MET ONZEN TEEKEKAAR OP DE VEEMARKT. Ouze teokenaar vraagt 't woord voor „een persoon lijk feit". En waarom zon den wij 't hem weigeren? Elk vak heeft zoo z'n eigenaar digheden. En onze lezers zullen wellicht wel eerrn Kraan: vernemen hoe tee- keningen, als Merhij Repro du ceerd, tot stand komen. 't Woord is al zoo aan onzen tectocnanr. Dc veemarkt is voor mij altijd ren uiterst dank DE ONOKRWKRl'KN ZIJN EU VOOB baar terrein. Niet 'T OKiJl-EN alleen dat de on derwerpen er voor *t grijjien zijn, maar bovendien worden dc uiarkt bez/x kors: boeren, vo-koopers, slapers enz. enz. (zelfs *t Zigeuner-type ontbreekt niet) zóó door den handel in beslag genomen, dat zij meestal niet 't minste vermoeden hehben dr»or een teekenuar te wor den .genomen". Dit komt het maken van een onge dwongen schets natuurlijk zeer ten goodc. Maar ook is 't wel eens Anders: dat men meer be langstelling toont voor den teokenaar dan voor "t mooiste koebeest. DAt heb ik zoo pas ondervonden, en daarvan wil ik hier vertollen. Over 't .'dgemecn zijn onze veemarkt-menschen zeer gemoedelijke lui en er wel op gesteld eens „uitge- tei'k» nd" te wonden. Aardig is 't dnn te merken, dat ze Hu de leelijkste op. Een heftige woordenwisseling Is nu eenmaal op de veemarkt niets buitengewoons. Dat hoort er zoo bij. Weldra blijkt evenwel tot m'n niet geringe verba zing, dat 't op mij gemunt isEen reusachtige boer met purperen gelaatskleur komt woedend op mij af. scheldend en .schreeuwend! Ik begrijp eerst in de versie verte niet waar aan ik dit nou verdiend kan hebben. Maar ein delijk verneem ik zoo tuaschen de scheldpartij door, dat ik door de uit oefening van mijn !>•*- drijf al zijn publiek wegtrek en dat daar door zijn nering In 't gedrang komtt Ik ontstel er waarlijk van. Zoon woedende boer is tot alles in staat. Maar als één man komen mijn kijkers me te hulp. Den rustverstoorder wordt in gezoute en ge peperde taal aan *t ver stand gebracht, dat tee- kencn vrij is en „dat-ie dan znaar op mot hoe pele" kortom, m'n tegenstander wordt met den geheelen rijkdom van onze wèl-voorziene Nederlandsrhe volksvo- cabulaire volledig „af gemaakt". Zoo'n oppositie had ons boertje niet ver wacht, en onder de hart grondige verwensching, dat ik en mijn „leugc- blad" wel naar den drommel kunnen loopen, knoopt hij zijn koetje los en zoekt, ziedend van kwaadheid, een eind verder een andere standplaats op. Ja, 't valt niet mee het ieder naar den zin te rnakenl Maar vijf teekeningen braclit ik tooh van m'n vee markt-bezoek mee. Ze gaven me groot genoegen ook al zullen dan wel niet „achter i» lijssio" komen. Niet waar elk vak heeft zoo z'n eigenaar digheden. En "t is goed. stoel, dicht hij den haard, onder *t genot van een geurig kopje thee en een pittige sigaar, bekijken we 'g nvonds onze krant Wo nemen van «lie krant wat ons 't meeste aan staat. En soms ergeren we ons aan een paar druk fouten of aan oen toto, die lang niet soherp genoeg uitkomt Wijlen De Génestet zag reeds in fouten drukdui- weitjes, en elk journalist zal va» heeler harte dit oordeel onderschrijven. En wat het slecht afdrukken van foto's en teeko- nmgen betreft geloof vrij, dat niemand er meer over vomtóord is als fotograaf en teekenoar. Wij hebben een man gekend, die altijd op z'n krant mopperde. En vaak greep hij naar z'n pen om de „geachte redactie" z'n minder vriendelijke gevoelens zeer openhartig mee te doelen. Toch is date Nurks volkomen van z'n kwaal ge nezen. 