MET ONZEN TEEKEKAAR OP DE VEEMARKT.
Ouze teokenaar
vraagt 't woord
voor „een persoon
lijk feit".
En waarom zon
den wij 't hem
weigeren?
Elk vak heeft
zoo z'n eigenaar
digheden.
En onze lezers
zullen wellicht
wel eerrn Kraan:
vernemen hoe tee-
keningen, als
Merhij Repro du
ceerd, tot stand
komen.
't Woord is al
zoo aan onzen
tectocnanr.
Dc veemarkt is
voor mij altijd
ren uiterst dank
DE ONOKRWKRl'KN ZIJN EU VOOB baar terrein. Niet
'T OKiJl-EN alleen dat de on
derwerpen er voor
*t grijjien zijn, maar bovendien worden dc uiarkt
bez/x kors: boeren, vo-koopers, slapers enz. enz. (zelfs
*t Zigeuner-type ontbreekt niet) zóó door den
handel in beslag genomen, dat zij meestal niet 't
minste vermoeden hehben dr»or een teekenuar te wor
den .genomen". Dit komt het maken van een onge
dwongen schets natuurlijk zeer ten goodc.
Maar ook is 't wel eens Anders: dat men meer be
langstelling toont voor den teokenaar dan voor "t
mooiste koebeest. DAt heb ik zoo pas ondervonden,
en daarvan wil ik hier vertollen.
Over 't .'dgemecn zijn onze veemarkt-menschen zeer
gemoedelijke lui en er wel op gesteld eens „uitge-
tei'k» nd" te wonden.
Aardig is 't dnn te merken, dat ze Hu de leelijkste
op. Een heftige woordenwisseling Is nu eenmaal op
de veemarkt niets buitengewoons. Dat hoort er zoo bij.
Weldra blijkt evenwel tot m'n niet geringe verba
zing, dat 't op mij gemunt isEen reusachtige
boer met purperen gelaatskleur komt woedend op mij
af. scheldend en .schreeuwend!
Ik begrijp eerst in de
versie verte niet waar
aan ik dit nou verdiend
kan hebben. Maar ein
delijk verneem ik zoo
tuaschen de scheldpartij
door, dat ik door de uit
oefening van mijn !>•*-
drijf al zijn publiek
wegtrek en dat daar
door zijn nering In 't
gedrang komtt
Ik ontstel er waarlijk
van. Zoon woedende
boer is tot alles in staat.
Maar als één man
komen mijn kijkers me
te hulp.
Den rustverstoorder
wordt in gezoute en ge
peperde taal aan *t ver
stand gebracht, dat tee-
kencn vrij is en „dat-ie
dan znaar op mot hoe
pele" kortom, m'n
tegenstander wordt met
den geheelen rijkdom
van onze wèl-voorziene
Nederlandsrhe volksvo-
cabulaire volledig „af
gemaakt".
Zoo'n oppositie had
ons boertje niet ver
wacht, en onder de hart
grondige verwensching,
dat ik en mijn „leugc-
blad" wel naar den drommel kunnen loopen, knoopt
hij zijn koetje los en zoekt, ziedend van kwaadheid,
een eind verder een andere standplaats op.
Ja, 't valt niet mee het ieder naar den zin te rnakenl
Maar vijf teekeningen braclit ik tooh van m'n vee
markt-bezoek mee.
Ze gaven me groot genoegen ook al zullen
dan wel niet „achter i»
lijssio" komen.
Niet waar elk vak
heeft zoo z'n eigenaar
digheden. En "t is goed.
stoel, dicht hij den haard, onder *t genot van een
geurig kopje thee en een pittige sigaar, bekijken we
'g nvonds onze krant
Wo nemen van «lie krant wat ons 't meeste aan
staat. En soms ergeren we ons aan een paar druk
fouten of aan oen toto, die lang niet soherp genoeg
uitkomt
Wijlen De Génestet zag reeds in fouten drukdui-
weitjes, en elk journalist zal va» heeler harte dit
oordeel onderschrijven.
En wat het slecht afdrukken van foto's en teeko-
nmgen betreft geloof vrij, dat niemand er meer
over vomtóord is als fotograaf en teekenoar.
Wij hebben een man gekend, die altijd op z'n krant
mopperde. En vaak greep hij naar z'n pen om de
„geachte redactie" z'n minder vriendelijke gevoelens
zeer openhartig mee te doelen.
Toch is date Nurks volkomen van z'n kwaal ge
nezen. 't Geneesmiddel was even eenvoudig als
radicaal.
