renaal ViüA4n(jaaq r WOENSDAG 21 'JANUARI 1931 DERDE BLAD PAG. 9' EEN TRAGISCH LOT door A. M. WESSELS. Historische Bladzijden. Hebben wij eenigen tijd geleden, geza menlijk een tocht gemaakt door Schouwen en Duivelend, wij stellen u thans voor, te samen eens een ander deel van ons heerlijk Gewest te gaan bezien. Ditmaal is onze tocht niet zoo groot, doch niettemin zeer belangrijk, want de streek waar wij nu heengaan is een streek van grootsch gebeuren uit den worstelstrijd met Spanje, zoo ais er weinigen zijn. 'k Hoop, niet, dat gij er tegen op zult zien om mee te gaan en u niet laat af schrikken, door de roep die er van Zeeland uitgaat, dat het daar zulk „slecht reizen is. Zeker het is waar, dat in het verleden de verbindingen niet al te best waren en de bezwaren aan het doortrekken onzer Provincie groot waren. Wie slechts één keer gedurende enkele dagen de waterrijke pro vincie moest bereizen (vooral in het najaar of winter) neemt voor zijn geheele leven her inneringen aan verkeersmisère mee. Toch treft de Zeeuwen in dezen geen sohuld. wij kunnen het water, dat de diverse gedeelten scheidt, toch niet overbruggen? Wij kunnen toch van een water-provincie immers geen ideaal reisland maken! Natuurlijk kan men dit niet en daarom zijn de klachten van niet-Zeeuweu, die In Zeeland reizen niet geheel ge motiveerd. Er wordt gedaan, wat gedaan kan worden. De geographisohe situatie sluit ten eenen- malo een gemakkelijk verkeer uit. Toch wordt er het beste van gemaakt, wat men kan En als een recent voorbeeld wijs ik op de verbinding Walcheren-Zeeuwsch Vlaan deren, waarheen wij thans op reis gaan. Met het grootste gemak rijden de auto's op de Ferrvboot, niet één, maar een geheele reeks Men' bemerkt er bijna niets van, dat men niet meer op den vasten wal is. Het is in één woord een comfortabele boot in alle ^'t Is een mooie dag. De Scheldemond is kalm en vol licht. Daar klinkt het sein en onze tocht naar de Zeeuwsch Vlaamsohe landouwen vangt aan. De Ferry boot vaart af, eerst met horten en stooten, werkt zij zich los van den Vlissingschen wal en hef- brug los, maar dan begint de zware ma chine regelmatig te' ronken. Het land, dat wij zoo juist verlieten, ver dwijnt De Vlissingsche haven, de St. Ja- cobstoren, eerst goed zichtbaar, schijnen nu weg te duiken in een blauwen nevel, die alle contouren vervaagt Haastig werkende molens waaien ons een vaarwel toe en de meeuwen doen ons vroolijk uitgeleide. Wij Zeeuwen, ik schreef het reeds een vorige maal, kennen ons dierbaar gewest over net algemeen alleen van het land, maar men kan het pas naar waarde sohatten, wan neer men het vanaf de Scheldewateren ziet. Dan wordt ons oog bekoord en geboeid iïoor het geestige landschap, met de blauw zwarte kronkeldijken, de scheef vergroeide boomen, de vroolijke daken en de elegante torentjes. Nu het landschap achter ons vervaagt, loopen wij naar de voorzijde der Ferryboot. ,Wij zijn nog maar een kwartier aan 't va ren of daar doemt de overzijde al op, een bleeke zandstreep in een mistgrijs land schap, dat juist even boven den zeespiegel komt uit kijken. Een torentje wenkt ons en Breskens duikt op, een klein plaatsje, zoo vanaf het water gezien. Maar dat is slechts schijn want de afstanden zijn hier be- driegelijk, evenals de Schelde be- driegelijk is. t Helderder teekent zidh de plaats Bres kens af naarmate wjj naderen. Wij onder scheiden reeds duidelijk de Zeeuwscli-Vlaam- sche tram, die bij de hefbrug staat te wachten. Wij varen de haven binnen, Vreemd van model en wat smal. Ze is door de Scheldewateren gevormd, want ook Breskens kan van de grillen der Schelde gewagen, 't Ligt gchter niet in ons plan die geschiedenis uitvoerig te verhalen, maar re- leveeren even, wat onze aandacht trok. Breskens heeft met haar