Vehkaddi Shujfai Bpecufloux&,3.5
r MAANDAG t DECEMBER 1930 DERDE BLAD PAG 9
DE SPELLINGKWESTIE
VLAAMSCHE REUZEN
WEG MET DE OVERBODIGE CH!
DB TUSSCHENLETTEKS
VII
Wie eenmaal overtuigd is van Ihet nut en
de redelijkheid van een spelling, welke zoo
dicht mogelijk aansluit bij de beschaafde
uitspraak, welke zoo praktisch mogelijk is
in het gebruik, zal wel geen bezwaar heb
ben tegen deze stelling: hef is eisch van een
rationeele spellingwijze alle letters die niet
worden uitgesproken, overboord te gooien.
Dat dus schoon, schip met sch worden ge
schreven is natuurlijk, maar dat visch,
mensch met sch worden geschreven is on
natuurlijk. Als men eenmaal begint met 't
schrijven van letterteekens, waaraan geen
klank beantwoordt, waarmee geen klank
overeenstemt, waarom zou men dan bij die
ch blijven staan? Waarom schrijft men dan
niet vischch, wenschc'hch, of men nu één
maal ch voor niets schrijft of tweemaal of
driemaal, de eaak verandert er niet door.
En waarom geen prinsch, keusch enz.? El
ders schreef ik dezer dagen: De Phrygiëre
(i. c. de Nederlanders) worden laat wijs.
Reeds in 1683 dat is maar eventjes 250
jaar,of twee en een halve eeuw geleden!
schreef Winschooten reeds over deze kwes-
„Wat het onderscheid van s en sch in het
midden en het einde der woorden belangi.
ons gevoelen is, dat vele woorden beter met
een s als sch geschreven worden; want wie
twijfelt er aan, dat men vele woorden nu
flauwer uitspreekt als wel voorheen en dat
men, lettende op de uitspraak, eer zal boo
ren vlees als vleesch, vis als visch en dier
gelijke woorden meer; wij besluiten dan,
dat daar de ch in het spreken weinig of
niet gehoord wordt, men de ch veüiglijk
missen mag"
Ja, we kunnen nóg verder terug gaan dan
tot de 17e eeuw: in teksten uit de dertien
de eeuw komt men al woorden tegen als
vlees, mens, gecrys enz.
Het is hier de plaats ook iets te zeggen
over de lastige, verwarde, wetenschappelijk
onhoudbare schoolmeesterij van links als
bijwoord en links ch als bijvoegelijk naam
woord.
Deze onderscheiding is door De Vries en
Te Winkel aangebracht, wijl in andere ta
len (b.v. Latijn en, Fransch) bijwoorden
formeel óók verschilden van bijvoegelijke
naamwoorden. Allerlei oude genitiefverbin
dingen als goedsmoeds, blootshoofds kwa
men alleen voor in bijwoordelijke funk tie,
zoodoende hechtte zich langzamerhand voor
het gevoel aan die s bijwoordelijke kracht.
Daardoor wordt verklaard, hoe bij andere
verbindingen en bijwoorden de s werd ge
bruikt. Dat wil niet zeggen, dat ze als bij
voegelijk naamwoord anders geschreven
werden. Naast deze groep bijwoorden op s,
die in geval ze als adjektief werden ge
bruikt, precies eender geschreven werden,
stonden een heele reeks bijvoegelijke naam
woorden, die hun etymologische spelling
op sch tot op de tijd van De Vries en Te
Winkel hadden gehandhaafd. Het behoeft
eigenlijk geen aparte vermelding, dat deze
bijvoegelijke naamwoorden ook wel eens een
keer bijwoordelijk gebruikt werden en dan
op precies dezelfde wijize geschreven wer
den. Ieder kan daarvan voorbeelden vinden
in teksten vóór het midden der negentiende
eeuw. Op dit functieverschil hebben De
Vries en Te Winkel zich nu geworpen, toen
zij in navolging van andere talen ook een
formeel, een schrijf onderscheid wilden aan
brengen tusschen bijwoord en bijvoegelijk
naamwoord.
Was dit verechil door de heeren nu maar
konsekwent volgehouden voor alle bijwoor
den op s, dan zou men deze tegenstelling
nog eenigermate kunnen waardeeren. Men
zou er een middel in hebben om de jeugd
de moeilijke kwestie van bijwoord bijv.
n.w. aan 't verstand te brengen. Maar eila-
cy! Hier belanden we weer midden in een
moeras, een moeras van inkonsekwentie en
dwaasheid. Het regent uitzonderingen. En
uitzonderingen zijn voor het onderwijs de
'hatelijkste en gruwelijkste dingen, die er be
a taan.
