Van vreemde plaatsen,
voor Nederland van belang
r WOENSDAG 21 JANUARI 1931 VIERDE BLAD PAG.
OVERGANG NAAR ROME.
De Deutsch-Evangelische Korrespondenz"
deelt mede, dat Prof. Dr. Erik Peterson te
Bonn tot de JRoomsche Kerk is overgegaan.
Prof. Peterson was tot voor kort hoogleeraar
in de Theologische Faculteit te Bonn in
Kerkgeschiedenis en Exegese Nieuwe Testa
ment Reeds tijdens zijn werkzaamheden
werd de verhouding onhoudbaar. Brochures
van Prof. Peterson in 1925 „Was ist Theolo
gie" en in 1929 „Die Kirche" toonden duide
lijk, dat hij van het Protestantsche stand
punt zich sterk verwijderde. Sindsdien
heeft Prof .Peterson zijn vervroegd emeri
taat aangevraagd, hetwelk hem om boven
bedoelde redenen ook gegeven werd en waar
bij hij tot honorair professor in de «phlloso
phischc faculteit te Bonn benoemd werd.
Thans is de laatste beslissing geval Ion: Prof
Peterson heeft bij zijn overgang tot het Ka
tholicisme tevens het honorair professoraat
neergelegd.
PREDIKANT EN DOKTER.
Het aantal tijdschriften is weer met één
vermeerderd, echter met zulk een, dat be
langhebbenden uitnemende diensten zal kun
nen bewijzen. We bedoelen de ons pas dezer
dagen toegezonden periodiek „Predikant en
Dokter", die om de twee maanden zal ver
schijnen, onder redactie staat van Prof. Dr.
L. Bouman, Dr. A. Hutter, Ds. H. A. C.
Sncthlage en Drs. J. van der Spek, en uit
gegeven wordt door de N. V. G. J. A. Ruis'
Uitg.-Mij Zeist.
In een inleidend artikel beschrijft Dr. Hut
ter de overwegingen die tot de uitgave de
den besluiten. Dat de samenwerking van
arts en predikant, vooral bij zielsziekten,
ieer gewenscht is, heeft reeds meer dan één
betoogd en hebben allicht nog meerderen
die op deze terreinen werkzaam zijn, als een
behoefte ervaren. Vooral de nauwere aanra
king dus tusschen psychiater en predikant
beide, schoon ieder op eigen wijze, zielszor-
ger, bedoelt het nieuwe tijdschrift te bevor
deren, om wederzijdsch wantrouwen weg te
ruimen en allerlei bezwaren te bespreken;
dat zal in de praktijk nuttige gevolgen kun
nen hebben. ,„Maar niet minder goed", al
dus Dr. Hunter, „is de theoretisch-weten-
schappelijke gedachtenwisseling. De predi
kant kan er veel toe bijdragen, dat het
Christendom van den psychiater zijn psy
chiatrie doortrekt'1.
Ook is deze samenwerking b.v. zoozeer ge
wenscht voor de beoefening der godsdienst
psychologie. De samenwerking tusschen ju
rist en arts bestaat reeds lang, getuige het
psychiatrisoh-juridisch gezelschap in ons
land. Zij die in het onderwijs aan zwakzin
nigen werkzaam zijn, hebben hun contact
met den dokter in een daartoe opgerichte
vereeniging van artsen en onderwijzers;
„zoo is er nu ook plaats", aldus zegt Dr.
Hutter terecht, ,,voor uitwisseling van ge
dachten tusschen predikant en arts", en
daartoe is oen goed tijdschrift een belang
rijk middel.
Verder is redactie van plan de kring ruim
te trekken; het tijdschrift „staat op positief
Christelijkon grondslag, doch met niet te
nauwe grenzen". Ze verwacht, dat door een
breede kring tot het zenden van bijdragen
uit te te noodigen, de besprekingen vrucht
baarder zullen worden. Men vergelijkt zich
in dezen eenigszins met „Stemmen des
Tjjds" en N.C-S.V.
In welkern geest men zich voorstelt te ar^
beiden kan ook blijken uit een actueel arti
kel van Dr. Hutter over „Zielsziekten als
fixaties in het creatuurgevoel", dat geschre
ven is op een wijze, niet het minst voor
theologen te volgen, en dat ongetwijfeld ook
voor hen een stimulans is voor verder na
denken en onderzoek; en dat is toch meer
de bedoeling. We hopen dat het nieuwe tijd
schrift tot heil der Christelijke wetenschap
en haar toepassing op dit terrein een aan
gename en vruchtbare samenwerking tus
schen „predikant en dokter" mag bevorde
ren.
EEN STOMME GETUIGE.
In het „Geref. Kerkblad" van Den Haag
vertelt een diaken iets uit zijn ambtelijke er
varing:
't Is al heel wat jaren geleden, maar tel
kens komt het weer in de herinnering terug.