't Geneesmiddel was even eenvoudig als radicaal. Hij braclg namelijk cenige uren door op de druk kerij. waar z'n krant gednikt werd. Hij zag met eigen dat af toe IK 11 KM N PA Alt AAKolUK TYl'JCM OMufchf en slorriigst gekleede boeren, koeiendrijvers of wie ook, U>ch ook een weinigijde] zijn. Wanneer ze in de gaten krijgen, dut een teekennar *t op hen gemunt heeft, rnaken ze onwillekeurig beweging naar 't petje, of dat wel goed recht op 't hoofd staat, of, indien ze de woelde genieten een boordje te dragen, wordt even getast of 't met 't dasje, ook al zit dat uls een uitgepluisd touwtje om hun nek, wel in orde is. Want dit hebben zij ul gauw door: 't is voor de krant natuurlijk! Ik hel» een paar aardige typen ontdekt en zet de eerste lijnen op papier. Het duurt'niet lang of ik krijg een kring van belangstellenden om mij heen. „Bekijks" is hier nu ecnmual een noodzakelijk kwaad. In 't buitenland wordt van een t coke naar weinig of geen notitie geno men, maar ,i»ij one in Holland" is tiet „zien teekc- ncn" een publieke vermakelijkheid, 't Beste is je cr niets van aan te trekken. Terwijl ik zoo aan 't schetsen ben on hierbij alle aandacht noodig heb, wond 'k bestookt met allerlei vragen: „Is liet foor de krant meheeiT' of van een die 't precies wil weten: „In welke krant komt dat te staan?" i' inrguaus zullen zulke vragers er niet aan denken aan andere onbekenden te vragen voor wie zij werken, maar van een toakenoar willen ze dit weten. Toen 'k den veedrijver onder handen nam, hadden zijn maats do grootste schik. ..HA, kaik «lie Doms is, hai wordt uitgeteckend! Jo, dach-ie nou dat-er éóne krant was, die jouw post ictal der-in wil hchbe, ha-ha-ha!" Wanneer ik bezig ben mot zijn neus, bereikt «le belangstel ling haar toppunt. Dc oen weet den ander te overtreffen in geestigheden cn de lachsalvo's zijn niet van de lucht. „Dorus, Je k«»kkcrt ken «l'r niet hcelegnar op hoor, daar mot de tcckenaar nóg een Mond je voor neme!" Even later lacht een ander: „O, kaik nou is 'tie z'n boordje bezigDorus, is dat nog «lat crlcjo jaar? Wat zal je vrouw groos op daar eens bij bepaald worden. Pcnsmenschen wor den vaak benijd: ze mo gen overal bijkomen, Itebbenaltijd eerste rangs plaats, en leder haast zich de „Koningin der Aarde" zooveel mo gelijk inlichtingen te geven. De journalist van on zen tijd vindt «zich steeds ineer in gezelschap van fotograaf en teekenaar. Hij beschouwt ze aller minst als lastige concur renten, maar veeleer als zeer tc waardcercn bondgenootcn. De journalist be schrijft en vertolkt met 't woord wat hij hoort en wat hem treft. De camera-man laat «len lezer 't onfoilbaar lieeld zien: zóó was 't. En de teokenaar tracht in een enkele lijn zijn indruk weer tc geven. In ccn makkelij ken ZKLKtt T ZIOBUHEB-TTPE ONTBREPKT NIET oogen 't jachtende bedril." in volle werking, was ge tuige van 't gedraaf en gesjouw om toch vooral maar op tijd klaar tc koinen één minuut was beslissend! en toen hij thuiskwam, zei hij met een diepen zucht tot z'n betere wederhelft: „Vrouw, wie ééns 'n krant heeft zien klaarmaken, vcrwomlert zich eiken avond, dat z'n krant ar nog zóó uitziet!" Of wij in dit artikeltje klagen willen? We denken cr niet nan! Onze teokenaar gaf 't voorbeeld »hoc een persman onder èlkc omstundighcid heeft te handden: opge wekt cn goedsmoeds, nimmer 't doel uit 't oog ver liezend. Ook dan blijven teleurstellingen niet uit. Maar dan wordt toch ook gesmaakt <ic vreugde in en dc voldoening «ver den arbeid. Kn dat geeft aan 't werk kleur en fleur. WAT NIET IEDEREEN WEET Alle volksstammen van den Knukasus onderschei den zich door opvallend grootc neuzen. Ongeveer acht procent van allo inenschen zijn