ZONDAGSBLAD k k fh M m m m r t s m m ■m Z i t i i WL J m m a sa t SCHAAKRUBRIEK. 1 s I m I it A 1 1 1 i i i 11 1 ,4 él a 4 4 a fi Si 0 4 4 H i 1 i A A m i 1 1 a 4 i fi IS S s bekooretideJ^^TN bii l VOORTTREKKEN I 1 1 Redacteur: iüiniiiniRuiQiinnniiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiii N. J. H. CARON. Haarlemmermeerstraat 168, Amsterdam-W- i word* verzoent correspondent! Probleem No. 240. Van: S. LOYD. I i H w B K- 110 c, i over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. TSJECHISCH. Gespeeld in Valkenburg 1930. Wit: It. A. J. MEYER. Zwart: Dr. J. W. A. v. KOL. Wit begint cn geeft mat in twee zetten. Wit (7): Ka4, Dh7, TM, I.n2, Pb3, Pg4, pi.e2. Zwart (10): Krt, Trl2, Th8, Lg8, Pc8, pi.c2, c3, d4, r0. f t. ndspelstudie van A. Troitzky. 1. d2—d4 2. Pglf3 3. c2—c4 t. e2e3 5. Pbl—d2 G. Lfld3 d7d5 Pg8fG c7cO e7—cG Pb8d7 Lf8o7 Ook door Aljochin tegen Bogoljubow gespeeld. Toch schijnt e3—e4 beter; na den tokstzot Btaan de par tijen volkomen gelijk. Stand na 8. b2b3. i I i 10 0 WE ^.lÉf Wit begint cn wint. Wit (3): Kef.. Tf2, Pb4. Zwart (5): Kn8, Td7, pi.a4, a7, gG. Men wordt verzocht dc oplossingen binnen acht Hagen in tc zenden. Oplossing van Probleem No. 238. Van: II. MEYER. W'it i.6): Ka3, Dhl, Lc6, Pb2, PgO, pi.dZ. Zwart (0): Kdi, Lf3, Pc5, Pe2, pi.c5, f4. Mat in twoo zetten. Sleutclzet: 1. PgOXH. Oplossing van Probleem No. 239. Van: B. SOMMER. .Wit"(8): Kal, Tel. Te4, Lc3, Lh5, Pb4. Ph3, pi.g3. Zwart (8): Kc2, Lb3, Pg2, pi.a2, b5, c2, c3,.f3. Mat in drie zetten. 1. Tc4c4 l.r.Xc4 2. Lh5-f7 Lb.'t-a4 (of f3—f2; of Pg2 -f4) 3. Lf7Xcit (of Lf7of Tel—el*). II.l)3Xc4 2. LhfigG 1. speelt 3. LgGd3£ 1I-b3a4 2. Tc4—fi gevolgd door 3. Lh5Xf3$ of Telelt. Goedo oplossingen ontvangen van: II. van Bnrne- Vcld (238) 's Ca pel Ie (Br.); I'. v. d. Berg (238) .Sonne- vanck; Adr. Cappon (238, 239) Cndzund; Ph. J. v. d. Linden (238) I eiden; 1). v. d. Meeberg (238) Voor buig; 1.. Mol (238, 239) Loosduinen; II. T. Niouwnuis (239) Amersfoort; M. Opbroek (238, 239 en het eind spel van de vorige maal), H. C. J. Spier (238), Den Ilangi; S. P. Ouwerkerk (238) Leiderdorp. Ilun, die mij hun goede wensclicn voor liet nieuwe Jaar zonden, zeg ik van harto dank; wedorkenig .wen.sch ik oplossers er. lezers een gezegend jaar 1931. 8b7bO 9. Lel—1>2 Lc8—1»7 10. Talcl cGc5 11. Ddl—e2 PfGei 12. d4Xc5 Pe4Xd2 13. Pf3Xd2 Pd7Xc5 14. Ld3—bl Deze aunval levert niets op. 16. f2—f3 Dd5—g5 17. f3M Dg5liö 18. o3—ei Tf8d8 19. Tflf3 g7-g0 Door de ongunstige positie zijner dame is zwart tot deze verzwakking, welke de activiteit van Lb2 nog aanmerkelijk verhoogt, gedwongen 20. Tel—fl Pc5of» Om Lc5f cn Ld4 te spelen. 23. Dh0e5 Dit is sterker dan DXhO. 24. fif5 Beslissend. 