WOENSDAG 18 MAART 1931 EERSTE KAMER IN MEMORIAM J. H. DE WAAL MALEFIJT Verschillende wetsontwerpen BEGROOTING VAN JUSTITIE (Vergadering van 1T Maart 1>I1). g te half twee en der afdee- Minister RUYS DE BEERENBROUCK «loot ch namens de Regeerlng deze woorden _jn. Gedurende een lange reeks van Jaren heeft de heer De Waal Mftteftlt zUn arbeid aan de naar geest als karakter op aller lanspraak mocht maken. De Ml. •rtulgd. dat zön nagedachtenis In i 20-tal kleine wetaont werper ameltJk naturalisaties en onteigeningen, erden daarna zonder dissussle of stem den hamer, i de orde was dan de begrooting tin Justitie Inzake het egebaand.alPsycho- rechterlUke amb- or Juridischs stu. aanleg niet vol- •arlng heeft reeds s niet de rechter. loopbaan hebbon fzaken. Wen- ïn wordt ver- >ok de Justitiabelen In alle op. ichtskundlgen btJstand kunnen HEERKENS THIJSSEN (r.k.) be. loogde dat de behandeling van zedenmlsdrfiven tot nu toe niet voldoende betering wil hö t 'hlatrlsche z|Jde. Gewénscht zou het zön. fndlen reeds van de Inhechtenisneming af xoo- ilg tnezlcht werd uitgeoefend. 'oorts werd meer contact "gewenscht tnsschen rer. ïtencolleges en de geestelijke verzor. •s v.- i gedetineerden. De geestelöke verzor gers d'^nen zeer ervaren menschen te zön. •an de Röksverzekerlngsbank. weging heeft, ledei dulden .dat andei boden Is. ploei »«rd* de heer M tbtenaar van het O. M. nle sn de tafet der rechters behoort te zitten Het Inwinnen' van Inllchtln zullen hebben, had niet de In in den heer Mendels. bepleitte hö de aanstelling va DE AARDVERSCHUIVING IN SAVOYE Dorpsbewoners uit de omgeving, ven Belleeompe, die zoo tnel mogelijk met al hun hebben en houden naar veiliger oorden vluchten. Als 't daar tenminste veiliger is. Want ook over andere deelen van Savoye breidde de aardverschuivingsramp zich uit. TWEEDE KAMER WIJZIGING DER OCTROOIWET SOCIALE ONGEVALLEN. RECHTSPRAAK (Vergadering van 17 Maart 1931). OVERZICHT Bijna den geheelen middag heeft de Ka mer nog besteed aan de behandeling van de wijziging der Octrooiwet, Het resultaat was, dat alle amendementen van eenige be- teekenis met groote meerderheid verworpen werden. Alleen de heer Kortenhorst had bij het scheiden van de markt een bescheiden succesje. Overigens gaf de Kamer er de voorkeur aan om bij deze netelige kwestie te varen op het kompas van den minister. Om vijf uur werd nog begonnen aan de behandeling van een conclusie. De heer Ter Laan had daarbij den slechten smaak de Kamer onnoodig drie kwartier op te hou den. Zooals hij zelf zeide: naar aanleiding van deze conclusie zette hij een betoog op. dat bij de toepassing der Ongevallenwet minder waarde moet worden gehecht aan geneeskundige verklaring en op veel ruimer schaal verband behoort te worden aange nomen tusschcn eenig duurzaam letsel en een den betrokkene overkomen ongeval; dus ook indien doktersverklaringen dit verband constateeren. De zaak was allerminst nieuw. Zij is her haaldelijk bij begrootingen besproken en ook verleden jaar was zulk een beschou wing toegezegd door den heer Drop, doch niet gehouden. Nu ging de heer Ter Laan op een allerongelukkigst oogenblik het ver zuim van xijn partijgenoot inhalen. Hij pro duceerde een motie om de wenschelijkheid van herziening van het betrokken hoofdstuk der Ongevallenwet uit te spreken en nam daarin ook op aanhouding van de in be handeling zijnde conclusie. Dat was te zonderlinger, omdat ook de soc.