Mijn wijkbroeder was verhinderd en dus
moest ik er alleen op uit Dat zou dan wel
een heel wonderlijk bezoek worden aan dat J wijze waarop de Godsnaam door de Zending
adres, 't Wijkrapport van de \orige broeders in de talen der heidenvolken moet worden
vermeldde, dat de oude zuster, die ik ging «~=j:
bezoeken, doofstom was en geheel alleen
woonde. Met mijn wijkbroeder bij mij had
ik, boven zijnde, althans kunnen praten,
nu viel er mots te praten. Hoe zou dit be
zoek uitvallen? Een koude winteravond; on
heilspellend giert de oostenwind en jaagt
me de natte sneeuwvlokken in 't gelaat Zoo,
nu bon ik er; éénmaal bellen. Maar hoe
kan de oucle doofstomme ziel het bellen hoó-
ren? Dat kin ze ook niet, de bovenburen
hooren het voor haar. Na de eerste zwijgen
de begroeting zet zich 't vriendelijke oudje
tegenover mij en neemt een groot vel papier
ter hand, dat op tafel ligt. Het potlood gaat
met gozwinden pas over het papier en nadat
een doel van het blad volgeschreven is,
wordt het mij door de goede ziel voorgelegd
met een vriendelijk gebaar, uitnoodigend
tot lezen en beantwoorden.
„Hoe heet u?". „Is u getrouwd?'1. Hebt u
kinderen?". Met dit drietal vragen werd de
reeks van vragen geopend en met levendige
belangstelling nam de oude kennis van
mijn antwoorden. Ach, hoeveel moest deze
oude ongelukkige zuster missen; hoe een
zaam is haar pad. Kent zij de verstroostin-
gen van het kindschap Gods? Is zij mis
schien eenzaam met haar God gemeen
zaam? Heeft zij het blijde uitzicht op een
toekomst, waarin zij met de stemmen der
verlosten ook haar stem zal paren om God
groot te maken in het nieuw Jeruzalem?
Kom, ik ga het baar vragen. Nu is 't mijn
beurt weer óm te schrijven. Na bet.lezen
van die vraag verkrijgt haar oud, gerimpeld
maar toch bef gelaat een hemolsche glans
en ditmaal grijpt ze niet naar papier en pot
lood, maar neemt haar Bijbel op en legt
haar ouden vinger bij Jesaja 35, het 6e vers
en noodigt mij met onverstaanbare klanken
uit tot lezen.
„Alsdan zal de kreupele springen als een
heyt en de tong des stommen zal juichen",
zoo las ik en terwijl zij do hand omhoog
heft, lees ik in haar stralend oog de zalige
verwachting van het kind des Heeren.
Maar goed, dat ik dien tekst niet hardop
behoefde te lezen, waarschijnlijk had ik het
er niet goed afgebracht!
Na een vriendelijk uitgeleide richt mijn
blik zich onwillekeurig nog even naar bo
ven; "t gordijn wordt weggeschoven en een
oude, gerimpelde hand wuift mij vriendelijk
ten afscheid. Ik vervolg mijn weg, maar bij
mijn volgend bezoek mogeji de menschen
niet zien dat de diaken geschreid heeft, ge
schreid van ontroering en daarom loop ik
eerst nog een eindje om.
Die een opzienersambt begeert, begeert een
voortreffelijk werk, maar het ambt van
diaken is niet minder heerlijk. Het breng',
den diaken geestelijke winst.
EVANGELISATIE.
Men schrijft ons:
Te Rodenescb (Drente) is de laatste
jaren op geestelijk gebied een zeer groote
verandering gekomen, dank zij de gezegen
de arbeid van de zusters v. Marie en Ma-
chielse. Er bestaat nu een bloeiende Evan
gelisatie. De eertijds ruwe bevolking zit
thans des Zondags met aandacht naar 't
Evangelie te luisteren. Het gebouw is steeds
tjokvol. Er bestaat op dit gebied een goede
samenwerking. De Professoren Dr. Haitjema
en Dr. Bleeker. van Groningen, de Herv.
predikanten Tichelaar en v. d. Wal treden
af en toe op, alsmede Geref. predikanten en
Geref. ouderlingen uit Groningen.
ZENDING.
„De Macedoniër", het bekende Zen
dingstijdschrift, heeft' een nieuwen uitgever
gekregen, en wel de N. V. Gebr. Zomer en
Keuning's Uitgevers-Maatschappij te Wago-
ningen, die het lo nummer van den nieuwen
jaargang in een eenigszins grooter formaat
het licht deed zien. De vroegere uitgevèr, de
hoer Edzo Venema te Groningen, wilde de
uitgave niet langer voor zijn rekening ne
men, daar ze niet rendeerde.
Daarom wordt nu door redactie en uitgever
opnieuw aangedrongen tot het nemen van
een abonnement op dit waarlijk mooie tijd
schrift; wie wil meeleven met de Zending
der Geref. Kerken, vindt hier prachtig mate
riaal.
Het genoemde Januari-nummer geeft aller
eerst een Zendingsoverzicht van de terrei
nen op Midden-Java, tot op heden nauwkeu
rig bijgewerkt. Het volgende nummer zal
zulk een overzicht van Socmba geven.
Dan volgt een belangrijk artikel over de
ertaald, naar aanleiding van het voorstel
van Ds. Lambooy, om hiervoor op Soemba
het woord Marapoe te kiezen; de schrijver
is het hiermee niet eens, daar men dan te
zeer naar zijn inzien zich aansluit bij de
heidensche gedachten wereld, waardoor te
weinig zou uitkomen dat er een principieel
onderscheid is met hot Christendom.
