WOENSDAG 18 MAART 1931
EERSTE KAMER
IN MEMORIAM
J. H. DE WAAL MALEFIJT
Verschillende wetsontwerpen
BEGROOTING VAN JUSTITIE
(Vergadering van 1T Maart 1>I1).
g te half twee
en der afdee-
Minister RUYS DE BEERENBROUCK «loot
ch namens de Regeerlng deze woorden
_jn. Gedurende een lange reeks van Jaren heeft
de heer De Waal Mftteftlt zUn arbeid aan de
naar geest als karakter op aller
lanspraak mocht maken. De Ml.
•rtulgd. dat zön nagedachtenis In
i 20-tal
kleine wetaont werper
ameltJk naturalisaties en onteigeningen,
erden daarna zonder dissussle of stem
den hamer,
i de orde was dan de
begrooting tin Justitie
Inzake het
egebaand.alPsycho-
rechterlUke amb-
or Juridischs stu.
aanleg niet vol-
•arlng heeft reeds
s niet de rechter.
loopbaan hebbon
fzaken. Wen-
ïn wordt ver-
>ok de Justitiabelen In alle op.
ichtskundlgen btJstand kunnen
HEERKENS THIJSSEN (r.k.) be.
loogde dat de behandeling van zedenmlsdrfiven
tot nu toe niet voldoende
betering
wil hö t
'hlatrlsche z|Jde. Gewénscht zou het zön.
fndlen reeds van de Inhechtenisneming af xoo-
ilg tnezlcht werd uitgeoefend.
'oorts werd meer contact "gewenscht tnsschen
rer. ïtencolleges en de geestelijke verzor.
•s v.- i gedetineerden. De geestelöke verzor
gers d'^nen zeer ervaren menschen te zön.
•an de Röksverzekerlngsbank.
weging heeft, ledei
dulden .dat andei
boden Is. ploei
»«rd* de heer M
tbtenaar van het O. M. nle
sn de tafet der rechters behoort te zitten
Het Inwinnen' van Inllchtln
zullen hebben, had niet de In
in den heer Mendels.
bepleitte hö de aanstelling va
DE AARDVERSCHUIVING IN SAVOYE
Dorpsbewoners uit de omgeving, ven Belleeompe, die zoo tnel mogelijk met al hun
hebben en houden naar veiliger oorden vluchten. Als 't daar tenminste veiliger is. Want
ook over andere deelen van Savoye breidde de aardverschuivingsramp zich uit.
TWEEDE KAMER
WIJZIGING DER OCTROOIWET
SOCIALE ONGEVALLEN.
RECHTSPRAAK
(Vergadering van 17 Maart 1931).
OVERZICHT
Bijna den geheelen middag heeft de Ka
mer nog besteed aan de behandeling van
de wijziging der Octrooiwet, Het resultaat
was, dat alle amendementen van eenige be-
teekenis met groote meerderheid verworpen
werden. Alleen de heer Kortenhorst had bij
het scheiden van de markt een bescheiden
succesje. Overigens gaf de Kamer er de
voorkeur aan om bij deze netelige kwestie
te varen op het kompas van den minister.
Om vijf uur werd nog begonnen aan de
behandeling van een conclusie. De heer Ter
Laan had daarbij den slechten smaak de
Kamer onnoodig drie kwartier op te hou
den. Zooals hij zelf zeide: naar aanleiding
van deze conclusie zette hij een betoog op.
dat bij de toepassing der Ongevallenwet
minder waarde moet worden gehecht aan
geneeskundige verklaring en op veel ruimer
schaal verband behoort te worden aange
nomen tusschcn eenig duurzaam letsel en
een den betrokkene overkomen ongeval; dus
ook indien doktersverklaringen dit verband
constateeren.
De zaak was allerminst nieuw. Zij is her
haaldelijk bij begrootingen besproken en
ook verleden jaar was zulk een beschou
wing toegezegd door den heer Drop, doch
niet gehouden. Nu ging de heer Ter Laan
op een allerongelukkigst oogenblik het ver
zuim van xijn partijgenoot inhalen. Hij pro
duceerde een motie om de wenschelijkheid
van herziening van het betrokken hoofdstuk
der Ongevallenwet uit te spreken en nam
daarin ook op aanhouding van de in be
handeling zijnde conclusie.
