Van vreemde nlaatsen,
voor Nederland van belang
MAANDAG 2 MAART 1931 TWEEDE BLAD PAG. 5
Uit de Pers.
PARTIJCENSUUR
SPLINTER EN BALK
Naar aanleiding van een debat in den ge
meenteraad van 's-Gravenhage schreef „Het
Volk" (soc.-dem.):
„Een paar dwaasheden in „De Tri
bune" zijn in staat om de liberalen te
verleiden één lijn te trekken met de
clericalen. Er is geen woord van critiek
gekomen van de liberale raadsfractie;
de heer Van Beresteyn verdedigde
evenals zijn medebestuurslid van den
Vrijheidsbond, de hoofd, .dacteur van
„De Avondpost", den arden maatregel
van den directeur der leeszaal. Men
vraagt zich bij de liberalen, die tegen
woordig liebaugeln met de reactionnai-
ren, niet meer af welke cousekwenties
het verwijderen van een politiek dag
blad uit de openbare leeszaal beteekent
Wij gaan een sombere toekomst in Ne
derland tegemoet, wanneer een gezonde
democratie de liberaliteit van de meer
derheid van het volk niet langer verze
keren kan".
STEUN AAN DE BIETENBOUW
WETSONTWERP INGEDIEND
VOORSCHOTTEN OP UITKEERINGEN
PERLEBERG
„De Avondpost" (lib.) antwoordt hierop
ls volgt:
Dit wordt gezegd door een sociaal-de
mocraat, dus een lid van een partij die
inderdaad aan een groep in haar midden,
welke een eigen weekblad er op nahield,
den eisch stelde: dat weekblad moet wor
den opgeheven of gij wordt geroyeerd.
Het weekblad werd niet opgeheven, en
toen gooide men de redacteuren ervan
uit de partij. Bedoeld weekblad heette...
„De Tribune". Het tegenwooribe dagblad
is er de voortzetting van.
En nu wij het verwijderen van dit blad
uit een openbare leeszaal toejuichen, zijn
wij „reactionair". Wat moet dan wel de
heele roode partij geweest zijn, die èen
eisch tot opheffing stelde.
Balk en öplinterl
ONDER VRIENDEN
EEN KATTERIG ANTWOORD.
Wat wilt gij doen ten opzichte van de ont
wapening; zoo vroeg de heer Henri Po
lak in H e t V o 1 k aan zijn partijgenoot,
den heer de Kadt, redacteur van De So
cial isL d
Het antwoord luidde:
„Wij lezen H. P.'s Kroniek wel en
dat is ook in orde, want wie in de
socialistische beweging wil werken, dient
haar gehéél te kennen: ook haar achter
lijke, verouderde, beschimmelde opvattin
gen mag men niet verwaarloozen.
En dus maken we iedere week onze
wandeling langs dat, door de Heem
schut-geest der Volk-redactie, voor ons be
houden grachtje, omzoomd met bouwval
lige, kostelijk vieze bekrompen huisjes,
wier riolen alle, alle zonder uitzondering,
in het stilstaande watertje uitmonden en
zoo hun aandeel leveren in de „groote
schoonheid" van dat kleine grachtje.
Neen niet dat er geen beweging zit in
dat stilstaande watertje. Ge zult bespeu
ren dat daar op den bodem iets werkt en
rumoert vanuit de diepte borrelen de
gassen naar omhoog en bijna steeds
drijft er allerlei hallvergane plunje, vod
den en krengen in het romantische
grachtje het zijn de oorspronkelijke,
nieuwe gedachten en opmerkingen van
den Kroniekschrijver."
Hierop antwoordt de Kroniekschrijver in
Het Volk:
„Dit alles is blijkbaar bedoeld als hoon
en krenking; en ik zou het ook als zoo
danig beschouwd en behandeld hebben,
indien de man, die het heeft geschreven,
aandacht waard ware: nu dit anders is,
kan met de ruimere openbaarheid, er via
„Het Volk" aan gegeven, volstaan wor
den. Het doet zien, dat men de Commu
nistische Partij den rug kan toekeeren,
zonder nochtans van haar methoden af
stand te doen.
De rest van 's lieeren De Kadt's be
scheid is van gelijken aard, alleen nu en
dan nóg fijner en raker. Doch een ant
woord op mijn vraag bevat het niet De
schrijver zegt: „ik zou pg. Polak niet
kunnen helpen". Hij kan met mij „niet
praten over wat gedaan moet werden".