Als bijwoord s, als bijv. uw. sch. luidt do
regel. Dus een paarsehe bloem? Fout, Hij
kijkt schelms? Fout Het tocht hier bar
baars? Fout. Zij heeft een fletse/ie kleur?
Fout Zij kijkt jaloers dan? Ook fout
Als bijwoord een s, als bijv. mw. een sch,
maar uitgezonderd:
laks, bits, flets, paars, wars, spits, ros, enz.
die altijd een s hebben en
stuursch, iboersch, loensch, jaloersch, sa-
tansch, norsdh, kuisch, frisch, hondsch,
preutsdh, kiesch, barsch, enz. enz., die altijd
met sch geschreven worden.
Ziet, ouders van schoolgaande kinderen
uit het leeren van dergelijke dwaasheid be
staat nu voor een groot deel het „taalonder
wijs" aan uw kinderen. Is het niet meer dan
treurig en ergerlijk? Waarom honderden
kostelijke en kostbare uren verknoeid aan
dergelijke nonsens? Waarom al die tijd en
kracht niet besteed aan werkelijk belang-
De Rotterdamsche Pluimvee- en Konijnenvereenigimg houdt een internationale ten
toonstelling van pluimvee, sierduiven, watervogels enz. Deze dame met haar twee witte
Vlaamsche reuzen was zoo vriendelijk even voor oneen fotograaf te poseeren.
rijke dingen? Het maken van opstellen, het
schrijven van brieven, briefkaarten, tele
grammen, postwissels enz., enz. Als uw kin
deren straks na zeven jaar van school af
komen, dan kennén we het onderscheid tus
schen links en linksc/i, maar dat tusschen
links en rechits moet ge ze zelf nog leeren.
Daarom: weg met al die. ballast, weg met
al die onnoodige en overbodige ch's!
Kollewijn's zesde regel handelt over de
tusschcnlelters.
Dat terrein der tus6ehenletters is alweer
een heerlijk jachtgebied voor geweldige ja
gers gelijk Kollewijn c.s. De Vries en Te
Winkel verordenden, dat men schrijven
moet: bessenwijn, zedenleer, omdat het
eerste deel der samenstelling meervoud is
en notedop en pereboom omdat het eerste
deel een enkelvoud voorstelt Maar nauwe
lijks is de regel opgesteld of de uitzonde
ringen, de afwijkingen, de inkonsekwenties
beginnen alweer. Ja, eigenlijk nog vóór de
regel opgesteld is. Want dat in pereboom
het eerste lid enkelvoud zou eijn, acht ik
zeer aanvechtbaar.
Wilt ge weer enkele voorbeelden?
Ge moet schrijven eikenschors, waar het
eerste lid toch zeker wel enkelvoud zal zijn;
apenkop, idem; berenjong, idem; leeuwen
bek, idem; messenlegger, idem; hazenlip,
idem; hondenwagen, idem, enz. enz.
wel de homoeopatische als do pihysische
In het Novembernummer is 'n zeer leerzaam
het artikel „Het bed als geneesmiddel". Men
leert er uit waarom het bed bij vele ziekten
een gunstigen invloed uitoefent en ook, dat
verkeerd toegepaste of te lang voortgezette
bedrust schadelijk en nadeelig kan zijn.
Zeer instructief zijn ook artikelen als „Nieu
we banen in de psychiatrie" en „Iets over
kleine lichaamsorganen met groote betee-
kenis", waarmee de schrijver het oog heeft
op klieren met inwendige afscheiding. De
heer J. Buyse, de bekende rustende Zeeuw-
sohe journalist, is bezig aan een populaire
reeks „Geschiedenis der Geneeskunde".
EEN BOVENWONINGBRAND
TE AMSTERDAM
Men meldt ons uit Amsterdam:
Toen Zondagavond tegen 8 uur de schuiten
voerder K. A. Koenes in het keukentje van
zijn woning, twee hoog achter, in perceel 60,
aan de De Wittenstraat, een petroleumlamp
wilde bijvullen viel deze plotseling van
aanrecht af, waardoor de brandende olie zich
over den vloer verspreidde. In zijn schrik,
stiet de man tot overmaat van ramp ook het
blik met petroleum, dat hij voor het bijvul
len van de lamp had gebruikt, op den grond
met het gevolg, dat het keukentje in een
wenk in lichter laaie stond. De man vluchtte
met zijn vrouw en drie kinderen, waarvan de
oudste ongeveer 10 jaren zal zijn, langs de
trap naar beneden.