-dem. v. Braambeek tot de afwijzende conclusie had meegewerkt. De heer Ter Laan schiep du3 onnoodig verwarring. Uit deze Impasse werd de Kamer gered, door dat een suggestie van den heer Ketelaar om de motie te splitsen, werd opgevolgd. De voorzitter deponeerde onmiddellijk de herzieningsmotie in het archief: drukken en ronddeelon. De tweede motie betreffende schorsing van behandeling der conclusie zal heden bij den aanvang der vergadering wor den verworpen. De Kamer was mericbaar ontstemd over dit ietwat zonderling optreden van dén heer Ter Laan, dat op dit oogenblik weinig an ders dan wat politieke reclame beteekende. j De zaak zelf is belangrijk, maar zij was thans niet aan de orde. Besloten is het wetsontwerp inzake de heffing van opcenten op den tabaksaccijns op sigaretten aan de agenda toe te voegen. VERSLAG Regeling der nerlaumkcdeB. De VOORZITTER steld. Aldus werd besloten. Wijziging tui de Octrooiwet. Voortretet werd daarna de beraadslaging r het wetsontwerp tot wözlglng der OctrooL .chtereenvolgens handhaafden de heoren v. HELLENBERG HUBAR (r.k Mej. KATZ irtlkel kan stei de verleenIng rdeel. dat bestaanden irdlei lendei orstel der ïrlng. dat het beste la. KORTENHORST (r.k.) sag In de eglnsol onzer O. elangröR d. Waerden zitten deze erkende het it-Kal chtte de bei reling de beste. ,-lnder heeft In den töd t it er van terecht zpl komen. Met hi ment tast zll het stelsel der wet i Is niet te aanvaarden, amendement-v. d. Waerd< wordt door sluit alleen bö ■ellns aan. een regeling, die wö elke bezwaren daaraan verbon- ft de heer Ki ikt. H< hebben. Weïk' toond "Tusschcn openbaarmaking van een octrooi, heeft i Dultschland heeft hö nen het amendement, dan mt schtenregellng In het wetsc Het Is het beste thans di n zich te houden aan het liet behoorlök iet amendement.v. d Wier- erzlen. ze zön parlementair r de oogen gezien en daar. nieuwe systemen te wach- le herslening der Octrooi gen van derden worden benadeeld door reeds vervallen octrooien te doen herleven. De MINISTER VAN ARBEID merkte op. da Mej. Kntz mot haar amendement het vervallei van octrooien niet voorkomt, wat haar bedoe ling is. De octrooien, die daar niet betalen vai den accöns zouden vervallen, zullen bö haa amendement wel herleven. Bedoelt zü dat? Ver- moedelök niet. Reed* vervallen octrooien, die zouden t teeren. als de wet eerder zou zön aangwno moeten ook nu kunnen proflteeren. Dat Is bil. 'öMeJ. KATZ zag de technische fout nl< van haar amendement dat echter met 66 t nkele chr. hlst. en de heeren I. Vos. amendement-KORTENHORST era van na IS Juni 1933 ver- n te verplichten licenties af te WETENSCHAP DE HEILBRENGER DER ROODHUIDEN Dr. A. VAN DEURSEN: DER HEILBRINGER, eine ethnologi- tche studie über den Heilbringer bei den Nord-Amerikanischen lndianern. der de Amerikaan- sche Indianen een figuur uit de overle vering, van welks optreden op aarde ais mensch en deels als dier men vertelt, aan wie men gedu rende zijn aardsche leven reeds boven- mcnschelijke krach ten toekent en die meestal na zijn ver dwijnen in de ge stalte van een geest met zeer groote krachten overgaat zeer groote krachten overgaat. Volgens denzelfden geleerde zouden de „oertijdvolken" van de hoogste orde zich. via een geloof aan albezieling en voorts aan geesten, hebben ontwikkeld tot den hoogstei; trap van het oertijdgeloof, dat van den heilbrenger, d.w.z. van een „kiemenden God" en „groeiende Goden". Pater W. Schmidt breidt de beteekenis van het begrip „heilbrenger" uit tot dat van „heiland", met dit onderscheid, dat het heil door hem aangebracht vooral in het verleden ligt en dat hij eerst tot een eigen lijken „heiland" en „verlosser" wordt als men van hem gelooft, dat hij ook in de toekomst-of aan het eind aller dingen red ding en bevrijding van het kwaad zal bren gen en gelukzaligheid schenken. Het „heil" dat door den „heilbrenger" ge bracht wordt kan van onderscheiden aard zijn en naar gelang daarvan heeft men met verschillende soorten van heilbrengers te doen. Men kan deze terugbrengen tot een vijftal, n.l.: de mythische held. de cultuur- heros, de groote wetgever, de wijze en pro feet en de reorganisator van het reeds ge schapene. Sommige schrijvers over den „heilbren ger" zien In de overleveringen omtrent de zen identiteit met de Christelijke leer. Een hunner, Wenjaminow, spreekt zelfs van Nieuwtestamentische gegevens, die door val- sch_e voorstellingen eenigszins bedorven zijn. Verschillende theorieën zijn er over den heilbrenger en deze gestalte heeft ook dich ters als Longfellow (de beroemde „Song of Hiawatha") geïnspireerd. Daar een ethnologische studie omtrent den heilbrenger nog steeds ontbrak, heeft de nieuwe doctor in de letteren en wijsbe geerte A. v. Deursen, dit onderwerp als voor werp van zijn studie gekozen voor de samen •erd goedgekeurd met 67 De toepaaalng der Ongevallenwet. Hierna hield de Kamer zich bezig met eer adres van zekeren HulBboech te Den Haag. dl# beweerde, dat hem een ultkeering krnchteni de Ongevallenwet Is onthouden als gevolg var het wegraken van het aangifteformulier hö d« Röksverzekerlngsbank. De conclusie der K«mei commissie was den minister dank te segger leende Inlichtingen. logletael verbal Op 7 Me! 1930 het verleenen op blllökl ultkeerlng. tot een bedr gekond, Indien het blflvt had met het overkomen De heer TER LAAN (s.d.) betoogde, dat de verworpen conclusie Juist was en klaagde di herhaaldelük ultkeerlng worden geweigerd, on dat verband tusschen een duurzaam letsel een ongeval niet uitsluitend afgaan op r De heer Ter Laan besloot met de Indiening werd uljgenoodlgd hoofdstuk III van de On- MeJ. KATZ (c.h.) bei de licentie op i ictlsch belang. i dit bezwaar sou men moeten indervangen. Dr. KORTENHORST (r.k.) merkte op. dat De heer KETELAAR (v.d.) dingen In één motl De heer TER LAAN wilde dit eene geval ook laten proflteeren als de Ongevallenwe' wordt herzien. Maar hö zou de motie splltsei en voor van belde zaken een afzonderlöki motie ma Ken. Dat geschiedde. Do heer BOON (lib.) merkte op. dat de schor, slng niet gemotiveerd Is. Bö de begrootlng had de heer Drop over de herziening der Ongeval lenwet kunnen spreken. Hö had dat ook toe gezegd. maar heeft dat niet gedaan. Wi tuu die schorsingsmotie? De VOORZITTER stelde voor thans ov schorsingsmotie te beslissen. ..De Kamer" vond dat best. d.ltf' Te 5.40 werd de vergadering geschorst. stelling van zijn proefschrift, dat ln de Duitsche taal is verschenen. Hij heeft zich daarbij beperkt tot de na tuurvolken en de heilbrengerfiguren van de half-cultuurvolken, zooals de Babyloniërs, buiten beschouwing gelaten. Het begrip heilbrenger definieert de ge leerde schrijver als volgt; ,J)e heilbrenger is een wezen uit de my thologie, waaraan bovennatuurlijke krach ten toegeschreven worden en die óf een rol bij de omvorming van de aarde na- de schep ping of na den zondvloed gespeeld heeft óf aan het volk belangrijke wetten, instel