Ds. D. Pol releveert dan wat men zooal
onder saecularisme verstaat, wanneer men
in verband met de Zonding dit woord ge
bruikt, terwijl vervolgensDs. W. J. J. Vel-
ders zijn artikelen voortzet over Jodendom
en Jodenheid. Het nummer sluit met de ru
briek: „Van mijn uitkijk", verzorgd door Ds.
D Pol
Schoolnieuws.
ZIJ LEEREN HET NOOIT.
Men, schrijft ons: Onze lezers herinneren
zich waarschijnlijk welk minderwaardig
spel de z.g. „vrijzinnige" meerderheid van den
Raad te Middelburg voor eenige maan
den gespeeld heelt met de onderwijsoelangen
aan het Openbaar Gymnasium te dier stede.
Toen was er een vacature voor het He-
breeuwsch. Sollicitanten waren de heeren
Dr. H. W. Obbink, Nd. Herv. pred. aldaar
(Ethisch), en Ds. H. J. Kastcin, pred. van de
Yereeniging Vrijzinnig Hervormden te dier
stede. Hoewel Dr. Obbink een bekend Semi-
toloog en Hebraïcus als no. 1 op de voor
dracht stond, heeft de z-g. vrijzinnige meer
derheid \an dien Raad Ds. Kastem benoemd,
ofschoon deze liet voor zijn Hebreeuwsch
nooit verder had gebracht dan het mini
mum, noodig voor het cand.-ex. in de
Theologie.
Nauwelijks was echter de heer Kastem
opgetreden, of hij ontvangt een beroep naar
een gelijksoortige vereeniging in Kanipen en
hij vertrekt. Nu is Leiden in last. Zou nu
toch Dr. Obbink leeraar worden voor het
Hebreeuwsch? Maar de „vrijzinnige" heeren
zijn op hun hoede. Met bewonderenswaar
dige snelheid wordt Ds. A. Landstra door
Ika engenoeinde Vereeniging beroepen. Deze
neemt het onmiddellijk aan en zendt on
middellijk zijn sollicitatie in, hoewel hij nog
niet „bevestigd" is en nog minder in Mid
delburg woont. Dr. Obbink weigert natuur
lijk zich voor de tweede maal aan een echec
bloot te stellen, maar verklaart zich bereid
als leeraar op te treden, indien hij zonder te
sollic-iteeren wordt benoemd. Hoewel de
rechtsche minderheid als één man op hem
stemt, kiest de z.g. „vrijzinnige" meerder
heid Ds. Landstra, ofschoon van hem het
zelfde eeld» als van Ds. Kastein. Van 's mans
Hebreeuwsche kennis heeft nog nooit
iemand gehoord.
En waarom nu dit alles?
Oc.h, de zaak is heel eenvoudig. De Mid-
delburgsehe Vereeniging Vrijzinnig-Her
vormden rekent bij Het beroepen van een
voorganger er op, dat deze tevens leeraar
is in het Hebreeuwsch aan het Openbaar
Gymnasium. Daar moet hij tout prix
worden benoemd. Anders krijgen de heeren
geen „voorganger". De openbare kassen zijn
er goed voor. En dan zeggen de heeren nog,
dat zij zooveel voor het onderwijs voelen en
dat zij zich zooveel opofferingen getroosten
voor hun godsdienst!!
Zelfs de „N.R.C.", die in haar blad van 15
Jan. j.l. bericht gaf van de benoeming van
Us. Landstra, kon zich niet verheffen tot
een zacht woord van protest.
De heeren leeren het nooit! Noch de libe
ralen, noch de socialisten, die onmiddellijk
een bond sluiten om een geloovig man te
weren! Zelfs do zachtere tint van een ethisch
theoloog maakt hun tegenzin— om niet te
zeggen: haat gaande.
EEN ZENDINGSSCHOOL IN SOLO.
Te A1 p h e n a. d. R ij n heeft zich dezer
dagen een bijzondere actie ontwikkeld. Dr.
H. A. van Andel, van Solo, had in genoem
de plaats, die zoo vele Chr. Scholen in stand
houdt, de vraag in overweging gegeven, of
zij ook niet in staat zou zijn een Zendings
school te Solo, waaraan zoo groote behoefte
bestaat, op te richten en in stand te houden.
Een voorloopig comité voor genoemd doel
gevormd, is nu vervangen door een Commis
sie van 10 leden met het doel de op te rich
ten school in stand te houden. Voorzitter,
secretaris en penningmeester zijn resp. de
heeren: Dr. H. J. L. van Haselen, K. Fokke-
ma en E. J van der Neut, Jongkindtconinck
straat 8. Er wordt groote medewerking voor
deze zaak verwacht.