Inmiddels werd de brandweer gewaar
schuwd, welke zeer spoedig met twee motor-
spuiten ter plaatse was, hetgeen een gelukkig
feit mocht heeten, aangezien het echtpaar er
in zijn verbouwereerdheid niet aan gedacht
had het jongste kind, de vierjarige Gerda, die
in de alkoof der woning in een ledikant lag,
in de vlucht mede te nemen. Terwijl met
straal op de motorspuit de heftig om zich
heengrijpende vlammen zooveel mogelijk
den bedwongen, slaagde de brandwacht De
Groot erin tot de vol rook staande alkoof
door te dringen en het kind. dat reeds be
wusteloos was, te redden. Het meisje werd
naar beneden gebracht, waar het met behuln
van een zuurstofkoffer vrij spoedig weer werd
bijgebracht. Per autobrancard is de kleine
daarop naar het Tesselschadeziekenhuis
voerd.
Te ongeveer kwart over acht was men het
vuur meester. De keuken en de aangrenzende
woonkamer zijn geheel uitgebrand, terwijl de
alkoof geblakerd werd. De le etage er v
den in het perceel zes gezinnen had van
terschade te lijden.
Schuitenvoerder "Koenes, die zelf bij het ge
beurde brandwonden aan de vingers en den
linkerpols opliep, welke ter plaatse werden
verbonden, is tegen brandschade verzekerd.
Gemengd Nieuws.
MODDERREGEN IN LIMBURG
Te Roermond en omgeving is de vorige
week een vreeand natuurverschijnsel waar
genomen. Tijdens een paar regenbuitjes was
de lucht eigenaardig geel gekleurd.
In de regendroppels zat een fijne gele
stof. Autorijders merkten deze op de ruiten.
De kweekers constateerden, dat al hun ser
re-ruiten met modderspatten gedekt waren.
l-uiii w_._> .Toen deze opdroogden, werd de fijne gele
Ge'moet schrijven osselapjes als ze komen i stof duidelijk ziohtbaaar; het was buitenge-
van één os, maar als uw slager bij onge- j woon zacht en voelde als een soort poeder
luk er óók een stukje van een er naast han
gende os bij gedaan beeft, moet het zijn
ossenlapjes.
Ia hst .voorts ook niet Mr merkwaardig TPTrnTAPFT-ARRIEK IN VLAMHEN
en belangwekkend deze stellen woorden TRICOT AGEFABRIEK IN VLAMMEN
naast elkaar te zien: berenjong en honde Door onbekende oorzaak brak brand uit in
jong; leeuwenbek, en spreeuwebek; apenkuur j het gebouwen- complex der tricotagefabrie-
en bokkesprongzwanenborst en zwane- ken der N.V. F. Beeren en Zonen te
schacht. Dit waren vooral prachtige dub Weert (L.).
beltallen voor ouderwetsche examinatoren. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat
die thuis op hun gemak onder het genot j weldra de fabriek, de magazijnen en het kan
van thee en gebak, met de Woordenlijst bij j toor in lichterlaaie stonden. Daar het drie
zich een examendictee met vooral erg veel j kwartier duurde voor de plaatselijke brand-
jnoeilijkheden" moesten „samenstellen". In weer verscheen en er daarna nog een tien
zoodanige examendictee's uit vroeger jaren minuten heen gingen voordat er met twee
J— stralen uit de motorspuit water werd gege
ven, brandden magazijnen en kantoor ge
heel uit, terwijl er van de fabriek ook niet
veel meer over bleef.
De woningen van de firmanten, benevens
het gebouw, waar de ververij was onderge
bracht, kon men behouden. Tevens werden
twee luxe auto's, een motor met zijspan
een partijtje goederen nog in veiligheid
bracht.
Door dezen brand zal het geheele bedrijf
moeten worden stil gelegd, waardoor 175
personen, meest jongens en meisjes, zonder
werk komen. De schade wordt door verze
kering gedekt
EEN MOORDAANSLAG.
Zondagmorgen kreeg de caféhouder H. te
Arnhem bezoek van een man, die iets gebruik
te. Toen H. zich even naar den kelder wilde be
geven, kreeg hij plotseling van den bezoeker
een slag met een hard voorwerp op het hoofd,
zoekt ge echter vergeefs naar woorden als
matleklopper, hocdenaald, hazestrik e.d.
Want in de Woordenlijst kwamen deze
woorden eenvoudig niet voor!
Met de verbinding - s heibben De Vries en
Te Winkel wat minder gegoocheld. Maar
waarom handelsstad naast handelmaat
schappij, terwijl handelsschool en handel
school beide goed en stationchef en sta
tionschef ook beide goed zijn?
De Vereenvoudigde maakt kort en goed
aan al deze verwarringen en raadseltjes een
eind: Schrijf de tusschenletters, als ze in de
beschaafde uitspraak gehoord worden, an
ders nooit. Nooit geen uitzonderingen.