Spuiplein een fraai entree, die alleszins weldadig aandoet 't Is een fraaie landbouwplaats en weinig her innert er aan, 'dat het eenmaal een flinke vesting was, de militaire stelling van de Scheldemond. Van de forten Napeleon en Imperial (later Frederik Hendrik en Wil helmus geheeten) is niets meer te zien, daar zij na de opheffing der vesting in 1870 geslecht zijn. De Franschen hebben meermalen be- proefd, om van Vllssingen naar Breskens depêches In een hollen kogel over do Schel de to schieten Vrat slechts enkele malen gelukte. Door de voornaam breede dorpsstraat wandelend, valt allereerst ons oog op het typische Café ,4e Canon dfor". 't Ls een tamelijk De massale toren van de vroegere handelsstad St. Anna ter Muiden oud gebouw, dat alleen merkwaardigheid bezit, doordat Napoleon er eens logeerde. Even verder in de straat, diep insprin gend, worden wij verrast door een aardig kerkje, welks torentje wij reeds op de Fer rvboot van verre zagen. Het is tamelijk nieuw. De oude kerk werd eenige jaren ge leden gesloopt. Breskens is een welvarende plaats. Met genoegen zien wij de fabrieks gebouwen der firma van Meile, als een be wijs van ZeeuwscJie ondernemingsgeest. Maar dit is nog niet alles! Breskens koes tert nog veel grooter plannen. Er is daar een vereeniging voor vreemdelingenverkeer opgencht en men wil Lach niet lezers, want het is pure ernst. De Gemeenteraad, die ver vooruit ziet, heeft f 1000 gevoteerd, om eens te onderzoeken op welke wijze men van Breskens een mooie badplaats kan maken. Dit vernemende heb ben wij de situatie eens opgenomen; en het is waarlijk geen slecht of onuitvoerbaar idee. Er is ongeveer 4 K.M. strand met lage duinen, dat plm. 100 M. breed is. Dat is dus prachtig. Het kan er best komen en z a 1 er ook wel komen, want Breskens is niet ongunstig gelegen en men durft er wat te beginnen. Een ding spijt mij (als het tenminste waarheid is, wat men mij vertelde) n.l. en er hun kapitaal in zullen steken, in den vorm van hotelbouw, met terrassen enz. Liever zag ik, dat het een geheel zuiver Nederlandsche onderneming werd en geen „aanhangsel" van Knocke, Blankenberghp of Ostende. In een auto verlaten wij thans Bresken® en langs een wel beplanten dijk komen wij te Schoondijke. Hooge kerktorens treft men er niet meer aan. Wij passeeren de Gereformeerde Kerk, een zeer aardig ge bouw. Even later staan wij voor de Ned Herv. Kerk. Een tweetal zware boomen staan daar als veilige wachters voor de oude kerk. Bij een hoekpunt zien wij he- mooie gemeentehuis. Thans gaat het op Oostburg aan. Ge vaarlijke bochten op dit traject zijn niet tp vreezen. De tramlijn wijst ons den weg. Wij zien koeien, die op den weg, in de richting Oostburg worden opgedreven, 't Is dan ook Woensdag, marktdag voor het kleine stadje. Hoe meer wij naderen, hoe levendiger het wordt. Reeds van verre wenken ons een tweetal hooge torens, die den omtrek be- heerschen. Het duurt niet lang of wij rijden Oostburg binnen. Allereerst valt ons de entree van het dorp op, zoo royaal en ruim. 't Heeft niets „dorps" over zich, het heeft Mfs een voornaam voorkomen, dat ons er veel van doet venvachten. Onmiddellijk zien wij een fraai, nieuw, modern gebouw, met een breed plein. Het is de Rijkskweek school voor dit district en kan beschouwd worden Vroeger was Zeeuwsch-Vlaanderen stief moederlijk bedeeld, maar sinds de Belgen hun handen uitstaken naar dit deel van ons gewest, voelde de Regeering wel, dat cl liefde van de Zeeuwsch-Vlamingen, ook een wederkeerige liefde moest zijn en een dezer liefdesuitingen was de bouw dezer school, die een sieraad voor het dorp is. Oostburg was in de eerste Middeleeuwen 'een zeer bloeiende plaats, met een Burcht aan de Oostzijde van den zeeboezem. De hier eertijds gevestigde kolonisten