Dit wist ik wel, toen ik de vraag stelde.
Ik heb haar gesteld om geen andere re
den, dan om een bescheid van dezen
aard uit te lokken, al kon ik niet ver
moeden, dat het van zóó gering allooi
zou wezen als het gebleken is te zijn.
Er k o n geen antwoord gegeven wor
den, want de heer De Kadt en zijn me
destanders zijn woordenkramers, aftui-
gers, bekladders en verder niets. Hij
geeft geen antwoord omdat hij het niet
geven kan. Zijn onmacht tracht hij ach
ter beleedigingen en schimpscheuten te
verbergen, doch zij is niettemin duidelijk
zichtbaar.
De holle critiek, de vooze blaaskakerij,
De regeering heeft een wetsontwerp in
gediend ter wijziging van hoofdstuk XI
Rijkstegroo ing 1931. Voorgesteld wordt een
memorie post uit te trekken voor het doen
van uikeeringen ten behoeve van de ver
bouwers van suikerbieten over den oogs'
1931, uit te betalen in 1031, zoo noodig in
1932, alsmede voor het verleenen van voor
schotten op die ui;keeringen.
Van een commissie, inges eld in verband
met de heerschende crisis in de akkerbe-
dirijven, ontving de regeering op 18 Novem
ber 1930 rapport omtrent steun aan de sui
kerbietencultuur. De comimdssic meende,
dat er in verband met den buitengewoon
lagen wereldsuikerprijs een zeer groote in
krimping van de bietenteelt te wachten
zal zijn, indien niet maatregelen worden
genomen, om dit te voorkomen.
Na overleg met de organisatie van suiker
producenten heeft de commissie een rege
ling ontworpen, welke den grondslag heert
gevormd voor de steunverleening, waartoe
de regecring l'hans besloten heeft. Dece re
geling komt in algemecne lijnen op het
volgende neer:
Voor de campagne 1931 wordt van Rijks
wege aan de coöperatieve suikerfabrieken
en aan de Centrale Suiker Maatschappij, in
deze regeling aangeduid als: „de fabrie
ken", garantie verleend tot een bedrag,
overeenkomende met ten hoogste f 4 per
1000 K.G. garantiebieten.
Als garantiebie'en wordt per bietenteler
aangemerkt een hoeveelheid, overeenko
mende met 80 pet. van zijn gemiddelde
binnenlandsche productie, resp. van die
•zijner rechtsvoorgangers, over de afge-
loopen drie jaren. Met bie'entelers
worden gelijkgesteld zij, die zonder zelf
bieten te telen, als lid van een coöperatie
tot levering verplicht zijn. Voor hen wordt
het gemiddelde hunner levering van bin
nenlandsche bieten over de afgeloopen drie
jaren tot grondslag genomen.
De garantie wordt verlaagd: a. in ver
band met den suikerprijs volgens een
schaal, aanvangende bij een prijs van f 8.90
en eindigende bij een prijs van f 12.36 en
wel in dier voege, dat tot f 10.10 de garan
tie wordt verlaaed met. 7/10 van hetgeen de
suikerprijs f 8.90 te boven gaat en boven
f 10.10 voorts met 14/10 van hetgeen de sui-
kerprüs f 10.10 te boven gaat; b. met */2
van hetgeen de geeamenlijke opbrengst
van pulp en melasse de som van f 3 per
1000 K.G. bieten te boven gaat.
In ges'el d wordt een commissie bestaande
uit een vertegenwoordiger der coöperatieve
fabrieken een vertegenwoordiger der Cen
trale Suiker Maiatschaipipij en een door de
regeering te benoemen voorzi'iter. Aan deze
commissie zenden alle fabrieken vóór een
bepaaldentermijn lijsten in, bevattende do
voor de berekening der garantie benoo-
digde gegevens.
Een niet onbelangrijke hoeveelheid bie
ten in de laatste drie iaren gemiddeld
292 millioen K.G. pleegt naar het buiten
land te worden verkocht, en aldaar te wor
den verwerkt. De regeling betreft nok deze
bieten, worden zij ditmaal in Nederland
verwerkt, in de garantie. Bij uitvoer ver
valt het garantieaandeel.