In een slotstuk hopen we ons program af
te werken en daarmee onze reeks artikelen
te beëindigen.
Wetenschap.
DE DOKTER IN HUIS.
Dit populair Tijdschrift voor de Volksge
zondheid, onder hoofdredactie van Dr. J.
Voorhoeve, thans op het einde van zijn llden
jaargang, gaat maand na. maand voort zijn
lezers in te lichten over" het hoe en waarom
van de moderne hygiëne en de therapie, zoo-
\Sn\andaa"
wat Wils.
HET NIEUWE SYSTEEM
In de bladen werd een heftige strijd ge
voerd, vóór of tegen het nieuwe stelsel. Op
een eenzame plek, zóó verlaten, dat
niemand begreep, hoe ter wereld men daór
een gevangenis had neergezet, stond het
reusachtigp gebouw, somber en dreigend.
Er was zelfs geen muur omheen, want al
len, die hier hun straf uitzaten, hadden
eenzame opsluiting. E* wie er zich aan
de ijzeren discipline vergreep, \yerd voor
een paar dagen opgesloten in een der straf-
cellen, in het midden van het gebouw, waar
het absoluut' donker was.
En nu was er een nieuwe directeur geko
men, een gepensionneerd kapitein, die de
oorlog in Frankrijk had meegemaakt
onze geschiedenis speelt in Engeland
iemand, die had leeren verstaan, dat een
zondaar volkomen veranderen kan, als Gods
hand hem aanraakt; iemand, dje door eigen
ervaring wist, dat God het gebrokene hee-
len kan, en die nu meende dat de straf ook
de verbetering van dan misdadiger moest
Door leerlingen?
Te Oosterbeek werd de brandweer gealar
meerd voor een brand aan de Openbare Lagere
School aan de Weverstraat.
Spoedig was de motorspuit aanwezig, die
evenwel geen dienst behoefde te doen, daar de
buren en concierge spoedig den brand wisten
te blusseben.
Bij nader onderzoek bleek in drie verschillen
de lokalen brand te ziin gesticht. De schade is
gering en beperkt zich tot gebroken ruiten en
schade aan houtwerk, gordijnen en kasten.
De politie deelde mede, dat bet vermoeden
gewettigd is. dat een of meer leerlingen aan
den brand debet ziin. daar ook on het bord en
langs de muren met krijt geklad is. Veertien
dagen geleden was er ook brand ontdekt.
Onbegrijpelijk is dat zulks midden op den
dag heeft kunnen geschieden zonder dat
iemand er iets van heeft bemerkt.
VAN EEN STEIGER GEVALLEN.
Bij de aanbouw zijnde fabriek van de fa.
Boot te Gouwsluis viel de arbeider D. van een
steiger en be zwam een ernstige schedelfrac
tuur. In zorgwekkenden toestand is h\j naar
zijn woning vervoerd.
Rechtzaken.
Hij had met het oude systeem radicaal
afgerekend. Hij liet de gevangenen een ter
rein om de gevangenis ontginnen, zette er
een muur omheen, liet ze voetballen, mu-
siceeren, kortom hij zocht voor allen werk
naar hun aard en gunde hun zooveel mo
gelijk vrijheid. De oude gevangenbewaar
ders schudden het hoofd en zooals ge
zegd in de bladen werd het geval druk
besproken.
Kapitein Cameron ging echter zijn gang.
Krachtig was zijn leiding, welwillend zijn
houding jegens iedereen.
Op een morgen wordt hem gerapporteerd,
dat een der gevangenen hem wenscht te
spreken, t Is Jim, een jonge vent, die ver
oordeeld is wegens doodslag; een driftige
natuur, die vroeger altoos met de bewakers
overhoop lag en het grootste deel van den
tijd in de strafcel doorbracht Onder het
nieuwe stelsel is hij een der meest handel
bare kerels geworden. De directeur heeft
veel vertrouwen in hem.
„Hebt u al iets van den Minister gehoord,
directeur?" vraagt Jim.
„Tot mijn spijt nog niet, en ik vrees ook,
dat de Minister geen toestemming zal kun
nen geven. De wet staat het nu eenmaal
niet toe. Hoe is het met je vrouw?"
„Wat zal ik zeggen! Het zou voor haar
io'n groote troost wezen, als ik thuis
bij de groote gebeurtenis. Ik vrees nu het
ergste".
„Wanneer zal het zijn?"
„Begin volgende maand
De directeur trachtte hem te troosten.
Wie weet, zou alles nog beter afloopen, dan
hij meende.
Maar Jim schudde het hoofd en teameer-
geslagen ging hij weer aan 't werk.