hadden uitgebreide handsbétrekkingen met hun stamgenooten aan den overkant der Noord zee. De bloei in de 8ste eeuw werd later door de Noormannen wreedclijk verstoord. De stad Oostburg deelde ook in de binnen- landsche oorlogen, welke Vlaanderen tijdens de Middeleeuwen verscheurden. Toen in 1604 Prins Maurits deze streken veroverde, maakte hij van de toen juist in puin lig gende stad een verschansing. Het is een vriendelijk gezellig stadie. Op de Markt is het zeer levendig. Verschillende torens wijzen ons op verschillende Kerken. Vroeeer telde Oostburg verscheiden kloos ters en een abdij der Benedictijners. Door den invloed der Hervorming ging er veel te loor. Wij verlaten thans het stadje en komen voor een wegsplitsing. De eene voert naar St. Margrit t, doch wij slaan deze niet in, en gaan in de richting Draai brug. Weer ligt een kaarsrechte weg voor ons. die keurig in orde is. Mooi breed en recht, voor automobilisten om van te watertanden. Doordat het recht op recht is, zijn wij be trekkelijk vlug in Draaibrug, 't Is een klein gehucht, waar een tramremise is Doorrijdende gaan wij in de richting Aar denburg en passeeren oude schansen, o.a. de Oliepot en komen door de voormalige haven, 't Is wel een vreemde gewaarwording als wij weten, dat waar Vlugger dan wij gedacht hebben, zijn wij in Aardenburg. 't Zou heusch geen moeite kosten, om een geheele courant te vullen met de historie van Aardenburg en dan be doelen wij nog niet eens de politieke histo rie, die voor altijd aan deze paats verbonden za blijven. Wij rijden door de fraaie stevige stadspoort, een der weinige overgebleven monumenten uit het verleden der plaats, toen zij 5 marktpleinen had en 72 straten. Het raadhuis op het Marktplein is zeer modern. Hier wordt bewaard de sabel van Elias Beeckman, die tegen een groote over macht Aardenburg wist te verdedigen en voor Oranje te behouden. Voor het raad huis staat een borstbeeld van de politicus G. A. Vorsterman van Oyen, een liberaal staatsman, die veel voor Aardenburg ge daan heeft Naar men zegt, was dit de eenigste onderwijsman, die de acte nuttige handwerken had. Ik kan dit echter niet be vestigen. Over die Aardenburgsche Maria legende zullen wij het nu niet hebben. Hier over hopen wij later wel eens iets te ver tellen. Wij rijden via Eede, Maldegem naar Brug ge, waar wij eenigen tijd vertoefden en thans zijn wij op pad naar St Anna van Sluis, het hoofddoel van ons artikel. Na Brugge, die heerlijke stad van Vlaanderen, doorwandeld te hebben en veel genoten te hebben van het Memlinch museum, Griet- huys, Bagijnhof, stijgen wij in de Zeeuwsch Vlaamsche tram, die ons naar St Anna te Muiden zal voeren. 't Is niet bijzonder druk op het Station- Dlein te Brugge. Men voelt het aan, dat men hier in een stad is, wier glorie gedaald is, pen schoone doode. Wij zitten er nog maar net in, of talrijke vrouwen uit Zeeuwsch- Vlaanderen, vol beladen met pakjes en tas schpn stappen ook in. Wij zijn goed in de gelegenheid op te merken Men is naar „stad" geweest en dat is na tuurlijk Brugge en druk is men bezig elkaar te laten zien, wat men zooal ge kocht heeft, terwijl men tevens bezig is on der elkaar te berekenen, om op te geven den prijs der artikelen, die men straks den douane zal zeggen, wat natuurlijk wel niet zoo op een franc af gezegd wordt Wij rijden uit Brugge weg en passeeren de Oostendensche poort, een machtig bouw werk uit het verleden dor stad. De lucht betrekt en er vallen droppelen neer. Onmiddellijk is men op het onderwerp „de Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding", welke kwestie een groot gedeelte van het volk hier hezig houdt. Oeneerzummenieren? vraagt er een. Voor «en vreemde die de Zeeuwsche taal niet ver staat, lijkt het wel Hindoesch, en niet te beantwoorden. Want dit eene Zeeuwsche woord ('k geef er een proeve van wat de Zeeuwsche taal is) zijn er eigenlijk vijf, n.l. Oeneer-zum- men-ier-en, d.w.z. in keurig net Hollandsch uitgedrukt: Hoeneer, zullen wij hem hier hebben (n.l. de Waterleiding). 