lingen, cultureele poederen geschonken heeft. In eenige gevallen is z'n wezen aan de Godheid %-erwant; soms is hij echter een mensch van wien historische bijzonderheden bekend zijn; soms is hij een mythische fi guur. In de mythologie van vele volken kan hij in dierlijke gestalte optreden". Het verzamelen van gegevens, het critisch waardeeren van het gevonden materiaal, de klasslficatie van de verschijnselen en de poging een hypothese op te stellen is de methode welke de nieuwe doctor gevolgd heeft bij zijn arbeid. Bij het verzamelen van zijn gegevens heeft hij, in navolging van Breysig. aller eerst den blik gericht op de Nieuwe Wereld, inzonderheid op Noord-Amerika, omdat om trent de Noord-Amerikaansche Indianen mythologie vele en rijke bronnen ter be schikking staan. Door de bij de roodhuiden in hooge eere zijnde vertellers worden de legenden om trent de helden uit de Indiaansche oudheid levendig gehouden en men mag, volgens Schr., op goede gronden aannemen, dat van deze overgeleverde geschiedenis een vaste kern bewaard blijft. Deze geschiedenissen, zooals ze in de 17de eeuw opgeteekend wer den vertoonen een merkwaardige gelijkenis met die welke in de laatste tientallen van jaren zijn neergeschreven. Bijvoegingen ont spruitend aan de fantasie der vertellers zijn gemakkelijk te onderscheiden. Dr. van Deursen meent te mogen aanne men, dat de heilbrengermythen Inzonder heid in kern het best bewaard zijn bij de stammen, die het laatst met de blanken in aanraking gekomen zijn en daardoor hun eigen cultuur langer bewaard hebben. Hij behandelt uitvoerig in een achttal hoofdstukken wat bekend is van de heil brengerlegenden uit de Algonkinstammen, de Siouxstammen, de Caddostammcn de Zuid-Oostelijke stammen, de Noord-West- Amerikanen, de. Déné-stammen, de Zuid- West-Indianen en de Californische Indianen, om daarna deze overleveringen aangaande heilbrengertypen te klassificeeren en te trachten er een hypothese omtrent op te stellen. In het hypothetisch gedeelte van zijn proef schrift zet Dr. van Deursen beschouwingen als zou er verband bestaan tusschen de oude Indianen en het oude volk van Israël waaruit dan de heilbrengersagen hun oor sprong zouden hebben, als speculatief ter zijde. Ook van een etymologische verkla ring ziet hij af. En de astrale (lunarmy- thologische) verklaring acht hij willekeurig. Wij moeten niet naar de sterren zien maar naar de Indianen zelf, is de opvatting van den Schrijver. Het menschelijke is het overheerschende element in de heilbrenger legenden. En dan brengt hij naar voren, dat in de vertellingen omtrent de heilbrengers de herinnering aan historische personen voort leeft, wat ook bij volken buiten Amerika waargenomen wordt De Schrijver voert daarvoor een groote reeks, aan den inhoud der vertellingen ontleende, argumenten aan. Dat de heilbrenger een dier (een haas, raaf, coyote of spin) kan zijn, is niet vreemd, als men bedenkt, dat aan dezen de macht wordt toegekend zich in een diergestalte te veranderen, welke macht ook aan bekende „medicijnmannen" wordt toegeschreven. Is de heilbrenger al niet voorwerp van goddelijke vereering, hij is toch de held der kampvuurvertellingen zelfs in die ma te, dat hij in het brandpunt van de be langstelling staat terwijl de Godheid daar bij bijna geheel op den achtergrond treedt en slechts nog theoretische interesse tot zich trekt Juist omdat de heilbrenger meer dan de „onbekende God" het menschelijke na dert, wekt