Dat was te zonderlinger, omdat ook de
soc.-dem. v. Braambeek tot de afwijzende
conclusie had meegewerkt. De heer Ter
Laan schiep du3 onnoodig verwarring. Uit
deze Impasse werd de Kamer gered, door
dat een suggestie van den heer Ketelaar om
de motie te splitsen, werd opgevolgd.
De voorzitter deponeerde onmiddellijk de
herzieningsmotie in het archief: drukken en
ronddeelon. De tweede motie betreffende
schorsing van behandeling der conclusie zal
heden bij den aanvang der vergadering wor
den verworpen.
De Kamer was mericbaar ontstemd over
dit ietwat zonderling optreden van dén heer
Ter Laan, dat op dit oogenblik weinig an
ders dan wat politieke reclame beteekende.
j De zaak zelf is belangrijk, maar zij was
thans niet aan de orde.
Besloten is het wetsontwerp inzake de
heffing van opcenten op den tabaksaccijns
op sigaretten aan de agenda toe te voegen.
VERSLAG
Regeling der nerlaumkcdeB.
De VOORZITTER steld.
Aldus werd besloten.
Wijziging tui de Octrooiwet.
Voortretet werd daarna de beraadslaging
r het wetsontwerp tot wözlglng der OctrooL
.chtereenvolgens handhaafden de heoren v.
HELLENBERG HUBAR (r.k
Mej. KATZ
irtlkel kan stei
de verleenIng
rdeel. dat
bestaanden
irdlei
lendei
orstel der
ïrlng. dat het beste la.
KORTENHORST (r.k.) sag In de
eglnsol onzer O.
elangröR
d. Waerden zitten deze erkende het
it-Kal
chtte de bei
reling de beste.
,-lnder heeft In den töd t
it er van terecht zpl komen. Met hi
ment tast zll het stelsel der wet i
Is niet te aanvaarden,
amendement-v. d. Waerd<
wordt door
sluit alleen bö
■ellns aan. een regeling, die wö
elke bezwaren daaraan verbon-
ft de heer Ki
ikt. H<
hebben. Weïk'
toond "Tusschcn openbaarmaking
van een octrooi, heeft
i Dultschland heeft hö
nen het amendement, dan mt
schtenregellng In het wetsc
Het Is het beste thans di
n zich te houden aan het
liet behoorlök
iet amendement.v. d Wier-
erzlen. ze zön parlementair
r de oogen gezien en daar.
nieuwe systemen te wach-
le herslening der Octrooi
gen van derden worden benadeeld door reeds
vervallen octrooien te doen herleven.
De MINISTER VAN ARBEID merkte op. da
Mej. Kntz mot haar amendement het vervallei
van octrooien niet voorkomt, wat haar bedoe
ling is. De octrooien, die daar niet betalen vai
den accöns zouden vervallen, zullen bö haa
amendement wel herleven. Bedoelt zü dat? Ver-
moedelök niet.
Reed* vervallen octrooien, die zouden t
teeren. als de wet eerder zou zön aangwno
moeten ook nu kunnen proflteeren. Dat Is bil.
'öMeJ. KATZ zag de technische fout nl<
van haar amendement dat echter met 66 t
nkele chr. hlst. en de heeren
I. Vos.
amendement-KORTENHORST
era van na IS Juni 1933 ver-
n te verplichten licenties af te
WETENSCHAP
DE HEILBRENGER DER
ROODHUIDEN
Dr. A. VAN DEURSEN: DER
HEILBRINGER, eine ethnologi-
tche studie über den Heilbringer
bei den Nord-Amerikanischen
lndianern.
der de Amerikaan-
sche Indianen een
figuur uit de overle
vering, van welks
optreden op aarde
ais mensch en deels
als dier men vertelt,
aan wie men gedu
rende zijn aardsche
leven reeds boven-
mcnschelijke krach
ten toekent en die
meestal na zijn ver
dwijnen in de ge
stalte van een geest
met zeer groote
krachten overgaat
zeer groote krachten overgaat.
Volgens denzelfden geleerde zouden de
„oertijdvolken" van de hoogste orde zich.
via een geloof aan albezieling en voorts
aan geesten, hebben ontwikkeld tot den
hoogstei; trap van het oertijdgeloof, dat van
den heilbrenger, d.w.z. van een „kiemenden
God" en „groeiende Goden".