linksch. Aan dc uitvinding van de piano hebben drie per sonen deelgenomen. Dc Duitscher, Pnntaleom Hehen- strclt, de Venctinan Christofori, uit Padua, die tot de beroemdste instrumentenmukers van zijn tijd beh«>orilc, en Gottfried Siebenmnnn, «Ie beroemde orgelmaker uit Dresden. met boordje van Je weze, as ze jo fTsclemie in de krant ziet staaii. Je kornp vas nog achter 'n lijssiel" Groot gelach. Plots ontstaat er oen hevig tumult, dat 't geloei <Ur koeien zelfs overstemt. Ik sla cr ecrot geen acht ONZB VBEMARKT-MEN8CIIBN EIJN 10Kit GEMOEDELIJKE LUI NIEUW PROZA De Wen der Eenvoudigen, door P. Keuning. Do Weg der Eenvoudigen „Het kenmerk van Keunimg's verhalen z«*gt nis eeeuw is groote eenvoiuligheid. Ge vindt bij hem een eerlijk streven naar volkskunst en afkoer van alle individualisme". „Keuninga kracht en „Keiiningac.hap" ligt afge- bakend in zijn Groningse he dorpsnovellen. Hij is niet alleen het dialect meester, doch hij kent ook zijn inenschen." Die mcnschen zijn eenvoudigen. Allereerst naar de wereld. Er mogen dun In zijn Terhalen meermalen rijke Groningsclie boeren voor- I'. KEUNING komen, in verstand en ontwikkeling bolioo'rcn re toch tot de gemeenschap der eenvoudige plattelands bevolking. Maar eenvoudigen vooral in geestelijke zin. Een voudigen in geloof, In liefde, in levensbcrusting en levensaanvaarding. Ook deze nieuwe bundel novellen had kunnen heeten: Kinderen in ventand en boosheid. De Weg der Eenvoudigenl) bevat aobt dorpsschet- een. Hoe Sibbeltje barmhartigheid leerde verhaalt van de moeilijkheden der diaconale urhchl. In Het Offer moet een boer zich varnodaren om zijn dochter af tc staan aan een arbeider Tctjc's strijd ontbrandt als zij. al veertig jaar cn al lang niet meer aan trouwen denkend, aanzoek krijgt van ccn weduwnaar met twee kinderen, 'n Holle Toer was het voor Kle vering, om aan lijn knecht, aan wie hij zich vergre pen had en die hij ha«! uitgevloekt, vergeving te gaan vragen; Het was wol zwaar voor Kroukje Harkema 't Geluk aan de andere te gunnen, ja cr de weg toe te hanen, waar ze het zelf diep-in voor zich verlangde, maar zij deed het om Jezus' wil. Dc oude Klooske Zwart wilde Zo'n dingerais niet in haar huis hebben, maar toen ze er een kerkuitzon- ding door had beluisterd, wilde ze hot voor geen vieftig dooiend gulden moer missen. Stille Jaantje en Mcnkveld's vernedering zijn de best geslaagde schetsen uit deze bundel. Daarin vooral beeft Keuning scherp-gcteckend strijdende meniehon met groote liefde en sterke zelfverloochening, verbor gen afdwalingen en boctvnarilige terugkeer. Het eerste verhaal heeft tot thema de Groninger boerentrots, waar deze in elk huwelijk tusschen een boerenzoon of -dochter en een mindere oen mésalliance ziet, waartegen men zich mot kracht dient te ver- Betten.- In dit geval waren het vooral Janntjo's moeder en broer, die deze strijd tegen wat zij onwaardig vonden, voerden. Met Vader speelde Jaantje het wel klaar, maar Moeder wus hard, hooggevoelend: „Krigst zoo ja nooit 'n hoer, wicht. Wel wil «lic hebben? Ti Wicht dat mit n knecht vrijt Mensken wiezen die Ja init vinger noa. 