In het vrijzinnig weekblad „Kerk en Volk"
komt een artikel voor; waarin gezegd wordt
dat tegenwoordig vrij wat kinderen van vrij
zinnige ouders naar Bijzondere Scholen
worden gezonden. De schrijver zegt er net
volgende van:
„Aan dit feit zullen openbare onderwijzers
wel schuld hebben. Zij leggen den eisch der
Wet, dat zij, onder het aanleeren van gepas
te en nuttige kundigheden, hun leerlingen
moeten opleiden tot Christelijke en Maat
schappelijke deugden en dat zij niets zullen
doen of toelaten, dat in strijd is met aen
eerbied voor de (godsdienstige) opvattingen
van andersdenkenden, zóó uit en zij passen
die wettelijke bepalingen zóó toe, dat o\eral
in den lande veei ouders bezwaar hebban of
krijgen tegen de Openbare school, waar zij
geen vertrouwen meer in kunnen stellen,
als zij letten op de manier van optreden van
sommige Openbare onderwijzers. Men heen
daar herhaalde malen onverkwikkelijke
dingen over kunnen lezen en nog pas is er
in de Kamer over gesproken.
„Zoo komen dan velen er toe-hun kinde
ren naar een „Christelijke'1 school te zenden
al zijn zij zelf allerminst „Christelijk'.
„Ik vind het wel g >ed, dat onze kinderen
daar wat Bijbelkennis opdoen", zoo zei een
vader, die zelf tot de „onverschilligen" van
dezen tijd gerekend kan worden. „Dan lee
ren ze tenminste hun taal kennen. Dan zal
het hun later niet overkomen, dat ze Luc. X
en Rom. VIII gaan lezen als Lucullus X en
Romulus VIII, zo">als dat een leerling van
een H.B.S. is overkomen".
Tot zoover de schrijver, die de achteruit
gang van de Openbare School aan haar
eigen voorstanders wijt.
Als er slechts toe meegewerkt wordt, zoo
zegt hij nog, „dat de Overheid de Openbare
onderwijzers, die sinds lang vlijtig bezig zijn
de Openbare school af te breken, rustig hun
gang laat gaan, komt de verdere ondergang
van het Openbaar onderwijs vanzelf en
komt men eveneens vanzelf al dichter bij
het ideaal: De Bijzondere school regel, de
Openbare uitzondering".
Maar dit is niet het ideaal van den schrij
ver. Hij moet ook weinig van de Christelijke
School hebben: „de Bijbel is nu eenmaal
geen kindërboek en te veel „Christelijkheid"
leidt zoo licht tot ongeloof".
Neen, zijn hart is bij de Openbare School:
En om haar nog te redden, stelt hij de vraag
aan de orde: „,welke onze houding moet zijn
tegenover hen die uit zeer verschillende
richtingen het Openbaar onderwijs bela
gen?". Hij acht dit „een zaak van de aller
grootste beteekenis".
Tot op zekere hoogte kunnen we met den
schrijver „te doen hehhen", want het blijft
ons voorkomen, dat hij den strijd wil aan
binden voor een verloren zaak. Zijn grootste
tegenstanders, die de Openbare School on
dermijnen, vindt hij in deze School zelf, bij
honderden en duizenden.
Wie daarom zijn kinderen wil onderwezen
zien nanr beginselen, die hemzelf lief zijn.
zende hen naar de Bijzondere School, die op
den grondslag van zijn eigen beginselen
staat. Dan wordt almcor de leuze: „dc Bijzon
dere School regel, de Openbare aanvulling"
bewaarheid. En dit is, om haar principieel-
beteekenisvollen inhoud, nog immer de bete
re leuze.
SCHOOL EN GEZINSBEPERKING.
De onderwijsinspecteur Paul Oestreich, die
het eerst wees op het naderende eenige-kind
schap der schoolbevolking, publiceert in een
artikel in de „Alg. Deutsche Lehrerzeitung"
cijfers betrekking hebbende op Berlijnsche
scholen. Hieruit blijkt dat de Berlijnsche
schoolbevolking voor op zijn minst 40 pet.
uit „Einkinder" bestaat. Leerlingen die uit
gezinnen met 1 of 2 kinderen komen, vor
men zelfs 75 pet. van de schoolbevolking.
Dus voor 3/4 deel komen de leerlingen der
Berlijnsche Scholen uit gezinnen waar het
één- of twee-kinderstelsel in eere is. Slechts
1/4 deel komt uit gezinnen met 3, 4 of meer
kinderen. Gezinnen met bepaald „Viclkin-
der" zijn er blijkbaar zeer schaarsch. Zij le
veren slechts voor 3 fi 4 pet. de schoolbevol
king. Daar hier op geen „verbetering" te re
kenen valt, zoo zal de „Berlijnsche paeda-
gogiek" zich naar de geestelijke en sociale
ereld der Ein- en Zweikinder moeten rich
ten. Maar dit geldt niet enkel voor Berüjn.
Reeds thans is het, schrijft Oestreich, een
feit, dat, ongerekend eenige oasen, de Ein-
Zweikinder op zijn minst de helft van al
le leerlingen der Duitsche scholen vormen,
terwijl in de groote steden zeer spoedig de
helft uit alleen Einkinder bestaan zal. Het
is dus voor geheel Duitschland een feit, dat
de technische omwenteling van het leven tot
een verschrompeling van het gezin geleid
heeft, die zijn verin gen tot zedelijke opvoe
ding sterk vermindert.
SCHOOLSTRIJD IN DUITSCHLAND.