Pater W. Schmidt breidt de beteekenis
van het begrip „heilbrenger" uit tot dat
van „heiland", met dit onderscheid, dat het
heil door hem aangebracht vooral in het
verleden ligt en dat hij eerst tot een eigen
lijken „heiland" en „verlosser" wordt als
men van hem gelooft, dat hij ook in de
toekomst-of aan het eind aller dingen red
ding en bevrijding van het kwaad zal bren
gen en gelukzaligheid schenken.
Het „heil" dat door den „heilbrenger" ge
bracht wordt kan van onderscheiden aard
zijn en naar gelang daarvan heeft men met
verschillende soorten van heilbrengers te
doen. Men kan deze terugbrengen tot een
vijftal, n.l.: de mythische held. de cultuur-
heros, de groote wetgever, de wijze en pro
feet en de reorganisator van het reeds ge
schapene.
Sommige schrijvers over den „heilbren
ger" zien In de overleveringen omtrent de
zen identiteit met de Christelijke leer. Een
hunner, Wenjaminow, spreekt zelfs van
Nieuwtestamentische gegevens, die door val-
sch_e voorstellingen eenigszins bedorven zijn.
Verschillende theorieën zijn er over den
heilbrenger en deze gestalte heeft ook dich
ters als Longfellow (de beroemde „Song of
Hiawatha") geïnspireerd.
Daar een ethnologische studie omtrent
den heilbrenger nog steeds ontbrak, heeft
de nieuwe doctor in de letteren en wijsbe
geerte A. v. Deursen, dit onderwerp als voor
werp van zijn studie gekozen voor de samen
•erd goedgekeurd met 67
De toepaaalng der Ongevallenwet.
Hierna hield de Kamer zich bezig met eer
adres van zekeren HulBboech te Den Haag. dl#
beweerde, dat hem een ultkeering krnchteni
de Ongevallenwet Is onthouden als gevolg var
het wegraken van het aangifteformulier hö d«
Röksverzekerlngsbank. De conclusie der K«mei
commissie was den minister dank te segger
leende Inlichtingen.
logletael verbal
Op 7 Me! 1930
het verleenen op blllökl
ultkeerlng. tot een bedr
gekond, Indien het blflvt
had met het overkomen
De heer TER LAAN (s.d.) betoogde, dat de
verworpen conclusie Juist was en klaagde di
herhaaldelük ultkeerlng worden geweigerd, on
dat verband tusschen een duurzaam letsel
een ongeval niet
uitsluitend afgaan op r
De heer Ter Laan besloot met de Indiening
werd uljgenoodlgd hoofdstuk III van de On-
MeJ. KATZ (c.h.) bei
de licentie op i
ictlsch belang.
i dit bezwaar sou men moeten
indervangen.
Dr. KORTENHORST (r.k.) merkte op. dat
De heer KETELAAR (v.d.)
dingen In één motl
De heer TER LAAN wilde dit eene geval
ook laten proflteeren als de Ongevallenwe'
wordt herzien. Maar hö zou de motie splltsei
en voor van belde zaken een afzonderlöki
motie ma Ken. Dat geschiedde.
Do heer BOON (lib.) merkte op. dat de schor,
slng niet gemotiveerd Is. Bö de begrootlng had
de heer Drop over de herziening der Ongeval
lenwet kunnen spreken. Hö had dat ook toe
gezegd. maar heeft dat niet gedaan. Wi
tuu die schorsingsmotie?
De VOORZITTER stelde voor thans ov
schorsingsmotie te beslissen. ..De Kamer" vond
dat best.
d.ltf'
Te 5.40 werd de vergadering geschorst.
stelling van zijn proefschrift, dat ln de
Duitsche taal is verschenen.
Hij heeft zich daarbij beperkt tot de na
tuurvolken en de heilbrengerfiguren van de
half-cultuurvolken, zooals de Babyloniërs,
buiten beschouwing gelaten.