24. Le7c5t 25. Kgl—hl c6Xf5 26. e4Xf5 Td8d5 27. fSXgGf f7Xg6 28. LblXg6t Kli7Xg6 29. De5eGf Opgegeven. VARIA Op gX'ió volgt Tg3f. Stand na 22. Dh5. DIERENBESCHERMING IN AMERIKA Het is teekenend voor de plaats, welke de „nuch tere" Amerikaan tegenover de dieren inneemt, dat de groote Amcrikaanschc bladen, dezer dagen, het volgende gebeuren, belangrijk genoeg beschouwden, om liet hun lezers mede te doelen: „Ergens in Connecticut viel een jonge hoornuil uit liet nest De ouden deden eerst alle pogingen het jong weer naar huis terug te brengen., Toen hun dat niet gelukte, lieten zij „den verloren zoon" niet ia den steek, maar bleven hem op den grond voeren. De werkzame New-Yorker vrouwenvereeniging voor bescherming van dieren zal niet nalaten, dit voorbeeld van liefde den mcnschcn voor te houden en ze tot navolging aan te sporen. Deze vereeniging doet alles, om in de scholen bij de kinderen belang stelling voor het dicrleven in tc boezemen cn ze op te wekken dc dieren te beschermen en te verzor gen. Wie zich tegenover dc dieren verdienstelijk hoeft gemaakt, krijgt een medaille nis onderscheiding. Eveneens richtto deze vereeniging, alleen in het jaar 1927, GG7 huizen voor honden en 549 voor kat ten op. Met voldoening deelde hot jaarverslag mede, dat het der vereeniging was gelukt in den loop van het jaar 68 verdwaalde honden cn 10 verdwaalde katten aan hun eigenaars terug te geven. Halsban den en .belastingplnatjes waren dc beste middelen om „ze thuis tc brengen". Maar niet alleen honden en katten vinden ia Amerika hun tehuizenook vogels cn schildpad den. Kort geleden stichtte men in Victoria (Britsch Columbia) een groot gebied ter bescherming van de vogels, dat dc Canadcesche wilde ganzen, bij hun vlucht van het Noorden naar het Zuiden kan dienen als „tusschcnstation". Op een boerderij liet men jonge wilde ganzen uitbroeden cn observeeren of zij bij hun joarlijkschen vlucht.naar het Zuiden weer naar hun geboorteplaats terugkeerden en ander© ganzen meebrachten. Zoo hoopt men, dat het gebied om deze boerderij sterk door wilde ganzen zal wor den bevolkt. Voor de schildpadden zorgt men sinds kort, (wel is waar niet zonder „economische" bedoe lingen) te San Diago in California. Naar hier werden vervoerd 50 prachtige exempla ren der reuzen-landschildpadden van de Galapagos- cilanden. De helft hiervan werden gezonden naar het botanisch-zoölogisch station van Tucson in Ari zona. De reuzen-schildpad eet voor alles, cactussen. Ze neemt ook gras en andere planten voor lief. Nu wil men uitgestrekte, onbewoonde cn onbebouwd© gebieden in het Westen der Verecnigde Staten tot reuzen voederplant.sen voor de schildpadden veran deren. Deze geweldige dieren kunnen op een leeftijd van 15 jaren een gewicht tot viorhonderd Engelscho ponden bereiken. IETS OVER „KOFFIE". De eerste koffiehuizen moeten in Mekka zijn ont staan in hot jaar 1450. In 1554 kwamen zo in Con- stanlinopel, mnar eerst in het midden van do zeven tiende eeuw vond de koffie haar weg over Engeland cn Holland naar Frankrijk nan het hof van Lodo- wijk XIV. Eerst in 1G70 werd de koffie in Duitsih- land bekend. Koffiehuizen werden opgericht in Nurn- berg, Augsburg, vervolgens Ilumburg, Leipzig en Berlijn. Door de belegering van Wcenen door de Tur ken, kwam do koffie ook naar Wcenen cn weldra luidden de Wecncrs den naam, dat zij het beate kof fie konden zetten. De triompftocht van de koffie ging nu snel voort en weldra werd ze gebruikt in ailo klassen der bevolking. Ondanks koninklijke bevelen, van Erederik den Groote, waarbij het koffiedrin ken werd verboden, bleven de burgers de koffie drin ken, ofschcon de