VAN LIJDEN, LEED EN LIEFDE
Kunst en Letteren.
Van vreemde plaatsen,
voor Nederland van belang
DINSDAG 10 FEBRUARI 1931 DERDE BLAD PAG. 10
VIER MOMENTEN VAN CHR.
BARMHARTIGHEID
VOOR DE MISDEELDE JEUGD
Overmits over enkele weken, namelijk op
3 Maart a.s., de Vereeniging tot Opvoeding
en Verpleging van Idioten en Achterlijk<
kinderen het veertig-jarig jubileum hoopt
te vieren.;
en overmits ons blad altijd treurt met de
Prof. Dr. GCh. AALDERS,
Voorzitter der Vereeniging.
treurenden, doch ook blijde is met de
blijden; -
en overmits de Directeur van Groot-Emaus
een mijner vrienden is uit een jeugdiger
levensperiode, toen wij samenenfin,
dat doet er niet toe
daarom begaf ik mij op een der weinige
mooie dagen van deze kwakkelwinter naar
het schoone Ermelo en was ik daar een dag
de welkome gast (niet onderwerpelijk maar
voorwerpelijk) van de directeurs-familie.
Doch aangezien een directeur er is om
anderen werk te geven, zoo heeft de heer
Van 'der Wart mij de gansche lieve
lange dag meegetroond van de eene stich
ting naar de andere; een ambulantisme,
waarin hij geoefend is, doch dat mij haast
naar een ambulance deed verlangen; ter
wijl ik mij later in de trein angstig de
vraag stelde, of ik zou schrijven ovei het
verloren spoorkaartje (dat ik thuis terug
vond) of over de stichtingen; want het is
mij tot heden niet gelukt de vele indruk
ken te ordenen.
Dit echter wil ik u wel bij de voorbaat
zeggen, dat ik, na Groot-Emaus, 's Heeren-
loo cn Lozenoord te Ermelo en later de Dr.
Mr. Willem van den Bergh-Stichting te
Noordwjjk bezocht te hebben; een ge
voel van groote dankbaarheid over mij
voelde komen, dat ik voor de mijnen zulk
een stichtine niet noodig heb; maar in even
sterke mate, dat deze stichtingen er zijn
voor de in zoo menig opzicht misdeelde en
diep-beklagenswaardigde jeugd, aan wie in
zoovele gevallen de zonden der ouders be
zocht worden.
Ik schrijf van hun leed en lijden, on
danks de dringende en door de praktijk
bevestigde waarschuwingen van de direc
teuren. om toch niet te meenen, dat de
verpleegden zich zoo ongelukkig gevoelen.
Dat is onjuist, bijna overal heerscht een
sfeer van vroolijke blijheid en groote tevre
denheid: men weet niet wat men ontbeert
en men heeft een verzorging, zoo goed, dat
het beperkte verstand niet denkt aan het
lijden, waaronder men toch in werkelijk-
heid gevangen ligt.
De Stichtingen zijn eigenlijk kleine maat
schappijen, waar tevredenheid heerscht, om
dat aan de gekende behoefte bevre
diging wordt gegeven. Doch, als dit zoo
is, dan is zulks toch te danken aan die
Christenmannen, die pionierswerk op dit ter
rein hebben verricht, omdat ze ook in
idioot en imbeciel schepselen Gods zagen, de
gezonden en sterken en wijzen ter ver
zorging opgedragen; en daarna aan
die brcede rij van dienend personeel, ja,
dienend, doch niet voor geld, maar uit
liefde tot hen, die anders de verworpenen
der aarde zouden zijn.
Daarom, als ge mijn indruk vraagt, dan
is de eerste en alles overwegende deze:
houdt die broeders en zusters (nomen est
omen) in eere en hoog aanzien, die zich
geven aan dit werk der barmhartigheid.
En wanneer men mij dan waarschuwt om
niet te schrijven over een sombere stem
ming, welke men slechts rporadisch aan
treft, dan ga ik daarmee accoord; doch ik
voeg er aan toe: dat de stumperds nog zoo
vaak de zon zien, daarvoor huldigen
wij het verplegend personeel op deze Stich
tingen.
Wilt gij dat toonen bij het komende jubi
leum? Een kleinigheid is voldoende. De ju-
bileum-commissie vraagt heel weinig.
1 In 't centrum der stichtingen staat te Er
melo een kerk: sober en eenvoudig; doch
men is er tevreden mee. In die kerk staat
een klein Seraphine-orgel, als ik het wel
heb; doch daarboven wordt een flink kerk
orgel gebouwd. Dat orgel moet betaald wor
den; doch ik geloof, dat de commissie een
wissel heeft afgegeven, betaalbaar bij de
Christelijke Mededeelzaamheid en ik ben
er zeker van, dat deze wissel gehonoreerd
zal "worden.