In den schoolstrijd treffen we telkens weer
dezelfde karaktertrekken en argumentatie
aan; niet alleen ons land, maar ook het bui
tenland levert daarvan het bewijs. Een tref
fend voorbeeld is wat te Dresden gebeurde.
De vereeniging van onderwijspersoneel al
daar gaf een leesboek uit voor de school,
dat ter goedkeuring aan den Minister is
overhanuigd. De organisatie van Christelijke
ouders aldaar echter heeft tegen genoemd
leesboek bezwaar, en had daarover bij mon
de van drie afgevaardigden een onderhoud
met den hoofdambtenaar van het ministerie
Dr. Weinhold, die bij een andere gelegen
heid zijn waardeering had uitgesproken
voor de Christelijke opvoeding. Thans bleek
daarvan echter zeer weinig, want bij ge
noemd onderhoud verklaarde hij bijv.: „Sak
sen heeft geen scholen voor afzonderlijke
gezindten, maar algemeene volksscholen,
met toevoeging van godsdienstonderwijs. De
Christelijke ouders hebben derhalve er geen
aanspraak op, dat behalve in de twee uren
godsdienstonderwijs ook maar eenige gods
dienstige of Christelijk-cultureele stof gebo
den wordt".
De opmerking, dat het toch ten hoogste
onbillijk is de Christelijke ouders te nood
zaken, de onderwijzersorganisatie, die on
godsdienstig van aard is, te bevoordeelen,
dor het koopen van haar boeken, werd door
Dr. Weinhold niet beantwoord. De Minister
mnet thans uitspraak doen.
Neutraal en Christelijk, ze kunnen niet
samengaan; dit blijkt ook hier alweer.
Radio Nieuws.
HUIZEN' (1876 M.) NCRV. 10 TUd-seln. 10—
10.30 Zang \an het N.C.R.V.-Dameskoor. 10.30
Tijdsein. 10.30—11 Korte zlekendlenst,
leiden door Ds. J. de Bruin, Chr. Geref. r-red.
te Banrn. 2 TUdseln. 2—2.15 Gramofoon. 2.15—
2.15 Cursus fraaie Handwerken, te geven door
mej. G. Ably, to Hilversum. 3.15—3.45 Vrouwen-
halfuurtje. I.eldster: Mevr. J. C. van Amstel—
van Löben Sets. Spreekster: Mej. M. W. Barger,
Alg. Secretarosse der Federatie van Chr. Vereeni-
gtngen van en voor Vrouwen en meisjes, un-
Iden door Da. C. Heemskerk.
Dordrecht. Muzikale medew
ebr. Duyzent kunst. 66.30 C
Hai
Zeei
Chr. Hei
Met
ld Jr., viool. Gerard Hcnget
plano. 6.30—6.45 Gramofoon 6.45—7 Cursus
Knippen en Stofversleren. 7 Tijdsein. 77.30
Accordeon-Concert, te geven door den heer G. 15.
don Boer, te Amsterdam. 7.308 Gramofoon. S
TUdseln. 8—10.30 Uitzending vanuit de Geref.
Gouda, Voort
UIT HET SOCIALE LEVEN
NED. CHR. GRAFISCHE BOND
De tweejaarlijkeche algemeene vergade
ring van de Ned. Chr. Grafische Bon 1 zal
gehouden worden 21, 22 en 23 Mei in het
vacöntie-oord van het C.N.V. te Putten.
DE COÖPERATIE IN NEDERLAND.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
heeft, op grond van opgaven der Kamers
van Koophandel en Fabrieken en van een
enquete onder de coöperatieve verbruiks-
vereenigingen, een onderzoek ingesteld naar
de coöperatieve beweging in ons land.
Het kwam tot de conclusie, dat van 1929
tot 1930 het aantal verbruikscoöperaties ver
minderde van 434 tot 415, doch het aantal
individueele leden zich uitbreidde van
274.841 tot 279.242, d.w.z. van 35.6 tot 35.7
der bevolking.
Het sterkst is de beweging in Zuid-Hol
land. waar 6S.6 leden per 100Ó inwoners wer
den geteld, het zwakst in Friesland, waar op
Propsgunda-Avond voor Ch
te Gouda. Sprekers: Ds. H.
Predikant te Gouda, Voor
trale. Onder'
i". De. J. P.
Jeugdvi
an Dtjkci
lenlglni
Her
i de Geref. Jeugdc<
„De Bazuin", onder leiding
te Gouda. Voor begeleiding
de Raadt, orgel. 10.30—10.40
Vaz Dias. 10.40—11.30 Gra-
uzlek. 1.30—2 Gramofooi
HUIVERSUM (1876 M.) AVRO. 8 TUdseln. S ol
een T(jdseln 10.01—10.15 Mor-
2 TUdseln.
60 Gi
gonwiJdlng. 10.3012 CÖni
1.30 Halfi
W. 2.3'
3 Rustpoos voor verzorging
4 Naaicursus. 45 Zlekeninrr. 56 Concert.
6 30 Sportpraatje. .630—7 Radlo-Volks-Unl-
sltelt. 77 30 Engel«che les voor gevorderden
8 TUdseln. 8.01—8.16 Gramofoon 8.15—9.15 Aan-
dam 3.15—9.45 Orgel
10 Nleuwsber 10.15—IV
amofoon.
