogen.
„Scheelt er. iets aan, Lucie, mijn kind?"
vroeg ze vriendelijk.
„Och neen, juffrouw Cholmond. Werkelijk
niet Me dunkt het is van 't jaar al een bij
zondere Kerstmis!"
Maar het openhartige gezichtje kon zich
niet ontdoen van de wolk die er op rustte,
en Beatrice zeg heel duidelijk, dat de lach
jes een klein beetje geforceerd waren.
„Je vader is toch niet erger, kindje!'"
„O neen; veel beter. Hij zal morgen ook
wat van den Kerstmaaltijd mogen hebben."
„Maar wat scheelt er dan toch aan, Lucie?
Kom, meisje, vooruit er mee. Je kunt me
niet misleiden."
„Gerust, juffrouw, het is niets. Ik ben een
beetje kinderachtig. Ik ben alleen maar wat
teleurgesteld maar ik geloof, dat het
dwaas van me was en misschien niet heele
maal recht of liever vriendelijk. Het is do
moeite niet waard er over te denken en
eigenlijk ben ik zeer blij."
Beatrice nam het kind bij de hand en wan
delde met haar op door de kronkelende laan
„Vertel me er nu eens alles van, kleintje.
Ik zou het graag weten."
Het was niet zonder eeniee aarzeling en
wat haperen, dat Lucie hear bezwaard
hartje uitsprak.
„Het is alleen om mijn kleine Janey daar.
U weet, ze heeft altoos zoo'n beetje bij mi,i
gehoord, sindfi de dokter gezegd had. dat zo
altoos kreupel zou blijven. Vader zei. dat ze
aan mijn bijzondere zorg was toevertrouwd
en na dien tijd ging ik zoo vaak naar haar
toe, als ik maar even kon, en ik heb haar
onderwezen en ik was trotsch op haar, cn
maakte kleertjes voor haar, en bracht haar
mijn speelgoed en mijn boeken en veel an
dere van die soort dingen; en het was zoo
prettig iemand alleen van je eigen te heb
ben; en als ze ziek was dan mocht ik haar
van moeder wat brengen, dat ik zelf klaar
maakte, of mijn deel van een lekkeren pud
ding; en Janey en ik waren zulke goede
maatjes, en ze had zoo graag, dat ik bij
haar kwam; en we lazen samen in den Bij
bel en ik trachtte haar te vertellen, zooals
moeder ons vertelt en e maar
nou
Lucie hield plotseling op, maar Beatrice
liet haar niet lo9.
„Wel, en wat nu? Wat scheelt er nu aan?
Dat zou ik zoo graag willen weten."
Lucie slikte een prop weg, die haar ln de
keel zat, en vervolgde toen, vlug en vrij-
moedig:
„Ik had me voor dit Kerstfeest zooveel
moeite gegeven met allerlei kleinigheden,
die ik voor haar gemaakt had. We zijn heel
druk geweest en er zijn zooveel waar wat
voor gedaan moet worden, maar Janey is
speciaal voor mij, en ik mag zoo graag haar
gezicht zien al9 ik mijn Kerstmandje open
doe. Ik had een plumpudding en een cake
voor haar klaar gemaakt, en ik had wat
kleertjes voor lianr vermaakt, en had een
schoonen gekleurden omslag gedaan om een
paar oude mooie vertelselboekjes, waarvan
ik wist, dat zij ze leuk zou vinden; en er
waren ook een paar roomsoesjes in het
mandje en twee sinaasappelen en een gem-
berbroodje; en ik heb den halven nacht lig
gen denken, hoe prettig ze het wel zon vin
den en ik had zooveel moeite gedaan op
alles en ten slotte deed ik er mijn' eigen
kinderbijbeltje in, wat me heusch wel een
klein beetje speet. En vandaag ging ik met
mijn mandje naar haar toe. Ik ging juist het
laatst naar haar, omdat we het dan samen
konden openen en elk ding bekijken, zooals
we dat andere jaren deden; maarmaar
en het scheen dat de tranen beslist
weer wilden gaan vloeien.
„En verder, schatje? Wat, in elk oog een
traan, Lucie? Arme, kleine meid, wat heb
je dan toch voor verdriet?"
„Och, verdriet is het niet, ik bedoel, dat
moest het niet wezen; ik mag niet zoo zelf
zuchtig zijn en werkelijk, heusch, ik ben
blij voor Janey, dat u haar dien gemakke-
lijken schommelstoel hebt gezonden, en die
mooie warme trui. en die mooie nieuwe ver
telselboeken, en dat heele lekkere Kerstmaal
dat u ze allejnaal gezonden hebt U moet
niet denken, dat ik zoo vreeselijk zelfzuch
tig bon en zoo kleinzielig. Ik ben er werke
lijk heel blij om, maar Janey gaf nu nietl
om mijn dingen en keek er nauwelijks naar,
maar liet nu de nieuwe kleeren en boeken
zien, die u haar gegeven hebt. De mijne za
gen er oud en versleten uit dat weet ik wet
natuurlijk houdt iedereen meer van nieu
we dingen; maar ik had aan de mijne zoo*
veel werk gehad; cn andere iaren was i9
zoo blij geweest, en dat maakte, dat ik nu»
zoo teleurgesteld gevoelde; maar denk alstu
blieft niet, dat Ik slecht ben."
(Wordt vervolgd.T