Van vreemde nlaatsen, voor Nederland van belang MAANDAG 2 MAART 1931 TWEEDE BLAD PAG. 5 Uit de Pers. PARTIJCENSUUR SPLINTER EN BALK Naar aanleiding van een debat in den ge meenteraad van 's-Gravenhage schreef „Het Volk" (soc.-dem.): „Een paar dwaasheden in „De Tri bune" zijn in staat om de liberalen te verleiden één lijn te trekken met de clericalen. Er is geen woord van critiek gekomen van de liberale raadsfractie; de heer Van Beresteyn verdedigde evenals zijn medebestuurslid van den Vrijheidsbond, de hoofd, .dacteur van „De Avondpost", den arden maatregel van den directeur der leeszaal. Men vraagt zich bij de liberalen, die tegen woordig liebaugeln met de reactionnai- ren, niet meer af welke cousekwenties het verwijderen van een politiek dag blad uit de openbare leeszaal beteekent Wij gaan een sombere toekomst in Ne derland tegemoet, wanneer een gezonde democratie de liberaliteit van de meer derheid van het volk niet langer verze keren kan". STEUN AAN DE BIETENBOUW WETSONTWERP INGEDIEND VOORSCHOTTEN OP UITKEERINGEN PERLEBERG „De Avondpost" (lib.) antwoordt hierop ls volgt: Dit wordt gezegd door een sociaal-de mocraat, dus een lid van een partij die inderdaad aan een groep in haar midden, welke een eigen weekblad er op nahield, den eisch stelde: dat weekblad moet wor den opgeheven of gij wordt geroyeerd. Het weekblad werd niet opgeheven, en toen gooide men de redacteuren ervan uit de partij. Bedoeld weekblad heette... „De Tribune". Het tegenwooribe dagblad is er de voortzetting van. En nu wij het verwijderen van dit blad uit een openbare leeszaal toejuichen, zijn wij „reactionair". Wat moet dan wel de heele roode partij geweest zijn, die èen eisch tot opheffing stelde. Balk en öplinterl ONDER VRIENDEN EEN KATTERIG ANTWOORD. Wat wilt gij doen ten opzichte van de ont wapening; zoo vroeg de heer Henri Po lak in H e t V o 1 k aan zijn partijgenoot, den heer de Kadt, redacteur van De So cial isL d Het antwoord luidde: „Wij lezen H. P.'s Kroniek wel en dat is ook in orde, want wie in de socialistische beweging wil werken, dient haar gehéél te kennen: ook haar achter lijke, verouderde, beschimmelde opvattin gen mag men niet verwaarloozen. En dus maken we iedere week onze wandeling langs dat, door de Heem schut-geest der Volk-redactie, voor ons be houden grachtje, omzoomd met bouwval lige, kostelijk vieze bekrompen huisjes, wier riolen alle, alle zonder uitzondering, in het stilstaande watertje uitmonden en zoo hun aandeel leveren in de „groote schoonheid" van dat kleine grachtje. Neen niet dat er geen beweging zit in dat stilstaande watertje. Ge zult bespeu ren dat daar op den bodem iets werkt en rumoert vanuit de diepte borrelen de gassen naar omhoog en bijna steeds drijft er allerlei hallvergane plunje, vod den en krengen in het romantische grachtje het zijn de oorspronkelijke, nieuwe gedachten en opmerkingen van den Kroniekschrijver." Hierop antwoordt de Kroniekschrijver in Het Volk: „Dit alles is blijkbaar bedoeld als hoon en krenking; en ik zou het ook als zoo danig beschouwd en behandeld hebben, indien de man, die het heeft geschreven, aandacht waard ware: nu dit anders is, kan met de ruimere openbaarheid, er via „Het Volk" aan gegeven, volstaan wor den. Het doet zien, dat men de Commu nistische Partij den rug kan toekeeren, zonder nochtans van haar methoden af stand te doen. De rest van 's lieeren De Kadt's be scheid is van gelijken aard, alleen nu en dan nóg fijner en raker. Doch een ant woord op mijn vraag bevat het niet De schrijver zegt: „ik zou pg. Polak niet kunnen helpen". Hij kan met mij „niet praten over wat