Dat zal de secretaris-penningmeester, de
heer J G. Pieper, te Ermelo, gironummer
171566 dezer dagen wel merken.
De muziek is een machtig wapen in me
nige strijd; dat leert ons de geschiedenis
van Saul en David wel; en daarom is een
I flink orgel in een kerk. waarin (o schrik
iniet), zelfs bioscoop-voorstellingen gegeven
worden en ook zangavonden en lezingen,
onmisbaar.
De Bark in 't midden.
van het complex der stichtingen bewijst
reeds voldoende, dat hier een dorp op zich
zelf verrees en dat de arbeid van zeer
groote omvang is.
Te Ermelo worden op dit oogenblik niet
minder daii 1200 personen verpleegd (te
Noordwijk 220) en de personeelsterkte be
droeg einde 1929 niet minder dan 260 per-
F. KORTLANG J. Ezn.
Van 1S9I1927 Secretaris der Vereeniging
tot opvoeding en verpleging van Idioten en
Achterlijke Kinderen.
sonen; een getal dat regelmatig klimt door
de uitbouw der gestichten.
Het is wellicht goed in dit stadium der
bespreking even na te gaan. voor wie de
stichtingen 's Heerenloo, Lozenoord, Groot-
Emaus en Van den Bergh-Stichting dienen.
De naayr zegt het eigenlijk voldoende:
idioten en achterlijke kinderen. Er
is verschil tusschen die twee. Er zijn, om
met de geleerden te spreken: diep-liggende
idioten en hoogstaande imbecielen en de
bielen.
Bij die allen is niet als bij krankzinnigen
een geestelijke storing van het nor
maal ontwikkelde intellect, doch een te-
t aan verstand, een intellectueel de
fect.
Dat het in de ergste gevallen vaak heel
dicht krankzinnigheid nadert, bewijst een
bezoek aan de zalen van 's Heerenloo vol
doende en blijkt ook uit het juridische on
derscheid tusschen 's Heerenloo en Lozen
oord eenerzijds en Groot-Emaus en Noord-
ijk anderzijds.
De eerste stichtingen hadden de verkla
ring noodig, dat zij gerechtigd waren om
krankzinnigen te verplegen; met de andere
was het nooit het geval.
Vandaar, dat men spreekt van idioten en
achterlijke of zwakzinnige kinderen. In 't
algemeen kan men zeggen, dat de eerste
vegeteeren. het leven leiden van een plant
en hoogstens onder voortdurend toezicht de
allereenvoudigste handenarbeid op de stich
tingen kunnen verrichten (zand en kolen
kruien bijv.); de laatsten hebben de kans
om nog iets te worden in de maatschap
pij (soms zelfs veel) en leeren in de regel
allerlei handenarbeid, zoo in werkplaats als
op het land.
In de goede oude tijd. welke in menig
opzicht zóó wreed en hardvochtig was voor
misvormden en misdeelden, trok men zich
van het lot dezer kinderen heel weinig
aan. Ook de ouders niet. Hoewel zij zoo
heel vaak de schuldige oorzaak zijn van het
leed hunner achterlijke kinderen.
Natuurlijk, niet altijd. Ons oordeel zij
nooit ondoordacht. Maar het resultaat der
studie van D r. D u»p ont, van Lozenoord,
die reeds 35 jaar in deze arbeid bezig is,
zegt toch heel veel. Hij kwam tot de con
clusie, dat achterlijkheid voor 25 pCt. erfe
lijk is; doch voor 28 pCt. aan alcoho
lisme geweten moet worden; terwijl 40
pCt. niet was na te gaan.
En wie weet, tot welke conclusies men
in het pas door de jubileerende vereeniging
gestichte Paedologisch Instituu.t
te Amsterdam zal komen? Dr. Waterink
is, gelijk bekend, directeur van deze Ob
servatie-inrichting voor moeilijke en afwij
kende jongens en met het onderzoek van
een twintigtal is reeds begonnen.
Zoo iets had vroeger dwaasheid geleken.
Toen stopte men deze stumperds op. een zol
der of in een hok en liet ze daar aan hun
lot over. Men dacht er niet aan, dat God
tegenover dit leed plaatste,
opdat wij zouden toonen navolgers te zijn
van den barmhartigen Hoogepriester. En 't
j is de onvergankelijke eere van den helaas
I zoo vroeg gestorven Mr. Dr. Willem
j v a n den Bergh, dat hij de roeping zag
en aanvaardde.