't Begon dadelijk met hatelijke opmer kingen „Ik mot 'em nie ebbe, merci!" zegt er een. „Ik, ok nie, in gin onderd jaer!" vulde de tweede aan. ,,'t Za cente kosten!" betuigde no. 3; „Sluis is erm, laeten ze der spullen mê bie der ouwe! Je kan je krom betaelen, merci, ik eb een goeie regenbak!". Wij be merkten wel dat onze medereizigsters het. niet erg op de Waterleiding voorzien had den. Zoo aardig de weg Maldegem-Sysseele- Brugge, zoo eentonig is de tocht langs de trambaan Brugge-Sluis. Bijna volstrekt geen afwisseling. In de verte zien wij Ostende liggen. Wij naderen thans Westcapelle, waar wij, reizigers voor Sluis, moeten over stappen. 't Is een tamelijk ouderwetsclie tram. Nieuiv materiaal voor dit traject zou geen overbodige luxe zijn. Langzaam, tame lijk veel -schokkend, rijden wij verder. Wij zijn weer op den Zeeuwschen bodem. In de verte wenken ons twee eigenaardige torens toe. Plots! St. Anna ter Muiden!" zoo klinkt het en de Nederlandsche douane stapt bin nen, om te vragen, of er niets is aan te geven. Natuurlijk meneer, zeggen allen met een royaal gezicht, maar het is werkelijk vermakelijk te zien, wat er met de prijzen gebeurt. Als het „beurs" was, dan waren de ver liezen groot. 'n Zeeuwsch-Vlaamsche vrouw had ir. Brugge een nieuwen hoed gekocht voor 75 franc en daarop nogal gestoft, toen zij de tram binnen gestapt was. En nu hoorde ik haar onvervaard kalm zeggen: Niks nie te geven, as deze 'oe meneer! 40 franc Vkos* in Brugge! 'n Simpelen hoed! Dus 40 franc? vroeg de Nederlandsche douane. „Jae, jae, gin franc meer meneer!" De h« ambte had zeker geen verstand van dames hoeden, of wilde daarover geen discussie uit lokken. Hij schreef een recu en gaf die af tegen betaling der invoerrechten. De waarde was dus ineens, in één tramrit van 75 op 40 franc gesteld. De vrouwen met de „boodschappen", ver mochten echter niet te „smokkelen". Ze mochten netjes, de zakjes uit haar tas- schen halen en de controleur rekende het precies op. Ook hier verliep het vlot en de controleur vertrok weer naar een anderen tramwagen. .Bie den dien is 't niks gedaen!" „Die weet alles wat et kost!" troostten ze elkaar. Wij verlaten thans de tram en gaan St. Anna ter M u i d e n in, het uiterste plek je aan de Nederlandsche grens Door een klein dreefje, komen wij op het pleintje van St. Anna. Het ligt daar als vergeten, als buiten de wereld, het ligt daar teedor en veel geheimzinniger nog, dan een Vlaamsch hagijnhof met zijn wit gepleisterde hu'sjes kromme ingetogen vrouwtjes, en roode ge raniums. die wij te Brugge zagen. De stilte, de wonderbare stilte raakt nau welijks in roering. Gij kunt u hier innig ver dienen in de blanke mystiek van Ruys- broek of luisteren naar Gezelle, toeven in de weldadige schaduw eener kinderlijk fluisterende reeks van linden. Bij tijden donkert een glinsterende goudvracht ove> de middenkasseie, waar welig het gras tiert u voorbij. En in deze stilte, begint' Ook dit kleine vergeten SL Anna kan mede getuigen van de Zeeuwsche tragedie, opgaan, blinken en verzinken. Het begin van St. Anna ter Muiden, was waarschijn lijk een gehucht, dat in de 12de eeuw ont stond, op een in het Zwin opgewassen schors. Dit gehucht kreeg, naar haar ligging aan den mond van het machtige Zwin. den naam van Mude. Aangezien er verschil lende Mude's waren (b.v. Ane-Muden) kreee het ter onderscheiding 't voorvoegsel St. Anna, naar de patrones der Kerk. Haar gunstige ligging bracht heel veel voordeel. Spoedig was St. Anna een handelsplaats die meetelde en