gedaan moet werden". Dit wist ik wel, toen ik de vraag stelde. Ik heb haar gesteld om geen andere re den, dan om een bescheid van dezen aard uit te lokken, al kon ik niet ver moeden, dat het van zóó gering allooi zou wezen als het gebleken is te zijn. Er k o n geen antwoord gegeven wor den, want de heer De Kadt en zijn me destanders zijn woordenkramers, aftui- gers, bekladders en verder niets. Hij geeft geen antwoord omdat hij het niet geven kan. Zijn onmacht tracht hij ach ter beleedigingen en schimpscheuten te verbergen, doch zij is niettemin duidelijk zichtbaar. De holle critiek, de vooze blaaskakerij, De regeering heeft een wetsontwerp in gediend ter wijziging van hoofdstuk XI Rijkstegroo ing 1931. Voorgesteld wordt een memorie post uit te trekken voor het doen van uikeeringen ten behoeve van de ver bouwers van suikerbieten over den oogs' 1931, uit te betalen in 1031, zoo noodig in 1932, alsmede voor het verleenen van voor schotten op die ui;keeringen. Van een commissie, inges eld in verband met de heerschende crisis in de akkerbe- dirijven, ontving de regeering op 18 Novem ber 1930 rapport omtrent steun aan de sui kerbietencultuur. De comimdssic meende, dat er in verband met den buitengewoon lagen wereldsuikerprijs een zeer groote in krimping van de bietenteelt te wachten zal zijn, indien niet maatregelen worden genomen, om dit te voorkomen. Na overleg met de organisatie van suiker producenten heeft de commissie een rege ling ontworpen, welke den grondslag heert gevormd voor de steunverleening, waartoe de regecring l'hans besloten heeft. Dece re geling komt in algemecne lijnen op het volgende neer: Voor de campagne 1931 wordt van Rijks wege aan de coöperatieve suikerfabrieken en aan de Centrale Suiker Maatschappij, in deze regeling aangeduid als: „de fabrie ken", garantie verleend tot een bedrag, overeenkomende met ten hoogste f 4 per 1000 K.G. garantiebieten. Als garantiebie'en wordt per bietenteler aangemerkt een hoeveelheid, overeenko mende met 80 pet. van zijn gemiddelde binnenlandsche productie, resp. van die •zijner rechtsvoorgangers, over de afge- loopen drie jaren. Met bie'entelers worden gelijkgesteld zij, die zonder zelf bieten te telen, als lid van een coöperatie tot levering verplicht zijn. Voor hen wordt het gemiddelde hunner levering van bin nenlandsche bieten over de afgeloopen drie jaren tot grondslag genomen. De garantie wordt verlaagd: a. in ver band met den suikerprijs volgens een schaal, aanvangende bij een prijs van f 8.90 en eindigende bij een prijs van f 12.36 en wel in dier voege, dat tot f 10.10 de garan tie wordt verlaaed met. 7/10 van hetgeen de suikerprijs f 8.90 te boven gaat en boven f 10.10 voorts met 14/10 van hetgeen de sui- kerprüs f 10.10 te boven gaat; b. met */2 van hetgeen de geeamenlijke opbrengst van pulp en melasse de som van f 3 per 1000 K.G. bieten te boven gaat. In ges'el d wordt een commissie bestaande uit een vertegenwoordiger der coöperatieve fabrieken een vertegenwoordiger der Cen trale Suiker Maiatschaipipij en een door de regeering te benoemen voorzi'iter. Aan deze commissie zenden alle fabrieken vóór een bepaaldentermijn lijsten in, bevattende do voor de berekening der garantie benoo- digde gegevens. Een niet onbelangrijke hoeveelheid bie ten in de laatste drie iaren gemiddeld 292 millioen K.G. pleegt naar het buiten land te worden verkocht, en aldaar te wor den verwerkt. De regeling betreft nok deze bieten, worden zij ditmaal in Nederland verwerkt, in de garantie. Bij uitvoer ver valt het garantieaandeel. Het gemiddelde van de totale binnenland sche bieten productie