1000 inwoners slechts 12.7 leden werden aan
getroffen.
Neemt men, overeenkomstig een vrij alge
meen gebruik aan, dat elk lid van een ver
bruikscoöperatie gemiddeld een gezin van 4
personen vertegenwoordigt, waarbij overi
gens ook leden tot meer dan één coöperatie
behooren, dan komt men tot de conclusie,
dat het aantal personen in ons land, dat bij
voorkeur zijn verbruiksartikelen geheel
of gedeeltelijk van coöperatieve vereeni-
gingen betrekt, op 1 Januari 1930 ten hoog
ste 143 (vorig jaar 142) per 10.000 inwoners
IN NIEUW GEWAAD.
„Door Plicht tot Recht", het orgaan van
den Ned. Bond van Chr. Prot. post-, tele
graaf- en telefoonpersoneel, is in nieuw ge
waad verschenen, welke verschijningsvorm
een gelukkig geslaagde mag worden ge
noemd. De emblemen van het postwezen op
den omslag zijn goed gecombineerd.
Sinds eenigen tijd is ook het orgaan van
den Ned. Bond varr Chr. fabrieks- en trans
portarbeiders, „Toenadering", in een nieuw
kleed gekozen, waardoor dit weekblad zijn
uiterlijk niet weinig heeft verfraaid. Ook
hier kunnen die emblemen aan den kop van
het blad, wat de uitvoering betreft, weiger
slaagd genoemd worden.
MUNSTER EN OSNABRUCK
IV.
Wanneer wij op school leeren, dat in 1648
de Vrode van Munster werd gesloten weten
wij aanvankelijk slechts, dat deze een eind
maakte aan den 80-jarigen oorlog; een ein
de dus aan een worstelstrijd van het 12-
jarig bestand terzijde gelaten inderdaad
80 dikwerf bange en harde jaretn. Dillenburg
niet zoo ver van Munster gelegen, cn Mun
ster zelf vormden twee uitersten, waartus-
schen zich beweegt de-groei van de Noord-
Nederlandsche republiek, die, waren de om
standigheden anders geweest en had men
Willem van Oranje tijd gelaten zijn levens
werk te voltooien, er wellicht, on dan voor
goed een van 17 en dan alle Nederlandsche
gewesten had kunnen zijn. Eerst later ver
nemen wij, dat de Vrede te Munster, samen
hangende met dien .gesloten in het nabije
Osnabnick. een voor geheel de Europecsche
geschiedenis belangrijke gebeurtenis vormt.
Omdat deze beide vreden een einde maakten
aan den 30-jarigen oorlog, waarin geheel
Europa was betrokken, van welke het laat
ste deel van den SO-jarigen oorlog slechts
een onderdeel uitmaakte. Beide haddien deze
overeenkomst, dat ze aanvingen uit religieu
ze redenen, want de 30jarigc oorlog is ont
staan ,al smeulde hij reeds lang, door het
JBoheemsch avontuur van Frcderik van den
Palz
Niet alleen echter neeft de Vrede van Mun
ster een einde gemaakt aan 30- en 80-jarigen
oorlog, maar deze heeft geleid tot het vast
stellen van beginselen in het leven dor sta
ten, welker waarde vooral op het oogenblik
dat zij werden aangegaan, niet konden wor
den ontkend. Hot is, ook in dezen tijd van
den Volkenhond nog wel de gewoonte om
eenigszins smalend te spreken over het Vol
kenrecht, ffl zijn er niet vrien meer, die hot
bestaan van het Volkenrecht nog loochenen
Maar er was een tijd. dat Volkenrecht een
geheel nieuw begrip vormde, en wij kunnen
in Hnt •■erhnnd niet genoeg eerbied hebben
voor een man als Hugo Grotius, die reeds
in 1625 begrippen leeraarde, die thans eerst
algemeen worden aanvaard, en voor zijne
Spaansche voorgangers als in het bijzonder
een Vitoria, diie reeds aan liet einde der voer
tiende eeuw de vraag van dé wettigheid der
koloniale veroveringen door zijn en andere
landen gedaan, durfde opperen.