Hij heeft, praktisch gesproken, o zoo
weinig gedaan, want God rukte hem weg;
maar immers niet te vroeg, want zijn werk
bleef en werd door anderen voortgezet en
tot rijke ontplooiing gebracht
De jeugdige predikant van Voorthuizen
bracht in diverse diaconale conferenties de
zaak der idioten naar voren en het lukte
hem zooveel sympathie voor zijn plannen
j te winnen, dat ze ten slotte met groote en
ergie doorgezet werden.
(Onze Kerknieuwsredact, de heer D. de
W i t schetste in zijn brochure „Een Boet
gezant", het leven en de arbeid van dezen
merkwaardigen man).
Nadat eerst de heer Roodhuizen te Zeist
tevergeefs voor dit werk was aangezocht,
stelde zich daarna beschikbaar de heer F.
Kortlang J.E.zn., die zich eerst door studie
in het buitenland voor zijn werk voorbe
reidde.
De in 1S91 gestichte vereeniging kocht de
oude heerlijkheid 's Heerenloo, waar vroe
ger de Johanniter-orde gehuisvest was. Op
de achtergevel van het bijna verdwenen
slotgebouw ziet men nog beeldhouwwerk,
voorstellend het hoofd van Johannes den
Dooper op een schotel; en Penning schreef
zijn roman over de „Broeders van St. Jan".
In deze oude heerenhuizinge begon Kort
lang, onder veelzins bekrompen omstandig
heden zijn arbeid, welke nog geheel van
de Christelijke barmhartigheid afhankelijk
was. Thans subsidieert de overheid mild en
ruim, doch toen was er vaak geldnood en
zoowel verpleegden als verplegend personeel
hebben daar onder geleden.
Nochtans, het was een mooie periode.
Toen niemand zich iets van deze misdeel
den aantrok, zocht de Christelijke liefdadig
heid, welke toch al zooveel te verzorgen had:
school, kerk. armen, zending, krankzinnigen
en wat rtiet meer, nog nieuwe expansie
op djt onontgonnen terrein.
Hier geldt in zeer bijzondere zin: Gedenkt
I uw v o o r g a n g e r s, die de arbeid in zwak
j heid en met moeite, al worstelend vaak
hebben aangevat en voortgezet: aanschouwt
het heerlijk resultaat, waarover we ons thans
verheugen en laten we met elkaar afspre
ken, dat we dit werk, onder gunstiger om
standigheden doch daarom met te grootè)
toewijding, in Gods kracht tot zijn eer en
tot heil van onze misedeekle naasten voort
zetten.
Valeriusbeste liederen, maar hij schrijft ik niet dat mijn boekje een sterke „vader-
toch over „ons", dat is de schare literair j iandse toon" heeft en „de vroomheid" van
toch over „ons", dat is de schare lietrair j Valerius' verzen naar voren bedoelt te
min of meer georiöntcerden? En van die
categorie (er niet alleen van „een groot pu
bliek") is me bekend, dat ze over Valerius'
Gedonckclanek en Valerius' leven ongeveer
niets weet. Ja, 'k heb vorige zomer een hoofd
akte-examen bijgewoond, waar de candidaat
Valerius' Merck toch op zijn literatuurlijstje
had staan, maar op alle vragen: Wie was die
meneer Valerius? Waar woonde hij? Wat
■oor bundel is de Gedenckclanck? Over
velke tijd handelt hij? enz. slag voor slag
het antwoord schuldig moest blijven. En mis
schien wil ten Ham ook even Dr. Kalff na
slaan om te zien, dat zelfs deze aan de
Gedenckclanck slechts een paar onbeduiden
de opmerkingen wijdt
Het Vaderland schreef dan ook terecht:
slechts zeer weinigen welen iets van den
inhoud en de compositie (van de Gedenck
clanck)"
En Mr. Roel Houwink, de nieuw benoemde
redacteur van Opw. Wegen, van wie de
redactie (Van Ham) zelf „de literaire kwa
liteiten" erkent en roemt ving zijn beoordee
ling van de studio in Vrijzinnig Protestan
tenblad aldus aan:
,De heer Leendertse heeft in het verleden
neergezonken schatten opgedolven en aan
het licht gebracht. Hij deed daarmede een
goed werk en wij hopen, dat hij voort zal
gaan op dezen weg".
D.at klinkt wel een beetje anders dan wat
Van Ham zegt.
OPWAARTSCHE WEGEN
Valerius' Gedenckclanck 1 Februari 1931.