over de laatste drie jaren bedraagt ongeveer 2.140 millioen K.G. hielen. Tachtig procent hiervan bedraagt 1.710 millioen K.G. bieten. Mitsdien is hét maximum der garantie op rond f 6.850.000 te stellen. Naar het schijnt is de kans groot, dat van de tot dusver naar het bui tenland verkochte bieten, niettegenstaande zij aan de garantie deel hebben, ook in dit jaar een belangrijk deel naar het buiten land gaat. Mocht hierdoor de hoeveelheid garantiebieten niet onbelangrijk dalen, dan ondergaat het maximum der garantie even eens een niet onbelangrijke vermindering. DUITSCHLAND EN NEDERLAND Dr. H. COLIJN NAAR BERLIJN Dr. H. C o 1 ij n is in zijn kwaliteit van voorzitter der Nederlantlsche delegatie voor de Duitsch-Nederlandsche economische on derhandelingen te B'riijn aangekomen. Dit bezoek geldt, naar het Berliner TageJblatt meldt, meer een polsen over de voortzetting van de besprekingen dan directe onderhan delingen. de innerlijke ledigheid van het optreden dezer lieden ten toon te stellen, was mijn doel; en ik heb het bereikt Dat ik daar bij eenige modderspatten opliep, doet r.iets ter zake. Men moet het voor de goe de zaak over hebben. Een natte spons er over en elk spoor er yan is verdwe nen. In andere partijen is, gelijk in de beste gezinnen, ook wel eens wat. Doch zoo En nu kan men de Internationale ook niet meer samen zingen; want er is ruzie over de tekst! Onder broeders!! (Van or.zcn Duitschen correspondent.) Men moet niet steeds in Berlijn blijven hangen. Zoo nu en dan moet men ziju blik verruimen, wil men niet verloren gaan in den meesleurenden stroom der binnenland sche politiek. Het gaat heusch niet aan, jaar in jaar uit met nationaal-socialisten en communisten overhoop te liggen. Tegen wil en dank zou men vereenzelvigen. Door liet vierde rui terregiment der rijks- weer werd ik naar Perleberg uitgenoodigd. Heeft u ooit van Perleberg gehoord'f Pus twee jaar geleden werd dit stille stadje mij voor 't eerst genoemd en bij mijn eerste be zoek werd ik bekoord door zijn pittoreske schoonheid. Aan het stationnetje staat een bruine brik met twee paarden op mij te wachten. Ik maak er echter geen gebruik van; veel lie ver wandel ik met mijn kennissen door het propere stadje, geniet van de landelijke stilte, amuseer mij om de oudjes, die ach ter de gordijnen nieuwsgierig naar den vreemdeling kijken en vraag aan mijn gast heer, hoe 't nu met den Roland staat. De Berlijnsche bladen vertelden een paar weken geleden niet zonder leedvermaak, dat het toenemend verkeer een verplaatsing van het vier en een halven meter hooge standbeeld op 't marktplein noodzakelijk maakt. In Perleberg trekt men zich echter van Berlijn niets aan en Roland blijft voorals nog op zijn oude plaats. Met geheven zwaard kijkt hij met reohtmatigen trots naar het heerlijke stadhuis, een gotisch meesterwerk uit de 15e eeuw. Met zijn rijk versierde ge- veis ls het een waardevolle herinnering aan betere tijden. In de groote gewelfde zaal werd op den 'Bartholomeusdag van 't jaar 1420 de Perlcberger vrede gesloten tusschen keurvorst Frederik I en de hertogen van Mecklenburg, Pommereu en Lüneburg. Men leidt mij het stadhuis binnen en ik word er voorgesteld aan den tegenw oordigen burgemeester, dr. Mende. Ik vertel hem van de oude steden in onze provincies, welke den glanstijd van het eenmaal zoo machtige Holland. Zeeland en Friesland her inneren en maak een vergelijking tusschen Veere en Perleberg. Door het groote venster kijken wij op de Sankt Jakobikerk, welke reeds 1424 in dc geschiedenis van Perleberg genoemd wordt In de werkkamer van den burgemeester hangt een