renaal ViüA4n(jaaq
r WOENSDAG 21 'JANUARI 1931
DERDE BLAD PAG. 9'
EEN TRAGISCH LOT
door A. M. WESSELS.
Historische Bladzijden.
Hebben wij eenigen tijd geleden, geza
menlijk een tocht gemaakt door Schouwen
en Duivelend, wij stellen u thans voor,
te samen eens een ander deel van ons
heerlijk Gewest te gaan bezien. Ditmaal is
onze tocht niet zoo groot, doch niettemin
zeer belangrijk, want de streek waar wij nu
heengaan is een
streek van grootsch gebeuren uit
den worstelstrijd met Spanje, zoo
ais er weinigen zijn.
'k Hoop, niet, dat gij er tegen op zult
zien om mee te gaan en u niet laat af
schrikken, door de roep die er van Zeeland
uitgaat, dat het daar zulk „slecht reizen
is. Zeker het is waar, dat in het verleden
de verbindingen niet al te best waren en
de bezwaren aan het doortrekken onzer
Provincie groot waren. Wie slechts één keer
gedurende enkele dagen de waterrijke pro
vincie moest bereizen (vooral in het najaar
of winter) neemt voor zijn geheele leven her
inneringen aan verkeersmisère mee. Toch
treft de Zeeuwen in dezen geen sohuld. wij
kunnen het water, dat de diverse gedeelten
scheidt, toch niet overbruggen? Wij kunnen
toch van een water-provincie immers geen
ideaal reisland maken! Natuurlijk kan men
dit niet en daarom zijn
de klachten van niet-Zeeuweu, die
In Zeeland reizen niet geheel ge
motiveerd.
Er wordt gedaan, wat gedaan kan worden.
De geographisohe situatie sluit ten eenen-
malo een gemakkelijk verkeer uit. Toch
wordt er het beste van gemaakt, wat men
kan En als een recent voorbeeld wijs ik op
de verbinding Walcheren-Zeeuwsch Vlaan
deren, waarheen wij thans op reis gaan. Met
het grootste gemak rijden de auto's op de
Ferrvboot, niet één, maar een geheele reeks
Men' bemerkt er bijna niets van, dat men
niet meer op den vasten wal is. Het is in
één woord een comfortabele boot in alle
^'t Is een mooie dag. De Scheldemond is
kalm en vol licht. Daar klinkt het sein en
onze tocht naar de Zeeuwsch Vlaamsohe
landouwen vangt aan. De Ferry boot vaart
af, eerst met horten en stooten, werkt zij
zich los van den Vlissingschen wal en hef-
brug los, maar dan begint de zware ma
chine regelmatig te' ronken.
Het land, dat wij zoo juist verlieten, ver
dwijnt De Vlissingsche haven, de St. Ja-
cobstoren, eerst goed zichtbaar, schijnen nu
weg te duiken in een blauwen nevel, die
alle contouren vervaagt Haastig werkende
molens waaien ons een vaarwel toe en de
meeuwen doen ons vroolijk uitgeleide. Wij
Zeeuwen, ik schreef het reeds een vorige
maal, kennen ons dierbaar gewest over net
algemeen alleen van het land, maar men
kan het pas naar waarde sohatten, wan
neer men het vanaf de Scheldewateren ziet.
Dan wordt ons oog bekoord en geboeid
iïoor het geestige landschap, met de blauw
zwarte kronkeldijken, de scheef vergroeide
boomen, de vroolijke daken en de elegante
torentjes.
Nu het landschap achter ons vervaagt,
loopen wij naar de voorzijde der Ferryboot.
,Wij zijn nog maar een kwartier aan 't va
ren of daar doemt de overzijde al op, een
bleeke zandstreep in een mistgrijs land
schap, dat juist even boven den zeespiegel
komt uit kijken.
Een torentje wenkt ons en Breskens
duikt op, een klein plaatsje, zoo vanaf het
water gezien. Maar dat is slechts schijn
want de afstanden zijn hier be-
driegelijk, evenals de Schelde be-
driegelijk is. t
Helderder teekent zidh de plaats Bres
kens af naarmate wjj naderen. Wij onder
scheiden reeds duidelijk de Zeeuwscli-Vlaam-
sche tram, die bij de hefbrug staat te
wachten. Wij varen de haven binnen,
Vreemd van model en wat smal. Ze is door
de Scheldewateren gevormd, want ook
Breskens kan van de grillen der Schelde
gewagen, 't Ligt gchter niet in ons plan die
geschiedenis uitvoerig te verhalen, maar re-
leveeren even, wat onze aandacht trok.