H. de Bruin, A. Wapenaar, G. Smit, Han.
G. Hoekstra, Ido Keekstra, John Ietswaart
en G. J. Peelen dragen verzen bij. Er zijn
er bij, die gerust ongedrukt hadden kunnen
blijven. Wat zegt u van dit:
Een zachte stem zingt ons voorbij
verrukkelijk sentimenteel,
en ik kus u
cn gij kust mij,
de nacht is zwart,
de maan is geel?
Ido Keekstra vangt een vers aan:
De bloemen zingen hun avondbeê.
Je reinste rhetoriek, valsche beeldspraak,
die we gewoon zijn in de vóór-tachtiger do
mineespoëzie te hekelen.
Doop van Peelen is een goed vers, daarin
trilt ten minste oprechte bewogenheid, han
delt over dingen die de moeite waard zijn.
Onze jongeren moeten los uit de ban der
lyrische betoovering, zal hun dichtkunst een
toekomst hebben.
Van Ham bespreekt onder de titel:
Nieuwe Christelike letterkundige Studiën
de volgende boekjes: Valerius' Gedenckclanck
door M. J. Leendertse; Afrikaans proza door
Dr. J. Haantjes; N. Buffinga: Religie en
Kunst en Dr. W. J. Kolkert: Chr. Middelbaar
Onderwijs en Nederl. letterkunde.
ValeriusGedenckclanck van schrijver
dezes wordt gunstig beoordeeld, toch meenen
wc onjuist gezien. De recensent zegt o.m.:
„naar ik meen heeft (Leendertse) het hier
gepubliceerde eerst gehouden als radiolezing
en dus niet bedoeld ons met nieuwe gegevens
te verrassen, maar om in een aangenaam
te volgen causerie verzen tot een groot pu
bliek te brengen, verzen die aan ons volk
nog wat te ze,geen hebben." -
De redelijkheid van dut woord dus ontgaat
ons ten eenenmale. Het zou tweeërlei kun
nen inhouden, maar in beide gevallen is het
er vlak naast.
De studie werd eerst als radiolezing ge
houden, dus kenden we de inhoud er van al,
dus kon de schrijver ons niet verrassen met
iets nieuws. Maar in dat geval had Van Ham
niet hoeven te zeggen: „naar ik meen". Want
daaruit volgt dat hij de radiovoordracht niet
heeft gehoord.
Het moet derhalve beteekenen:
De studie was meer als radiolezing be
doeld, dus een populair praatje voor heel
eenvoudige menschen. En derhalve kan dit
I boekje niet diep gaan en voor menschen als
wij, recensenten in en lezers van Opw. We
gen kan het geen nieuwe gegevens brengen.
Welnu, ik wensch tegen deze désapprecia-
tie van Von Ham bij dezen beslist protest
aan te teekenen. Het is mogelijk dat hij
persoonlijk Valerius Gedenckclank in vroe
ger tijd heeft bestudeerd en onder de indruk
is gekomen van de literaire waarde, de reli-
gieuse diepte van de natonale kracht van
Ook in de aanwijzing van mijn bedoeling
me' het publiceeren van Valerias' Gedenck
clanck tast Van Ham ten deele mis. Indien
hij inderdaad de geheele bundel, al was het
slechts de poëzie alleen, had bestudeerd, zou
hem opgevallen zijn dat het wel terdege,
niet maar en passant, maar opzettelijk mijn
bedoeling is geweest de schoonheid van
Valerius' verzen naar voren te brengen
'k Geef toe dat het „houden van literaire be
schouwingen" niet door mij is bestreefd, dat
kan 'k gerust aan de literaire tijdsohriften
overlaten. Maar behoeft men altijd over de
schoonheid van een bundel poëzie beschou
wingen te houden om die schoonheid te doen
onderkennen en waardeeren? Nadrukkelijk
verklaar ik -- opda, er geen misverstand
over bestaan moge dat vooral de aestheti-
sche schoonheid naast de godsdienstige echt
heid en nationale kracht me bij de bestudee
ring van de Gedenckclanck heeft gegrepen
en dat 'k getracht heb, heel t boekje door.
zij het ook niet met de aanwijsstok, deze
schonheid aanvoelbaar te maken. Het ver
blijdt mij, dat andere critici dit wel hebben
opgemerkt. Zoo zegt o.a. Van Hulzen: „Ik
weet niet, wat ik in dit boekje meer moet
prijzen: de wijze, waarop de auteur ons de
historie verhaalt of de literaire waarde. Ik
bedoel met deze laatste zoowel den fri
fijnen stijl -ls de karakteriseering van Vale
rius' tijdzangen. Wie zóó schrijven kan over
literatuur, moet haar wel aanvoelen en ook
verstaan
Indien Van Ham deze diepere toon niet
heeft gehoord, niet heeft bemerkt dat mijn
bewondering voor de aesthetischc kracht der
verzen blijkt heel 't boekje door, óók uit dat
gene wat ik niet heb gezegd, dan zijn daar
voor deze verklaringen: óf dat hij niet goed
heeft geluisterd of dat ik in de verwerkelij
king van mijn bedoeling ben te kort ge
schoten.