Een paar weken later. In een onaanzien
lijke straat van een klein landstadje klopt
een heer aan een eenvoudige woning. Een
oude vrouw doet open.
„Ik ben kapitein Cameron, de directeur
van de Hancock-gevangenis".
De vrouw laat hem binnnen, verbaasd
over dit bezoek. Dan, plotseling meent
te begrijpen. „Is Jim bij u?"
De directeur schudt het hoofd. „Is hij nog
DE MOORD OP DEN ZEEDIJK.
In den nacht van 18 op 19 October j.l.
werd te Amsterdam de kellner W. Hogenes,
wonende aan de Lange Niezel, op den Zee
dijk door de vrouw, met wie hij samen
leefde, met een mes doodgestoken. De man
was in een auto komen aanrijden, hij zag
de vrouw op straat loopen, stapte uit en
begon een twistgesprek met haar. Op een
gegeven oogenblik trok de vrouw een dolk,
waarmede zij hem een diepe steek in de
zijkant van den rug toebracht; middenrif
en milt werden doorstoken. Het slachtoffer
werd met een particuliere auto naar het
Binnen Gasthuis gebracht, waar hij enkele
uren later overleed. De daderes, een vrouw
van 30 jaar, bekend onder den naam „Zwar-
waardoer hij bewusteloos neerviel. Hij moest te Riek" ontkende bij de politie aanvaoike-
het gemeentelijk ziekenhuis worden ver
voerd, waar hij geneeskundige hulp kreeg.
De dader was intusschen gevlucht, doch
toen H. bij kennis kwam, kon hij een nauwkeu
rig signalement opgeven. De dader, J. A. B.,
wérd Zondagmiddag te Dieren in zijn woning
gearresteerd.
Omtrent de motieven van den aanslag is niets
bekend.
niet hier? Hij is vanmorgen ontvlucht en
vóórdat' de politie hem weer oppakt, wilds
ik hem bereiken. Hoe gaat het hier?"
„Och mijnheer, zoo slecht Mijn dochter
zou zooveel sterker zijn, als Jim thuis was".
„Is er een dokter?"
„Och neen, mijnheer, dat kan er nu niet
af...."
Kapitein Cameron schreef een paar woor
den op een visitekaartje en zei: „Laat dit
zoo gauw mogelijk naar mijn vriend bren
gen. Hij is dokter, en zal dadelijk komen".
Zoo gebeurde het inderdaad. En niet lang
was de dokter daar, of de straatdeur werd
voorzichtig geopend cn iemand trad het
halfdonkere voorkamertje binnen. Het was
Jim. De directeur trok zich verder in de
schaduw terug. Jim richtte zich terstond
naar de slaapkamer, van één gedachte ver
vuld: zijn vrouw!
De gestalte in de schaduw strekte de
hand uit en hield hem tegen. „Wacht even"!
Jim trachtte zich los te rukken en siste
woedend: „Zoo, was dat je plan? Maar dan
ben je er om koud!" En hij haalde uit zijn
'i een revolver.
„Dit is je voorland, schurk! Laat me nu
los. ik wil naar mijn vrouw!"
„Jim, ik ben de directeur. Luister naan
e".
„De directeur!"
Oogenblikkelijk staakte Jim zijn worste
ling en de revolver viel op den grond.
.Luister, Jim. Je vrouw leeft en er is
een dokter bij haar. Ga nu naar haar toe,
maar blijf niet te lang en beloof me eerst,
dat je met me zult terug gaan".
Jim zweeg.
De directeur vervolgde: „Jim, je bent eett
kerel, die altoos recht door zee gaat".
„Ik zal terugkomen". En Jim ging de
aapkamer binnen.
Na tien minuten kwam hij terug. „Ik
kende ze nauwelijks meer, zóó is ze afge
vallen. Maar toen ze haar arm om mijn
nek sloeg... oWat dunkt u, zou ze ster
ven gaan?"
„Ze is in Gods hand, Jim. En ik geloof,
dat Hij aan onze zijde staat".
„Aan onze zij'de?" Jim keek op; hij was
aan tafel gaan zitten. „Staat u dan ook nog
aan mijn zijde, directeur? Let er maar eens
op, wat de kranten zullen schrijven over
het nieuwe systeem in de Hancock-gevan
genis. Ze zullen overal de draak met u
steken, omdat ik het te schande heb ge
maakt
üit de aangrenzende kamer klonken zach-
te kinderkreten....
Jim overstemde ze, hard en scherp: „Maai!
ik ga niet terug. De misdaad, waarvan ik
beschuldigd werd, heb ik niet gepleegd,
maar men heeft mij van mijn vrouw afge*
scheurd en nu ook van deze kleine... Neen,
ik ga naar Zuid-Amerika. Daar is nog wel
plaats voor ons".