Het begrip heilbrenger definieert de ge
leerde schrijver als volgt;
,J)e heilbrenger is een wezen uit de my
thologie, waaraan bovennatuurlijke krach
ten toegeschreven worden en die óf een rol
bij de omvorming van de aarde na- de schep
ping of na den zondvloed gespeeld heeft
óf aan het volk belangrijke wetten, instel
lingen, cultureele poederen geschonken
heeft. In eenige gevallen is z'n wezen aan de
Godheid %-erwant; soms is hij echter een
mensch van wien historische bijzonderheden
bekend zijn; soms is hij een mythische fi
guur. In de mythologie van vele volken
kan hij in dierlijke gestalte optreden".
Het verzamelen van gegevens, het critisch
waardeeren van het gevonden materiaal, de
klasslficatie van de verschijnselen en de
poging een hypothese op te stellen is de
methode welke de nieuwe doctor gevolgd
heeft bij zijn arbeid.
Bij het verzamelen van zijn gegevens
heeft hij, in navolging van Breysig. aller
eerst den blik gericht op de Nieuwe Wereld,
inzonderheid op Noord-Amerika, omdat om
trent de Noord-Amerikaansche Indianen
mythologie vele en rijke bronnen ter be
schikking staan.
Door de bij de roodhuiden in hooge eere
zijnde vertellers worden de legenden om
trent de helden uit de Indiaansche oudheid
levendig gehouden en men mag, volgens
Schr., op goede gronden aannemen, dat van
deze overgeleverde geschiedenis een vaste
kern bewaard blijft. Deze geschiedenissen,
zooals ze in de 17de eeuw opgeteekend wer
den vertoonen een merkwaardige gelijkenis
met die welke in de laatste tientallen van
jaren zijn neergeschreven. Bijvoegingen ont
spruitend aan de fantasie der vertellers zijn
gemakkelijk te onderscheiden.
Dr. van Deursen meent te mogen aanne
men, dat de heilbrengermythen Inzonder
heid in kern het best bewaard zijn bij de
stammen, die het laatst met de blanken in
aanraking gekomen zijn en daardoor hun
eigen cultuur langer bewaard hebben.
Hij behandelt uitvoerig in een achttal
hoofdstukken wat bekend is van de heil
brengerlegenden uit de Algonkinstammen,
de Siouxstammen, de Caddostammcn de
Zuid-Oostelijke stammen, de Noord-West-
Amerikanen, de. Déné-stammen, de Zuid-
West-Indianen en de Californische Indianen,
om daarna deze overleveringen aangaande
heilbrengertypen te klassificeeren en te
trachten er een hypothese omtrent op te
stellen.
In het hypothetisch gedeelte van zijn proef
schrift zet Dr. van Deursen beschouwingen
als zou er verband bestaan tusschen de
oude Indianen en het oude volk van Israël
waaruit dan de heilbrengersagen hun oor
sprong zouden hebben, als speculatief ter
zijde. Ook van een etymologische verkla
ring ziet hij af. En de astrale (lunarmy-
thologische) verklaring acht hij willekeurig.
Wij moeten niet naar de sterren zien
maar naar de Indianen zelf, is de opvatting
van den Schrijver. Het menschelijke is het
overheerschende element in de heilbrenger
legenden.
En dan brengt hij naar voren, dat in de
vertellingen omtrent de heilbrengers de
herinnering aan historische personen voort
leeft, wat ook bij volken buiten Amerika
waargenomen wordt De Schrijver voert
daarvoor een groote reeks, aan den inhoud
der vertellingen ontleende, argumenten aan.
Dat de heilbrenger een dier (een haas, raaf,
coyote of spin) kan zijn, is niet vreemd,
als men bedenkt, dat aan dezen de macht
wordt toegekend zich in een diergestalte te
veranderen, welke macht ook aan bekende
„medicijnmannen" wordt toegeschreven.
Is de heilbrenger al niet voorwerp van
goddelijke vereering, hij is toch de held
der kampvuurvertellingen zelfs in die ma
te, dat hij in het brandpunt van de be
langstelling staat terwijl de Godheid daar
bij bijna geheel op den achtergrond treedt
en slechts nog theoretische interesse tot zich
trekt Juist omdat de heilbrenger meer dan
de „onbekende God" het menschelijke na
dert, wekt hij de volksfantasie sterker op.