hij de volksfantasie sterker op. Dat de heilbrenger een dualistisch karak ter heeft en nu eens een verheven rol speelt maar dan weer als grappenmaker en be drieger optreedt, is in oude godsdiensten geen ongewone combinatie. De Schrijver ver klaart dit hieruit, dat in de heilbrenger- vertellingen de gewichtigste episoden uit het leven van de Indianen zelf saamgevlochten zijn, waarin niet alleen moed maar ook sluw heid en list tot het gewenschte doel voer den. De heilbrenger is bovendien de on vergelijkbare conoentratiefiguur, waarin al les, ook het komische wordt saamgehraeht, zooals in de lagere volksklassen in Neder land sommige dubbelzinnige rijmpjes aan Vondel worden geschreven, eenvoudig om dat men geen andoren dichternaam kent Het dualisme in den heilbrenger komt in een enkel geval uit in de mythe van twee vijandige personen, zooals in de verhalen der Irokeseri. Bij verschillende Indianenstammen heerscht het geloof aan de wederkomst van den heilbrenger. Zoo bewezen de Putawa- tomi, dat Manobozho op een geweldige ijs vlakte in het groote meer rust en dat zijn Radio Nieuws. Donderdag 10 Mnart. HUIZEN <298.8 M.) NCKV- Het uur van^ TtlrUeln. 99.30 Zaï 10 tot 11 uur vr het NCKV. Dan 9.3010 Korte ileke-n I'. de Groot, Chr. Gi 2 Tödi mofoop. 2.1 te geven a- 3.46 j. G. Ably t halfuurtje. Spreekster: M ken—van Driel te Amsterdam. Ut n'door Ds.TK.a Hollander. Ned. Hei n door het Hollandse!» HirpKv Mej. Phia Berghout. ïarp: Rietveld, vlooi; Heok J. Berghout, cello. Abr. Martön. Plano en harmonium. 6 306.45 Mr. Dr. P. M ilej Col 30—8 Vrsgen- halfuurtjo. 8 Tijdsein. 8—8.16 Grumofoon. 8.10 —10.30 Uitvoering van „Das Lied von der van Max Bruch. in de Ned. Herv. erk elo Het geheel onder leiding van den E P. Somraer, te Almelo. In de pauze J.3010.40 PB 1.30 Gramofoonplatenci HILVERSUM. (1876 M.l AVRO. 8 Tödaeln 019.50 Gramofoon. 10 Tödscln. 10 0110.16 Morgenwijding. 10.3011 Ochtendmuziek. 11— 11 30 Halfuur voor de vrouw 11.8012 Voort elling ochtendmuziek 12 TÖdseln. 12.15—1.36 Iramofoon 1.302.30 Nog geen opgaaf omtvan- ren. 2 30—3 Rustpoos voor het verzorgen van len zender. 3—4 Naaicursus. 4—5 Zlekenuur. i6 Concert. 6.307 Radio-Volksuniversiteit 7—7.30 Engelsehe les voor gevorderden. ,.45— 05 Sportpraatje. 8,05—9 Concert. 9—9.20 Het •egen vraag? tuk Ih Nederland". VL 9.20—10 Vaudeville-programma. 1010 10 Nleuwaberlch- n. Ph10H Voortzetting Vaudevllle-program- a. 1112 Gramofoon. RADIOSTORINGEN ^In de poUHe den. In sommige gevallen wordt de terugkeer van den heilbrenger vastgeknoopt aan het einde der wereld. De Schrijver onderzocht aan het slot van zijn proeve van hypothese het verband tus schen de heilbrenger-legenden en de Open haring. Naar de Heilige Schrift is er ook onder de heidenen een openbaring Gods. Augustinus erkent, dat zij de waarheid als in een schaduw volgen. Thomas van Aquino spreekt van de oer-openbaring, die door de duizenden jaren heen werd overgeleverd en nooit geheel vergeten werd. En Calvijn en de Gereformeerden spreken van kleine over blijfselen van het verloren beeld Gods en een ziekere Godskennis uit de natuur, waar in weer de hoop en verwachting op herstel der gemeenschap met God door een heiland en middellaar wortelt Het beeld van de heilbrenger, zooals dat uit de ethnologische bronnen bekend ge worden is (waarin zielfs de geboorte uit een maagd niet vreemd is) vertoont inderdaad eenige elementen waarin wij .een zwakke afschaduwing van hoogere