Vehkaddi Shujfai Bpecufloux&,3.5 r MAANDAG t DECEMBER 1930 DERDE BLAD PAG 9 DE SPELLINGKWESTIE VLAAMSCHE REUZEN WEG MET DE OVERBODIGE CH! DB TUSSCHENLETTEKS VII Wie eenmaal overtuigd is van Ihet nut en de redelijkheid van een spelling, welke zoo dicht mogelijk aansluit bij de beschaafde uitspraak, welke zoo praktisch mogelijk is in het gebruik, zal wel geen bezwaar heb ben tegen deze stelling: hef is eisch van een rationeele spellingwijze alle letters die niet worden uitgesproken, overboord te gooien. Dat dus schoon, schip met sch worden ge schreven is natuurlijk, maar dat visch, mensch met sch worden geschreven is on natuurlijk. Als men eenmaal begint met 't schrijven van letterteekens, waaraan geen klank beantwoordt, waarmee geen klank overeenstemt, waarom zou men dan bij die ch blijven staan? Waarom schrijft men dan niet vischch, wenschc'hch, of men nu één maal ch voor niets schrijft of tweemaal of driemaal, de eaak verandert er niet door. En waarom geen prinsch, keusch enz.? El ders schreef ik dezer dagen: De Phrygiëre (i. c. de Nederlanders) worden laat wijs. Reeds in 1683 dat is maar eventjes 250 jaar,of twee en een halve eeuw geleden! schreef Winschooten reeds over deze kwes- „Wat het onderscheid van s en sch in het midden en het einde der woorden belangi. ons gevoelen is, dat vele woorden beter met een s als sch geschreven worden; want wie twijfelt er aan, dat men vele woorden nu flauwer uitspreekt als wel voorheen en dat men, lettende op de uitspraak, eer zal boo ren vlees als vleesch, vis als visch en dier gelijke woorden meer; wij besluiten dan, dat daar de ch in het spreken weinig of niet gehoord wordt, men de ch veüiglijk missen mag" Ja, we kunnen nóg verder terug gaan dan tot de 17e eeuw: in teksten uit de dertien de eeuw komt men al woorden tegen als vlees, mens, gecrys enz. Het is hier de plaats ook iets te zeggen over de lastige, verwarde, wetenschappelijk onhoudbare schoolmeesterij van links als bijwoord en links ch als bijvoegelijk naam woord. Deze onderscheiding is door De Vries en Te Winkel aangebracht, wijl in andere ta len (b.v. Latijn en, Fransch) bijwoorden formeel óók verschilden van bijvoegelijke naamwoorden. Allerlei oude genitiefverbin dingen als goedsmoeds, blootshoofds kwa men alleen voor in bijwoordelijke funk tie, zoodoende hechtte zich langzamerhand voor het gevoel aan die s bijwoordelijke kracht. Daardoor wordt verklaard, hoe bij andere verbindingen en bijwoorden de s werd ge bruikt. Dat wil niet zeggen, dat ze als bij voegelijk naamwoord anders geschreven werden. Naast deze groep bijwoorden op s, die in geval ze als adjektief werden ge bruikt, precies eender geschreven werden, stonden een heele reeks bijvoegelijke naam woorden, die hun etymologische spelling op sch tot op de tijd van De Vries en Te Winkel hadden gehandhaafd. Het behoeft eigenlijk geen aparte vermelding, dat deze bijvoegelijke naamwoorden ook wel eens een keer bijwoordelijk gebruikt werden en dan op precies dezelfde wijize geschreven wer den. Ieder kan daarvan voorbeelden vinden in teksten vóór het midden der negentiende eeuw. Op dit functieverschil hebben De Vries en Te Winkel zich nu geworpen, toen zij in navolging van andere talen ook een formeel, een schrijf onderscheid wilden aan brengen tusschen bijwoord en bijvoegelijk naamwoord. Was dit verechil door de heeren nu maar konsekwent volgehouden voor alle bijwoor den op s, dan zou men deze tegenstelling nog eenigermate kunnen waardeeren. Men zou er een middel in hebben om de jeugd de moeilijke kwestie van bijwoord bijv. n.w. aan 't verstand te brengen. Maar eila- cy! Hier belanden we weer midden in een moeras, een moeras van inkonsekwentie en dwaasheid. Het