Breskens heeft met haar Spuiplein een fraai
entree, die alleszins weldadig aandoet 't Is
een fraaie landbouwplaats en weinig her
innert er aan, 'dat het eenmaal een flinke
vesting was, de militaire stelling van de
Scheldemond. Van de forten Napeleon en
Imperial (later Frederik Hendrik en Wil
helmus geheeten) is niets meer te zien,
daar zij na de opheffing der vesting in
1870 geslecht zijn.
De Franschen hebben meermalen be-
proefd, om van
Vllssingen naar Breskens depêches
In een hollen kogel over do Schel
de to schieten
Vrat slechts enkele malen gelukte. Door de
voornaam breede dorpsstraat wandelend,
valt allereerst ons oog op het typische
Café ,4e Canon dfor". 't Ls een tamelijk
De massale toren van de vroegere handelsstad St. Anna ter Muiden
oud gebouw, dat alleen merkwaardigheid
bezit, doordat Napoleon er eens logeerde.
Even verder in de straat, diep insprin
gend, worden wij verrast door een aardig
kerkje, welks torentje wij reeds op de Fer
rvboot van verre zagen. Het is tamelijk
nieuw. De oude kerk werd eenige jaren ge
leden gesloopt. Breskens is een welvarende
plaats. Met genoegen zien wij de fabrieks
gebouwen der firma van Meile, als een be
wijs van ZeeuwscJie ondernemingsgeest.
Maar dit is nog niet alles! Breskens koes
tert nog veel grooter plannen. Er is daar
een vereeniging voor vreemdelingenverkeer
opgencht en men wil
Lach niet lezers, want het is pure ernst.
De Gemeenteraad, die ver vooruit ziet, heeft
f 1000 gevoteerd, om eens te onderzoeken op
welke wijze men van Breskens een mooie
badplaats kan maken. Dit vernemende heb
ben wij de situatie eens opgenomen; en het
is waarlijk geen slecht of onuitvoerbaar
idee. Er is ongeveer 4 K.M. strand met lage
duinen, dat plm. 100 M. breed is. Dat is dus
prachtig. Het kan er best komen en z a 1
er ook wel komen, want Breskens is niet
ongunstig gelegen en men durft er wat te
beginnen.
Een ding spijt mij (als het tenminste
waarheid is, wat men mij vertelde) n.l.
en er hun kapitaal in zullen steken, in den
vorm van hotelbouw, met terrassen enz.
Liever zag ik, dat het een geheel zuiver
Nederlandsche onderneming werd en geen
„aanhangsel" van Knocke, Blankenberghp
of Ostende.
In een auto verlaten wij thans Bresken®
en langs een wel beplanten dijk komen wij
te Schoondijke. Hooge kerktorens treft
men er niet meer aan. Wij passeeren de
Gereformeerde Kerk, een zeer aardig ge
bouw. Even later staan wij voor de Ned
Herv. Kerk. Een tweetal zware boomen staan
daar als veilige wachters voor de oude
kerk. Bij een hoekpunt zien wij he-
mooie gemeentehuis.
Thans gaat het op Oostburg aan. Ge
vaarlijke bochten op dit traject zijn niet tp
vreezen. De tramlijn wijst ons den weg. Wij
zien koeien, die op den weg, in de richting
Oostburg worden opgedreven, 't Is dan ook
Woensdag, marktdag voor het kleine stadje.
Hoe meer wij naderen, hoe levendiger het
wordt. Reeds van verre wenken ons een
tweetal hooge torens, die den omtrek be-
heerschen. Het duurt niet lang of wij rijden
Oostburg binnen. Allereerst valt ons de
entree van het dorp op, zoo royaal en ruim.
't Heeft niets „dorps" over zich, het heeft
Mfs een voornaam voorkomen, dat ons er
veel van doet venvachten. Onmiddellijk
zien wij een fraai, nieuw, modern gebouw,
met een breed plein. Het is de Rijkskweek
school voor dit district en kan beschouwd
worden
Vroeger was Zeeuwsch-Vlaanderen stief
moederlijk bedeeld, maar sinds de Belgen
hun handen uitstaken naar dit deel van ons
gewest, voelde de Regeering wel, dat cl
liefde van de Zeeuwsch-Vlamingen, ook een
wederkeerige liefde moest zijn en een dezer
liefdesuitingen was de bouw dezer school,
die een sieraad voor het dorp is.
Oostburg was in de eerste Middeleeuwen
'een zeer bloeiende plaats, met een Burcht
aan de Oostzijde van den zeeboezem. De
hier eertijds gevestigde kolonisten hadden
uitgebreide handsbétrekkingen met hun
stamgenooten aan den overkant der Noord
zee. De bloei in de 8ste eeuw werd later
door de Noormannen wreedclijk verstoord.