foenmalige donkere waterige drauk eigenlijk niet op den naam koffie mocht hogen. Het vaderland van de koffie is do provincie Kaffa in Ahessinië, wuarann de naam is ontleend. Vandaar kwam ze nnar Arabië, het vaderland van de (.mok ka". Het voornaamste kofficproducecrcndc land is tegenwoordig Brazilië, waar de koffietecit een in kor ten tijd ongekenden bloei heeft genomen. De eerste kofficplanten zijn daar eerst in liet mid den van de achttiende eeuw ingevoerd. Tegenwoor dig produceert Brazilië ongeveer 700 milliocn K.G. koffie Verder zijn belangrijke koffielanden: Voor- Indië, Java, Mexico, Guatemala, Nicaragua, Costa llica, Cuba, Jamaikn, Haito. l'orlorico, Venczuelu, Columbia, Salvador, Ecuador. Do voornaamste soor ten zijn Coffea ArabiCa on Coffea Liberica. WAT NIET IEDEREEN WEET De stamvader van dc Amerikaansche negerslaven erd in 1619 door een Hollandsch- fregat to James Town aan land gebracht. Een In Zuid-Afrika voorkomende vischsoort he» gruuft zich gedurende den drogen tijd in don grond overleeft do droge maanden, zonder ccnig letsel» r« IIHtü J-'Fll ill?" PirtjfiHrlOili;-1 i?---*- i i i aSSSfiïü; n *?s. tsttlss .c«7.i£55r»fHr Jjli _s_ï. il ZATERDAG 3 JANUARI N°. 1 - JAARGANG 1931 NIEUWE LEIDSCHE COURANT Toen zeldo do HEERE tot Mozos: Wat roept gil tot MU? Zog den Iclndoron Ieraöls. dat zU voorttrekken. Exodus 14 15. Het stond er hachelijk voor met de kinderen Israels, toen ze aan do Roode Zee gekomen waren en bemerk ten dat Farao met zijn leger hen achtervolgde. Zou nu de verlossing toch nog verijdeld worden? De Hecre had tcekenen en wonderen gedaan in Egypteland. Maar Farao had zich tegen alles verhard. Totdat ten laatste alle eerstgeborenen in één nacht werden gedood. Toen hadden Farao en zijn volk in hun angst tje kinderen Israels uit hun land wegge dreven. Maar nauwelijks was het liof van Farao van den schrik hersteld en tot zichzelf gekomen, of ze zeiden tot zichzelven on tot elkander: Wat hebben wij nu gedaan, dat wij dit volk hebben laten trekken? Maar het is nog niet tc laat: er achteraan! Zoo ziet het volk zich ingesloten tusschcn Farao's leger en de zee. Het schijnt, dat ze een gewisse prooi zullen worden van hun vijanden. En dan is het voor altoos met hen gedaan. Dat dit niet mogelijk was, zag hot volk niet. En weer verwijlen ze Mozes voor de zooveelst© maal er. niet voor liet laatst dat hij meer nog dan Farao dc oorzaak van hun ondergang is. Toch ze roepen nog tot den Ileere om uitkomst. Eerst later In de woestijn zullen ze den Hcere en Mozes beiden ver wijten al hot onheil dat over hen komt. Toch is dit roepen tot den Heere niet een gcloovig smeeken om uitredding. Was het dit geweest, dan zouden ze ook aan Gods gezant, aan Mozes geloofd hebben. En dat ze tegen Mozes murmurccren is in den grond der zaak niet andere dan antipathie tegen Gods beleid. Maar ja, liet was wel benauwd daar aan do Roode Zee. Zoo benauwd dat hot blijkbaar zelfs Mozes bang om het hart werd. Uit wat de Heere, tot hem zeg: blijkt dat ook hij tot den Heere geroepen heeft, maar dan geloovig. En daarom vond hij de kracht om net volk te bemoedigen: Vreest niet, staat vast cn ziet •het heil dos Heercn. Maar op het