fraai olieverf-portret van Frede rik Willem III van Pruisen die naar Per leberg kwam, om er persoonlijk bij een ker kelijke bevestiging blijk van zijn belang stelling te geven. Dr. Mende vertelt mij over den welstand zijner stad. Men gaat hier on der den nood der tijden minder gebukt dan in de wereldsteden. C»roote armoede heerscht hier niet In zijn relatieve isolement voelt Perleberg met zijn ruim 10200 inwoners zich volmaakt tevreden. Het heeft zoodoende als oude gar nizoen stad zijn typisch karakter bewaard en dat is met vele andere oude steden al lang niet meer 't geval. Reeds sedert 1772 staat Perleberg als gar- nizoenstad bekend. Toen reeds lagen de zg. „gele ryers" hier; in latere tijden losten ka- vulerie, infanterie, artillerie elkander af. Van blijvenden aard was de aanwezigheid der Brandenburgsche ulanen, die 1860 versche nen en na den oorlog van 1S66 werd in Per leberg het 15e regiment der SleeswijkHol- steinsche ulanen hier gevormd. Dezen wer den 1870 naar Straatsburg verlegd. Tegen woordig vindt men er twee escadrons van liet rui terregiment 4, de voormalige garde- kurassieren en de garde-ulanen. In de ka zerne word ik voorgesteld aan den ritmees ter von Billow, een achterneef van den vroegeren rijkskanselier, wiens memoires de laatste maanden met zooveel belangstel ling gelezen en besproken worden. Het drukke leven in de kazerne is voor mij van groote beteekenis. Het kleine leger tje der honderdduizend kan menigen staat ♦ot model dienen. Aan ondernemingsgeest en arbeidslust doet Perleberg voor Potsdam niet onder. De Pruisische dril draagt een gansch ander karakter als voor den oorlog. Het offensieve heeft plaats gemaakt voor het defensieve streven. Tegen het invallen van den vroegen avond dwaal ik alleen een uurtje door de stad rond. Ik maak zoo'n ontdekkingsreis 't liefst alleen. Bij hooge uitzondering wordt men hier haast door niets aan de booze gevolgen van den oorlog herinnerd. Aan den zuidkant van 't raadhuis staat een der fraaiste oude huizen, de gevel is versierd met gesneden figuren en ik lees op een der dikke balken: Distel und' Darn stecken sere (distel en doorn steken zeer) Noch dappel en falske tuge ule mere (maar valsche tongen nog veel meer) •So vil ik lev i Distel un der bade 'dus wil ik liever in distels en doorns mij baden) We mit eir falske tuge wesen beladen (dan met een valsche tong te zijn beladen). Ik neem de figuren wat nauwkeuriger op: Eva met den appel in haar hand, de apostel .Andreas met het kruis belast en de apostel Johannes met een kelk. In het midden staat Christophorus met het kindeke Jezus, Petrus met den sleutel en Christus met de rech terhand omhoog. Vooral in den zomertijd zal de schoonheid der stad verhoogd worden door de Stepe- nitz, die met haar groene oevers dwars door tiet centrum van Perleberg vloeit. Wat dc F.lbe is voor Wittenberge bekend door de fabriek van Singer's naaimachines dat is de Stepenitz voor Perleberg. Onmiddel lijk aan het stadje grenst het groote park van 52 morgen land. met zijn welverzorgde wandelwegen. Daar liggen de „Bollbrück" en de „Alte Eichen" bet einddoel voor de uitstapjes der bevolking. In den Eichenhain staat aan de Wilsnacker Ghaussee tegenover het nieuwe kerkhof het standbeeld ter blij vende herinnering aan de gevallenen van 1914—1918. De Berlijnsche kunstenaar Dr. Damman heeft het ontworpen en de kosten bedroegen 30,000 mark. Het is een Roland in andere gedaante, die aan de achtergeble venen toeroept: „Geduld! Ick kenne meine Deutschen!" Drie dagen ben ik tegast in de kazerne van het vierde ruiterregimenL Des avonds In aansluit ng