Het is mijn meening, dat een kritikus zioh
niet moet laten afleiden door weetjes
weetjes met een vraagteeken, doch de plicht
heeft alleen en uitsluitend te luisteren naar
wat de schrijver bedoelt. Natuurlijk ontken
Dr. W. A. P. Smit bespreekt een scrio
nieuwe boeken. Muller prijst Koningskinde
ren als een „voorbeeld van Christelijke lec
tuur", Leo van Brecn bespreekt „I-Iet Car
naval der burgers", Van Ham Smit's Revius
uitgave en Van Oosten's Vuurwerk. Tot slot
kroniek en boekbespreking en slotwoord 8e
jaargang.
De Redactie deelt mede, dat Roel 1-Iouwink
op haar verzoek is toegetreden tot de tijd
schriftleiding. We kunnen dit verzoek niet
anders zien dan als een taklische en princi-
pieele fout.
Een tactische fout. Immers, de redactie er
kent, dat er de laatste tijd klachten kwamen
„dat het tijdschrift, niet het minst in de
poëzie, zijn Christelijk karakter verloohen-
de". Zelfs erkent ze, ook bij zichzelf „het
tekort aan religieuze bezinning" en wenscht
voortaan „strenger toe te zien op het geestc-
lik gehalte van de aangeboden kopie".
Is het nu verstandig beleid, aldus vragen
wij, waar van streng-orthodoxe zijde, scherpe
afkeuring geo fend wordt over de tè mo
derne richting van het blad, als correctief
daarop iemand in de redactie op te nemen,
tegenover wie, op grond van zijn vroegere
werk, die kritiek-gevers onmogelijk vertrou
wensvol kunnen staan? O.i. zal de gemelde
kritiek door deze nieuw-oriën tee ring niet
gestild zijn, maar nieuw voedsel ontvangen.
Maar het is ook een principicele fout. We
wenschen in geenen deele af te doen aan de
„ernst van (I-Iouwinks) levenshouding".
Zij.i literaaire kwaliteiten willen we in hun
waarde laten.
We stellen alleen de vraag: Is Roel Hou
wink de aangewezene, op 'dit moment, het
Christelijke karakter van Opw. Wegen te
helpen versterken? De redactie „meent" in
hem een geestverwant ontdekt te hebhen".
Let wel: meent. Welnu .ik hoop dat de re
dactie juist heeft gezien .maar is de meening,
die zich grondt op een paar met name ge
noemde artikelen, dat men in Mr. Houwink
met een „geestverwant" te doen heeft. vol
doende om deze een leidende posi'ie in de
beweging te geven? Wat, als blijk, .i mocht,
dat deze meening onjuist en de "onclusie
praematuur is geweest?
O.i. is het gemotiveerd, blijde te zijn over
de aanvankelijke toewending van R' I Hou
wink tot de Christelijke wereldbesch. awing,
deze zich geheeel te laten voltrekken en zijn
religieuse ontwikkeling zich eerst wal scher
per te doen afteekenen, alvorens hem een
zoo verantwoordelijke plaats te geven ~'s hij
thans ontvangt.
Hoe we het bezien, naar onze meening
verdient de redactie van Opw. Wegen voor
deze taktisch en principieel onbezonnen daad
een woord van scherpe afkeuring.
SINT HELENA
Bij W. J. Thieme en Cie., Zutfen verscheen
M. Aldanov „Sint Helena, een klein eiland",
geautoriseerde vertaling uit het Russisch
door Dr. B. Raptschinsky. Dit boek is de
roman van de stervende Napoleon, die, ver
bannen uit de wereld, die eens aan zijn voe
ten lag, nog a'tijd een wereld in zich draagt,
die op het eenzame eiland, omgeven door
onbeduidende menschen, zich niet kan los
maken van de grootte van zijn wil en zijn
daden.
LUXEMBURG, STAD EN LAND
Er i6 wellicht in het tegenwoordig Europa
geen land en geen stad, die, althans voor
Nederlanders van ouderen leeftijd, zoo sterk
van banden spreekt als met Luxemburg het
geval is. Immers, zoowel Koning Willem I
als zijn zoon en kleinzoon zijn Groothertog
van Luxemburg geweest; Prins Hendrik,
de onvergetelijke broeder van den laatsten
Koning, wijdde een groot deel van zijn leven
aan dit Groothertogdom, en het is slechts
tengevolge van het feit. dat voorheen in
Luxemburg alleen de mannelijke opvolging
was toegelaten, dat Koningin Wilhelmina
in 1890 niet den troon van Luxemburg-naast
dien van Nederland bezette. Wij mogen wel
licht. gezien de verwikkelingen, waarin
Luxemburg gedurende den groot-en wereld
oorlog ie geraakt, erkentelijk zijn, dat het
aldus is gegaan.