gedachten kun nen zien. Merkwaardig Is wel, dat menig Indiaan, wanneer een zendeling hem van Jezus Chrs- tus spreekt, de neiging vertoont paralellen te trekken met zijn eigen cultuurheroa. „Van christelijk standpunt beschouwd toont de figuur van den heilbrenger ons hoezeer het licht van de algemeene open baring in den spiegel van het door de zonde vertroebeld bewustzijn verduisterd „Tegelijkertijd blijkt echter dat in de ge- compliceorde figuur van don heilbrenger na en dan eenige elementen zijn, die aan de religieuso behoefte kunnen ontsprongen zijn en naar de algemeene openbaring (niet de zoogenaamde „Oer-openbaring") heen- wijzen". Hiermede en met een negental saamvat' tende stellingen besluit Dr. van Deursen zijn uit ethnologisch en godsdiensthistorisch oog punt belangrijke studie. Een veertiental met kleine letter gedrukte bladzijden litteratuur-opgave geeft eenigen indruk van de groote massa stof. die de Schrijver voor zijn bijna 400 pagina's groote proefschrift heeft doorgewerkt. ..KERK EN VREDE" BROCHURE DR. J. SEVERIJN Naar wij vernemen is ter perse om binnen enkele dagen te verschijnen bij de N.V. Boek handel W. ten Have, Amsterdam een bro chure van de hand van Dr. J. S e v e r ij n, lid van de Tweede Kamer, getiteld Kerk en Vrede, of het gevaar van eenzijdige ont wapening. ALLARD PIERSON 1831 -- 8 APRIL -• 1931 Door A. B. W. M. KOK ,i 1 l Op 11 November van het Jaar 1929 had ln de Aula der Stedelijke Ihiiversitedt te Am- •t niam de plechtige eernte openbare tenienikombt van de AJdard Pd ereons lichting plaats. De burgemeester van Amsterdam teekende «eer juist den persoon en de beteekenis van j Allard Piereon, toen hij zich niet deze woorden persoonlijk tot dnene zoon ridhtts; „Deze stichtiïig draagt den naam win uw vader, den ge vier den a estheticus en hoog- i leeraar, w-iens stem zoo vaak in deze aula heeft geklonken. HieT hebben zijn talrijke leerkimgen en hoorders hem bewonderd om Zijn diepe kenmis en original it oil, om zijn kiinetainnig oordcel en fijnen humor, om de buitengewone gaven van zijn gemoed en ook om den buitengewoon verzorgden vorm, waarin hij zijn gedndhten wiet te kleeden Hier heeft hij zijn hoorders overtuigd vun lijn sterke persoonlijkheid, hen geboeid en tne.1ege6leept. Nu 't 8 April ran dit jaar honderd jaar geleden is. dat AMard Piereon geboren werd, villen we op deze plaats dezen zo|.d®iam begaafden man gedenken, die tegelijk theo loog, wijszeer en kunstenaar was, dezen mar van universeele kennis en vorming'), maar die vóór alQea man, persoonlijk heid was. Die hem gekend hebbon roemen eenstem mig zijn edelen geest, zijn bemn'nn«1l|k xa- rokt er, zijn warmte van hart en diiepte van Hii had een afkeer vain merasdhen zonder karakter. ALLARD PIERSON Een man zonder hart, zonder gemoeds leven was hem een tempel met praohtigen gevel, welüicht met schitterend-versierd voorportaal maar zonder binnenste heilig dom. Piereon was een man met een hart, een man ran karakter. Groot door den adel van zijn ziel. Daarna is zijin beteekends als kunstenaar 't grootst. Zijn blijvende beteekends ligt niet In zijn vilsceerige werken. Hij eindigde zijn leven als vertwijfelend denker, de zoeker naar de waarben'd berust te ten shotte ln het niet-gevonden-hebtvul Aohiter efltk prob'eem bleef een vraasteeken staan Hij wanhoopte aan alile wijsbegeerte.3) Zijn tlheologieohe werken worden niet veel meer gelezen en hebben weinig Invloed. Doch wèl kent ieder beschaafd en ontwik keld Nederlander zijn heerlijk werk ,»Hel- las", 't fijne „Intiimie" en de sympathieke, voornamd teekening van onze „Oudere Tijd- genooten". Scheppend kunsdenaar was hij ndet zijn roman „Adriaan de Merival" kent men zelfs bij name nauwelijks meer. Hij ©prak echter zijn waardeering uit in een stijl, die terecht op aichzedf een kunst werk wordt genoemd. Zijn roem is zijn meesterschap over Ja taal.