De stad Oostburg deelde ook in de binnen-
landsche oorlogen, welke Vlaanderen tijdens
de Middeleeuwen verscheurden. Toen in
1604 Prins Maurits deze streken veroverde,
maakte hij van de toen juist in puin lig
gende stad een verschansing.
Het is een vriendelijk gezellig stadie. Op
de Markt is het zeer levendig. Verschillende
torens wijzen ons op verschillende Kerken.
Vroeeer telde Oostburg verscheiden kloos
ters en een abdij der Benedictijners. Door
den invloed der Hervorming ging er veel te
loor.
Wij verlaten thans het stadje en komen
voor een wegsplitsing. De eene voert naar
St. Margrit t, doch wij slaan deze niet
in, en gaan in de richting Draai brug.
Weer ligt een kaarsrechte weg voor ons.
die keurig in orde is. Mooi breed en recht,
voor automobilisten om van te watertanden.
Doordat het recht op recht is, zijn wij be
trekkelijk vlug in Draaibrug, 't Is een
klein gehucht, waar een tramremise is
Doorrijdende gaan wij in de richting Aar
denburg en passeeren oude schansen, o.a.
de Oliepot en komen door de voormalige
haven, 't Is wel een vreemde gewaarwording
als wij weten, dat waar
Vlugger dan wij gedacht hebben, zijn wij
in Aardenburg. 't Zou heusch geen moeite
kosten, om een geheele courant te vullen
met de historie van Aardenburg en dan be
doelen wij nog niet eens de politieke histo
rie, die voor altijd aan deze paats verbonden
za blijven. Wij rijden door de fraaie stevige
stadspoort, een der weinige overgebleven
monumenten uit het verleden der plaats,
toen zij 5 marktpleinen had en 72 straten.
Het raadhuis op het Marktplein is zeer
modern. Hier wordt bewaard de sabel van
Elias Beeckman, die tegen een groote over
macht Aardenburg wist te verdedigen en
voor Oranje te behouden. Voor het raad
huis staat een borstbeeld van de politicus
G. A. Vorsterman van Oyen, een liberaal
staatsman, die veel voor Aardenburg ge
daan heeft Naar men zegt, was dit de
eenigste onderwijsman, die de acte nuttige
handwerken had. Ik kan dit echter niet be
vestigen. Over die Aardenburgsche Maria
legende zullen wij het nu niet hebben. Hier
over hopen wij later wel eens iets te ver
tellen.
Wij rijden via Eede, Maldegem naar Brug
ge, waar wij eenigen tijd vertoefden en
thans zijn wij op pad naar St Anna van
Sluis, het hoofddoel van ons artikel. Na
Brugge, die heerlijke stad van Vlaanderen,
doorwandeld te hebben en veel genoten te
hebben van het Memlinch museum, Griet-
huys, Bagijnhof, stijgen wij in de Zeeuwsch
Vlaamsche tram, die ons naar St Anna te
Muiden zal voeren.
't Is niet bijzonder druk op het Station-
Dlein te Brugge. Men voelt het aan, dat men
hier in een stad is, wier glorie gedaald is,
pen schoone doode. Wij zitten er nog maar
net in, of talrijke vrouwen uit Zeeuwsch-
Vlaanderen, vol beladen met pakjes en tas
schpn stappen ook in.
Wij zijn goed in de gelegenheid op te
merken
Men is naar „stad" geweest en dat is na
tuurlijk Brugge en druk is men bezig
elkaar te laten zien, wat men zooal ge
kocht heeft, terwijl men tevens bezig is on
der elkaar te berekenen, om op te geven
den prijs der artikelen, die men straks den
douane zal zeggen, wat natuurlijk wel niet
zoo op een franc af gezegd wordt
Wij rijden uit Brugge weg en passeeren
de Oostendensche poort, een machtig bouw
werk uit het verleden dor stad. De lucht
betrekt en er vallen droppelen neer.
Onmiddellijk is men op het onderwerp „de
Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding", welke
kwestie een groot gedeelte van het volk hier
hezig houdt.
Oeneerzummenieren? vraagt er een. Voor
«en vreemde
die de Zeeuwsche taal niet ver
staat, lijkt het wel Hindoesch, en
niet te beantwoorden.
Want dit eene Zeeuwsche woord ('k geef
er een proeve van wat de Zeeuwsche taal
is) zijn er eigenlijk vijf, n.l. Oeneer-zum-
men-ier-en, d.w.z. in keurig net Hollandsch
uitgedrukt: Hoeneer, zullen wij hem hier
hebben (n.l. de Waterleiding).