de voorhaven van het zoo .Elch wat WilsJ1 HAAR PLICHT Zij hadden als jonggetrouwde mensohen 1 een opwelling van edelmoedigheid, het meisje tot zich genomen en de kleine Alice as opgegroeid tot een mooi, en, wat meer zegt, een lief kind. waren eigen kinderen gekomen, broer tjes en zusjes, maar nooit was er eenig ver schil gemaakt tusschen Alice en de ande ren. Het kind wist niet beter, dan dat zii de oudste dochter was en onbevangen wa ren haar daden en woorden. Mijnheer Piermont hield bijzonder veel an haar. Bij zijn thuiskomst stond zij hem meestal op te wachten en verwelkomde hem met een kus en lief gebabbel Mevrouwja, mevrouw zat leelijk in de war. Ze zat te peinzen. Behalve Alice wa- en en nog zes kinderen, en de winter ;tond voor de deur. Het inkomen van haar man, een kleinen fabrikant, was niet veel grooter dan in de eerste jaren van hun trouwen, en hoeveel grooter waren de zor gen! En straks kwam de winter! Eigenlijk moesten ze allemaal wat hebben. Maar dat ging natuurlijk weer niet, dacht ze, niet zonder bitterheid. En Alice, als oudste doch ter, had het meest noodig. Ze werd al zoo groot en een win termanteltje voor haar liep al aardig in de papieren. Wat zou ze voor dat geld haar eigen kinderen niet kun nen geven! 't Was toch eigenlijk dwaas. Een vreemd kind ging strijken met wat haar eigen kinderen toekwam. Dat was toch niet goed! Neen, dat was verkeerd, 't Was toch plicht van de ouders, om eerst voor hun eigen kinderen te zorgen! Zeker, dat was plicht! En wat hun toekwam aan vreemden te geven, dat was verkeerd! Be slist verkeerd! Hoe meer ze er over dacht, hoe meer ze er van overtuigd werd. Wel scheen het als of er een stem in haar hart sprak, die het niet met haar eens was, maar dat was na tuurlijk slechts verbeelding. Het geweten? Och kom! Ze vroeg immers naar haar plichtl Ja, er moest maar een eind aan komen. De gelegenheid was gunstig Haar man was voor een paar dagen op reis. Die zou het natuurlijk niet goed vinden. Maar waarom dan niet? kwam ineens die lastige stem van binnen weer. Och, wat weet een man van huishoudelijke zorgen! Als die maar op tijd zijn natje en zijn droogje krijgt, bekommert hij zich nergens over. Een huisvrouw is zoo heel anders. En een moeder moet voor haar kinderen opkomen. Da's hadr plicht - Ja, 't moest er maar dadelijk van komen! „Alice, kom eens hier!" Het meisje, met de mooie lichtblonde krullen, kwam aangehuppeld. „Kleed je warm aan, dan gaan we uit". Hoe ze de zaak precies moest aanpakken wist mevrouw Piermont niet Ze zou echter maar rechtstreeks naar 't weeshuis gaan, daar zouden ze haar wel inlichten; mogelijk zou bet kind er dadelijk wel blijven. Ze kwam bij het weeshuis en ze kreeg den directeur te spreken. Alice mocht in den tuin gaan wandelen, onderwijl mevrouw vertelde van haar zorgen en plichten en dat zo nu van Alice af wou zijn. Do directeur keek haar aan met een door dringenden blik, een blik, die de stem in haar binnenste dadelijk weer wakker riep. „Maar, mevrouw, dat gaat zoo maar niet een, twee, drie! Daar zijn allerlei formali teiten voor noodig, voordat we het kind hier kunnen opnemen. Ten eerste moeten regen ten daarover beslissen en die vergaderen pas de volgende weekIk zou u raden maar eens te gaan praten met mijnheer Van Zuilen, u kent hem wel. Die zal u wel zeggen, wat u precies doen moet!" Mevrouw was niet bepaald tevreden over het onderhoud. Alioe werd geroepen en was vol over den mooicn tuin en de vele kinderen, die er speelden. Maar mevrouw lette weinig op haar gebabbel, gaf bijna geen antwoord. Zou ze maar dadielijk naar mijnheer Van Zuilen gaan? Och, ze kon ook nog wel een dagje wachten. Zoo'n dringende haast was er toch eigenlijk niet bij. Den volgenden dag kwam mijnheer Pier mont thuis: vroeger dan hij