Hij braclg namelijk cenige uren door op de druk
kerij. waar z'n krant gednikt werd. Hij zag met eigen
dat
af
toe
IK 11 KM N PA Alt AAKolUK TYl'JCM OMufchf
en slorriigst gekleede boeren, koeiendrijvers of wie
ook, U>ch ook een weinigijde] zijn.
Wanneer ze in de gaten krijgen, dut een teekennar
*t op hen gemunt heeft, rnaken ze onwillekeurig
beweging naar 't petje, of dat wel goed recht op 't
hoofd staat, of, indien ze de woelde genieten
een boordje te dragen, wordt even getast of 't met 't
dasje, ook al zit dat uls een uitgepluisd touwtje om
hun nek, wel in orde is. Want dit hebben zij ul gauw
door: 't is voor de krant natuurlijk!
Ik hel» een paar aardige typen ontdekt en zet de
eerste lijnen op papier.
Het duurt'niet lang of ik krijg een kring van
belangstellenden om mij heen. „Bekijks" is hier nu
ecnmual een noodzakelijk kwaad. In 't buitenland
wordt van een t coke naar weinig of geen notitie geno
men, maar ,i»ij one in Holland" is tiet „zien teekc-
ncn" een publieke vermakelijkheid, 't Beste is je cr
niets van aan te trekken.
Terwijl ik zoo aan 't schetsen ben on hierbij alle
aandacht noodig heb, wond 'k bestookt met allerlei
vragen: „Is liet foor de krant meheeiT' of van een
die 't precies wil weten: „In welke krant komt dat
te staan?"
i' inrguaus zullen zulke vragers er niet aan denken
aan andere onbekenden te vragen voor wie zij werken,
maar van een toakenoar willen ze dit weten.
Toen 'k den veedrijver onder handen nam, hadden
zijn maats do grootste schik.
..HA, kaik «lie Doms is, hai wordt uitgeteckend!
Jo, dach-ie nou dat-er éóne krant was, die jouw post
ictal der-in wil hchbe, ha-ha-ha!"
Wanneer ik bezig ben mot zijn neus, bereikt «le
belangstel ling haar toppunt. Dc oen weet den ander
te overtreffen in geestigheden cn de lachsalvo's zijn
niet van de lucht.
„Dorus, Je k«»kkcrt ken «l'r niet hcelegnar op hoor,
daar mot de tcckenaar nóg een Mond je voor neme!"
Even later lacht een ander: „O, kaik nou is 'tie
z'n boordje bezigDorus, is dat nog «lat
crlcjo jaar? Wat zal je vrouw groos op
daar eens bij bepaald
worden.
Pcnsmenschen wor
den vaak benijd: ze mo
gen overal bijkomen,
Itebbenaltijd eerste
rangs plaats, en leder
haast zich de „Koningin
der Aarde" zooveel mo
gelijk inlichtingen te
geven.
De journalist van on
zen tijd vindt «zich steeds
ineer in gezelschap van
fotograaf en teekenaar.
Hij beschouwt ze aller
minst als lastige concur
renten, maar veeleer als
zeer tc waardcercn
bondgenootcn.
De journalist be
schrijft en vertolkt met
't woord wat hij hoort
en wat hem treft. De
camera-man laat «len
lezer 't onfoilbaar lieeld
zien: zóó was 't. En de
teokenaar tracht in een
enkele lijn zijn indruk
weer tc geven.
In ccn makkelij ken
ZKLKtt T ZIOBUHEB-TTPE ONTBREPKT NIET
oogen 't jachtende bedril." in volle werking, was ge
tuige van 't gedraaf en gesjouw om toch vooral
maar op tijd klaar tc koinen één minuut was
beslissend! en toen hij thuiskwam, zei hij met
een diepen zucht tot z'n betere wederhelft: „Vrouw,
wie ééns 'n krant heeft zien klaarmaken, vcrwomlert
zich eiken avond, dat z'n krant ar nog zóó uitziet!"
Of wij in dit artikeltje klagen willen?
We denken cr niet nan!
Onze teokenaar gaf 't voorbeeld »hoc een persman
onder èlkc omstundighcid heeft te handden: opge
wekt cn goedsmoeds, nimmer 't doel uit 't oog ver
liezend.
Ook dan blijven teleurstellingen niet uit.
Maar dan wordt toch ook gesmaakt <ic vreugde
in en dc voldoening «ver den arbeid.
Kn dat geeft aan 't werk kleur en fleur.