regent uitzonderingen. En uitzonderingen zijn voor het onderwijs de 'hatelijkste en gruwelijkste dingen, die er be a taan. Als bijwoord s, als bijv. uw. sch. luidt do regel. Dus een paarsehe bloem? Fout, Hij kijkt schelms? Fout Het tocht hier bar baars? Fout. Zij heeft een fletse/ie kleur? Fout Zij kijkt jaloers dan? Ook fout Als bijwoord een s, als bijv. mw. een sch, maar uitgezonderd: laks, bits, flets, paars, wars, spits, ros, enz. die altijd een s hebben en stuursch, iboersch, loensch, jaloersch, sa- tansch, norsdh, kuisch, frisch, hondsch, preutsdh, kiesch, barsch, enz. enz., die altijd met sch geschreven worden. Ziet, ouders van schoolgaande kinderen uit het leeren van dergelijke dwaasheid be staat nu voor een groot deel het „taalonder wijs" aan uw kinderen. Is het niet meer dan treurig en ergerlijk? Waarom honderden kostelijke en kostbare uren verknoeid aan dergelijke nonsens? Waarom al die tijd en kracht niet besteed aan werkelijk belang- De Rotterdamsche Pluimvee- en Konijnenvereenigimg houdt een internationale ten toonstelling van pluimvee, sierduiven, watervogels enz. Deze dame met haar twee witte Vlaamsche reuzen was zoo vriendelijk even voor oneen fotograaf te poseeren. rijke dingen? Het maken van opstellen, het schrijven van brieven, briefkaarten, tele grammen, postwissels enz., enz. Als uw kin deren straks na zeven jaar van school af komen, dan kennén we het onderscheid tus schen links en linksc/i, maar dat tusschen links en rechits moet ge ze zelf nog leeren. Daarom: weg met al die. ballast, weg met al die onnoodige en overbodige ch's! Kollewijn's zesde regel handelt over de tusschcnlelters. Dat terrein der tus6ehenletters is alweer een heerlijk jachtgebied voor geweldige ja gers gelijk Kollewijn c.s. De Vries en Te Winkel verordenden, dat men schrijven moet: bessenwijn, zedenleer, omdat het eerste deel der samenstelling meervoud is en notedop en pereboom omdat het eerste deel een enkelvoud voorstelt Maar nauwe lijks is de regel opgesteld of de uitzonde ringen, de afwijkingen, de inkonsekwenties beginnen alweer. Ja, eigenlijk nog vóór de regel opgesteld is. Want dat in pereboom het eerste lid enkelvoud zou eijn, acht ik zeer aanvechtbaar. Wilt ge weer enkele voorbeelden? Ge moet schrijven eikenschors, waar het eerste lid toch zeker wel enkelvoud zal zijn; apenkop, idem; berenjong, idem; leeuwen bek, idem; messenlegger, idem; hazenlip, idem; hondenwagen, idem, enz. enz. wel de homoeopatische als do pihysische In het Novembernummer is 'n zeer leerzaam het artikel „Het bed als geneesmiddel". Men leert er uit waarom het bed bij vele ziekten een gunstigen invloed uitoefent en ook, dat verkeerd toegepaste of te lang voortgezette bedrust schadelijk en nadeelig kan zijn. Zeer instructief zijn ook artikelen als „Nieu we banen in de psychiatrie" en „Iets over kleine lichaamsorganen met groote betee- kenis", waarmee de schrijver het oog heeft op klieren met inwendige afscheiding. De heer J. Buyse, de bekende rustende Zeeuw- sohe journalist, is bezig aan een populaire reeks „Geschiedenis der Geneeskunde". EEN BOVENWONINGBRAND TE AMSTERDAM Men meldt ons uit Amsterdam: Toen Zondagavond tegen 8 uur de schuiten voerder K. A. Koenes in het keukentje van zijn woning, twee hoog achter, in perceel 60, aan de De Wittenstraat, een petroleumlamp wilde bijvullen viel deze plotseling van aanrecht af, waardoor de brandende olie zich over den vloer verspreidde. In zijn schrik, stiet de man tot overmaat van ramp ook het blik met petroleum, dat hij voor het bijvul len van de lamp had gebruikt, op den grond met het gevolg, dat het keukentje in een wenk in lichter laaie stond. De man vluchtte met zijn vrouw en drie