Is het wonder, dat in dien tijd de gedach
ten verward waren? Zij, die zich durfden
uiten, als boven aangegeven, vormden de
élite, en waren zelfs onder doze élite uit
zonderingen. Men had weinig gelegenheid
om van elkanders denkbeeldien kennis te
nemen en kon dus eigen gedachten niet aan
die van anderen toetsen. Maar twee gedach
ten overheerschten toch alle andere; de eene
omtrent de bescherming en onschendbaar
heid, welke diendeu toegekend aan de ver
tegenwoordigers der staten wier beleedi-
ging moest worden beschouwd als beleedi-
ging van den Staat zelf; de tweede omtrent
de afschaffing van de particuliere oorlogen,
die dienden te verdwijnen voor het uitslui
tend aan de staten toegekende recht tot oor
logvoeren. Geheel het tijdperk der Hervor
ming, hetwelk ten opzichte van het recht
dor volkeren eindigde met dien Westfaal-
schen vrede, wordt gekenmerrkt door ont
wikkeling in deze richting, door het te voor
schijn treden van twee tendehzen, be
lichaamd in de vorming van een onafhan-
kelijken staat eenerzijds; in de erkenning
van gemeenschappelijke belangen, van een
gemeenschap der verschillende staten ander
zijds. De internationale betrekkingen ver
kregen genoegzame ontwikkeling om regelen
en gebruiken te scheppen, welke als grond
slag voor positief recht konden dienen. De
goesten waren voorbereid door do gesohriften
en het juridisch geweten van vorsten en vol
keren was ontwaakt door wat deze geschrif
ten hadden geleeraard. Slechts dienden de
verspreide elementen te worden verzameld,
slechts moest uit die verschillende doelen één
geheel worden gebouwd om de tot nu toe on
bekende wetenschap van het volkenrecht als
één homogeen stelsel te doen voortkomen en
de nog niet geheel heldere gedachten van
staatslieden en volkeren voor te lichten. De
zen arbeid verrichte de Noderlandsche geleer
de Hugo Grotius met zijn boeken over het
recht van den oorlog en den vrede, terwijl
het tractaat van Munster van 1648 zijn stu
diën practisch kwam bevestigen.
Het s c h ij n dat de beide grondslagen,
waarop de vrede van Munster berustte, to
gen elkander indruischen. De souvereinitcit
dor staten schijnt uit te sluiten een interna
tionale belangengemeenschap en de erken
ning van deze. Niets echter is onjuister dan
deze opvatting. Immers, wil men een belan
gengomecnschap erkennen, dan moet tevo
ren vaststaan of worden vastgesteld over
wie deze belangengemeenschap zich uitstrekt
welke de doelen zijn van het geheel. Tot aan
het einde van de vijftiende eeuw was nau
welijks sprake van den nationalen staat, en
het reusachtige werk, dat de sluwe maar zijn
tijd ver vooruitziende Lodewijk XI van Fran-
rijk verrichtte, werd lang niet overal als na
volgenswaardig voorbeeld beschouwd. De
verbrokkeling, een overblijfsel van het heil-
looze leenstelsel, beheerschte den toestand in
alle deelen van Europa, en maakte dien
toestand ingewikkelder dan hij had behooren
te zijn. Geen homogeene macht heerschte
over de verschillende onderdeelen, die met
elkander verdragen sloten of elkander beoor
loogden al naarmate tijdelijk belang en voor
deel meebrachten. In de oorlogvoering zelve
•erd een algemeen recht gezien, dat welis
waar een ieder op zich zelf nam of gaf, maar
ten aanzien waarvan alleen de macht van
een hooger geplaatsten vorst beperkingen
kon opleggen. De vrede van Munster heeft
met dit heillooze stelsel voorgoed gebroken,
het verklaren van den oorlog werd een recht
geacht hetwelk voortaan slechts aan souve-
reine staten zou behooren; waarvan dus
reeds dadelijk uitgesloten waren die staten,
die slechts halve souvereiniteit genoten of
misschien geheel onder bescherming van een
machtiger buurman stonden
Wanneer men meent in het tractaat van
Munster, dat trouwens met de te Osnabruck
gesloten tractaten nauw samenhangt en uit
een reeks van afzonderlijke verdragen tus
schen verschillende staten bestaat, een ol
meer bepalingen te kunneft vinden, waarin
plechtig wordt vastgesteld, dat voortaan de
staten souverein zijn binnen den kring van
het eigen grondgebied, dan vergist men zich
En wanneer men meent, dat eenige bepalin
gen zouden zijn te vinden, waarin het recht
tot oorlogvoeren uitsluitend voor souvereine
staten werd erkend, vergist men zich even
zeer. Er zijn weinig tractaten van ouderen
datum, die dergelijke bepalingen bevatten;
slechts in die, gesloten op de beide Vredes
conferenties, zal men tusschen andere bepa
lingen door een zoodanige clausule vinden.
Immers, een tractaat is een levend instru
ment, heeft do bedoeling en de opdracht om
een bepaal do overeenkomst tot in onderdee
len vast te leggen en laat zich niet in met de
grondslagen, waarop deze overeenkomst be
rust. Die grondslagen zijn af te leiden uit
de bepalingen van het tractaat zelf, en zoo
zijn ook de beide voornaamste beginselen
van den vrode van Munster af te leiden uit
bet tractaat zelf en uit do opvatting, welke
daaruit spreekt. Dc 30-iarige oorlog was voor
een deel een staatkundige, maar in veel groo
tere mate een godsdienstoorlog: de SO-jarige
Oorlog was dit onontkenhaar. Slechts daar
om was deze oorlog mogelijk, wijl tevoren
theoretisch niet vaststond dat een staat zich
De bezwering van den vrede van Munster.
niet had te mengen in de interne
genheden van een anderen staat, i.e. de re
geling van den godsdienst in dien staat.