verwacht had. Hij had bijzonder geboft. De menschen da delijk thuis getroffen, enfin, hij was heel voorspoedig geweest Mevrouw was stiL „Scheelt er wat aan?" „O, pa, we zijn in zoo'n groot huis ge weest, en er was zoo'n mooie tuin bij, en er speelden zooveel kinderen! En moe zegt, dat ik daar misschien wel altoos mag blij ven", kwam Alice. Mijnheer Piermont keek zijn vrouw aan. Deze wenkte hem, dat hij zwijgen moest. Ze stuurdte Alice om een boodschap en stort te haar hart uit voor haar man. Ze voncl het hun plicht eerst voor hun eigen kinde ren te zorgen, en dan voor vreemden. Er was zooveel noodig en de tijden waren zoo duur Mijnheer hoorde haar geduldig aan en nam toen het hoofd van zijn vrouw tus schen zijn handen, om haar eens diep in de oogen te kijken. „Ja, vrouw, ik weet wel, dat we niet rijk zijn, maar Alice moet zoowel in ons gebrek als in onzen overvloed deelen. Het is nu ons kind zoogoed als de anderen. Boven dien, wat eet ze eigenlijk en hoe zuinig is ze altoos op haar kleeren. Ze geeft de an deren een uitstekend voorbeeld, en hoeveel gemak heb je zelf niet vaak van haar. Wat kan ze je soms al aardig helpen. Maar wat het voornaamste is: zou God het goedkeu ren, als we zóó handelden? Hoeft Hij armen en weczen en weduwen niet zeer bijzonder in de hoede aanbevolen van hen, die Hem willen liefhebben en dienen? Ik zou de kleine niet willen missen Mevrouw legde overtuigd en schuldbe wust Laar hoofd tegen zijn schouder. In hun hart was een dankgebed, omdat zij voor een wieede daad waren bewaard en toen deelde mijnheer haar mee, dat hij een paar bijzonder gunstige contracten had kunnen afsluiten. Met een heel wat lichter hart en een vrien delijk gelaat dacht mevrouw verder aan haar pliohtl bloeiende Brugge. In 1241 (het is haast ondenkbaar als men dit stille pleintje ziet) werd het door Gravin Johanna van Vlaan deren tot een stad verheven, waarvan grooten invloed uitging. Door deze Graielijke bescherming werd St. Anne een der invloedrijk ste steden. Dat blijkt wel uit het feit, dat zij behoor den onder de 17 steden, die deel uitmaakten van de bekende Londensche Hanze. De voorspoed van SL Anna beviel echter maar matig aan de bewoners van Sluis, welko plaats in opkomst was. In 1316 was er zulk oen naijver tusschen die twee plaatsen, dat de Graaf van Vlaanderen tusschen beida moest komen. Meermalen werd St.. Auua geplunderd. NIEUWE AVONTUREN VAN MIJNHEER PIMPELMANS 1. Het varen in een motorboot Is een genot voor klein en groot; Dus zet Heer Pimpelmans zich neer, Met verf, vernis en bruine teer. Een streekje hier een likje daar, Zoo komt de zaak wel „voor mekèar". 2. Daar glijdt het bootje ongestoord Op 't spiegelgladde water voort, Van hikkepof van hikkepaf Nog sneller dan een paard in draf! De zon is fel, de hitte groot. En al maar sneller gaat de booL FEUILLETON LIEF EN LEED IN DE PASTORIE door BRIGITTE Ik heb wat linnengoed en een oude Ja pon gezocht uit de afgedragen kleeren van je gemeenteleden, die hier nog van de uit- deeling lagen. Toen ben ik met het bed be gonnen. Dat was heelemaal doorweekt; ;k vroeg aan de vrouw waarom ze 's nachts dan niet opstond, waarop ze jammei ie dat ze voor dat doel toch alleen maar een oude, beschadigde koffiekan had. Ik heb toen een nieuwe stroozak genaaid en ge vuld, van Müller heb ik het stroo gekre gen, en toen verder de kamer een goede beurt gegeven. Voor een geschikter gelegen beid dan de koffiekan heb ik ook gezorgd Ik heb het daarna gedaan gekregen dat vrouw Opperman voor het schoonhouden van de kamers zal zorgen. Ze wordt dan door de gemeente vrijgesteld van huur, die ze toch nooit betaalt. Ik heb haar gedre'gd dat ze eiken dag gecontroleerd zou wor den." „Alle eer, dat heb je knap gedaan. Was yrouw Eisner je niet heel dankbaar?" „Hm, geen