bidden moot ook het handelen volgen. Daarom zegt do Heere nu tot Mozes: Wat roept gij lot Mij? Zeg den kinderen Israels, dat zij voort trekken! Hoe, voorttrekken? Waarheen? Door do zee soms? Ja, door do zee! Want do Heere beveelt Mozes zijn staf op fe heffen en uit te strekken over de zee, dau zal de zee gekliefd worden, en do kinderen Israels zullen door het midden der zoo gaan op hot droge. En dan zal Farao achter hen aantrokken, maar het zal zijn laatste reis zijn. Onmogelijk, zoo meesmuilt hot ongeloof. Lichtelijk overdreven, zoo decreteert de waanwijsheid. Heel ge woon verschijnsel, zoo verklaart in naam van do wetenschap een derde. Maar het geloof aanbidt, en ziet hier de tegenstel ling tusschcn het menschelijk en natuurlijk onmoge lijke en hetgeen mogelijk is bij God. Zelfs kunnen we zeggen: het was onmogelijk bij God, zijn volk nu in Farao's handen over te geven. Wat de Hecre tot Mozes liior zegt is de conse quentie van wat Hij zelf tot dusverre gedaan heelt. Het is toch de'Hecre, dio Mozes geroepen en ge zonden heeft om zijn volk uit te leiden. Hot is de Ileere die hem gegeven heeft wonderen cn tcekenen te doen voor Farao. Het is de Heere die ondanks all.» ongeloof van zijn volk, Farao gedwongen hoeft Israël te laten trekken. Het is dc Ileere die gezegd heeft hun te zullen brengen In het land Kanaiin. En nu is do Heere, om zoo te zeggen, door zijn eigen woord gebonden om Israël uit deze benauwd heid te helpen en ze ook voor Fnrao's laatsto poging te beveiligen. Beter gezegd, do Hecre is getrouw en 'daarom kan Israël niet verloren gaan. En Hij be wijst zijn getrouwheid in het houden van zijn woord, in het volvoeren van zijn werk. Van zijn volk vraagt de Heere daarbij niet andere dan dat zij in den aangewezen weg zullen voortgaan. Farao volhardt en herneemt, na korte onderbreking, zijn vorige houding van vijandschap. Welnu Gods volk moet ook volharden den Heere na te volgen, volharden tot hot einde cndan worden zij behouden. Zoo was het toen. Zoo was het steeds. Zoo is hot ook nu, bij den aanvang van het nieuwe jaar. Het is, nu zot? andere dan voorheen, alsof ook wij rondom door gevaar worden ingesloten. Ook vroeger spraken wc wel onder elkaar van do onzekere toekomst. Maar thans is de toekomst erger dan onzeker: ze is dreigend. Als we alles overzien, als we letten op wat ons staat te wachten, indien God het niet ten goede keert, dan zijn we bang om tc.leven. Dan vragen we ons vol vrees af: wat zal dit jaar ons weer brengen? Dan overvalt ook ons een gedachto niet ongelijk aan do klacht van de kinderen Israels: och, konden wc maar terug. Leefden we nog maar in vorige tijden. Want zooals het nu gaat, komen wc van kwaad tot erger. Baten doet ons dio klacht niet. Want we moeten verder. De stroom des tijds neemt ons mee. Doch nu komt het voor ons maar hierop aan, dat we erin beluisteren dc stem van onzen God, die tot ons spreekt: Wat roept gij tot Mij? Zeg den kinderen Israels, dat zij voorttrokken. Zeker, niet voorttrekken* in uw eigen weg: dat voert ten verdervc; ge ziet het aan Farao; ge ziet het aan de wereld, die van God afwijkt. Zeker, niet voorttrekken zonder eerst het aange zicht des