Zacht sprak de directeur: „Jim, denk eens
aan: Als jij niet terugkomt, worden al del
vrijheden voor al die ongelukkige tobbe rs
ingetrokken. Mijn systeem is dan ondeugde
lijk gebleken. Kun je dat voor en God en ja
kameraden verantwoorden? Alleen als jej
vrijwillig met me terugkeert, is het pleit
gewonnen...."
Jim zuchtte in zwaren tweestrijd.
Maar een uur later gingen twee manners
op weg naar de Hancock-gevangenis eu
toen de recherche zich aanmeldde aan Jims
woning, was de vogel terug in de kooi.
'tAèlETTEI^_
bil verkoudheden
en rheunsatiek
Wdgc. namaak en lef er op dat op elke
tablet het woord "Bayer" staat. Prijs 75 cis.
lijk het feit te hebben gepleegd. Later legde
zij echter een bekentenis af.
Voor de rechtbank te Amsterdam stond u -
de vrouw terecht. Na verhoor van verdachte J fabriek der Gebr." Noten te S wal men (L.)
van de vrouw uit de voorloopige hechtenis,
wat de rechtbank niet toestond. Uitspraak
12 December.
BRAND IN EEN DAKPANNENFABRIEK.
Een groote droogloods van de dakpannen-
en van getuigen, eischte het O.M. 9 maan
den gevangenisstraf. Hierbij werd opge
merkt, dat H. haar dikwijls had mishandeld
en leefde van do ontucht zijner vrouw.
De verdediger vroeg onmiddellijk ontslag
is door brand totaal vernield. Eenige
chinerieën, alsmede een geweldige hoeveel
heid droograampjes ging in het vuur ver
loren. De schade, welke door verzekering
wordt gedekt, wordt op f 15.000 geschat
Radio Nieuws.
Godsdienstig halfuurtje. 13 Tb'<1*
sein. 12.01—12.15 Politieberichten. 12.15—1.15
Lunchmuziek. 1.452 Gramofoonmuziek. 23
Vrouwenuurtje. 3—3.30 Knip- naai en atofver-
sieringscursus. 8.30— 5 Verzorging van den zen
der. 66.30 Gramofoonmuziek. 6.30—6.45 Radial
Verbondskwar tiert je. 6.45—7.15 Cursus Schrift*
verbeteren. 7.157.46 Lezing. 7.45—8 Polltlobe*
richten. 88.15 Concert 8.158.30 Lezing. 8.3(1
9 Radio-hoorspel. 99.45 Nieuwsberichten
Vaz Dias. 9.1511 Concert 1112 Gramofoon*
muziek. f
HILVERSUM. (298 M.) A.V.R.O. 8 Tijdsein,
8.019.45 Gramofoonmuziek. 10 Tijdsein. 10.01
—10.15 Morgenwijding. 10.30—12 Concert. 12 Tüd
sein. 12.01—2 Concert 3—2.30 Halfuurtje voor.
do vrouw. 2.303 Verzorging van den zender,
34 Knipcursus. 4—4.30 Gramofoonmuziek. 4.39
5.30 Kinderuurtje. 5.30—7 Concert. 7—7.39
Engelsche les. 7.308 Radio-Volksuniversiteit.
8 Tijdsein. 8.01—9.30 Muziek. 9.3010 Zang. 10
Nleuwberichten Vaz Dias. 10.1510.45 Concert
10.4511,15 Muziek. 11.1512 GramofoonmuxieiC
12 Sluiting.
FEUILLETON
geschoten. Rob
De veldwachter van Randijk
Door K. STUURMAN
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE.
een Boeanarug man ia.
Toch heeft Remmers vijanden, die probeere:
hem onmogelijk te maken. Het zdn Mingel, eei
"n zwager Jasper.
1 paar moeilijke oparachtei
Bink)0 op, dien ïierr
Dan is er uit het opvoeuuiB»B«--"-'^"'
gen ontvlucht, Kees (Kleine BJnk,
zoon van Groote Bink, met wien hij _vr.
Rob
urooie J5inK, met wieu nu v,
heeft), die op zijn vlucht de
Rob ts het zoontje van den Burgemeester.
Met zijn vrienden Jacob en Karei vormt hü een
waardig trio. Ze halen wol ondeugende streken
uit maar ook staan ze altöd klaar om te hel-
PCzè gaan roeien met z'n vieren. De vierde is
Jozef, een neefje van Mingel, dat bij hem ln
huis (s. De roeiboot vragen ze te leen aan boer
mi ge
personen, die in het verhaal
iet opvoedingsgesticht, slager
(die het niet erg op
Meermalen worat „a
aemd. Dit is de ruïne
„Tt Weet niet," zei Geurt.