't Begon dadelijk met hatelijke opmer
kingen
„Ik mot 'em nie ebbe, merci!" zegt er een.
„Ik, ok nie, in gin onderd jaer!" vulde de
tweede aan. ,,'t Za cente kosten!" betuigde
no. 3; „Sluis is erm, laeten ze der spullen
mê bie der ouwe! Je kan je krom betaelen,
merci, ik eb een goeie regenbak!". Wij be
merkten wel dat onze medereizigsters het.
niet erg op de Waterleiding voorzien had
den. Zoo aardig de weg Maldegem-Sysseele-
Brugge, zoo eentonig is de tocht langs de
trambaan Brugge-Sluis. Bijna volstrekt geen
afwisseling. In de verte zien wij Ostende
liggen. Wij naderen thans Westcapelle,
waar wij, reizigers voor Sluis, moeten over
stappen. 't Is een tamelijk ouderwetsclie
tram. Nieuiv materiaal voor dit traject zou
geen overbodige luxe zijn. Langzaam, tame
lijk veel -schokkend, rijden wij verder. Wij
zijn weer op den Zeeuwschen bodem. In de
verte wenken ons twee eigenaardige torens
toe.
Plots! St. Anna ter Muiden!" zoo klinkt
het en de Nederlandsche douane stapt bin
nen, om te vragen, of er niets is aan te
geven. Natuurlijk meneer, zeggen allen met
een royaal gezicht, maar het is
werkelijk vermakelijk te zien, wat
er met de prijzen gebeurt. Als het
„beurs" was, dan waren de ver
liezen groot.
'n Zeeuwsch-Vlaamsche vrouw had ir.
Brugge een nieuwen hoed gekocht voor 75
franc en daarop nogal gestoft, toen zij de
tram binnen gestapt was. En nu hoorde ik
haar onvervaard kalm zeggen: Niks nie
te geven, as deze 'oe meneer! 40 franc Vkos*
in Brugge! 'n Simpelen hoed!
Dus 40 franc? vroeg de Nederlandsche
douane.
„Jae, jae, gin franc meer meneer!" De h«
ambte had zeker geen verstand van dames
hoeden, of wilde daarover geen discussie uit
lokken. Hij schreef een recu en gaf die af
tegen betaling der invoerrechten. De waarde
was dus ineens, in één tramrit van 75 op
40 franc gesteld.
De vrouwen met de „boodschappen", ver
mochten echter niet te „smokkelen". Ze
mochten netjes, de zakjes uit haar tas-
schen halen en de controleur rekende het
precies op. Ook hier verliep het vlot en de
controleur vertrok weer naar een anderen
tramwagen.
.Bie den dien is 't niks gedaen!" „Die
weet alles wat et kost!" troostten ze elkaar.
Wij verlaten thans de tram en gaan St.
Anna ter M u i d e n in, het uiterste plek
je aan de Nederlandsche grens Door een
klein dreefje, komen wij op het pleintje van
St. Anna. Het ligt daar als vergeten, als
buiten de wereld, het ligt daar teedor en
veel geheimzinniger nog, dan een Vlaamsch
hagijnhof met zijn wit gepleisterde hu'sjes
kromme ingetogen vrouwtjes, en roode ge
raniums. die wij te Brugge zagen.
De stilte, de wonderbare stilte raakt nau
welijks in roering. Gij kunt u hier innig ver
dienen in de blanke mystiek van Ruys-
broek of luisteren naar Gezelle, toeven in
de weldadige schaduw eener kinderlijk
fluisterende reeks van linden. Bij tijden
donkert een glinsterende goudvracht ove>
de middenkasseie, waar welig het gras tiert
u voorbij. En in deze stilte, begint'
Ook dit kleine vergeten SL Anna kan
mede getuigen van de Zeeuwsche tragedie,
opgaan, blinken en verzinken. Het begin
van St. Anna ter Muiden, was waarschijn
lijk een gehucht, dat in de 12de eeuw ont
stond, op een in het Zwin opgewassen
schors. Dit gehucht kreeg, naar haar ligging
aan den mond van het machtige Zwin. den
naam van Mude. Aangezien er verschil
lende Mude's waren (b.v. Ane-Muden) kreee
het ter onderscheiding 't voorvoegsel St.
Anna, naar de patrones der Kerk. Haar
gunstige ligging bracht heel veel voordeel.