Heercn tc zoeken, zonder eerst zijn Woord te raadplegen, zonder zijn weg te weten. Maar dan ook, nadat gij tot den Heere geroepen hebt, voort trekken. Geen stilstaan. Niet u laten leven en meenemen. Maar do voeten geschoeid, de reisstaf in de hand, de lendenen omgord cn het oog vooruit gericht, waar de Heere u roept. Zelf leven, niet geloefd worden. Zelf handelen, niet als een machine u laten drijven. Want dc Hecre ia immers met u. Door Hem vermoogt gij alles. Dat was liet groote onderscheid tusschen hot volk des Heercn cn hun vijanden. Bij die vijanden was de overmacht en dc overmoed. Die wisten wat zij wilden. Zooals de kinderen d^r wereld, die alleen het ingeven van hun eigen hart volgen, het nog weten. Daarom trekken ook zij voort. Voorttrekken is ook hun devies. En als er onder hen tragen of al te dö- dachtzamcn zijn, die zeggen: dit gaat mij te hard, dan komen do meer radicale elementen cn duwen zo vooruit. Zo willen van geen stilstaan weten. Zoo gaat de wereld in linar ongeloof haar onder- gang tegemoet. Maar ook voor Gods volk is het devies: voort* trekken. Met dit onderscheid, dat de Heere zelf ons dit beveelt. Laten wij ons dan meer cn meer rekenschap ervan geven, dat dc Ileere ons tot dusver geleid beeft. Er ons rekenschap van geven, dat wij voor zijn rekening zijn. Maar laten wc ons er ook rekenschap van geven, dat Ilij van ons wil dat wij door het geloof zullen wandelen. Rekenschap ervan geven, dat 1-Iij ons uit het diensthuis der zonde heeft verlost om ons in zijn Kanaün binnen te brengen, opdat wij Hem tot een volk zouden zijn. Tot een volk, dat Hem vreest cn voor Hem leeft. Tot een volk, dat van Hem een taak en roeping in deze wereld heeft ontvangen, om Ilem daarin te dienen, Hem ter ecre. Zoo wij in dat geloof staan cn door dat geloof wan delen, dan kunnen cn zullen wij vol hardon. Dan wor den „borgen vlak en zeeën droog". De Ileere is met 0119. Daarom zullen wij niet vrcczen» WAAR BLIJFT DE TIJD? i- Waar blijft de tijd?In de eeuwigheid! In de eeuwigheid wordt hij geborgen met al ons tobben, wroeten, zorgen, al onze diepe ellendigheid. Waar blijft do tijd?In dc eeuwigheid! Wat wij bestempelen als „verleden", dat blijft voor God een eeuwig „heden" mot al zijn verantwoordelijkheid. t Waar blijft dc tijd?In de eeuwigheid! Ons vluchtig denkon, spreken, loven, in onuitwischbaar schrift beschreven, ligt daar ten onderzoek bereid. t f In do eeuwigheid ligt onze tijd gelijk een land, gansch open, effen, waar als wij het tc laat beseffen geen schuts wij vinden, wijd 11 >ch zijd. a 1» De eeuwigheid dat is Gods tijd In 't grondeloozo licht gezeten, heeft, om te meten en te wegen, do groote God heel de eeuwigheid. De eeuwigheid dat is Gods tijd om recht te doen: Zijn heii ge ongeil, zij kunnen 't kwade niet gedongen, hoe ook te luat! de zondaar schreit Da eeuwigheid dat is Gods tijd om Zich te ontfermen. Vol erbarmen strekt Hij naar ons Zijn liefdearmen en zegt: „Wees Mijn voor do ecuwlghcidl" Grijp nu liet heil voor 11 bereid, laut af van uw verkeerde wegen, cn roemen zult gij 't als een zeg „Mijn tijd blijft in Gods eeuwigheid". NELLIE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 11