spoor. Integendeel. Toen ik haar oude stroozak naar buiten droeg, vie 1«l er uit het reuzengat dat er in zat, een paar strooha.lmen. Ze schreeuwde: „Mn mooie, schoone kamer wordt heelemaal yuil!" „In ieder geval maar goed, dat er een beetje orde gekomen 16." Ja, voorloopig. Op den duur gaat het zoo nieL We moeten zien om haar in een geschikte inrichting te krijgen." „Dat is een goed idee, ik zal eens rond zien". „En nu gaan we avondbrood eten, ik heb razende honger. Na die geschiedenis met vrouw Eisner heb ik een bad genomen en me verkleed en daarna de kinderen naar bed gebracht ik ben nog niet eens aan het eten toegekomen. Kom, ga even de jongens de nachtzoen brengen, ze wach ten al." „Viel het je moeilijk om al die vuiligheid op te ruimen?" vroeg Hans bij het naar boven gaan. „O, nee, totaal niet, ik doe ieder werk graag maar tegen smeerboel, vergeef me de uitdrukking, te vechten, geestelijk of lichamelijk, voel ik altijd als een stuk godsdienst. Alleen één ding zou mooier zijn wanneer zoo iets heelemaal niet noodig was Maar de kinderen slapen intusschen al," onderbrak ze ziohzelf. „Hier is het tenminste niet vuil," zei Hans lachend, terwijl hij In de verlichte heldere kamer rondkeek. „Ja", zei ze ernstig, „en wanneer ze al eens vuile handjes hebben, worden ze toch direct weer gewasschcn. Hoe treurig is het dat niet alle kinderen het zoo hebben." „Nu, voor zoover het aan ons ligt," zei Hans vriendelijk, zullen wij alles doen om het tenminste hier in het dorp een beetje schooner te doen worden." „Ja," knikte ze ijverig, „jij de harten en ik de lichamen en woningen". „Geloof je niet, dat een reine ziel ook voor een rein lichaam zorgt?" „Zeker," zei ze verlegen, „maar men moet het hun toch eerst voor doen, anders weten ze niet hoe ze beginnen moeten." „Jawel, maar de ziel is toch het voor naamste; geve God, dat velen uit onze ge meente den weg vinden om van hun zon den verlost te worden." „Een predikant heeft toóh wel een mooie taak, maar het moet niet gemakkelijk zijn om die goed te vervullen." „Dat weet God," zei Hans, en dacht met droefheid aan de predikanten-conferentie. Vol gedachten zetten ze zich aan den avondmaaltijd waar Dörte op hen wachtte. VII Het was toch een groote gebeurtenis ge weest in het kerspel, toen de generaal-su- perintendent voor de installatie kwam en de ambtsbroeders zagen hoe vriendschappe lijk deze met Hans omging. „Ach ja," zeiden ze, „wie den Paus tot vriend heeft en zij lachten maar wat als Hans beweerde, dat het heelemaal niet gemakkelijk was, met Dr. Velten nader be kend of zelfs bevriend, te zijn. De onder scheiding welke hij iemand bewees, kwam alleen uit in de hoogere eischen, die hij aan zijn vrienden en beschermelingen stelde De menschen in het dorp keken met eer bied naar hun dominee, ze hadden in' t ge heel niet geweten, wat voor een groote me neer hun dorpje herbergde. Maar toon de generaal-supcrintendent het zelf in de be vestigingsrede zeide, dat hun predikant zich bijzonder onderscheidde in plichtsgevoel, predikgave en nog veel meer, ja dan zou het wel zoo zijn. Hans was niet bijster verheugd over het resultaat van de installatie ie collega's waren terughoudend tegenover hem, als hadden ze het gevoel, dat hij elk woord van hen direct aan den generaal-superin- tendent zou overbrengen. Bij de menschen in 't dorp vervaagde de indruk gelukkig gemakkelijker. Ze hadden den armen Hans bij de pacht vereffening danig bedrogen. Hij moest het beleven, dat dezelfde menschen, die bij hem gehuild en geklaagd hadden, dat ze de ver- eischte pacht onmogelijk konden opbrengen voetstoots en met een blij gezicht het dub bele betaalden, toen iemand met hen ging onderhandelen, die zich geen appelen voor citroenen liet verkoopen. Het kerkelijk be stuur