Het gemiddelde van de totale binnenland
sche bieten productie over de laatste drie
jaren bedraagt ongeveer 2.140 millioen K.G.
hielen. Tachtig procent hiervan bedraagt
1.710 millioen K.G. bieten. Mitsdien is hét
maximum der garantie op rond f 6.850.000
te stellen. Naar het schijnt is de kans
groot, dat van de tot dusver naar het bui
tenland verkochte bieten, niettegenstaande
zij aan de garantie deel hebben, ook in dit
jaar een belangrijk deel naar het buiten
land gaat. Mocht hierdoor de hoeveelheid
garantiebieten niet onbelangrijk dalen, dan
ondergaat het maximum der garantie even
eens een niet onbelangrijke vermindering.
DUITSCHLAND EN NEDERLAND
Dr. H. COLIJN NAAR BERLIJN
Dr. H. C o 1 ij n is in zijn kwaliteit van
voorzitter der Nederlantlsche delegatie voor
de Duitsch-Nederlandsche economische on
derhandelingen te B'riijn aangekomen. Dit
bezoek geldt, naar het Berliner TageJblatt
meldt, meer een polsen over de voortzetting
van de besprekingen dan directe onderhan
delingen.
de innerlijke ledigheid van het optreden
dezer lieden ten toon te stellen, was mijn
doel; en ik heb het bereikt Dat ik daar
bij eenige modderspatten opliep, doet
r.iets ter zake. Men moet het voor de goe
de zaak over hebben. Een natte spons
er over en elk spoor er yan is verdwe
nen.
In andere partijen is, gelijk in de beste
gezinnen, ook wel eens wat. Doch zoo
En nu kan men de Internationale ook niet
meer samen zingen; want er is ruzie over
de tekst! Onder broeders!!
(Van or.zcn Duitschen correspondent.)
Men moet niet steeds in Berlijn blijven
hangen. Zoo nu en dan moet men ziju blik
verruimen, wil men niet verloren gaan in
den meesleurenden stroom der binnenland
sche politiek. Het gaat heusch niet aan,
jaar in jaar uit met nationaal-socialisten
en communisten overhoop te liggen. Tegen
wil en dank zou men vereenzelvigen.
Door liet vierde rui terregiment der rijks-
weer werd ik naar Perleberg uitgenoodigd.
Heeft u ooit van Perleberg gehoord'f Pus
twee jaar geleden werd dit stille stadje mij
voor 't eerst genoemd en bij mijn eerste be
zoek werd ik bekoord door zijn pittoreske
schoonheid.
Aan het stationnetje staat een bruine brik
met twee paarden op mij te wachten. Ik
maak er echter geen gebruik van; veel lie
ver wandel ik met mijn kennissen door het
propere stadje, geniet van de landelijke
stilte, amuseer mij om de oudjes, die ach
ter de gordijnen nieuwsgierig naar den
vreemdeling kijken en vraag aan mijn gast
heer, hoe 't nu met den Roland staat. De
Berlijnsche bladen vertelden een paar
weken geleden niet zonder leedvermaak, dat
het toenemend verkeer een verplaatsing
van het vier en een halven meter hooge
standbeeld op 't marktplein noodzakelijk
maakt.
In Perleberg trekt men zich echter van
Berlijn niets aan en Roland blijft voorals
nog op zijn oude plaats. Met geheven zwaard
kijkt hij met reohtmatigen trots naar het
heerlijke stadhuis, een gotisch meesterwerk
uit de 15e eeuw. Met zijn rijk versierde ge-
veis ls het een waardevolle herinnering aan
betere tijden. In de groote gewelfde zaal
werd op den 'Bartholomeusdag van 't jaar
1420 de Perlcberger vrede gesloten tusschen
keurvorst Frederik I en de hertogen van
Mecklenburg, Pommereu en Lüneburg.