'k Solioam mie ja dood. Doe lelke wicht, «la's bissen." De liefde geeft Jaantje kracht om vol te houden. En toch bezwijkt ze, ze wordt Klnas ontrouw. Maar wel onder zeer bizonderc omstandigheden. Haar vader, zacht en goed voor baar, leed aan «le kanker, onduldbare pijnen gunden hein rust nacht noch dag cn daarbij voegde zich 't.huiselijk ongenoe gen om Innntje's liefde. Geen dag lieten «Ie verwijten cn ophitsingen van haar Moeder heiden met rust. Eens op een nacht, als Vader door de gang loopt te jammeren van de pijn, voegt Jaantje zich bij hein. Hij, opgestookt door zijn vrouw, itaagt nog oen poging baar tot toegeven to dwingen. Dit fragment, één der beste gedeelten van do bundel, gooft oen proove van Keuning's indringende psychologie: „Woarom mout dat den toch zoo, Jaantje? Waar om wilflt nali tougevcn? „Och pa, dat ken 'k ja nnlt." Ze snikte. Ze zou immers zoo gaarne doen, wat haar vader van haar vroeg, maar dit kon ze niet doen. Dit offer wns te groot. Dit ging ten koste van haar levensgeluk. Neen, ze kon niet toegeven. „Als ik d'r nait meer bin, Jaantje, hou moet 't den?" „Och, pa, proat toch zoo nait." „Jao .wicht, dat mout al. Pa is nait bang vour 't starven .beur. Jao, 'k wait wel. 'k heb 'n huile bult vorkeerde dingen doan; 'k mos beter tegen moeke cn Hendrik opproat hebben cn „Nee, pa, ie wassen allied goud." „Jao, tó goud. Nee, Jaantje, ik wait 't wel beur. Moar lk walt ook, wel mien zunden droagen het Ik bin bói-gen, beur." „O, pa, pn „Jao, wicht, moar 'k heb zórg om die." „Dat komt wel weor veur elkander, pa. Moeke zei." „Nee Jaantje, nee, dat komt nait weer veur elkander. En ik wil dit leste tiedje ook zoo goern rust en vree hobbcn. Mout ik don zóó starven? Mout dót?" „Pa, ik ken nait" „Ncc, kenst nart. Eh pa wait gam road van pien en 'k bei» geen plakje, wear 'k mtt vree ken star- veil. Nou, goa den moar vot As doc den niks wiTsf doun, is 't ook goud." „O, |»apa En weer snikte ze 't uit Nu wist zc wel, nu moest zc toegeven, ze voelde dat zc bezweek Menkvcld's vernedering hoeft oen waarachtig, diep religieus sentiment, schetst ©en brok geestelijke strijd, strijd tegen de onwaarachtigheid in het godsdienstig leven, tegen «ie hoogmoed, welke zoo voel arbeid in Gods koninkrijk verwoest cn met onvruchtbaarheid slaat. Monk veld behoorde tot de aristocratie van Olden- cate, hij was een aanzienlijk man onder de boeren, en daarbij geëerd door dc arbeiders. Meer dnn twintig Jaar had hii de kerk gediend, hij voelde zich lang zamerhand als ouderling onmisbaar, wie zou plaats ooit innemen? Maar dc democratie won in OWencale veld, drukte op heel 't leven een stempel cn werkte in op alle levensverhoudingen. Ook in de kerkeraad werden mannen gekozen uit dc arbeidersklasse. En van ging de gedachte, 't voorstel uit over tc gaan tot verplichte aftreding. Menkvcld, juist aan de beurt, voelde dit als een aanslag op eigen werk. ,,'k Ileb hier langste lied zelen, doominé. Nou wor 'k ofdankt. Krek as 'n ol peerd." Dnt was Monk veld's vernedering. Maar hij moest ook nog een andere vernedering ondergaan, n.l. die van zijn lioogmoedig hart, dat zich verzette tegen hct-oprij-schuiven, dat meende, dat men lang moeten zoeken, voor men een man gevonden had, die op zijn plaats zou kunnen zittenl En toen hij langs de weg van die vernedering weer recht stond voor God, weigerde hij het ambt, ook toen dc gemeente zich ondubbelzinnig had uitgesproken, bern te willen beliouden. Dit is niet de ccnigc maal, dat Keuning's werk her inneringen oproept aan Ulfers Oostloorn. Deze oenkomst betreft niet de aesthetischc vorm. Keuning schrijft dichter bij het leven, dat ziet men reeds direct nan zijn dialogen in dialect, waarbij hij in zijn kracht is. In Oostloorn spreken dc Overijselsche boeren arbeiders hoog-hollandsr.h. Keuning schetst, Ulfers stileert bet leven. Keuning levert (tam en Christelijk, maar toch) realisme, Ulfcr» romantiek. De laatste opent zijn boek: „lk heb de schoonheid gezien van het leven der landbouwersKeuning had kunnen schrijven: „lk heb de geestelijke strijd en overwinning gezien bij dc lieden, die zondig zijn in zichzelf, maar kinderen zijn van God." Gij gevoelt bet, het een sluit het ander niet uit: er is hier minder sprake van een tegenstelling dan wel van een verschillend accent. En wat het essentiëele betreft, is beider werk ten nauwste verwant, omdat het opkomt uit een gemeen schappelijk krachtig en allesoverwinnend geloof in Gods liefde en trouw, gelijk licJi dat openbaart in eenvoudige harten. t'erng. Maar om ook daar allorwegc te zien het bloe dig spoor dat do mannen der revolutie hadden ach ter gelaten, om te vernemen op welke wijze Bahctto en zijn oom waren gestorven Babettc's naam en historie komen in Ignatia Lu- bel ey's novelle slechts vluobtig voor: aan 't begin en Babclte door Ignatia Lubeleg In de door Ruys koairig-uitgcgeven reeks Historische Schetsen verscheen een nieuw deeltje: Babette door Ignatia Lubeley.2) Dit uitnemend boekje verplaatst ons in die voor Frankrijk zoo rampzalige tijden der groote revolutie, die tijden, toen sterven gewoner was dan leven, toen, zeker ook wel aan veel misstanden oen einde gemaakt word, maar toch ook zooveel onschuldig bloed vergoten en zooveel gruwelijk on recht in naam van „het volk" werd bedreven. De revolutie is een monster, dat haar eigen kinde ren verslindt. Wie wind zaait, zal storm oogsten. Raymond Dubraysot, de idealistische revolutionaire jongeling kon bet in de provincie niet uithouden toen er in Parijs zulke groote redenaars te hooren waren en zulke gewichtige beslissingen werden genomen. Ilij verliet zijn peetoom cn Brabette met wie hij later trouwen zou. Vol enthousiasme leefde hij met de edele Roland's de worsteling om het nieuwe mee, hoorde wat er brandde in menschenzielen, die onder 't oude bestuur hadden geleden en nooit een goede tijd hadden gekend. Die daarom dc aristocraten in de modder wilden sleuren en trappen Deze verbitterden, gesteund door dc brute kracht van de heffe «les volks, dreven de revolutionaire stroom al sneller voort, tot ze alle waterkeeringen 011 dammen brak en zich stortte met onweerstaanbare kracht over de lunden, verwoestend, brandend, roo- vend, moordend. Hoe kwamen menschen als madame Roland, die hadden gemeend «lat redevoeringen „vol zuivere be ginselen het volk in hoogcre gedachten kringen zou don leiden" en zouden do weg Ixanc-n tot die hoogere eenheid cn ware broederschap, welke het doel heette tc zijn dor revolutie, bedrogen uit! Al te laat, kwam Madame Roland tot de erken ning van haar vergissing, toen zc opgesloten was door de Jakohijnen in een cel, waar dc lucht bedor ven was, verkeerende te midden van boeven, wier misdaden baar fijngevoelige ziel met verachting vervulden. „Beul! is het daarom, dat gij mij tot die vrouwen rekent?" vraagt zij in haar geschriften. „Dat zijn «lus de bewijzen van vrijheidsliefde en de mcnschlicvcnde daden van de mannen, die op Le Champ «Ie Mars vogels laten opvliegen, voorzien van papieren stroo- ken, waarop het geluk der aarde wordt verkondigd aan de bewoners van dc hemclsche sferen!" Gedèsilhisioneeril, ten diepste gewond door de af schuwelijke moord op zijn vriendin madame Roland keerde Raymond Dubraysot naar zijn geboortedorp lONATIA LUÜELEV aan 't slot, maar toch is bet niet ongemotiveerd dat de schrijfster haar verhaal naar hóór gejiocind beeft, Babettc's figuur stuat er als lichtend op dc ach ter grond. Zij had Raymond laten trekken, en was achter gebleven, biddend voor hem en zichzelf. Zij was trouw gebleven aan kerk en kinderplicht, zii vol bracht de wet der