*) Zijn stijl is voornaam en deftig, pakkend door plotseliing-verreseende beelden. Prof. VV. Geeeink, zelf een kunstzinnig man met veel taalgevoel, bekende weieens dat hij, wanneer hij iets wilde schrijven en het werk vlotte niet, Piereon begon te lezen om .geïnspireerd" te worden. De mannen va.n het Réveil met óón enkel beeld teekent hij ze. Als voorbeeld kies ik zijn karakteristiek van Bulderdijk: „Als Bulderdijk gemelijk is en alles afkeurt, is hij voor mij als de hond op het erf in den naoht Het jankend geluid doet ons opstaan. Er kan onraad zijn. Hit moet de moeite loonen er achter te komen, wat zulk een aan doenlijken geest van streek bracht. Biiderdijks ontevredenheid met Je achttiende eeuw in Nederland zij ons ge noeg. Aan ons op bet spoor te komen van hare oorzaak en met dit onderzoek ons voordeed te doenEen dwaasheid ware het, de verzen van Bulderdijk met hetzelfde soort genoegen te wilMen lezen, waarmede wij de verzen lezen van d-idhters onder onze tlidgenooten. Nat worden ie onaangenaam, als het een lichaamsdeel treft, maar baden verrulkkölijk. Zoo kunnen wij ook Btldordijk niet gemeten, tenzij wij ons geheel aan hom overgeven. Andere schrijvers besproeien otir op het Mefelilket met hun geurig vocht Hij ie ais een zee, die ons tot boven het hojfd moat bedekken. Duiken wij weder op, d.vn brengen wij het een en ander mede, dat wij niet gebruiken kunnen: eenig zeewier van deftigheden, eentonigheden, rhetor,k.» en pompeuze verzen. Wat nood? Het wordt weder afgeschud". Onmogelijk is vooral een persoonlijkheid als Piereon te begrijpen, zonder te kennen den geest van zijn tijd. Geboren hi 1831 leefde hij in de eeuw, waarin Da Coeta schreef zijn: „Bezweren tegen den geest der Deze bezwaren van don geloovlgen Réveitl man Da Costa tegen het Rationalisme ven zijn tijd heeft de jonge Piereon volkomen gedoeld. Zijn oudere waren piëtieti6Ch-godsdieii- stig,4) zoodat hij ad spoedig door hen met het Réveil Ln aanraking kwam. En bet Réveil heeft hij nooit kunnen vergeten. Edeler kring dan de mannen ven het Révoil heeft hij later nergens meer aangetroffen, teerder vroomheid nergens gevonden. Als hij over het Réveil schrijft hij Is 't dan met de opvattingen der Réveilmannen niet meer eens beluisteren we een stem van diepen weemoed. De schoonste bladzijden, die hij schreef, schilderen het Réveil. Deze geestelijke opwekking heeft teid- zamen invloed op hem uitgeoefend, zoodat hij eigenlijk nooit zich zelf heeft kunnen losmaken van „de mannen en vrouwen, wier vroomheid de oorsprongen ran zijn gemoedsle-ven had gedrenkt, al heeft hij door zijn uitlatingen hen menigmaal ge griefd en bedreefd". Hij is geweest: kind vso het Révedl en leerling van Opzoomer. Eerst: kind van het Réveil. Ergens maakt hij een v leHjking tus ©ohen de Francoiscanerorde van de oude Ohri6teflijke Kerk en het Réveil. In tegenstel ling met Doaninacue is Franciscus de man van het warme gemoed. Franciscus, de rijke koopmanszoon, hij geeft al zijn eigen dom prijs, reist bedelend het land do»r, wordt door het volk als een waanzinnige bespot, maar verliest niet zijn persoonlijke geestdrift, zijn persoonlijk geloof. Hij gelooft, wat de kerk gelooft, maar !e meer Johannes dan Paulus. Zóó ook het Réveil. Het will geen enkel dogma loochenen het laat eenvoudig, wat 't niet beleeft, bui ten beschouwing en legt den hoofdmadruk op het Christelijk gemoedsleven en do Christelijke loranspractijk. 