Spoedig was St. Anna een handelsplaats die
meetelde en de voorhaven van het zoo
.Elch wat WilsJ1
HAAR PLICHT
Zij hadden als jonggetrouwde mensohen
1 een opwelling van edelmoedigheid, het
meisje tot zich genomen en de kleine Alice
as opgegroeid tot een mooi, en, wat meer
zegt, een lief kind.
waren eigen kinderen gekomen, broer
tjes en zusjes, maar nooit was er eenig ver
schil gemaakt tusschen Alice en de ande
ren. Het kind wist niet beter, dan dat zii
de oudste dochter was en onbevangen wa
ren haar daden en woorden.
Mijnheer Piermont hield bijzonder veel
an haar. Bij zijn thuiskomst stond zij hem
meestal op te wachten en verwelkomde
hem met een kus en lief gebabbel
Mevrouwja, mevrouw zat leelijk in
de war. Ze zat te peinzen. Behalve Alice wa-
en en nog zes kinderen, en de winter
;tond voor de deur. Het inkomen van haar
man, een kleinen fabrikant, was niet veel
grooter dan in de eerste jaren van hun
trouwen, en hoeveel grooter waren de zor
gen! En straks kwam de winter! Eigenlijk
moesten ze allemaal wat hebben. Maar dat
ging natuurlijk weer niet, dacht ze, niet
zonder bitterheid. En Alice, als oudste doch
ter, had het meest noodig. Ze werd al zoo
groot en een win termanteltje voor haar
liep al aardig in de papieren. Wat zou ze
voor dat geld haar eigen kinderen niet kun
nen geven! 't Was toch eigenlijk dwaas.
Een vreemd kind ging strijken met wat
haar eigen kinderen toekwam. Dat was toch
niet goed! Neen, dat was verkeerd, 't Was
toch plicht van de ouders, om eerst voor
hun eigen kinderen te zorgen! Zeker, dat
was plicht! En wat hun toekwam aan
vreemden te geven, dat was verkeerd! Be
slist verkeerd!
Hoe meer ze er over dacht, hoe meer ze
er van overtuigd werd. Wel scheen het als
of er een stem in haar hart sprak, die het
niet met haar eens was, maar dat was na
tuurlijk slechts verbeelding. Het geweten?
Och kom! Ze vroeg immers naar haar
plichtl
Ja, er moest maar een eind aan komen.
De gelegenheid was gunstig Haar man was
voor een paar dagen op reis. Die zou het
natuurlijk niet goed vinden. Maar waarom
dan niet? kwam ineens die lastige stem van
binnen weer. Och, wat weet een man van
huishoudelijke zorgen! Als die maar op tijd
zijn natje en zijn droogje krijgt, bekommert
hij zich nergens over. Een huisvrouw is zoo
heel anders. En een moeder moet voor haar
kinderen opkomen. Da's hadr plicht - Ja,
't moest er maar dadelijk van komen!
„Alice, kom eens hier!"
Het meisje, met de mooie lichtblonde
krullen, kwam aangehuppeld.
„Kleed je warm aan, dan gaan we uit".
Hoe ze de zaak precies moest aanpakken
wist mevrouw Piermont niet Ze zou echter
maar rechtstreeks naar 't weeshuis gaan,
daar zouden ze haar wel inlichten; mogelijk
zou bet kind er dadelijk wel blijven.
Ze kwam bij het weeshuis en ze kreeg
den directeur te spreken. Alice mocht in
den tuin gaan wandelen, onderwijl mevrouw
vertelde van haar zorgen en plichten en dat
zo nu van Alice af wou zijn.
Do directeur keek haar aan met een door
dringenden blik, een blik, die de stem in
haar binnenste dadelijk weer wakker riep.
„Maar, mevrouw, dat gaat zoo maar niet
een, twee, drie! Daar zijn allerlei formali
teiten voor noodig, voordat we het kind hier
kunnen opnemen. Ten eerste moeten regen
ten daarover beslissen en die vergaderen
pas de volgende weekIk zou u raden
maar eens te gaan praten met mijnheer
Van Zuilen, u kent hem wel. Die zal u wel
zeggen, wat u precies doen moet!"
Mevrouw was niet bepaald tevreden over
het onderhoud.
Alioe werd geroepen en was vol over den
mooicn tuin en de vele kinderen, die er
speelden. Maar mevrouw lette weinig op
haar gebabbel, gaf bijna geen antwoord.
Zou ze maar dadielijk naar mijnheer Van
Zuilen gaan? Och, ze kon ook nog wel een
dagje wachten. Zoo'n dringende haast was
er toch eigenlijk niet bij.
Den volgenden dag kwam mijnheer Pier
mont thuis: vroeger dan hij verwacht had.