op onderstaaand artikel plaatsen we hier eenige kiekjes uit Mecklenburg. BOVEN. Links: het slot Neustrelitz Rechts: de dom, van Schwerin. BENEDEN. Links: de Mariakerk van Rostock. Rechts: het marktplein van Wismar. De regeeringen van Mecklenburg-Slrelilz en Mecklenburg-Schwcrin voeren den laalsten tijd onderhandelingen om beide landen te vereenigen. Kijkje in het park wisselen wij onder elkaar van gedachten over het verleden en de naaste toekomst. Men hangt met zijn hart aan de traditie van betere tijden, weet echter heel goed, dat onze harde tijd andere. Koogere eischen stelt. Men is bereid, uit de ervarin gen van den verloren oorlog te leeren. Men wil zioh geven met al zijn kracht aan den wederopbouw van het beproefde vaderland. Van oorlogszuchtige stemming is geer. spra ke. Hier, in de stilte der provinciestad denkt men veel kalmer en rijper dan in het vecht lustige Berlijn. Van zelfoverschatting is hier geen sprake. Men draagt zijn moeilijk lot in de vaste overtuiging, dat er door noes ten vlijt eenmaal een tijd zal komen, welke ook aan het Duitsche volk weer de hem van rechtswege toekomende plaats zal geven. Perleberg, eind Februari 1931. BEGROOTING VAN KOLONIËN MEMORIE VAN ANTWOORD. Verschenen is de Memorie van Antwoord op het voorloopijg verslag over het wetsont werp t.ot vaststelling van hoofdstuk XI der Rijksbegrooting voor 1931. De minister heeft in zijn memorie van ant woord aan de Tweede Kamer doen blijken, dat hij verwachi, dat de vraag of in den vervolge, voor de definitieve vaststelling van de Curacaosehe begrooting, dus ook wan neer deze. zonder bijdrage uit 's Rijks schat kist sluit, steeds de medewerking van den Nederlandschen wetgever moet. worden ge vorderd, principieel aan de orde zal komen bij de a.s. herziening van het Curaeaosche regeeringsreglement. Wat de rechterlijke macht in Curasao be treft, merkt de minister op dat de meening, dat in de laatste jaren in het hof van justi tie herhaaldelijk tijdelijke leden zouden zijn benoemd bij besluit van den gouverneur op een misverstand moet berusten. De moeilijkheden, gerezen omtrent de han delingsbevoegdheid van enkele rechterlijke ambtenaren zijn thans opgeheven. Voor het oordeel, dat de regeering fle Bo- venwindsche eilanden al te zeer zou ver waarloozen, bestaat volgens den minister geen grond. DE STATENVERKIEZINGEN V.B.-liist Leidon. De candidatenlijst van den Vrijheidsbond in den kieskring Leiden luidt: 1. ir. A. G. Bosman, Leiden; 2. mevr. J. Overvoorde- Gordon, Wassenaar; S. dr. D. Timmermans, Oegstgeest; 4. J. M. van Til, Lisse; 5. D Th. Ruys, Wassenaar; 6. R. van den Ende, Voorschoten; 7. mr. A. N. Molenaar, Was senaar; 8. jhr. W. K. von Weiier, Wasse naar; 9. P. F. van Santen, Noordwijker- hout» VJB.-Iijst Ridderkerk. De eahdidaatsstelling van de Vrijheids bond in den kieskring Ridderkerk is bij onderling overleg gewijzigd en met goed keuring der afdeelingen voor de eers'e dne plaatsen door loting aldus vastgesteld: 1 mr. A. Trouw; 2. P. S. Ovenvater; 3. J. Vlie- lander. VERHOOGDE RECHTSBESCHERMING TEGENOVER DE OVERHEID INSTALLATIE DER COMMISSIE. De minister van justitie heeft Zaterdag ge ïnstalleerd de door hem ingestelde coram is- sie welke tot taak heeft van advies te die nen over de volgende vragen: 1. Of en in hoeverre behoefte bestaat aan verhoogde rechtsbescherming tegenover de overheid; 2. Zoo ja, door welke middelen deze be hoefte behoort bevredigd te worden; 3. en als deze bevrediging geheel of ten deelt door de instelling van een algemeenen ad- ROFFEL-RIJMEH 'T VLOEKT worde tegrelijkertij'] He vloek- universiteit opgeruimd". Onderlaatst