Men leidt mij het stadhuis binnen en ik
word er voorgesteld aan den tegenw oordigen
burgemeester, dr. Mende. Ik vertel hem van
de oude steden in onze provincies, welke
den glanstijd van het eenmaal zoo
machtige Holland. Zeeland en Friesland her
inneren en maak een vergelijking tusschen
Veere en Perleberg. Door het groote venster
kijken wij op de Sankt Jakobikerk, welke
reeds 1424 in dc geschiedenis van Perleberg
genoemd wordt
In de werkkamer van den burgemeester
hangt een fraai olieverf-portret van Frede
rik Willem III van Pruisen die naar Per
leberg kwam, om er persoonlijk bij een ker
kelijke bevestiging blijk van zijn belang
stelling te geven. Dr. Mende vertelt mij over
den welstand zijner stad. Men gaat hier on
der den nood der tijden minder gebukt dan
in de wereldsteden. C»roote armoede heerscht
hier niet
In zijn relatieve isolement voelt Perleberg
met zijn ruim 10200 inwoners zich volmaakt
tevreden. Het heeft zoodoende als oude gar
nizoen stad zijn typisch karakter bewaard
en dat is met vele andere oude steden al
lang niet meer 't geval.
Reeds sedert 1772 staat Perleberg als gar-
nizoenstad bekend. Toen reeds lagen de zg.
„gele ryers" hier; in latere tijden losten ka-
vulerie, infanterie, artillerie elkander af. Van
blijvenden aard was de aanwezigheid der
Brandenburgsche ulanen, die 1860 versche
nen en na den oorlog van 1S66 werd in Per
leberg het 15e regiment der SleeswijkHol-
steinsche ulanen hier gevormd. Dezen wer
den 1870 naar Straatsburg verlegd. Tegen
woordig vindt men er twee escadrons van
liet rui terregiment 4, de voormalige garde-
kurassieren en de garde-ulanen. In de ka
zerne word ik voorgesteld aan den ritmees
ter von Billow, een achterneef van den
vroegeren rijkskanselier, wiens memoires
de laatste maanden met zooveel belangstel
ling gelezen en besproken worden.
Het drukke leven in de kazerne is voor
mij van groote beteekenis. Het kleine leger
tje der honderdduizend kan menigen staat
♦ot model dienen. Aan ondernemingsgeest
en arbeidslust doet Perleberg voor Potsdam
niet onder. De Pruisische dril draagt een
gansch ander karakter als voor den oorlog.
Het offensieve heeft plaats gemaakt voor het
defensieve streven.
Tegen het invallen van den vroegen avond
dwaal ik alleen een uurtje door de stad
rond. Ik maak zoo'n ontdekkingsreis 't
liefst alleen. Bij hooge uitzondering wordt
men hier haast door niets aan de booze
gevolgen van den oorlog herinnerd. Aan den
zuidkant van 't raadhuis staat een der
fraaiste oude huizen, de gevel is versierd
met gesneden figuren en ik lees op een der
dikke balken:
Distel und' Darn stecken sere
(distel en doorn steken zeer)
Noch dappel en falske tuge ule mere
(maar valsche tongen nog veel meer)
•So vil ik lev i Distel un der bade
'dus wil ik liever in distels en doorns mij
baden)
We mit eir falske tuge wesen beladen
(dan met een valsche tong te zijn beladen).
Ik neem de figuren wat nauwkeuriger op:
Eva met den appel in haar hand, de apostel
.Andreas met het kruis belast en de apostel
Johannes met een kelk. In het midden staat
Christophorus met het kindeke Jezus, Petrus
met den sleutel en Christus met de rech
terhand omhoog.
Vooral in den zomertijd zal de schoonheid
der stad verhoogd worden door de Stepe-
nitz, die met haar groene oevers dwars door
tiet centrum van Perleberg vloeit. Wat dc
F.lbe is voor Wittenberge bekend door de
fabriek van Singer's naaimachines dat
is de Stepenitz voor Perleberg. Onmiddel
lijk aan het stadje grenst het groote park
van 52 morgen land. met zijn welverzorgde
wandelwegen. Daar liggen de „Bollbrück"
en de „Alte Eichen" bet einddoel voor de
uitstapjes der bevolking. In den Eichenhain
staat aan de Wilsnacker Ghaussee tegenover
het nieuwe kerkhof het standbeeld ter blij
vende herinnering aan de gevallenen van
1914—1918. De Berlijnsche kunstenaar Dr.
Damman heeft het ontworpen en de kosten
bedroegen 30,000 mark. Het is een Roland in
andere gedaante, die aan de achtergeble
venen toeroept: „Geduld! Ick kenne meine
Deutschen!"
Drie dagen ben ik tegast in de kazerne
van het vierde ruiterregimenL Des avonds
In aansluit ng op onderstaaand artikel plaatsen we hier eenige kiekjes uit Mecklenburg.