WAT NIET IEDEREEN WEET
Alle volksstammen van den Knukasus onderschei
den zich door opvallend grootc neuzen.
Ongeveer acht procent van allo inenschen zijn
linksch.
Aan dc uitvinding van de piano hebben drie per
sonen deelgenomen. Dc Duitscher, Pnntaleom Hehen-
strclt, de Venctinan Christofori, uit Padua, die tot
de beroemdste instrumentenmukers van zijn tijd
beh«>orilc, en Gottfried Siebenmnnn, «Ie beroemde
orgelmaker uit Dresden.
met
boordje van
Je weze, as ze jo fTsclemie in de krant ziet staaii.
Je kornp vas nog achter 'n lijssiel" Groot gelach.
Plots ontstaat er oen hevig tumult, dat 't geloei
<Ur koeien zelfs overstemt. Ik sla cr ecrot geen acht
ONZB VBEMARKT-MEN8CIIBN EIJN 10Kit GEMOEDELIJKE LUI
NIEUW PROZA
De Wen der Eenvoudigen,
door P. Keuning.
Do Weg der Eenvoudigen
„Het kenmerk van Keunimg's verhalen z«*gt nis
eeeuw is groote eenvoiuligheid. Ge vindt bij hem
een eerlijk streven naar volkskunst en afkoer van
alle individualisme".
„Keuninga kracht en „Keiiningac.hap" ligt afge-
bakend in zijn Groningse he dorpsnovellen. Hij is niet
alleen het dialect meester, doch hij kent ook zijn
inenschen."
Die mcnschen zijn eenvoudigen.
Allereerst naar de wereld. Er mogen dun In zijn
Terhalen meermalen rijke Groningsclie boeren voor-
I'. KEUNING
komen, in verstand en ontwikkeling bolioo'rcn re toch
tot de gemeenschap der eenvoudige plattelands
bevolking.
Maar eenvoudigen vooral in geestelijke zin. Een
voudigen in geloof, In liefde, in levensbcrusting en
levensaanvaarding.
Ook deze nieuwe bundel novellen had kunnen
heeten: Kinderen in ventand en boosheid.
De Weg der Eenvoudigenl) bevat aobt dorpsschet-
een. Hoe Sibbeltje barmhartigheid leerde verhaalt
van de moeilijkheden der diaconale urhchl. In Het
Offer moet een boer zich varnodaren om zijn dochter
af tc staan aan een arbeider Tctjc's strijd ontbrandt
als zij. al veertig jaar cn al lang niet meer aan
trouwen denkend, aanzoek krijgt van ccn weduwnaar
met twee kinderen, 'n Holle Toer was het voor Kle
vering, om aan lijn knecht, aan wie hij zich vergre
pen had en die hij ha«! uitgevloekt, vergeving te
gaan vragen; Het was wol zwaar voor Kroukje
Harkema 't Geluk aan de andere te gunnen, ja cr
de weg toe te hanen, waar ze het zelf diep-in voor
zich verlangde, maar zij deed het om Jezus' wil. Dc
oude Klooske Zwart wilde Zo'n dingerais niet in
haar huis hebben, maar toen ze er een kerkuitzon-
ding door had beluisterd, wilde ze hot voor geen
vieftig dooiend gulden moer missen.
Stille Jaantje en Mcnkveld's vernedering zijn de
best geslaagde schetsen uit deze bundel. Daarin vooral
beeft Keuning scherp-gcteckend strijdende meniehon
met groote liefde en sterke zelfverloochening, verbor
gen afdwalingen en boctvnarilige terugkeer.
Het eerste verhaal heeft tot thema de Groninger
boerentrots, waar deze in elk huwelijk tusschen een
boerenzoon of -dochter en een mindere oen mésalliance
ziet, waartegen men zich mot kracht dient te ver-
Betten.-
In dit geval waren het vooral Janntjo's moeder
en broer, die deze strijd tegen wat zij onwaardig
vonden, voerden. Met Vader speelde Jaantje het wel
klaar, maar Moeder wus hard, hooggevoelend: „Krigst
zoo ja nooit 'n hoer, wicht. Wel wil «lic hebben?
Ti Wicht dat mit n knecht vrijt Mensken wiezen die
Ja init vinger noa. 'k Solioam mie ja dood. Doe lelke
wicht, «la's bissen."
De liefde geeft Jaantje kracht om vol te houden.
En toch bezwijkt ze, ze wordt Klnas ontrouw.
Maar wel onder zeer bizonderc omstandigheden.