heb 'k Teun gesproken, Teun, de roode klepperman, Die soms bij z'n modderpompje Wei eens waarheid zeggen kan. Teun, zeg ik, dat aardigheidje Dat je zoo graag hadt gezcid, Was nou juist een zuiver staal van 'Je enorme geestigheid. Jij zult bij ervaring weten Hoe het in het leger staat, En wat lieflijks je beluistert Als de volksmond open gaat. Hadt je, toen je onder dienst was, Ook al mot met het „gezag"* Knokte je toen met de waarheid Evenals vandaag—de-dag? Heb je' toen wel o-pgemorken Dat de proletaar niet vloekt? Je hebt aüe dienstvergrijpen Toch op 't kapitaal geboekt? Als j' in dienst al klassineerde Zoo als je nu draadloos doet Was 't bij jullie op de kamer Indertijd beschaafd en goed! Teun, je bent een geniale Kapitale klepperaar! Jij kunt ieder praatje kwijt, man. Want - je hoorders zijn ernaar. LEO LENS- (Nadruk verboden.) ministratieven rechter moet worden verkr< gen, óf en in hoeveree de aanhangige on* werpen van wet als grondslag voor de in voering van die rechtspraak kunnen dienen Minister Donner hield de installatie rede; die door Mr. D. A. P. N. Kooien werd beantwoord. ZILVEREN ONDERWIJZERS JUBILEUM De heer C. 1. VAN DE PUTTE, onderwijzer aan de Groen can Prinstererschool te Gouda, hoopt i April den dan te herdenken, waarop hij vóór 25 jaren aan genoemde school als onderwijzer in functie trad SCHWERIN, DE GEBOORTEPLAATS VAN PRINS HENDRIK Toen wij in 1900 hoorden van dc verlo ving van de Koningin met Prins Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, zal het, velen gegaan zijn aldus, dat zij nauwelijks wisten waar dit Mecklenburg en zijne residentie Schwerin waren te zoeken. Duitschland tel de destijds nog 26 vorstendommen van dc meest uitecnloopende beteekenis en grootte, en dat de ligging daarvan ons allen niet 'even nauwkeurig' bekend was, kan niet verbazen. Men heeft zich dan ook wel eens gedacht, dat een reis naar Schwerin meer moeilijkheden opleverde dan zij inderdaad doet Want, wanneer men zich voorneemt naar Kopenhagen te gaan, komt men bijna langs Schwerin. Dit niet, wanneer .men de meest gebruikelijk* route neemt, die over Kiel en Knrsör voert, maar wel wanneer men van Hamburg gaat over Lübeck en Rostock, en zich daar. of eiorenlijk gezegd in Warnemünde, inscheept, Rostock, welken naam wij niet kunnen hoeren zonder te denken aan Hugo Grotius, die er is gestor ven en die er voorloopig werd bijgezet, is Het vorige art. stond in ons blad van 18 Februari j.l. i-.it niet ver van Lübeck verwijderd, en aan den spoorweg tusschen beide plaatsen ligt het betrekkelijk niet groote station, van waar men heeft over te stappen om den trein naar Schwerin te nemen. Men kan gerust aannemen, dat een ieder, die Schwerin en geheel het daarbij behoo- rende Mecklenburg bezoekt, het eerste oogenblik een verrassing krijgt. Immers, Mecklenburg-Schwerin, thans met het min der belangrijke Mecklenburg-Strelitz voree- nigd, heeft een oppervlakte van ruim 13000 K..M.2 en een zeekust van 161 K.M., waar de belangrijke haaidelsstad Rostock deel Uitmaakt. Maar te allen tijde is Schwe rin de hoofdstad gebleven, en zelfs de nei ging van een der Groothertogen in den loop der 18e eeuw om "zich in Ludwigslust te vestigen, heeft de aandacht niet van Schwe rin kunnen afwenden. Dit is te opmerkelij ker, omdat aanvankelijk Hertog Hendrik de Leeuw niet de opvolgers van Waldemar met het bezit van Schwerin beleende, doch dit belangrijk gedeelte aan een ander ridder geslacht deed ten deel vallen. Eerst veel later is Schwerin in het bezit der Mecklen- burgsche hertogen teruggekeerd, en van dat oogenblik af zijn ook dc pogingen