BOVEN. Links: het slot Neustrelitz Rechts: de dom, van Schwerin. BENEDEN. Links: de
Mariakerk van Rostock. Rechts: het marktplein van Wismar. De regeeringen van
Mecklenburg-Slrelilz en Mecklenburg-Schwcrin voeren den laalsten tijd onderhandelingen
om beide landen te vereenigen.
Kijkje in het park
wisselen wij onder elkaar van gedachten
over het verleden en de naaste toekomst.
Men hangt met zijn hart aan de traditie
van betere tijden, weet echter heel goed,
dat onze harde tijd andere. Koogere
eischen stelt. Men is bereid, uit de ervarin
gen van den verloren oorlog te leeren. Men
wil zioh geven met al zijn kracht aan den
wederopbouw van het beproefde vaderland.
Van oorlogszuchtige stemming is geer. spra
ke. Hier, in de stilte der provinciestad denkt
men veel kalmer en rijper dan in het vecht
lustige Berlijn. Van zelfoverschatting is hier
geen sprake. Men draagt zijn moeilijk lot
in de vaste overtuiging, dat er door noes
ten vlijt eenmaal een tijd zal komen, welke
ook aan het Duitsche volk weer de hem van
rechtswege toekomende plaats zal geven.
Perleberg, eind Februari 1931.
BEGROOTING VAN KOLONIËN
MEMORIE VAN ANTWOORD.
Verschenen is de Memorie van Antwoord
op het voorloopijg verslag over het wetsont
werp t.ot vaststelling van hoofdstuk XI der
Rijksbegrooting voor 1931.
De minister heeft in zijn memorie van ant
woord aan de Tweede Kamer doen blijken,
dat hij verwachi, dat de vraag of in den
vervolge, voor de definitieve vaststelling van
de Curacaosehe begrooting, dus ook wan
neer deze. zonder bijdrage uit 's Rijks schat
kist sluit, steeds de medewerking van den
Nederlandschen wetgever moet. worden ge
vorderd, principieel aan de orde zal komen
bij de a.s. herziening van het Curaeaosche
regeeringsreglement.
Wat de rechterlijke macht in Curasao be
treft, merkt de minister op dat de meening,
dat in de laatste jaren in het hof van justi
tie herhaaldelijk tijdelijke leden zouden zijn
benoemd bij besluit van den gouverneur op
een misverstand moet berusten.
De moeilijkheden, gerezen omtrent de han
delingsbevoegdheid van enkele rechterlijke
ambtenaren zijn thans opgeheven.
Voor het oordeel, dat de regeering fle Bo-
venwindsche eilanden al te zeer zou ver
waarloozen, bestaat volgens den minister
geen grond.
DE STATENVERKIEZINGEN
V.B.-liist Leidon.
De candidatenlijst van den Vrijheidsbond
in den kieskring Leiden luidt: 1. ir. A. G.
Bosman, Leiden; 2. mevr. J. Overvoorde-
Gordon, Wassenaar; S. dr. D. Timmermans,
Oegstgeest; 4. J. M. van Til, Lisse; 5. D
Th. Ruys, Wassenaar; 6. R. van den Ende,
Voorschoten; 7. mr. A. N. Molenaar, Was
senaar; 8. jhr. W. K. von Weiier, Wasse
naar; 9. P. F. van Santen, Noordwijker-
hout»
VJB.-Iijst Ridderkerk.
De eahdidaatsstelling van de Vrijheids
bond in den kieskring Ridderkerk is
bij onderling overleg gewijzigd en met goed
keuring der afdeelingen voor de eers'e dne
plaatsen door loting aldus vastgesteld: 1
mr. A. Trouw; 2. P. S. Ovenvater; 3. J. Vlie-
lander.
VERHOOGDE RECHTSBESCHERMING
TEGENOVER DE OVERHEID
INSTALLATIE DER COMMISSIE.
De minister van justitie heeft Zaterdag ge
ïnstalleerd de door hem ingestelde coram is-
sie welke tot taak heeft van advies te die
nen over de volgende vragen: 1. Of en in
hoeverre behoefte bestaat aan verhoogde
rechtsbescherming tegenover de overheid;
2. Zoo ja, door welke middelen deze be
hoefte behoort bevredigd te worden; 3. en
als deze bevrediging geheel of ten deelt
door de instelling van een algemeenen ad-
ROFFEL-RIJMEH
'T VLOEKT
worde tegrelijkertij'] He vloek-
universiteit opgeruimd".