Hij had bijzonder geboft. De menschen da
delijk thuis getroffen, enfin, hij was heel
voorspoedig geweest Mevrouw was stiL
„Scheelt er wat aan?"
„O, pa, we zijn in zoo'n groot huis ge
weest, en er was zoo'n mooie tuin bij, en er
speelden zooveel kinderen! En moe zegt,
dat ik daar misschien wel altoos mag blij
ven", kwam Alice.
Mijnheer Piermont keek zijn vrouw aan.
Deze wenkte hem, dat hij zwijgen moest.
Ze stuurdte Alice om een boodschap en stort
te haar hart uit voor haar man. Ze voncl
het hun plicht eerst voor hun eigen kinde
ren te zorgen, en dan voor vreemden. Er
was zooveel noodig en de tijden waren zoo
duur
Mijnheer hoorde haar geduldig aan en
nam toen het hoofd van zijn vrouw tus
schen zijn handen, om haar eens diep in de
oogen te kijken.
„Ja, vrouw, ik weet wel, dat we niet rijk
zijn, maar Alice moet zoowel in ons gebrek
als in onzen overvloed deelen. Het is nu
ons kind zoogoed als de anderen. Boven
dien, wat eet ze eigenlijk en hoe zuinig is
ze altoos op haar kleeren. Ze geeft de an
deren een uitstekend voorbeeld, en hoeveel
gemak heb je zelf niet vaak van haar. Wat
kan ze je soms al aardig helpen. Maar wat
het voornaamste is: zou God het goedkeu
ren, als we zóó handelden? Hoeft Hij armen
en weczen en weduwen niet zeer bijzonder
in de hoede aanbevolen van hen, die Hem
willen liefhebben en dienen? Ik zou de
kleine niet willen missen
Mevrouw legde overtuigd en schuldbe
wust Laar hoofd tegen zijn schouder. In
hun hart was een dankgebed, omdat zij voor
een wieede daad waren bewaard en toen
deelde mijnheer haar mee, dat hij een paar
bijzonder gunstige contracten had kunnen
afsluiten.
Met een heel wat lichter hart en een vrien
delijk gelaat dacht mevrouw verder aan
haar pliohtl
bloeiende Brugge. In 1241 (het is haast
ondenkbaar als men dit stille pleintje ziet)
werd het door Gravin Johanna van Vlaan
deren tot een stad verheven, waarvan
grooten invloed uitging.
Door deze Graielijke bescherming
werd St. Anne een der invloedrijk
ste steden.
Dat blijkt wel uit het feit, dat zij behoor
den onder de 17 steden, die deel uitmaakten
van de bekende Londensche Hanze. De
voorspoed van SL Anna beviel echter maar
matig aan de bewoners van Sluis, welko
plaats in opkomst was. In 1316 was er zulk
oen naijver tusschen die twee plaatsen, dat
de Graaf van Vlaanderen tusschen beida
moest komen. Meermalen werd St.. Auua
geplunderd.
NIEUWE AVONTUREN VAN MIJNHEER PIMPELMANS
1. Het varen in een motorboot
Is een genot voor klein en groot;
Dus zet Heer Pimpelmans zich neer,
Met verf, vernis en bruine teer.
Een streekje hier een likje daar,
Zoo komt de zaak wel „voor mekèar".
2. Daar glijdt het bootje ongestoord
Op 't spiegelgladde water voort,
Van hikkepof van hikkepaf
Nog sneller dan een paard in draf!
De zon is fel, de hitte groot.
En al maar sneller gaat de booL
FEUILLETON
LIEF EN LEED IN DE PASTORIE
door BRIGITTE
Ik heb wat linnengoed en een oude Ja
pon gezocht uit de afgedragen kleeren van
je gemeenteleden, die hier nog van de uit-
deeling lagen. Toen ben ik met het bed be
gonnen. Dat was heelemaal doorweekt; ;k
vroeg aan de vrouw waarom ze 's nachts
dan niet opstond, waarop ze jammei ie
dat ze voor dat doel toch alleen maar een
oude, beschadigde koffiekan had. Ik heb
toen een nieuwe stroozak genaaid en ge
vuld, van Müller heb ik het stroo gekre
gen, en toen verder de kamer een goede
beurt gegeven. Voor een geschikter gelegen
beid dan de koffiekan heb ik ook gezorgd
Ik heb het daarna gedaan gekregen dat
vrouw Opperman voor het schoonhouden
van de kamers zal zorgen. Ze wordt dan
door de gemeente vrijgesteld van huur, die
ze toch nooit betaalt. Ik heb haar gedre'gd
dat ze eiken dag gecontroleerd zou wor
den."