De geschieden .s van Luxemburg is eene
vol spannende oogenblikken. Tal van door
luchtige namen zijn daaraan nauw verbon
den. en Keizer Karei IV. de man. wiens
naam in Bohemen nog geëerd wordt als
geen andere, die de stichter was van de
Prangsche Universiteit, verhief Luxemburg
tot Hertogdom- Het land heeft veel veran
deringen doorgemaakt: sedert 1414 gingen
zijn lotgevallen met Bourgondië. sedert
1477 met de Oost een rij ksche Habsburaers.
sedert 1555 met Spanje samen. Totdat in het
midden der zeventiende eeuw, het zuidelijk
deel van Luxemburg aan Frankrijk: het
overschot aan Oostenrijk kwam. hetgeen al
wper tot gevolg had. dat Luxemburg, sterke
vesting bij innemendheid, vele malen werd
belegerd Men noemde hel wel eens het
Noordp;'He Gibraltar, en niemand minder
dan Va-'lvMi b eft Luxemburg tot zulk een
sterke "--Ung gemaakt
Het Weoner Congres bepaalde op J*
artikel stond in ons blad
van 3 Februari.
Augustus 1815, dat Luxemburg als Groot
hertogdom afzonderlijk deel zou uitmaken
van den nieuw gesichten Duitschen Bonds-
staat; Koning Willem I van Nederland werd j
tot Groothertog benoemd, zulks eensdeels
als schadeloosstelling voor het verlies zij-
ner Nassausche erflanden aan Pruisen, an-
der-deels om redenen van afstamming.
Luxemburg nam, voor een groot deel on
willens. aan den Belgischen opstand van
1830 deel, en het gevolg is geweest, dat het
in 1839 nieuw erkende Luxemburgsche
Groothertogdom geheel het gebied verloor,
dat thans de Belgische provincie van dien
naam uitmaakt. De hoofdstad Luxemburg
bleef echter Duitsche Bondsvesting, en a'
kon Luxemburg, bij den Duitsche Zollverein
aangesloten, in 1866 zijn neutraliteit bewa-
ren de Luxemburgsche kwestie van 1867
toonde welke gevaren scholen in den toe-
6land, door het tractaat van 1839 ook van
Nederlandsche zijde aanvaard. De erfopv >1-
ging in Luxemburg echter was geregeld ;n
de mannelijke lijn, en zoo kwam, toen Ko
ning Willem III in 1S90 overleed, hert-og
Adolf van Nassau op den Luxemburgschen
troon, dien daarna zijn zoon Wilhelm in-
nam, onder wien, wijl slechs vrouwelijke
nakomelingen aanwezig waren, tot wijzi
ging in de erfopvolging moest worden besl
ten. Zoo kent Luxemburg reeds 6edert jaren
Groothertoginnen, die èn door het verled»n
èn door familieverwantschap nog immer
met het Nederlandsche vorstenhuis zijn ver
bonden.
Waarom plaatste het Weener Congres da*
zich onbeperkt als heer cn meester van
gansch Europa gedroeg, een telg uit het
aloude huis van Oranje-Nassau op den
Luxemburgschen troon? Al6 gezegd, omdat
dit Congres van politieken ruilhande zich
gedrongen gevoelde Koning Willem I een
schadeloosstelling te verschaffen voor het
verlies zijner Nassausche bezittingen, die
uit politieke overwegingen voor hem verlo
ren gingen. Maar daarnevens ongetwijfeld
omdat de Oranje'6 reeds van ouden datum
met Luxemburg zijn verbonden, getuige den
titel van graven van Vianden, dien rij r-c
dert eeuwen voeren. Men meent, dat de rid
ders. die het kasteel te Vianden bewoonden,
reeds in de negende eeuw den titel van gra
ven gedragen hebben, al is Gebhard de er
sle, die met name al6 zoodanig wordt ge
nofimd in een oorkonde van-liet jaar 1996
waarbij hij een goed aan het klooster te
fii I
Koning Willem I,
Groothertog van Luxemburg.