Onderlaatst heb 'k Teun gesproken,
Teun, de roode klepperman,
Die soms bij z'n modderpompje
Wei eens waarheid zeggen kan.
Teun, zeg ik, dat aardigheidje
Dat je zoo graag hadt gezcid,
Was nou juist een zuiver staal van
'Je enorme geestigheid.
Jij zult bij ervaring weten
Hoe het in het leger staat,
En wat lieflijks je beluistert
Als de volksmond open gaat.
Hadt je, toen je onder dienst was,
Ook al mot met het „gezag"*
Knokte je toen met de waarheid
Evenals vandaag—de-dag?
Heb je' toen wel o-pgemorken
Dat de proletaar niet vloekt?
Je hebt aüe dienstvergrijpen
Toch op 't kapitaal geboekt?
Als j' in dienst al klassineerde
Zoo als je nu draadloos doet
Was 't bij jullie op de kamer
Indertijd beschaafd en goed!
Teun, je bent een geniale
Kapitale klepperaar!
Jij kunt ieder praatje kwijt, man.
Want - je hoorders zijn ernaar.
LEO LENS-
(Nadruk verboden.)
ministratieven rechter moet worden verkr<
gen, óf en in hoeveree de aanhangige on*
werpen van wet als grondslag voor de in
voering van die rechtspraak kunnen dienen
Minister Donner hield de installatie
rede; die door Mr. D. A. P. N. Kooien
werd beantwoord.
ZILVEREN ONDERWIJZERS
JUBILEUM
De heer C. 1. VAN DE PUTTE, onderwijzer
aan de Groen can Prinstererschool te Gouda,
hoopt i April den dan te herdenken, waarop
hij vóór 25 jaren aan genoemde school als
onderwijzer in functie trad
SCHWERIN, DE GEBOORTEPLAATS
VAN PRINS HENDRIK
Toen wij in 1900 hoorden van dc verlo
ving van de Koningin met Prins Hendrik
van Mecklenburg-Schwerin, zal het, velen
gegaan zijn aldus, dat zij nauwelijks wisten
waar dit Mecklenburg en zijne residentie
Schwerin waren te zoeken. Duitschland tel
de destijds nog 26 vorstendommen van dc
meest uitecnloopende beteekenis en grootte,
en dat de ligging daarvan ons allen niet
'even nauwkeurig' bekend was, kan niet
verbazen. Men heeft zich dan ook wel eens
gedacht, dat een reis naar Schwerin meer
moeilijkheden opleverde dan zij inderdaad
doet Want, wanneer men zich voorneemt
naar Kopenhagen te gaan, komt men bijna
langs Schwerin. Dit niet, wanneer .men de
meest gebruikelijk* route neemt, die over
Kiel en Knrsör voert, maar wel wanneer
men van Hamburg gaat over Lübeck en
Rostock, en zich daar. of eiorenlijk gezegd in
Warnemünde, inscheept, Rostock, welken
naam wij niet kunnen hoeren zonder te
denken aan Hugo Grotius, die er is gestor
ven en die er voorloopig werd bijgezet, is
Het vorige art. stond in ons blad van
18 Februari j.l. i-.it
niet ver van Lübeck verwijderd, en aan
den spoorweg tusschen beide plaatsen ligt
het betrekkelijk niet groote station, van
waar men heeft over te stappen om den
trein naar Schwerin te nemen.
Men kan gerust aannemen, dat een ieder,
die Schwerin en geheel het daarbij behoo-
rende Mecklenburg bezoekt, het eerste
oogenblik een verrassing krijgt. Immers,
Mecklenburg-Schwerin, thans met het min
der belangrijke Mecklenburg-Strelitz voree-
nigd, heeft een oppervlakte van ruim 13000
K..M.2 en een zeekust van 161 K.M., waar
de belangrijke haaidelsstad Rostock
deel Uitmaakt. Maar te allen tijde is Schwe
rin de hoofdstad gebleven, en zelfs de nei
ging van een der Groothertogen in den loop
der 18e eeuw om "zich in Ludwigslust te
vestigen, heeft de aandacht niet van Schwe
rin kunnen afwenden. Dit is te opmerkelij
ker, omdat aanvankelijk Hertog Hendrik de
Leeuw niet de opvolgers van Waldemar met
het bezit van Schwerin beleende, doch dit
belangrijk gedeelte aan een ander ridder
geslacht deed ten deel vallen. Eerst veel
later is Schwerin in het bezit der Mecklen-
burgsche hertogen teruggekeerd, en van dat
oogenblik af zijn ook dc pogingen begonnen
om dit kleine stukje grond, zoo karakteris
tiek tusschen vele waterpartijen gelegen, to
verfraaien als een echt Duitsche residentie.