„Alle eer, dat heb je knap gedaan. Was
yrouw Eisner je niet heel dankbaar?"
„Hm, geen spoor. Integendeel. Toen ik
haar oude stroozak naar buiten droeg, vie
1«l er uit het reuzengat dat er in zat, een
paar strooha.lmen. Ze schreeuwde: „Mn
mooie, schoone kamer wordt heelemaal
yuil!"
„In ieder geval maar goed, dat er een
beetje orde gekomen 16."
Ja, voorloopig. Op den duur gaat het
zoo nieL We moeten zien om haar in een
geschikte inrichting te krijgen."
„Dat is een goed idee, ik zal eens rond
zien".
„En nu gaan we avondbrood eten, ik
heb razende honger. Na die geschiedenis
met vrouw Eisner heb ik een bad genomen
en me verkleed en daarna de kinderen
naar bed gebracht ik ben nog niet eens
aan het eten toegekomen. Kom, ga even
de jongens de nachtzoen brengen, ze wach
ten al."
„Viel het je moeilijk om al die vuiligheid
op te ruimen?" vroeg Hans bij het naar
boven gaan.
„O, nee, totaal niet, ik doe ieder werk
graag maar tegen smeerboel, vergeef
me de uitdrukking, te vechten, geestelijk
of lichamelijk, voel ik altijd als een stuk
godsdienst. Alleen één ding zou mooier zijn
wanneer zoo iets heelemaal niet noodig was
Maar de kinderen slapen intusschen al,"
onderbrak ze ziohzelf.
„Hier is het tenminste niet vuil," zei
Hans lachend, terwijl hij In de verlichte
heldere kamer rondkeek.
„Ja", zei ze ernstig, „en wanneer ze al
eens vuile handjes hebben, worden ze toch
direct weer gewasschcn. Hoe treurig is het
dat niet alle kinderen het zoo hebben."
„Nu, voor zoover het aan ons ligt," zei
Hans vriendelijk, zullen wij alles doen om
het tenminste hier in het dorp een beetje
schooner te doen worden."
„Ja," knikte ze ijverig, „jij de harten en
ik de lichamen en woningen".
„Geloof je niet, dat een reine ziel ook
voor een rein lichaam zorgt?"
„Zeker," zei ze verlegen, „maar men moet
het hun toch eerst voor doen, anders weten
ze niet hoe ze beginnen moeten."
„Jawel, maar de ziel is toch het voor
naamste; geve God, dat velen uit onze ge
meente den weg vinden om van hun zon
den verlost te worden."
„Een predikant heeft toóh wel een mooie
taak, maar het moet niet gemakkelijk zijn
om die goed te vervullen."
„Dat weet God," zei Hans, en dacht met
droefheid aan de predikanten-conferentie.
Vol gedachten zetten ze zich aan den
avondmaaltijd waar Dörte op hen wachtte.
VII
Het was toch een groote gebeurtenis ge
weest in het kerspel, toen de generaal-su-
perintendent voor de installatie kwam en
de ambtsbroeders zagen hoe vriendschappe
lijk deze met Hans omging.
„Ach ja," zeiden ze, „wie den Paus tot
vriend heeft en zij lachten maar wat
als Hans beweerde, dat het heelemaal niet
gemakkelijk was, met Dr. Velten nader be
kend of zelfs bevriend, te zijn. De onder
scheiding welke hij iemand bewees, kwam
alleen uit in de hoogere eischen, die hij
aan zijn vrienden en beschermelingen stelde
De menschen in het dorp keken met eer
bied naar hun dominee, ze hadden in' t ge
heel niet geweten, wat voor een groote me
neer hun dorpje herbergde. Maar toon de
generaal-supcrintendent het zelf in de be
vestigingsrede zeide, dat hun predikant zich
bijzonder onderscheidde in plichtsgevoel,
predikgave en nog veel meer, ja dan zou
het wel zoo zijn.
Hans was niet bijster verheugd over het
resultaat van de installatie ie collega's
waren terughoudend tegenover hem, als
hadden ze het gevoel, dat hij elk woord
van hen direct aan den generaal-superin-
tendent zou overbrengen. Bij de menschen
in 't dorp vervaagde de indruk gelukkig
gemakkelijker.