begonnen om dit kleine stukje grond, zoo karakteris tiek tusschen vele waterpartijen gelegen, to verfraaien als een echt Duitsche residentie. Niemand kan ontkennen, dat Schwerin, al is het een kleine stad, ook een mooie, een aantrekkelijke stad is. Dat bemerkt men reeds dadelijk, wanneer men het station ver laten heeft en zich naar de stad begeeft; men staat dan voor den Pfaffenteich, die met de nabijgelegen meren in verbinding staat, en waaromheen een ruim aangelegde en aantrekkelijke wandelplaats is, die groo- tete steden geen oneer zou aandoen. Het oude stadje met in het midden de gebruikelijk markt, met een Dom van ouden datum en met enkele karakteristieke gebou wen, zegt ons weinig; "zooveel te meer blijkt echter uit het nieuwe gedeelte dei- stad, onmiddellijk nabij het slot gelegen, dat van de latere Groothertogen onophou delijk pogingen zijn uitgegaan om tot ver fraaiing va.u het geheel bij te dragen. Er is een goed voorzien Museum; er is een prach tig Operagebouw; er zijn ruime gebouwen voor de Regeering alle tezamen gelegen op het plein, dat recht tegenover het Slot staat, genaamd Alter Garten, en waarop de Schlossstrasse uitloopt. Hier ook heeft men een goeden blik op het Schworiner meer, aan het uiteinde waarvan het Slot op een klein eilandje is gelegen; hier ook ziet men duidelijk hoezeer Schwerin voor alles een stad van meren is! Beteekenis voor den vreemdeling heeft Schwerin inderdaad vooral verkregen door zijn prachtig Slot. Het staat vrijwel vast, dat op dit kleine eilandje reeds in de da gen van Niclot een burcht heeft gestaan; overblijfselen, hij het bouwen van het nieu we gedeelte gevonden, hebben dit onomstoo- telijk vastgesteld. Hertog Johan Albrecht I bouwde in 1520 het „Grosse Xeue Ilaus" en het „Bischofshaus", van welk laatste de voornaamste declen thans nog zijn terug te vinden; bij dezen bouw was een sterke na volging merkbaar van het Fiirstenhof te Wismar. Adolf Friedrich I bracht in 1620 den stijl der Nederlandsche Renaissance over in het door hem gebouwde „Ilaus über der Schlosskirche" en het „Haus über der Schlossküehe", van welke beide de Emdener Kapitein Pillot de bouwmeester was. Maar, aan het einde van de 18e eeuw, vermoede lijk ook tengevolge van de vestiging van het hof elders, liet de bewoonbaarheid van bijna alle vertrekken zooveel te wenschen over, bleek het Slot bovendien een samenstel van dusdanig niet meer bij elkander passende - gedeelten te zijn. dat de 'eerste daad van j Friedrich Franz II, die in 1842 aan het be-1 wind kwam, deze is geweest om stappen te doen teneinde een nieuw slot te doen bouwen. Hoewel de beide ontwerpen, die zijn bouwmeester Daënimler hem voorlegde, geen rekening hielden met zijn wensch om het bestaande zooveel mogelijk te behouden en te doen aanpassen bij het nieuwe; hoe wel het daarna geschetste ontwerp van den Dresdener architect Demper iets werkelijk groots gaf, heeft men toch aan Dammler aanvankelijk de uitvoering willen opdragen, nadat deze van een studiereis door Fran krijk plannen medebracht, die in sterke ma te de herinnering in het bijzonder aan C'hambord, in het Slot ook nu nog merk baar wekten. Tenslotte is het toch niet Dammler, die door de revolutie vam 1848 werd verwijderd, geweest, 'ie de bouwmees ter van het nieuwe slot d; dit werd de Berlijnsche architect Stuk*.die in 1857 met dien bouw geheel gereed was. En al schijnt het voor den oppervlakkige!) toeschouwer ook, dat in den bouw van dit Slot meer een heid van gedachten is te vinden dan uit de ze opeenvolging van plannen eigenlijk kon voortkomen, toch mag niet worden ont kend, dat het slot op