't Heeft voor do ontwikkeling der Christelijke wetenschap weinig waarde gehad; 't las meer in un Bijbel dan over den Bijbel. Welkom was ieder die medegeloofde een geïnspireerde Schrift, gevoelde dat de zonde scheiding maakte tusschen hemel en aarde en Jezus Christus door Zijn kruissterven die breuk had geheeld. Zóó was 't Révedl] orthodox, doch mat dogma i.isdh. De jonge Piereon, zelf van teer gemoed, eon Franciscanernatuur, gevoelde zich ge heel thuis in dezen myïetnek-devoten kr.ng f tot dat met zijn leerling worden van Op zoomer de soh-eiding kwam). Als jongen bezocht hij zelf geregeld me» zijn ouders de bijeenkomsten ven het Réveil Daar leerde hij de voormannen kennen' Do Costa, Groen van Prinsterer. Wiüem Je Clercq. En hij kon niet dulden, dat een licht zinnige wereld minachtend over hen de schouders ophaalde. „Niemand mlrtkenoe het verhevene dezer wereldbeschouwing, waarin plaats was voor ddepen ernst, krach tige poëzie, wijegeerige bespiegeling, konme van het mensohelijk hart Het was een nieuw gelaa/t, dat het Réveil aan de samen leving wist te geven. Men kwam bil ren; het bflbeliboek werd opgeslagen, gelezen on uit gelegd; de oprichting van nieuwe instellin gen voor Christelijke phtl«ntropio werd-m beraamd, besproken, aanbevolen; een be zielde improvisatie, een verheven rsre be sloot niet zelden de bijeenkomstHi et was men in het land dar vreemdelingschap, hier was men in de woestijn Men was op reis. eene Bunyans relze: „Repos aLMoure" was de scboone en weemoedige leuze". (Wordt vervolgdi l) Hij sdhree! 29 groot ere en 171 kleinere werken! Zie het mooie opstel over Allard Pier* son van Prof. P. D. Chantepie de la Saus- says in „Portretten en Kritieken" 190F, bl. 147 Dr. A. W. Bronsveld was van dezelfde meening. Hi, schreet in een van z'n kron:«« ken (Slem voor Waarheid en Vrede, 1398,: ..Bedriegen wij ons niet, dan zullen de wer ken gevloeid, om zoo te zeggen, uit zijn go- moed, langer blllven leven dan dde, we ko een meer intellectueel karakter dragen. Hoe groot de denkkracht ran Pr. Piereon ook was. hij was te hartstochtelijk, ziin gemoeds leven was te krachtig ontwikkeld, dan dat hii het lang volhield afgetrokken te denken. Hij was artist meer dan filosoof. Schilderen ging hem heter af don het opzetten en uit werken va.n een zuiver logisch probleem". Pp-.f P. D Chanlepie de la S. iPortrefien en Kritieken M 143) acht „Oudere tildgepoo* tan" het beste ran zijn geschriften. Allard was het tweede van hun zes kinderen Behalve deze zoon zijn nog «nee andere kfnderen zeer bekend geworden. Hendrik werd later Directeur van de HH- diraeszestichton ta Zetten I col nas Gerard werd Minister van Financiën. AHard werd genoemd naar zi|n grootvader (deze was predikant te Alkmaar geweest). Wanrechiln- Hik waren de Plerenns van oorsprong réfjj* g-iés. ..Zijn vader was een alillte, litemt Ns. scheiden \m«terdnm«che koopman, schiln» haar koel. maar met een warm hart l># moeder een poëtische natuur, de zon va» het geheete gezin".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 3