Dat de heilbrenger een dualistisch karak
ter heeft en nu eens een verheven rol speelt
maar dan weer als grappenmaker en be
drieger optreedt, is in oude godsdiensten
geen ongewone combinatie. De Schrijver ver
klaart dit hieruit, dat in de heilbrenger-
vertellingen de gewichtigste episoden uit het
leven van de Indianen zelf saamgevlochten
zijn, waarin niet alleen moed maar ook sluw
heid en list tot het gewenschte doel voer
den. De heilbrenger is bovendien de on
vergelijkbare conoentratiefiguur, waarin al
les, ook het komische wordt saamgehraeht,
zooals in de lagere volksklassen in Neder
land sommige dubbelzinnige rijmpjes aan
Vondel worden geschreven, eenvoudig om
dat men geen andoren dichternaam kent
Het dualisme in den heilbrenger komt in
een enkel geval uit in de mythe van twee
vijandige personen, zooals in de verhalen
der Irokeseri.
Bij verschillende Indianenstammen
heerscht het geloof aan de wederkomst van
den heilbrenger. Zoo bewezen de Putawa-
tomi, dat Manobozho op een geweldige ijs
vlakte in het groote meer rust en dat zijn
Radio Nieuws.
Donderdag 10 Mnart.
HUIZEN <298.8 M.) NCKV- Het uur van^
TtlrUeln. 99.30 Zaï
10 tot 11 uur vr
het NCKV. Dan
9.3010 Korte ileke-n
I'. de Groot, Chr. Gi
2 Tödi
mofoop. 2.1
te geven a-
3.46
j. G. Ably t
halfuurtje. Spreekster: M
ken—van Driel te Amsterdam. Ut
n'door Ds.TK.a Hollander. Ned. Hei
n door het Hollandse!» HirpKv
Mej. Phia Berghout. ïarp:
Rietveld, vlooi; Heok J. Berghout, cello. Abr.
Martön. Plano en harmonium. 6 306.45
Mr. Dr. P. M
ilej Col
30—8 Vrsgen-
halfuurtjo. 8 Tijdsein. 8—8.16 Grumofoon. 8.10
—10.30 Uitvoering van „Das Lied von der
van Max Bruch. in de Ned. Herv. erk
elo Het geheel onder leiding van den
E P. Somraer, te Almelo. In de pauze
J.3010.40 PB
1.30 Gramofoonplatenci
HILVERSUM. (1876 M.l AVRO. 8 Tödaeln
019.50 Gramofoon. 10 Tödscln. 10 0110.16
Morgenwijding. 10.3011 Ochtendmuziek. 11—
11 30 Halfuur voor de vrouw 11.8012 Voort
elling ochtendmuziek 12 TÖdseln. 12.15—1.36
Iramofoon 1.302.30 Nog geen opgaaf omtvan-
ren. 2 30—3 Rustpoos voor het verzorgen van
len zender. 3—4 Naaicursus. 4—5 Zlekenuur.
i6 Concert. 6.307 Radio-Volksuniversiteit
7—7.30 Engelsehe les voor gevorderden. ,.45—
05 Sportpraatje. 8,05—9 Concert. 9—9.20 Het
•egen vraag? tuk Ih Nederland". VL 9.20—10
Vaudeville-programma. 1010 10 Nleuwaberlch-
n. Ph10H Voortzetting Vaudevllle-program-
a. 1112 Gramofoon.
RADIOSTORINGEN
^In de poUHe
den.
In sommige gevallen wordt de terugkeer
van den heilbrenger vastgeknoopt aan het
einde der wereld.
De Schrijver onderzocht aan het slot van
zijn proeve van hypothese het verband tus
schen de heilbrenger-legenden en de Open
haring. Naar de Heilige Schrift is er ook
onder de heidenen een openbaring Gods.
Augustinus erkent, dat zij de waarheid als
in een schaduw volgen. Thomas van Aquino
spreekt van de oer-openbaring, die door de
duizenden jaren heen werd overgeleverd en
nooit geheel vergeten werd. En Calvijn en
de Gereformeerden spreken van kleine over
blijfselen van het verloren beeld Gods en
een ziekere Godskennis uit de natuur, waar
in weer de hoop en verwachting op herstel
der gemeenschap met God door een heiland
en middellaar wortelt
Het beeld van de heilbrenger, zooals dat
uit de ethnologische bronnen bekend ge
worden is (waarin zielfs de geboorte uit een
maagd niet vreemd is) vertoont inderdaad
eenige elementen waarin wij .een zwakke
afschaduwing van hoogere gedachten kun
nen zien.