Niemand kan ontkennen, dat Schwerin, al
is het een kleine stad, ook een mooie, een
aantrekkelijke stad is. Dat bemerkt men
reeds dadelijk, wanneer men het station ver
laten heeft en zich naar de stad begeeft;
men staat dan voor den Pfaffenteich, die
met de nabijgelegen meren in verbinding
staat, en waaromheen een ruim aangelegde
en aantrekkelijke wandelplaats is, die groo-
tete steden geen oneer zou aandoen.
Het oude stadje met in het midden de
gebruikelijk markt, met een Dom van ouden
datum en met enkele karakteristieke gebou
wen, zegt ons weinig; "zooveel te meer
blijkt echter uit het nieuwe gedeelte dei-
stad, onmiddellijk nabij het slot gelegen,
dat van de latere Groothertogen onophou
delijk pogingen zijn uitgegaan om tot ver
fraaiing va.u het geheel bij te dragen. Er is
een goed voorzien Museum; er is een prach
tig Operagebouw; er zijn ruime gebouwen
voor de Regeering alle tezamen gelegen
op het plein, dat recht tegenover het Slot
staat, genaamd Alter Garten, en waarop de
Schlossstrasse uitloopt. Hier ook heeft men
een goeden blik op het Schworiner meer,
aan het uiteinde waarvan het Slot op een
klein eilandje is gelegen; hier ook ziet men
duidelijk hoezeer Schwerin voor alles een
stad van meren is!
Beteekenis voor den vreemdeling heeft
Schwerin inderdaad vooral verkregen door
zijn prachtig Slot. Het staat vrijwel vast,
dat op dit kleine eilandje reeds in de da
gen van Niclot een burcht heeft gestaan;
overblijfselen, hij het bouwen van het nieu
we gedeelte gevonden, hebben dit onomstoo-
telijk vastgesteld. Hertog Johan Albrecht I
bouwde in 1520 het „Grosse Xeue Ilaus" en
het „Bischofshaus", van welk laatste de
voornaamste declen thans nog zijn terug te
vinden; bij dezen bouw was een sterke na
volging merkbaar van het Fiirstenhof te
Wismar. Adolf Friedrich I bracht in 1620
den stijl der Nederlandsche Renaissance
over in het door hem gebouwde „Ilaus über
der Schlosskirche" en het „Haus über der
Schlossküehe", van welke beide de Emdener
Kapitein Pillot de bouwmeester was. Maar,
aan het einde van de 18e eeuw, vermoede
lijk ook tengevolge van de vestiging van het
hof elders, liet de bewoonbaarheid van bijna
alle vertrekken zooveel te wenschen over,
bleek het Slot bovendien een samenstel van
dusdanig niet meer bij elkander passende -
gedeelten te zijn. dat de 'eerste daad van j
Friedrich Franz II, die in 1842 aan het be-1
wind kwam, deze is geweest om stappen
te doen teneinde een nieuw slot te doen
bouwen. Hoewel de beide ontwerpen, die
zijn bouwmeester Daënimler hem voorlegde,
geen rekening hielden met zijn wensch om
het bestaande zooveel mogelijk te behouden
en te doen aanpassen bij het nieuwe; hoe
wel het daarna geschetste ontwerp van den
Dresdener architect Demper iets werkelijk
groots gaf, heeft men toch aan Dammler
aanvankelijk de uitvoering willen opdragen,
nadat deze van een studiereis door Fran
krijk plannen medebracht, die in sterke ma
te de herinnering in het bijzonder aan
C'hambord, in het Slot ook nu nog merk
baar wekten. Tenslotte is het toch niet
Dammler, die door de revolutie vam 1848
werd verwijderd, geweest, 'ie de bouwmees
ter van het nieuwe slot d; dit werd de
Berlijnsche architect Stuk*.die in 1857 met
dien bouw geheel gereed was. En al schijnt
het voor den oppervlakkige!) toeschouwer
ook, dat in den bouw van dit Slot meer een
heid van gedachten is te vinden dan uit de
ze opeenvolging van plannen eigenlijk kon
voortkomen, toch mag niet worden ont
kend, dat het slot op den eersten aanblik
een wonderschoonen en verheffenden in
druk maakt.