Juist omdat men het niet met eenige theore
tische opvatting in strijd achtte zich zooda
nige voorschriften aan te matigen, konden
godsdienstoorlogen uitbreken. De Vrede van
Munster maakte niet voorgoed een einde aan
eiken godsdienstoorlog, maar veranderde wel
het karakter van zoodanigen strijd, waar het
uitdrukkelijk vaststelde, dat de uitoefening
van den godsdienst een zaak was, die slechts
tot de competentie van den eigen staat be
hoorde.
Het zijn deze gedachten, die ons onge
merkt behecrschen wanneer wij Munster, de
hoofdstad van Westfalen, binnenkomen. Mun
ster is een mooie oude pla ts, waarvan het
oude goed is onderhouden en ook nu nog
zijn groote aantrekkelijkheid doet genieten.
De stad wordt min of meer behccrscht door
de kathedraal, de grootste van Westfalen
waar om heen het Domplein is met mooie
oude gevels, met de Universiteit en zijn bi
bliotheek, met het provinciaal Museum en
het Bisschoppelijk Paleis. Het Domplein
vormt het midden van dc stad, die in 1534
en 1535 het tooneel was van de bekende ex
cessen der Wedardoopers onder Jan van Ley-
den. Maar mooier nog dan de Dom is het
Raadhuis, dat voorzien is van Gothische ar
caden en een prachtigen voorgevel heeft in
denzelfden stijl. In dit Raadhuis is de z.gn.
Vredeszaal, waarin, in 1648 tusschen de Hol-
landsche en de Spaansche gevolmachtigden
de z.g.n. Vrede van Munster werd geteekend.
De zaal is zooveel mogelijk gelaten in haren
ouden vorm, hier hangen do portretten der
verschillende onderhandelaars; hier zijn de
kussens, waarop zij hebben gezeten. Er wa
ren vele onderhandelaren en er waren vele
formaliteiten te verrichten. Wie kent niet de
bekende schilderij van Terborgh, die in de
National Gallery in Londen aanwezig is, en
waarop men het oogenblik ziet, dat tot de
onderteekoning van het tractaat wordt ov
gegaan. Munster beschikt over een kleine
copio van dit schilderij, welke copie wel
eens gezegd wordt van de hand van Ter
borgh zelf te zijn. Maar Munster beschikt
ook over een merkwaardige collectie van
documenten, die op dc voorbereiding
deze belangrijke vredessluiting betrekking
hebben. Daar zijn do van de zegels en de
handteekening van den toenmaligcn Duit-
schein keizer voorziene acten, krachtens wel
ke Munster in het bezit werd gesteld van een
permanente neutraliteit; daar zijn de brie
ven met raadgevingen, die de stad vanuit
Regensburg ontving, en waarin het heette
dat men, om de gezanten in een goed hu
meur te houden, hun des ochtends een koe
len drank moest voorzetten, daar zijn de
kaarten, die de kwartieren Jer verschillen
de gezantschappen aantocnen. Maar daar is
ook het schilderij, waarop wij de voomaam-
sten dier Hollandsche gezanten, den Raads
pensionaris Pauw, zijn intrede in Munster
zien doen. Munster en Osnabruck vormden
in die dagen een geheel, want de koeriers
gingen over en weer. Beide plaatsen hebben
zich In verschillende richting ontwikkeld,
want Osnabruck moge nog beschikken over
mooie oude gebouwen, over oude en interes
sante gevels de charme, die er van Mun
ster uitgaat, mist het.
Munster is het middenpunt van Westfalen
en gelijk b.v. de schoonheid die liet Nassau-
6che land bied' en de aantrekkelijkheid zoo
wel van het Mecklenburgschc als het Waï-
deeksche landschap aan vele Hollanders on
bekend zijn, zoo beseft men ook niet voldoen
de wat men in Westfalen per auto, r-r fleis.
ja zelfs te voet kan genieten. Oude slo
ten herinneren aan Westfalen in heel oude
tijden, en telkenmale biedt de natuur er
moois, totdat men, naar het Oosten gaande,
is <~jnaderd aan het Teutoburgerwoud. waar
nog altijd het geweldige standbeeld van Her
mann herinnert aan de wijz>waarop de
Romeinen voor hun overmacht worden ge
straft.
In het Rijksarchief te 's-Grtvenhage berust
de Spaansche ratificatie van het Munster-
sche Vredestractaat De ge-boorte-ncte van
het vrije Nederland, is ueze ratificatie, die
ter V redes - en Volkenbondstentoonstelling
door duizenden en nog eens duizenden is
gezien, terecht genoemd. Wie de ■etcckenis
van deze ratificatie voor ons land en onze
geschiedenis begrijpt, gevoelt, dat daar in
de jaren van 1646-1648 in Munster en Osna
bruck belangrijke beslissingen zijn genomen.
En dat er, gelijk in die dagen gebruikelijk,
gelijk ook aan het einde dor zelfde eeuw te
Rijswijk geschiedde, heel wat tijd is zoek ge
bracht aun formaliteiten, die aan den diplo
matieken voorrang, in 'ie dagen zoo iets
heel belangrijks, waren gewijd. Wat moet
het er in dat oude Munster anders hebben
uitgezien toen de in den regel van voorloo-
pers en een groot gevolg voorafgegane karos
sen dor voornaamste gezanten er door de
straten reden. Het tegenwoordige Munster
verschilt daarvan wel aanmerkelijk.