Merkwaardig Is wel, dat menig Indiaan,
wanneer een zendeling hem van Jezus Chrs-
tus spreekt, de neiging vertoont paralellen
te trekken met zijn eigen cultuurheroa.
„Van christelijk standpunt beschouwd
toont de figuur van den heilbrenger ons
hoezeer het licht van de algemeene open
baring in den spiegel van het door de
zonde vertroebeld bewustzijn verduisterd
„Tegelijkertijd blijkt echter dat in de ge-
compliceorde figuur van don heilbrenger na
en dan eenige elementen zijn, die aan de
religieuso behoefte kunnen ontsprongen zijn
en naar de algemeene openbaring (niet
de zoogenaamde „Oer-openbaring") heen-
wijzen".
Hiermede en met een negental saamvat'
tende stellingen besluit Dr. van Deursen zijn
uit ethnologisch en godsdiensthistorisch oog
punt belangrijke studie.
Een veertiental met kleine letter gedrukte
bladzijden litteratuur-opgave geeft eenigen
indruk van de groote massa stof. die de
Schrijver voor zijn bijna 400 pagina's groote
proefschrift heeft doorgewerkt.
..KERK EN VREDE"
BROCHURE DR. J. SEVERIJN
Naar wij vernemen is ter perse om binnen
enkele dagen te verschijnen bij de N.V. Boek
handel W. ten Have, Amsterdam een bro
chure van de hand van Dr. J. S e v e r ij n,
lid van de Tweede Kamer, getiteld Kerk en
Vrede, of het gevaar van eenzijdige ont
wapening.
ALLARD PIERSON
1831 -- 8 APRIL -• 1931
Door A. B. W. M. KOK
,i 1 l
Op 11 November van het Jaar 1929 had ln
de Aula der Stedelijke Ihiiversitedt te Am-
•t niam de plechtige eernte openbare
tenienikombt van de AJdard Pd ereons lichting
plaats.
De burgemeester van Amsterdam teekende
«eer juist den persoon en de beteekenis van j
Allard Piereon, toen hij zich niet deze
woorden persoonlijk tot dnene zoon ridhtts;
„Deze stichtiïig draagt den naam win uw
vader, den ge vier den a estheticus en hoog- i
leeraar, w-iens stem zoo vaak in deze aula
heeft geklonken. HieT hebben zijn talrijke
leerkimgen en hoorders hem bewonderd om
Zijn diepe kenmis en original it oil, om zijn
kiinetainnig oordcel en fijnen humor, om de
buitengewone gaven van zijn gemoed en
ook om den buitengewoon verzorgden vorm,
waarin hij zijn gedndhten wiet te kleeden
Hier heeft hij zijn hoorders overtuigd vun
lijn sterke persoonlijkheid, hen geboeid en
tne.1ege6leept.
Nu 't 8 April ran dit jaar honderd jaar
geleden is. dat AMard Piereon geboren werd,
villen we op deze plaats dezen zo|.d®iam
begaafden man gedenken, die tegelijk theo
loog, wijszeer en kunstenaar was, dezen
mar van universeele kennis en vorming'),
maar die vóór alQea man, persoonlijk
heid was.
Die hem gekend hebbon roemen eenstem
mig zijn edelen geest, zijn bemn'nn«1l|k xa-
rokt er, zijn warmte van hart en diiepte van
Hii had een afkeer vain merasdhen zonder
karakter.
ALLARD PIERSON
Een man zonder hart, zonder gemoeds
leven was hem een tempel met praohtigen
gevel, welüicht met schitterend-versierd
voorportaal maar zonder binnenste heilig
dom.
Piereon was een man met een hart, een
man ran karakter.
Groot door den adel van zijn ziel.
Daarna is zijin beteekends als kunstenaar
't grootst.
Zijn blijvende beteekends ligt niet In zijn
vilsceerige werken.
Hij eindigde zijn leven als vertwijfelend
denker, de zoeker naar de waarben'd berust
te ten shotte ln het niet-gevonden-hebtvul
Aohiter efltk prob'eem bleef een vraasteeken
staan Hij wanhoopte aan alile wijsbegeerte.3)
Zijn tlheologieohe werken worden niet veel
meer gelezen en hebben weinig Invloed.