had op Hans verzoek een onpartij- tijdige gestuurd; omdat hij het met zijn ge weten niet overeen kon brengen, de „te hooge pachten" te innen, en nu werd het dubbele zonder moeilijkheden betaald. Eerst voelde hij zioh hierdoor beleedigd later ergerde hij zich er niet over en ten slotte lachte hij er om en troostte hij zich omdat, zooals Marianne zei: zoo'n erger- nis heel gezond was. In het voorjaar nam het administratieve weTk ongewone afmetingen aan. Het was al een heel karwei, om het bedrag van de tractcmonten te berekenen. Iedere maand ach, vaak nog binnen korter tijdsverloop kwam er een nul achter het vorige cijfer maar de waarde van het geld werd 6teeds geringer. Het viel ook voor Hans niet meer go makkelijk, om rond te komen. Goed, dat hij Marianne bad. Die had een heel boeren bedrijf ingericht Hoenders kakelden in den tufa, eend vogels en ganzekuikens piepten in de keu ken, biggen en geiten stonden in den stal, tuin en akkers werden verzorgd. Hij 6tond verbaasd over de energie waar mee ze het ongew'one werk aanpakte. Al tijd vol goeden moed hielp ze met alles- Daarbij had ze Dörte niet meer om haar te helpen. Die had plotseling heimwee ge kregen en wel zoo 6terk, dat er niets meer met haar viel aan te vangen. Han6 was het afscheid heel zwaar gevallen hei was hem alsof met haar het laatste heen ging wat hem aan Ruth herinnerde. Er was nu niemand meer in huis die hel ver trouwelijke Zuidduitsche dialect 6prak, wat hij in Ruth zoo had liefgehad. De klei ne jongens hadden dat in de vier maanden die ze nu hier waren, bijna geheel verlo ren. Ze spraken net als de dorpskinderen, wanneer ze zond-er toezicht waren. En in het dorp werd geen mooi Duitsch gespro ken, maar een plat taaltje, wijl het een mengsel was van Saksisch dialect en Hoog duitsch. Met vader en tante spraken ze Hoog- duitsch. Ze waren over het algemeen erg veranderd, vond Hans. Uit de ietwat teere knaapjes waren flinke, sterke, echte wil de jongens gegroeid. Hansje wilde voor taan Hans genoemd worden, nu hij met Paschen naar school zou gaan. Ruth was altijd vroolijk met de kinderen geweest, maar ook een klein beetje bang, ze had- don altijd aan moeder'6 rok gehangen. Z° was niet blij, als ze haar jongetjes niet bij zich had. Marianne was anders. De jongens wer den goed verzorgd en opgevoed, maar veel bij tante waren ze niet, „Een echte Jongen behoort bij jongomO zei ze. Bij elk weer mochten ze buiten H -t bekwam hun lichamen goed. maar Hans had toch dikwijls een beetje heimwee naar zijn teere zoontjes, die zich zoo hulpbehoe vend tegen hem aan konden vleien. Marianne had twee meisjes aangenomen die de huishouding wilden leeren. Inplaata van loon te krijgen, betaalden ze nog toe. Dat hielp weer en zoo kwamen ze good door den moeilijken tijd. Hoe verder het naar den zomer ging, des te minder was er in de gem-eenf> 'o doen. De bijbelbespreking, die Hans elke week hield, was den heelen winter good bezocht geweest. Weliswaar kwamen over wegend knechten en arbeiders, die dan weor niet in de kerk kwamen. De boeivn met hun gezinnen gingen naar de kerk, maar niet naar de bijbellezing, en het 6Cheen bijna onmogelijk, beiaen, boeven cn niet-boeren te vereenigen. Nu had hij echter met de bijbellezing op moeten houden. Bij de laatste, welke hij in Maart gehouden had, waren de knech ten cn meisjes zóó moe geweest, dat ze er bij Lngeslapen waren. Het werk op het land was al in vollen gang geweest Ook het kerkbezoek, dat tot Maart voort durend goed was geweest, werd nu weer minder. Het waren voor het meerendeel de oude menschen die nog kwamen. Do anderen konden zich het genot niet ont zeggen om ook eens uit te slapen. Dat maakte moe, willen werken en niot kunnen. (Wordt velvolgdj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9