Echternach schonk. Siegfried van Vianden,
zijn kleinzoon Godfried en ook dien6 af
stammeling Frederik II waren onverzoen
lijke vijanden van het nabijgelegen Sticht
Trier, waarmede zij in voortdurende vijand
schap leefden. Het gelukte Frederik II zelfs
in 1205 den kerkvoogd Jan I krijgsgevangen
te maken, al werd hem dit door den prelaat-,
nadat deze vrijgekomen was, begrijpelijker
wijze duur betaald gezet- Wie kent niet h>t
verhaal van d.. bezetting van het sterke slot.
die door de wijnvaten, die langs de heer
baan vervoerd werden, werd aangetrokken
en den wijn dronk, vermengd met een
slaapmiddel. Hier schijnt het werkelijk te
zijn gebeurd, en de manschappen van hei
Bisdom trokken zoo zonder moeite Ramnt-
stein, een der bezittingen van de Vianden.
binnen! Op Frederik II volgde Philips, on
der wien het graafschap zijn luister als zelf
standig gebied verloor, wijl deze zich ge
noodzaakt zag de hulp van de graven van
Luxemburg in te roepen, die hem wel werd
verleend, maar waardoor hij hun leenman
werd. Van dezen Philips gpat de afstam
ming over Adelheide, gehuwd met Otto van
Nassau; over Jan I; over Hendrik III en zijn
zoon René, naar Willem van Nassau, den
vader van den grooten Zwijger, die zoodoen
de, evenals iijn zonen Maurits en Frederik
Hendrik, en later de Stadhouder Willem
II en Willem III. den titel en bet bezit van
het graafschap Vianden erfden, dat daarna
in de Friesche lijn overging, en zoodoenae
vanzelf op de tegenwoordige Vorsten van
het huis van Oranje kwam. De graven van
Vianden bekleedden altoos den eersten rang
in het Hertogdom Luxemburg. Hun gebi»d
omvatte behalve Vianden zelf een zevental
ierijen, te zamen met bijkans vijftig dor
pen en een groot aanal leenen. die zich over
geheel het land uitstrekten. De graven van
Vianden gaven rechten en keuren aan hun
onderhoorigen, onderhielden een hofhou
ding, uit edelen gevormd, en een staande
legermacht op hun kasteel. Zij 6panden de
rechtbank over de edelen en beschikten
over leven en dood hunner onderdanen. Zii
sloten verbonden en werden zelfs door au
dere Vorsten als scheidsrechters ingeroepen
Eerst aan bet einde der achttiende eeuw.
bij de vereeniging met Frankrijk, gingen
deze rechten verloren. Het kasteel van
Vianden werd in 1820 ten behoeve van net
domein aan een slooper verkocht, gedeo'
telijk afgebroken, maar in 1827 door twee
oudheidminnende Belgen voor verdere ver
nieling beveiligd. Koning Willem II .leeft
het ten geschenke ontvangen, en hij, die
♦hans het mooie Luxemburgsche land he
zoekt, vindt er wel iet6 geheel andere dan
tevoren bestond.
Koning Willem II ondervond, dat Luxem
burg niet gelukkig was. Immers, het groote
werk. dat aan de Ardennen een geheel an
der aanzien zou hebben gegeven, de aanleg
van het Maas- en Moezelkanaal werd ge
staakt. al was de tunnel door de scheiding
van het Maas en Rijngebied bij Hofelt voor
meer dan de helft (1360 M-) voltooid Een
nieuwe tolunie beperkte den koophandel cn
het verkeer met België; de constitutionele
instellingen waren te loor gegaan en d»
man, die den waardigen Bernard van Sak
6en-Weimar als 's Konings verlegnnwoorrli
ger in Luxemburg verving, de wel zeer kun
diige. maar reactionnaire Hans Daniël Lud
wig Friedricb Freiherr von Hassenplu?
wiel geenszins de genegendheid der Luxem
burgers te winnen. Het bezoek van Koning
Willem II heeft destijds rijpe vruchten ge
dragen. Hij had bij zijn intrede verzekerd:
„Mijn komst in Luxemburg is het land en
zijn behoeften te leeren kennen, want ik wil
voor uw welzijn alle6 doen wat in mijn ver
mogen is". Luxemburg kreeg daarom zijn
autonomie, een Grondwet, die door haar
vrijzinnige bepalingen geen wenschen over
liet, en tengevolge daarvan èn door de op
heffing der tolunie naar de zijde van Prui
sen en Lotharingen, een nieuwen bloei </>ir
koophandel en landbouw, een spoorwegnet
met zoo dichte mazen als geen land van ge
lijke oppervlakte kon aanwijzen, kunstwe
gen in alle gemeenten, voortreffelijke instel
lingen voor kunsten cn wetenschappen, een
welvaart, aanmerkelijk grooter dan die,
waarop het zich zelfs onder Maria Theresia
had kunnen beroemen! Het is begrijpelijk,
dat een der mooiste pleinen van Luxemburg,
overigens een mooie sta-d, versierd wordt
met het ruiterstandbeeld van Koning Wi -
lem II, dat dank zij den aandrang van ve
len, sedert eenige jaren heeft vervangen het
minder mooie monument, dat wij van dezen
Koning op het Buitenhof te 's-Gravenhage
hadden.