Doch wèl kent ieder beschaafd en ontwik
keld Nederlander zijn heerlijk werk ,»Hel-
las", 't fijne „Intiimie" en de sympathieke,
voornamd teekening van onze „Oudere Tijd-
genooten".
Scheppend kunsdenaar was hij ndet zijn
roman „Adriaan de Merival" kent men zelfs
bij name nauwelijks meer.
Hij ©prak echter zijn waardeering uit in
een stijl, die terecht op aichzedf een kunst
werk wordt genoemd.
Zijn roem is zijn meesterschap over Ja
taal.*)
Zijn stijl is voornaam en deftig, pakkend
door plotseliing-verreseende beelden.
Prof. VV. Geeeink, zelf een kunstzinnig
man met veel taalgevoel, bekende weieens
dat hij, wanneer hij iets wilde schrijven en
het werk vlotte niet, Piereon begon te lezen
om .geïnspireerd" te worden.
De mannen va.n het Réveil met óón
enkel beeld teekent hij ze.
Als voorbeeld kies ik zijn karakteristiek
van Bulderdijk: „Als Bulderdijk gemelijk is
en alles afkeurt, is hij voor mij als de hond
op het erf in den naoht Het jankend geluid
doet ons opstaan. Er kan onraad zijn. Hit
moet de moeite loonen er achter te komen,
wat zulk een aan doenlijken geest van streek
bracht. Biiderdijks ontevredenheid met Je
achttiende eeuw in Nederland zij ons ge
noeg. Aan ons op bet spoor te komen van
hare oorzaak en met dit onderzoek ons
voordeed te doenEen dwaasheid ware
het, de verzen van Bulderdijk met hetzelfde
soort genoegen te wilMen lezen, waarmede
wij de verzen lezen van d-idhters onder onze
tlidgenooten. Nat worden ie onaangenaam,
als het een lichaamsdeel treft, maar baden
verrulkkölijk. Zoo kunnen wij ook Btldordijk
niet gemeten, tenzij wij ons geheel aan hom
overgeven. Andere schrijvers besproeien otir
op het Mefelilket met hun geurig vocht Hij
ie ais een zee, die ons tot boven het hojfd
moat bedekken. Duiken wij weder op, d.vn
brengen wij het een en ander mede, dat
wij niet gebruiken kunnen: eenig zeewier
van deftigheden, eentonigheden, rhetor,k.»
en pompeuze verzen. Wat nood? Het wordt
weder afgeschud".
Onmogelijk is vooral een persoonlijkheid
als Piereon te begrijpen, zonder te kennen
den geest van zijn tijd. Geboren hi 1831
leefde hij in de eeuw, waarin Da Coeta
schreef zijn: „Bezweren tegen den geest der
Deze bezwaren van don geloovlgen Réveitl
man Da Costa tegen het Rationalisme ven
zijn tijd heeft de jonge Piereon volkomen
gedoeld.
Zijn oudere waren piëtieti6Ch-godsdieii-
stig,4) zoodat hij ad spoedig door hen met
het Réveil Ln aanraking kwam. En bet
Réveil heeft hij nooit kunnen vergeten.
Edeler kring dan de mannen ven het Révoil
heeft hij later nergens meer aangetroffen,
teerder vroomheid nergens gevonden.
Als hij over het Réveil schrijft hij Is 't
dan met de opvattingen der Réveilmannen
niet meer eens beluisteren we een stem
van diepen weemoed.
De schoonste bladzijden, die hij schreef,
schilderen het Réveil.
Deze geestelijke opwekking heeft teid-
zamen invloed op hem uitgeoefend, zoodat
hij eigenlijk nooit zich zelf heeft kunnen
losmaken van „de mannen en vrouwen,
wier vroomheid de oorsprongen ran zijn
gemoedsle-ven had gedrenkt, al heeft hij
door zijn uitlatingen hen menigmaal ge
griefd en bedreefd".
Hij is geweest: kind vso het Révedl en
leerling van Opzoomer.
Eerst: kind van het Réveil.
Ergens maakt hij een v leHjking tus
©ohen de Francoiscanerorde van de oude
Ohri6teflijke Kerk en het Réveil. In tegenstel
ling met Doaninacue is Franciscus de man
van het warme gemoed. Franciscus, de
rijke koopmanszoon, hij geeft al zijn eigen
dom prijs, reist bedelend het land do»r,
wordt door het volk als een waanzinnige
bespot, maar verliest niet zijn persoonlijke
geestdrift, zijn persoonlijk geloof.