Tot 1918 was het. Slot residentie van de
Groothertogelijke familie. De revolutie van
1918 deed de vraag rijzen ol iüer yan vor
stelijk privaat dan wel van landelijk bezit
diende te worden gesproken. De lange onder
handelingen, die tusschen de nieuwe Meck-
lenburgsehe Regeering en don voormaligen
Groothertog Friedrich Franz IV werden ge
voerd, hebben geleid tot deze oplossing, dat
de Staatseigendom van het Slot werd er
kend, maar de private aanspraken van den
Groothertog op den inventaris van hei Slot
evenzeer. In verband echter met het voor-
uemen der Mecklenburgsche Regeering om
het Slot in te richten als Museum, stemde
de voormalige Groothertog erin toe. een
groot gedeelte van dezen inventaris, in het
bijzonder wa. de Kroonzaal en de Ahnen-
galerie betreft, in tact te laten, opdat het
Museum inderdaad een geheel zou worden.
En dat is.thans zoowel uiterlijk als inner
lijk het geval. Men bereikt het Slot het ge
makkelijkst. gaande over den Alten Garten,
en dan den hoofdingang doorschrijdende.
Men vindt, daarna voor den vijfhoekigen-
hof staande, onmiddellijk iets terug wat aan
verschillende der Fransche kasteelen aan
de Loire doet denken; in dat gedeelte, waai
de gelijkenis met Rlnis vrij groot is, vindt
men het ruiterstandbeeld van den vorst
Niclot, wiens gewelddadige dood op 1160
wordt geschreven. En aan het uiteinde van
den hof gaat de dusgenaamd groote Obotrie
tentrap naar boven, naar de beide verdiepin
gen niPt geheel een reeks van schitterend
ingerichte zalen. Nauw heeft men deze trap
bestegen of men staat tegenover een in het
steen gehouwen Grieksch inschrift, luiden
de: „Niet zonder gasten, maar ook niet met
te veel gasten", een navolging van wat Jo
han Albrecht I in zijn danszaal liet in
schrijven. De eerste verdieping loont ten
zeersta de moeite er rond te Joopen, en er
een deel te vinden van de schatten aan por
selein, aan kunstvoorwerpen, die door de
Groothertogelijke familie in den loop der
jaren zijn bijeengebracht. Telkenmale bo
vendien geniet men, op deze eerste verdie
ping sterker dan daarboven, van een prach
tig uitzicht op den goed onderhouden slot
tuin; in lief bijzonder is dit,het geval met
het achthoekige vertrek, dat toegang ver
leent tot een der aardigste partijen geheel
aan den achterkant van liet Slot van waar
uit men ver over het Schweriner meer heen-
blikt, en waar een marmergroep is, die op
zichzelf de aandacht ten volle loont.
Op dc tweede verdieping heet „Peter-
mannchen", de beschermgeest van hot Slot,
den bezoeker welkom. Gaande door de slot-
galerij. waar prachtig tafel porselein is ten
toongesteld, en door het \crtrék, waar het
voormalig statie-rijtuig der Mecklenburg
sche familie staat opgesteld, komt men on
middellijk aan de „Ahnengalerie" en de
daarbij aansluitende Troonzaal, het midden
punt niet alleen van deze verdieping, maar
wel van geheel liet Slot. Beide rui ma ver
trekken zijn gehouden in don stijl, dien men
in 1857 voor dergelijke feestzalen noodig
achtte, met een overdreven luxe van goud
en kleuren, die wij tegenwoordig niet mooi
meer vinden, maat- die destijds noodzakelijk
schenen te behooren bij zoodanige vertrek
ken van meer feestelijken aard. In de
Ahnengalerie is tot uitdrukking gebracht
wat door de opvolgende heerschers van het
Mecklenburgsche geslacht is tot stand ge
bracht; wat over e«*n periode van 500 jaren,
dus van het oogenblik af. dat Mc "xlenburg
in 134$ tot hertogdom werd verheven, aan
heerschers uit hetzelfde geslacht wordt ge-
vondsfl,