Ze hadden den armen Hans bij de pacht
vereffening danig bedrogen. Hij moest het
beleven, dat dezelfde menschen, die bij hem
gehuild en geklaagd hadden, dat ze de ver-
eischte pacht onmogelijk konden opbrengen
voetstoots en met een blij gezicht het dub
bele betaalden, toen iemand met hen ging
onderhandelen, die zich geen appelen voor
citroenen liet verkoopen. Het kerkelijk be
stuur had op Hans verzoek een onpartij-
tijdige gestuurd; omdat hij het met zijn ge
weten niet overeen kon brengen, de „te
hooge pachten" te innen, en nu werd het
dubbele zonder moeilijkheden betaald.
Eerst voelde hij zioh hierdoor beleedigd
later ergerde hij zich er niet over en ten
slotte lachte hij er om en troostte hij zich
omdat, zooals Marianne zei: zoo'n erger-
nis heel gezond was.
In het voorjaar nam het administratieve
weTk ongewone afmetingen aan. Het was
al een heel karwei, om het bedrag van de
tractcmonten te berekenen. Iedere maand
ach, vaak nog binnen korter tijdsverloop
kwam er een nul achter het vorige cijfer
maar de waarde van het geld werd
6teeds geringer.
Het viel ook voor Hans niet meer go
makkelijk, om rond te komen. Goed, dat
hij Marianne bad. Die had een heel boeren
bedrijf ingericht
Hoenders kakelden in den tufa, eend
vogels en ganzekuikens piepten in de keu
ken, biggen en geiten stonden in den stal,
tuin en akkers werden verzorgd.
Hij 6tond verbaasd over de energie waar
mee ze het ongew'one werk aanpakte. Al
tijd vol goeden moed hielp ze met alles-
Daarbij had ze Dörte niet meer om haar
te helpen. Die had plotseling heimwee ge
kregen en wel zoo 6terk, dat er niets meer
met haar viel aan te vangen. Han6 was
het afscheid heel zwaar gevallen hei
was hem alsof met haar het laatste heen
ging wat hem aan Ruth herinnerde. Er
was nu niemand meer in huis die hel ver
trouwelijke Zuidduitsche dialect 6prak,
wat hij in Ruth zoo had liefgehad. De klei
ne jongens hadden dat in de vier maanden
die ze nu hier waren, bijna geheel verlo
ren. Ze spraken net als de dorpskinderen,
wanneer ze zond-er toezicht waren. En in
het dorp werd geen mooi Duitsch gespro
ken, maar een plat taaltje, wijl het een
mengsel was van Saksisch dialect en Hoog
duitsch.
Met vader en tante spraken ze Hoog-
duitsch. Ze waren over het algemeen erg
veranderd, vond Hans. Uit de ietwat teere
knaapjes waren flinke, sterke, echte wil
de jongens gegroeid. Hansje wilde voor
taan Hans genoemd worden, nu hij met
Paschen naar school zou gaan. Ruth was
altijd vroolijk met de kinderen geweest,
maar ook een klein beetje bang, ze had-
don altijd aan moeder'6 rok gehangen. Z°
was niet blij, als ze haar jongetjes niet bij
zich had.
Marianne was anders. De jongens wer
den goed verzorgd en opgevoed, maar
veel bij tante waren ze niet,
„Een echte Jongen behoort bij jongomO
zei ze. Bij elk weer mochten ze buiten H -t
bekwam hun lichamen goed. maar Hans
had toch dikwijls een beetje heimwee naar
zijn teere zoontjes, die zich zoo hulpbehoe
vend tegen hem aan konden vleien.
Marianne had twee meisjes aangenomen
die de huishouding wilden leeren. Inplaata
van loon te krijgen, betaalden ze nog toe.
Dat hielp weer en zoo kwamen ze good
door den moeilijken tijd.
Hoe verder het naar den zomer ging,
des te minder was er in de gem-eenf> 'o
doen. De bijbelbespreking, die Hans elke
week hield, was den heelen winter good
bezocht geweest. Weliswaar kwamen over
wegend knechten en arbeiders, die dan
weor niet in de kerk kwamen. De boeivn
met hun gezinnen gingen naar de kerk,
maar niet naar de bijbellezing, en het
6Cheen bijna onmogelijk, beiaen, boeven cn
niet-boeren te vereenigen.
Nu had hij echter met de bijbellezing op
moeten houden. Bij de laatste, welke hij
in Maart gehouden had, waren de knech
ten cn meisjes zóó moe geweest, dat ze er
bij Lngeslapen waren. Het werk op het
land was al in vollen gang geweest
Ook het kerkbezoek, dat tot Maart voort
durend goed was geweest, werd nu weer
minder. Het waren voor het meerendeel
de oude menschen die nog kwamen. Do
anderen konden zich het genot niet ont
zeggen om ook eens uit te slapen.
Dat maakte moe, willen werken en niot
kunnen.
(Wordt velvolgdj