„Waar is je vader?"
,,'k Weet niet."
„Zou-ie 't goed vinden?"
De jongen, die maar met een half oor
luisterde, haalde zijn schouders op en gaf
verder geen antwoord. Die heele roeipartij
interesseerde hem blijkbaar verbazend wei
nig.
„Koon jongens, dan gaan we zelf kijken
of we den boer niet zien," zei Jakob nu tot
de anderen, die direct met hean meegingen
verder het erf op, en toen ze een eindje bij
Geert vandaan waren, voegde Jakob er nog
bij: „Die slungel kon ioch wel wat beleef
der zijn. Het lijkt wel of hij geen tien kan
tellen."
Ze vonden Klaassen op den deel. Toen ze
hun verzoek deden, keek hij een beetje be
denkelijk.
„Kunnen jullie wel roeien?"
Hij keek toevallig Jakob aan en deze
knikte met overtuiging.
„Ik heb het van mijn broer geleerd," zei
hij, denkend dat dit voor den boer wel af-
doencie moest zijn.
„En mogen jullie van thuis?"
„Ja", zei Jacob, die voor zichzelf naar
waarheid antwoordde
De anderen keken naaT de punt van hun
schoenen. Als-ie nou maar „ja" zei!
„Vooruit dan maar gaf Klaassen einde
lijk toe, „maar wees voorzichtig".
In een oogenblik waren de jongens ver
dwenen en holden nu naar de plaats, waar
het bootje lag. Jakob nam een aanloopje 9n
sprong er het eerst in. De anderen volgden,
maar Jozef durfde toch niet zoo goed. Ein
delijk waagde hij ook den sprong en kwam
er, tot zijn eigen verbazing, goed af.
„Zie zoo", zei Jakob, die de roeispanen
greep, „ik zal het jullie leeren, dan kunnen
we elkaar aflossen".
't Ging werkelijk heel goed en zonder on
gelukken kwamen ze uit de kleinere sloot
in de breede vaart. Hier hadden ze de ruim
te want er werd weinig gevaren.
Rob zat aan het 6tuur cn was niet weinig
trotsoh op zijn betrekking, hoewel hij nogal
eens een fout maakte. Karei maakte allerlei
aanmerkingen op zijn stuurmanskunst, maar
toen hij het even later zelf zou probeeren,
bracht hij het er veel 6lechter ai dan zijn
voorganger. Langzamerhand ging het echter
beter en na een half uur waanden ze zich
de beste roeiers uit den omtrek-
Jozef zat stil op het vóórbankje en genoot.
Het was heerlijk weer, hoewel lang niet zoo
warm meer als de laatste dagen. Maar weer
of geen weer, dat kwam er minder op aan.
De hoofdzaak was dat ze nu konden roeien
naar hartelust, zoodat ze er later niet zoo'n
beetje over zouden kunnen opscheppen.
Toen ze een uurtje hadden geroeid, en in
dien tijd telkens elkander hadden verbeurd,
kwamen ze mij een inham, waar een prach
tige plaat6 vva6 om eens aan te leggen en
wat in het gras te gaan rusten.
Karei had van zijn moeder een zak met
pinda's meegekregen, en ze besloten dat
goedje onderwijl op te peuzelen. Weldra za
ten ze naast elkaar in het gras en staken om
beurten de loftrompet over de roeisport. Ze
praatten er over of ze op dat gebied hun
sporen al verdiend hadden.
Toen - midden in hun gesprek kwam
opeens een scherp voorwerp, een steentje of
zoo iets, tegen J&kobs oor aan, wat hem een
venijnige pijn veroorzaakte.
„Au!" riep hij en greep naar de pijnlijke
plek. Allen keken op om te zien vanwaar het
kwam, maar zij konden niets ontdekken. Wel
zagen ze dat verderop een hengel in het gras
lag, die half over het water stak, en waar
ook een bus naast stood, zeker met water en
visch erin. Van een levend wezen geen spoor-
Ze keken nog eens goed rond en tegelijk
kwam een tweede steentje vlak langs den
neus van Jozef heengestreken. Maar nu had
den ze ook gezien wie het deed. Uit het hooge
gras, vlak bij de plaats waar de hengel lag,
hadden ze even een lange jongen zien opdui
ken, die, nadat hij het bewuste voorwerp in
hun richting gegooid had, snel weer in het
gras dook.
„Wat 'n lafaard!" riep Karei verontwaar
digd uit
Jakob was opgesprongen.