den eersten aanblik een wonderschoonen en verheffenden in druk maakt. Tot 1918 was het. Slot residentie van de Groothertogelijke familie. De revolutie van 1918 deed de vraag rijzen ol iüer yan vor stelijk privaat dan wel van landelijk bezit diende te worden gesproken. De lange onder handelingen, die tusschen de nieuwe Meck- lenburgsehe Regeering en don voormaligen Groothertog Friedrich Franz IV werden ge voerd, hebben geleid tot deze oplossing, dat de Staatseigendom van het Slot werd er kend, maar de private aanspraken van den Groothertog op den inventaris van hei Slot evenzeer. In verband echter met het voor- uemen der Mecklenburgsche Regeering om het Slot in te richten als Museum, stemde de voormalige Groothertog erin toe. een groot gedeelte van dezen inventaris, in het bijzonder wa. de Kroonzaal en de Ahnen- galerie betreft, in tact te laten, opdat het Museum inderdaad een geheel zou worden. En dat is.thans zoowel uiterlijk als inner lijk het geval. Men bereikt het Slot het ge makkelijkst. gaande over den Alten Garten, en dan den hoofdingang doorschrijdende. Men vindt, daarna voor den vijfhoekigen- hof staande, onmiddellijk iets terug wat aan verschillende der Fransche kasteelen aan de Loire doet denken; in dat gedeelte, waai de gelijkenis met Rlnis vrij groot is, vindt men het ruiterstandbeeld van den vorst Niclot, wiens gewelddadige dood op 1160 wordt geschreven. En aan het uiteinde van den hof gaat de dusgenaamd groote Obotrie tentrap naar boven, naar de beide verdiepin gen niPt geheel een reeks van schitterend ingerichte zalen. Nauw heeft men deze trap bestegen of men staat tegenover een in het steen gehouwen Grieksch inschrift, luiden de: „Niet zonder gasten, maar ook niet met te veel gasten", een navolging van wat Jo han Albrecht I in zijn danszaal liet in schrijven. De eerste verdieping loont ten zeersta de moeite er rond te Joopen, en er een deel te vinden van de schatten aan por selein, aan kunstvoorwerpen, die door de Groothertogelijke familie in den loop der jaren zijn bijeengebracht. Telkenmale bo vendien geniet men, op deze eerste verdie ping sterker dan daarboven, van een prach tig uitzicht op den goed onderhouden slot tuin; in lief bijzonder is dit,het geval met het achthoekige vertrek, dat toegang ver leent tot een der aardigste partijen geheel aan den achterkant van liet Slot van waar uit men ver over het Schweriner meer heen- blikt, en waar een marmergroep is, die op zichzelf de aandacht ten volle loont. Op dc tweede verdieping heet „Peter- mannchen", de beschermgeest van hot Slot, den bezoeker welkom. Gaande door de slot- galerij. waar prachtig tafel porselein is ten toongesteld, en door het \crtrék, waar het voormalig statie-rijtuig der Mecklenburg sche familie staat opgesteld, komt men on middellijk aan de „Ahnengalerie" en de daarbij aansluitende Troonzaal, het midden punt niet alleen van deze verdieping, maar wel van geheel liet Slot. Beide rui ma ver trekken zijn gehouden in don stijl, dien men in 1857 voor dergelijke feestzalen noodig achtte, met een overdreven luxe van goud en kleuren, die wij tegenwoordig niet mooi meer vinden, maat- die destijds noodzakelijk schenen te behooren bij zoodanige vertrek ken van meer feestelijken aard. In de Ahnengalerie is tot uitdrukking gebracht wat door de opvolgende heerschers van het Mecklenburgsche geslacht is tot stand ge bracht; wat over e«*n periode van 500 jaren, dus van het oogenblik af. dat Mc "xlenburg in 134$ tot hertogdom werd verheven, aan heerschers uit hetzelfde geslacht wordt ge- vondsfl,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5