Christelijke liefdedienst aan da vijand, die haar vader doodde. Als Raymond bij zijn terugkomst dat alles hoort, boe groot en beminne lijk rijst dan 't leven van dit eenvoudige kind op tegenover het grove egoïsme der revolutionaire be driegers: „Dat stille vrome leven rees voor hem, aha een reine lelie, die opbloeit bij een donkeren kerk hofmuur. De armen, de ncdcrigcn, hadden haar liefgehad. Dat was haar invloed geweest, niet over de massa, maar over ccn ziel, dót haar taal, de taul van Mirt tot hart, de taal der liefde, haar' van God geleerd." Het Godsheil is onvernietigbaar. I)ic kleine .zuivere vlam der eeuwige liefde brandde en bltjft branden in «ïcn wereld, die van lawaai en verwarring, bodrci- gingen en vervloekingen, moord en wraak vol is. Babette is een klein, maar kostbaar boekje, dat on voorwaardelijk gerekend mag worden tót do goede, aanbevelenswaardige lectuur. Ignatia Lubeley moge nog menige historische epi sode op zulk een eigen, frisseho wijze tót novelle verwerken! Jacob door Jac. Loog Met Van Looy's Jakob wordt zoowel do trilogie van des Auteurs jcugdbiografio als zijn letterkundige werk afgesloten. Jaapje behnndcldo Van I/joy's eerste jeugdjaren; als Jaap zagen we hem in de drukkerij en schilders werkplaats, bij hot ouder wordon, nog altijd schilders knecht en zich voorbereidende voor zijn latere stu diën aan de Academie, werd hij Jakob genoemd. Gelijk ook in de beide vorige deolen zit er in Jakob weinig handeling en spanning, de hoofdstukken wor den gevuld met literaire stillevens: dc sjees, bezoek aan een oom in Utrecht, een trouwpartij, het leven in bet Huis, dc lessen van meester Juulsen, Jeugdige liefde, de kunstbeschouwingen van het genoots«diap „Kunst zij om doel". Dóór was bet, dat mijnheer Van* Teylen hem rondleidde: „Hij had van de Akadcmie gesproken, gezegd: hij kon niets zekers heioven, maar ze zouden trachten te helpen, „wc zullen ons best voor je doen". Hij wilde hem niets voorspiegelen Zoo heeft dus Van I.ooy ook in dit book een brok m zijn levensgeschiedenis met buitengewone liefde i toewijding tc bock gesteld. „Alles moest je onder vinden, zuur cn zoet en niets willen vergeten, wat je eenmaal had geleerd." Dat gold voor de mcnsch Van Looy, maar niet minder voor de schrijver. Dit boek is geen loctuur voor onrijpe Mzcrs, «laar- voor leefde Van Looy ook in zijn latere Jaren te zeer uit de tachtiger naturalistische kunstprinci pes. In dit deel dor cyclus zien we ook, hoe dc jonge kunstenaar langzamerhand tos geraakte van het kerkelijk Christendom. Iïen verademing was het hem. toen hij vrijgesteld werd van dc Zondagmiddag- dienst, om naar 't atelier te kunnen gaan. Hij werd „aangenomen", maar dit verheugde hem het meest, omdat hij zich nu voortaan „onverdeeld aan dc kunst (zou) kunnen wijden." Men moet Van Looy als kunstenaar bewonderen, oowel om zijn sterke, psychologische doordringing, ijn in- en torugloving in zijn vroegere zielstoestand n milieu-sfeer, uls om zijn mnnnelijk-stóerc, breed itgolveilde taal cn fraaie plastiek. Is dit om slechts éón voorbeeld te geven niet treffend gezegd van schakers: zij zaten met hun stille koppen, net als bokken voor ze elkaar stooteiu" 4) Bosch cn rfmning, Raam (liKIO). G. J. Buys, Zeist (1930). A. W. Sijthoff's Uitg. Mij, Leiden (1930». Dc vraag komt op: is de gebezigde spelling ge heel van Van Looy zelf? Deze was tegenstander dor negende regel van Kol le wijn en in Jakob wordt tal- lnoz/O malen, zelfs bij mannelijke persoonsnamen, in de 4o naamval, de gebruikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 12