„Hei daar! Schei je uit met dat gooien! We
doen je toch niks? Bemoei je dan ook niet
met ons!"
Nu ging de jongen overeind zitten. Hij was
misschien een jaar of veertien, maar in ieder
geval was hij grooter en 6terker dan een der
vier kameraden.
Als eenig antwoord op het geroep van Ja
kob, keek hij om zich heen in het gras, zoe
kend naar een nieuw voorwerp om het
viertal te bestoken. Geen enkele steen meer
ziende, trok hij wat gras en aarde uit den
grond en, op zijn knieën gezeten, haalde hij
uit voor een nieuwen, welgemikten worp.
Toen greep Jakob een steen, een flinke,
die daar toevallig in hun nabijheid lag.. Ook
hii 6tond nu klaar om te gooien.
Maar Rob greep zijn arm vast.
„Niet doen, jo. Niet die steen, die is veel te
groot!"
Jakob rukte zijn arm los.
„Als je durft te gooien", schreeuwde hij tot
hun gemeensohappelijken vijand, „dan zal ik
met dezen 6teen je bus met visch in het wa
ter keilen".
„Dat durf je niet!" riep de ander sarrend,
en meteen gooide hij weer, nu echter lang
niet ver genoeg.
Maar terzelfdertijd had Jakob ook zijn be
dreiging uitgevoerd. En hij deed het zoo be
hoorlijk, dat het busjo, met al wat er in was,
met een 6mak in het water floepte.
Er ging onder de jongens een gejuich op,
maar tot hun bevreemding stemde de jon
gen, die hen gegooid had, daarmede in, ter
wijl hij hun toeriep:
„Ha, die is goed! Jullie dachten zeker dat
ik bij die bus en die hengel hoorde, en dat
ik hier zat te visschen! Mis hoor! Niets van
dat stelletje is van mij!"
Voor de jongens van hun verbazing beko
men waren, hoorden ze echter zich een woe
dende stem:
„Kwajongens, wachtik zal
Verschrikt keken ze om en ze zagen nu
een man op zich afkomen, een mijnheer nog
wel, die woedende gebaren maakte, en blijk
baar van plan was, hen een flinke afstraffing
te geven, als hij ze te pakken kon krijgen.
Het was de hengelaar, die even bij zijn
hengel vandaan was geloopen om op de
dichtbij gelegen boerderij wat drinken te
vragen. Terugkomende had hij juist gezien,
hoe Jakob met dien 6teen de bus met visch
in het water terecht deed komen. Hij kon
natuurlijk niet weten hoe de vork in de steel
zat. Geen wonder dat hij kwaad was. want
hij had al een heelen tijd daar gezeten, en
met veel geduld een paar baarzen en een
aal gevangen. En nu kon hij van voren aan
beginnen, en dan afwachten of hij weer go-
luk hadl
De jongens wachtten den man natuurlijk!
niet kalm af, maar kozen zoo gauw mogelijls
het hazenpad. In een ommezien waren ze eem
heel eind weg, maar ze bleven maar steeda
doorloopen, zonder om te kijken. Hadden ze
dit laatste wel gedaan, dan hadden ze gezien,
da-t de hengelaar hen al spoedig niet verd«#
volgde, omdat hij geen kans zag ze in halea,
Jozèf bleer wel wat achter, en de arme jon*
gen zat nog het meest in angst, maar ook
hij keek niet om.
Eindelijk kwam ze hijgend op het erf van
een boerderij, waar echter niemand te zien
was. Ze hielden even stil en keken achte<
zich. Er was niemand te zien.
„Maar misschien is hij zoo hier, als-t-i9
gezien heeft warr we heen liepen", zei Rob,
wiens hart van het harde loopen gewelcHg
bonsde, „we moeten wegkruipen, jongens",
„Ja gauw, in die sdhuur daar", stelde Ka*
rel voor.
In een paar sprongen waren ze er in, alle
vier. De schuur stond vol rommel en, als liet
noodig was, konden ze zich best ergens ach*
ter veretoppen. Rob keek glurend door een
ruit naar buiten, terwijl de anderen in span*
nine wachtten op wat hij zou zien.
„Niks hoor", zei hij na een poosje, „de ven!
is oijg zeker niet verder nageloopen".
„Hij zit misschien weer te vieechen", dacht
Karei.
„En dat vlak bij ons bootje", zei Jozef, eoö
beetje benauwd.
„Nou ja, maar hij zal straks beet weg*
gaan", bemoedigde Rob hem, waarna hi|
eensklaps vervolgde:
„Jongens, daar komt iemand aan, de boeT,
geloof ik".
„Komt-ie hierheen?"
{Wordt yervolgdl