Koning Willem III 6tond zijn broeder aan
Luxemburg af; reed6 op 5 Februari 1850
werd deze als 's Konings Stedehouder be
noemd. Toen deze een kwarteeuw later zijn
zilveren Regentschap herdacht, was de
hoofdstad Luxemburg gedurende drie ach
tereenvolgende dagen getuige ervan hoe
een erkentelijk volk dezen Regent vereerde
Die kwarteeuw was van belang, want niet
«Heen werd de Grondwet herzien, maar
krachtig werden de openbare werken aan
gevat. Werden reed6 in 1855 de eerste 6poor
wegconcessies uitgegeven i.i 1859 had de
opening plaats van de Spocrweglijnen naar
Arion, Thionville en Trier; in 1862
de opening der lijnen van L'.xemburg naar
Ettelbruck naar Trois-Vierees. Ven hetzelf
de jaar dagteekent de opening van verschil
lende scholen voor latrer en meer uitge
breid onderwijs: .i 1861 eeds de aanleg
^an telesTaeflUp n en de onening van tele
graafkantoren. Het jaar 1S67 bracht de ga
-antie van de zelfstandigheid van Luxem
burg met zich. en tegelijk met de eerst»
werken tot ontmanteling van de vesting
uxemhurg werden wer' en in het belane
an de eezondheid der 'ngezetenen en tot
«rgrooting van de hoofdstad ondernomen
Van 1868 dagUekende de oprichting van
het Genootschap voor oudheid en ge6chie->
denis en de bewaring van geschiedkundige
gedenkteekenen. met het Genootschap voor
natuur- en wiskunde vereenigd tot een Ko
ninklijk-Groothertogelijk Instituut onder
bescherming van den Prins: van 1872
opening van het Paseatore-mu6eum; van
hetzelfde jaar de instelling van landbouw-
vereenigingen, waarbij eerteteekenen
den uitgeloofd ter aanmoediging van stu-
"diën in de wetenschappen. In 1873 werd do
Nationale Bank opgericht; de gunning
lijnen van den Prins Hendrik-spoorweg
uitgebreid; de spoorweg Diekirch-Ettel-
bruch ge-ODend e.i een Bisdom opgericht
Gedurende deze kwarteejw waren in het
Groothertogdom aangelegd 264 K.M. spoor
weg en 273 K.M- nieuwe heerbanen, men
berekende dat destijds in Luxemburg, in
omvang iets kleiner clan Drente, voltooid
waren of ter voltooiing nabij kwamen
1500 K.M. buurtwegen der eerste klasse.
Van staatswege werden verschillende bouw
werken ondernomen, vooral te Luxemburg,
getuige de onteigening der kazernen in het
Alzettedal. het nieuwe en oude Gouverne-
men'tshotel, het Atheneum, de normaal
school voor onderwijzeressen en la6t not
least de aanleg van de wandeldreven
kend als het Park. Ni-et minder dan bijkans
honderd schoolgebouwen en een gelijk i
tai kerken en kapellen, verscheidene ri.
huizen, collegegebouwen, waterleidingen en
een menigte andere stichtingen werden in
deze vijf en twintig jaren aangelegd.
Een harde slag trof den Stadhouder en
Luxemburg, toen in 1872 Prinses An-
zijn gemalin hem ontviel. En nauwelijks
had, een zestal jaren later, een andere de
plaats naast zijn zijde ingenomen, of Prins
Hendrik kwam, geheel onverwacht, te over
lijden. zulks juist op het oogenblik, dat Ko
ning Willem III zijn tweede vrouw in ons
land binnenvoerde. De eerste dagen van
Koningin Emma's verblijf hier te lande zijn
verduisterd door de schaduw, die dit zoo
gevoelig verlies op de Vorstelijke fai...
?n op Nederland wierp. Maar later, in 1883,
heeft Koning') F ïrna aan de zijde van den
Koning-Groothertog haar intocht ook in
Luxemburg gehouden, en wie ook nu ...0
leest van de vele en velerlei feesten die bij
die gelegenheid zijn gehou» en, hij krijgt
den indruk, dat men zich in Luxemburg
■w'er de heerscha«nI1 der Oranjes zeker
niet ongelukkig meei gevoelde.