Haar vader, zacht en goed voor baar, leed aan «le
kanker, onduldbare pijnen gunden hein rust nacht
noch dag cn daarbij voegde zich 't.huiselijk ongenoe
gen om Innntje's liefde. Geen dag lieten «Ie verwijten
cn ophitsingen van haar Moeder heiden met rust.
Eens op een nacht, als Vader door de gang loopt
te jammeren van de pijn, voegt Jaantje zich bij hein.
Hij, opgestookt door zijn vrouw, itaagt nog oen
poging baar tot toegeven to dwingen. Dit fragment,
één der beste gedeelten van do bundel, gooft oen
proove van Keuning's indringende psychologie:
„Woarom mout dat den toch zoo, Jaantje? Waar
om wilflt nali tougevcn?
„Och pa, dat ken 'k ja nnlt."
Ze snikte. Ze zou immers zoo gaarne doen, wat
haar vader van haar vroeg, maar dit kon ze niet
doen. Dit offer wns te groot. Dit ging ten koste
van haar levensgeluk. Neen, ze kon niet toegeven.
„Als ik d'r nait meer bin, Jaantje, hou moet
't den?"
„Och, pa, proat toch zoo nait."
„Jao .wicht, dat mout al. Pa is nait bang vour
't starven .beur. Jao, 'k wait wel. 'k heb 'n huile
bult vorkeerde dingen doan; 'k mos beter tegen
moeke cn Hendrik opproat hebben cn
„Nee, pa, ie wassen allied goud."
„Jao, tó goud. Nee, Jaantje, ik wait 't wel beur.
Moar lk walt ook, wel mien zunden droagen het
Ik bin bói-gen, beur."
„O, pa, pn
„Jao, wicht, moar 'k heb zórg om die."
„Dat komt wel weor veur elkander, pa. Moeke
zei."
„Nee Jaantje, nee, dat komt nait weer veur
elkander. En ik wil dit leste tiedje ook zoo goern
rust en vree hobbcn. Mout ik don zóó starven?
Mout dót?"
„Pa, ik ken nait"
„Ncc, kenst nart. Eh pa wait gam road van pien
en 'k bei» geen plakje, wear 'k mtt vree ken star-
veil. Nou, goa den moar vot As doc den niks wiTsf
doun, is 't ook goud."
„O, |»apa
En weer snikte ze 't uit Nu wist zc wel, nu
moest zc toegeven, ze voelde dat zc bezweek
Menkvcld's vernedering hoeft oen waarachtig, diep
religieus sentiment, schetst ©en brok geestelijke strijd,
strijd tegen de onwaarachtigheid in het godsdienstig
leven, tegen «ie hoogmoed, welke zoo voel arbeid in
Gods koninkrijk verwoest cn met onvruchtbaarheid
slaat.
Monk veld behoorde tot de aristocratie van Olden-
cate, hij was een aanzienlijk man onder de boeren,
en daarbij geëerd door dc arbeiders. Meer dnn twintig
Jaar had hii de kerk gediend, hij voelde zich lang
zamerhand als ouderling onmisbaar, wie zou
plaats ooit innemen?
Maar dc democratie won in OWencale veld, drukte
op heel 't leven een stempel cn werkte in op alle
levensverhoudingen. Ook in de kerkeraad werden
mannen gekozen uit dc arbeidersklasse. En van
ging de gedachte, 't voorstel uit over tc gaan tot
verplichte aftreding. Menkvcld, juist aan de beurt,
voelde dit als een aanslag op eigen werk.
,,'k Ileb hier langste lied zelen, doominé. Nou wor
'k ofdankt. Krek as 'n ol peerd."
Dnt was Monk veld's vernedering. Maar hij moest
ook nog een andere vernedering ondergaan, n.l. die
van zijn lioogmoedig hart, dat zich verzette tegen
hct-oprij-schuiven, dat meende, dat men lang
moeten zoeken, voor men een man gevonden had, die
op zijn plaats zou kunnen zittenl
En toen hij langs de weg van die vernedering weer
recht stond voor God, weigerde hij het ambt, ook toen
dc gemeente zich ondubbelzinnig had uitgesproken,
bern te willen beliouden.
Dit is niet de ccnigc maal, dat Keuning's werk her
inneringen oproept aan Ulfers Oostloorn. Deze
oenkomst betreft niet de aesthetischc vorm. Keuning
schrijft dichter bij het leven, dat ziet men reeds direct
nan zijn dialogen in dialect, waarbij hij in zijn kracht
is. In Oostloorn spreken dc Overijselsche boeren
arbeiders hoog-hollandsr.h. Keuning schetst, Ulfers
stileert bet leven. Keuning levert (tam en Christelijk,
maar toch) realisme, Ulfcr» romantiek.