Hij gelooft, wat de kerk gelooft, maar !e
meer Johannes dan Paulus.
Zóó ook het Réveil.
Het will geen enkel dogma loochenen
het laat eenvoudig, wat 't niet beleeft, bui
ten beschouwing en legt den hoofdmadruk
op het Christelijk gemoedsleven en do
Christelijke loranspractijk. 't Heeft voor do
ontwikkeling der Christelijke wetenschap
weinig waarde gehad; 't las meer in un
Bijbel dan over den Bijbel. Welkom was
ieder die medegeloofde een geïnspireerde
Schrift, gevoelde dat de zonde scheiding
maakte tusschen hemel en aarde en Jezus
Christus door Zijn kruissterven die breuk
had geheeld.
Zóó was 't Révedl] orthodox, doch mat
dogma i.isdh.
De jonge Piereon, zelf van teer gemoed,
eon Franciscanernatuur, gevoelde zich ge
heel thuis in dezen myïetnek-devoten kr.ng
f tot dat met zijn leerling worden van Op
zoomer de soh-eiding kwam).
Als jongen bezocht hij zelf geregeld me»
zijn ouders de bijeenkomsten ven het Réveil
Daar leerde hij de voormannen kennen'
Do Costa, Groen van Prinsterer. Wiüem Je
Clercq. En hij kon niet dulden, dat een licht
zinnige wereld minachtend over hen de
schouders ophaalde. „Niemand mlrtkenoe
het verhevene dezer wereldbeschouwing,
waarin plaats was voor ddepen ernst, krach
tige poëzie, wijegeerige bespiegeling, konme
van het mensohelijk hart Het was een
nieuw gelaa/t, dat het Réveil aan de samen
leving wist te geven. Men kwam bil ren; het
bflbeliboek werd opgeslagen, gelezen on uit
gelegd; de oprichting van nieuwe instellin
gen voor Christelijke phtl«ntropio werd-m
beraamd, besproken, aanbevolen; een be
zielde improvisatie, een verheven rsre be
sloot niet zelden de bijeenkomstHi et
was men in het land dar vreemdelingschap,
hier was men in de woestijn Men was op
reis. eene Bunyans relze: „Repos aLMoure"
was de scboone en weemoedige leuze".
(Wordt vervolgdi
l) Hij sdhree! 29 groot ere en 171 kleinere
werken!
Zie het mooie opstel over Allard Pier*
son van Prof. P. D. Chantepie de la Saus-
says in „Portretten en Kritieken" 190F,
bl. 147
Dr. A. W. Bronsveld was van dezelfde
meening. Hi, schreet in een van z'n kron:««
ken (Slem voor Waarheid en Vrede, 1398,:
..Bedriegen wij ons niet, dan zullen de wer
ken gevloeid, om zoo te zeggen, uit zijn go-
moed, langer blllven leven dan dde, we ko
een meer intellectueel karakter dragen. Hoe
groot de denkkracht ran Pr. Piereon ook
was. hij was te hartstochtelijk, ziin gemoeds
leven was te krachtig ontwikkeld, dan dat
hii het lang volhield afgetrokken te denken.
Hij was artist meer dan filosoof. Schilderen
ging hem heter af don het opzetten en uit
werken va.n een zuiver logisch probleem".
Pp-.f P. D Chanlepie de la S. iPortrefien en
Kritieken M 143) acht „Oudere tildgepoo*
tan" het beste ran zijn geschriften.
Allard was het tweede van hun zes
kinderen Behalve deze zoon zijn nog «nee
andere kfnderen zeer bekend geworden.
Hendrik werd later Directeur van de HH-
diraeszestichton ta Zetten I col nas Gerard
werd Minister van Financiën. AHard werd
genoemd naar zi|n grootvader (deze was
predikant te Alkmaar geweest). Wanrechiln-
Hik waren de Plerenns van oorsprong réfjj*
g-iés. ..Zijn vader was een alillte, litemt Ns.
scheiden \m«terdnm«che koopman, schiln»
haar koel. maar met een warm hart l>#
moeder een poëtische natuur, de zon va»
het geheete gezin".