De laatste opent zijn boek: „lk heb de schoonheid
gezien van het leven der landbouwersKeuning
had kunnen schrijven: „lk heb de geestelijke strijd
en overwinning gezien bij dc lieden, die zondig zijn
in zichzelf, maar kinderen zijn van God."
Gij gevoelt bet, het een sluit het ander niet uit:
er is hier minder sprake van een tegenstelling dan
wel van een verschillend accent.
En wat het essentiëele betreft, is beider werk ten
nauwste verwant, omdat het opkomt uit een gemeen
schappelijk krachtig en allesoverwinnend geloof in
Gods liefde en trouw, gelijk licJi dat openbaart in
eenvoudige harten.
t'erng. Maar om ook daar allorwegc te zien het bloe
dig spoor dat do mannen der revolutie hadden ach
ter gelaten, om te vernemen op welke wijze Bahctto
en zijn oom waren gestorven
Babettc's naam en historie komen in Ignatia Lu-
bel ey's novelle slechts vluobtig voor: aan 't begin en
Babclte door Ignatia Lubeleg
In de door Ruys koairig-uitgcgeven reeks Historische
Schetsen verscheen een nieuw deeltje: Babette door
Ignatia Lubeley.2) Dit uitnemend boekje verplaatst
ons in die voor Frankrijk zoo rampzalige tijden der
groote revolutie, die tijden, toen sterven gewoner was
dan leven, toen, zeker ook wel aan veel misstanden
oen einde gemaakt word, maar toch ook zooveel
onschuldig bloed vergoten en zooveel gruwelijk on
recht in naam van „het volk" werd bedreven.
De revolutie is een monster, dat haar eigen kinde
ren verslindt. Wie wind zaait, zal storm oogsten.
Raymond Dubraysot, de idealistische revolutionaire
jongeling kon bet in de provincie niet uithouden toen
er in Parijs zulke groote redenaars te hooren waren
en zulke gewichtige beslissingen werden genomen.
Ilij verliet zijn peetoom cn Brabette met wie hij later
trouwen zou. Vol enthousiasme leefde hij met de
edele Roland's de worsteling om het nieuwe mee,
hoorde wat er brandde in menschenzielen, die onder
't oude bestuur hadden geleden en nooit een goede
tijd hadden gekend. Die daarom dc aristocraten in de
modder wilden sleuren en trappen
Deze verbitterden, gesteund door dc brute kracht
van de heffe «les volks, dreven de revolutionaire
stroom al sneller voort, tot ze alle waterkeeringen 011
dammen brak en zich stortte met onweerstaanbare
kracht over de lunden, verwoestend, brandend, roo-
vend, moordend.
Hoe kwamen menschen als madame Roland, die
hadden gemeend «lat redevoeringen „vol zuivere be
ginselen het volk in hoogcre gedachten kringen zou
don leiden" en zouden do weg Ixanc-n tot die hoogere
eenheid cn ware broederschap, welke het doel heette
tc zijn dor revolutie, bedrogen uit!
Al te laat, kwam Madame Roland tot de erken
ning van haar vergissing, toen zc opgesloten was
door de Jakohijnen in een cel, waar dc lucht bedor
ven was, verkeerende te midden van boeven, wier
misdaden baar fijngevoelige ziel met verachting
vervulden.
„Beul! is het daarom, dat gij mij tot die vrouwen
rekent?" vraagt zij in haar geschriften. „Dat zijn «lus
de bewijzen van vrijheidsliefde en de mcnschlicvcnde
daden van de mannen, die op Le Champ «Ie Mars
vogels laten opvliegen, voorzien van papieren stroo-
ken, waarop het geluk der aarde wordt verkondigd
aan de bewoners van dc hemclsche sferen!"
Gedèsilhisioneeril, ten diepste gewond door de af
schuwelijke moord op zijn vriendin madame Roland
keerde Raymond Dubraysot naar zijn geboortedorp
lONATIA LUÜELEV
aan 't slot, maar toch is bet niet ongemotiveerd dat
de schrijfster haar verhaal naar hóór gejiocind beeft,
Babettc's figuur stuat er als lichtend op dc ach ter
grond. Zij had Raymond laten trekken, en was achter
gebleven, biddend voor hem en zichzelf. Zij was
trouw gebleven aan kerk en kinderplicht, zii vol
bracht de wet der Christelijke liefdedienst aan da
vijand, die haar vader doodde. Als Raymond bij zijn
terugkomst dat alles hoort, boe groot en beminne
lijk rijst dan 't leven van dit eenvoudige kind op
tegenover het grove egoïsme der revolutionaire be
driegers: „Dat stille vrome leven rees voor hem,
aha een reine lelie, die opbloeit bij een donkeren kerk
hofmuur.
De armen, de ncdcrigcn, hadden haar liefgehad.
Dat was haar invloed geweest, niet over de massa,
maar over ccn ziel, dót haar taal, de taul van Mirt
tot hart, de taal der liefde, haar' van God geleerd."
Het Godsheil is onvernietigbaar. I)ic kleine .zuivere
vlam der eeuwige liefde brandde en bltjft branden in
«ïcn wereld, die van lawaai en verwarring, bodrci-
gingen en vervloekingen, moord en wraak vol is.
Babette is een klein, maar kostbaar boekje, dat on
voorwaardelijk gerekend mag worden tót do goede,
aanbevelenswaardige lectuur.
Ignatia Lubeley moge nog menige historische epi
sode op zulk een eigen, frisseho wijze tót novelle
verwerken!
Jacob door Jac.
Loog
Met Van Looy's Jakob wordt zoowel do trilogie
van des Auteurs jcugdbiografio als zijn letterkundige
werk afgesloten.
Jaapje behnndcldo Van I/joy's eerste jeugdjaren;
als Jaap zagen we hem in de drukkerij en schilders
werkplaats, bij hot ouder wordon, nog altijd schilders
knecht en zich voorbereidende voor zijn latere stu
diën aan de Academie, werd hij Jakob genoemd.
Gelijk ook in de beide vorige deolen zit er in Jakob
weinig handeling en spanning, de hoofdstukken wor
den gevuld met literaire stillevens: dc sjees, bezoek
aan een oom in Utrecht, een trouwpartij, het leven
in bet Huis, dc lessen van meester Juulsen, Jeugdige
liefde, de kunstbeschouwingen van het genoots«diap
„Kunst zij om doel". Dóór was bet, dat mijnheer Van*
Teylen hem rondleidde: „Hij had van de Akadcmie
gesproken, gezegd: hij kon niets zekers heioven, maar
ze zouden trachten te helpen, „wc zullen ons best
voor je doen". Hij wilde hem niets voorspiegelen
Zoo heeft dus Van I.ooy ook in dit book een brok
m zijn levensgeschiedenis met buitengewone liefde
i toewijding tc bock gesteld. „Alles moest je onder
vinden, zuur cn zoet en niets willen vergeten, wat
je eenmaal had geleerd." Dat gold voor de mcnsch
Van Looy, maar niet minder voor de schrijver.
Dit boek is geen loctuur voor onrijpe Mzcrs, «laar-
voor leefde Van Looy ook in zijn latere Jaren
te zeer uit de tachtiger naturalistische kunstprinci
pes. In dit deel dor cyclus zien we ook, hoe dc jonge
kunstenaar langzamerhand tos geraakte van het
kerkelijk Christendom. Iïen verademing was het
hem. toen hij vrijgesteld werd van dc Zondagmiddag-
dienst, om naar 't atelier te kunnen gaan. Hij werd
„aangenomen", maar dit verheugde hem het meest,
omdat hij zich nu voortaan „onverdeeld aan dc kunst
(zou) kunnen wijden."
Men moet Van Looy als kunstenaar bewonderen,
oowel om zijn sterke, psychologische doordringing,
ijn in- en torugloving in zijn vroegere zielstoestand
n milieu-sfeer, uls om zijn mnnnelijk-stóerc, breed
itgolveilde taal cn fraaie plastiek.
Is dit om slechts éón voorbeeld te geven niet
treffend gezegd van schakers: zij zaten met hun
stille koppen, net als bokken voor ze elkaar
stooteiu" 4)
Bosch cn rfmning, Raam (liKIO).
G. J. Buys, Zeist (1930).
A. W. Sijthoff's Uitg. Mij, Leiden (1930».
Dc vraag komt op: is de gebezigde spelling ge
heel van Van Looy zelf? Deze was tegenstander dor
negende regel van Kol le wijn en in Jakob wordt tal-
lnoz/O malen, zelfs bij mannelijke persoonsnamen, in
de 4o naamval, de gebruikt.