kinderen, waarvan de oudste ongeveer 10 jaren zal zijn, langs de trap naar beneden. Inmiddels werd de brandweer gewaar schuwd, welke zeer spoedig met twee motor- spuiten ter plaatse was, hetgeen een gelukkig feit mocht heeten, aangezien het echtpaar er in zijn verbouwereerdheid niet aan gedacht had het jongste kind, de vierjarige Gerda, die in de alkoof der woning in een ledikant lag, in de vlucht mede te nemen. Terwijl met straal op de motorspuit de heftig om zich heengrijpende vlammen zooveel mogelijk den bedwongen, slaagde de brandwacht De Groot erin tot de vol rook staande alkoof door te dringen en het kind. dat reeds be wusteloos was, te redden. Het meisje werd naar beneden gebracht, waar het met behuln van een zuurstofkoffer vrij spoedig weer werd bijgebracht. Per autobrancard is de kleine daarop naar het Tesselschadeziekenhuis voerd. Te ongeveer kwart over acht was men het vuur meester. De keuken en de aangrenzende woonkamer zijn geheel uitgebrand, terwijl de alkoof geblakerd werd. De le etage er v den in het perceel zes gezinnen had van terschade te lijden. Schuitenvoerder "Koenes, die zelf bij het ge beurde brandwonden aan de vingers en den linkerpols opliep, welke ter plaatse werden verbonden, is tegen brandschade verzekerd. Gemengd Nieuws. MODDERREGEN IN LIMBURG Te Roermond en omgeving is de vorige week een vreeand natuurverschijnsel waar genomen. Tijdens een paar regenbuitjes was de lucht eigenaardig geel gekleurd. In de regendroppels zat een fijne gele stof. Autorijders merkten deze op de ruiten. De kweekers constateerden, dat al hun ser re-ruiten met modderspatten gedekt waren. l-uiii w_._> .Toen deze opdroogden, werd de fijne gele Ge'moet schrijven osselapjes als ze komen i stof duidelijk ziohtbaaar; het was buitenge- van één os, maar als uw slager bij onge- j woon zacht en voelde als een soort poeder luk er óók een stukje van een er naast han gende os bij gedaan beeft, moet het zijn ossenlapjes. Ia hst .voorts ook niet Mr merkwaardig TPTrnTAPFT-ARRIEK IN VLAMHEN en belangwekkend deze stellen woorden TRICOT AGEFABRIEK IN VLAMMEN naast elkaar te zien: berenjong en honde Door onbekende oorzaak brak brand uit in jong; leeuwenbek, en spreeuwebek; apenkuur j het gebouwen- complex der tricotagefabrie- en bokkesprongzwanenborst en zwane- ken der N.V. F. Beeren en Zonen te schacht. Dit waren vooral prachtige dub Weert (L.). beltallen voor ouderwetsche examinatoren. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat die thuis op hun gemak onder het genot j weldra de fabriek, de magazijnen en het kan van thee en gebak, met de Woordenlijst bij j toor in lichterlaaie stonden. Daar het drie zich een examendictee met vooral erg veel j kwartier duurde voor de plaatselijke brand- jnoeilijkheden" moesten „samenstellen". In weer verscheen en er daarna nog een tien zoodanige examendictee's uit vroeger jaren minuten heen gingen voordat er met twee J— stralen uit de motorspuit water werd gege ven, brandden magazijnen en kantoor ge heel uit, terwijl er van de fabriek ook niet veel meer over bleef. De woningen van de firmanten, benevens het gebouw, waar de ververij was onderge bracht, kon men behouden. Tevens werden twee luxe auto's, een motor met zijspan een partijtje goederen nog in veiligheid bracht. Door dezen brand zal het geheele bedrijf moeten worden stil gelegd, waardoor 175 personen, meest jongens en meisjes, zonder werk komen. De schade wordt door verze kering gedekt EEN MOORDAANSLAG. Zondagmorgen kreeg de caféhouder H. te Arnhem bezoek van een man, die iets gebruik te. Toen H. zich even naar den kelder wilde be geven, kreeg hij plotseling van den bezoeker een slag met een hard voorwerp op het hoofd, zoekt ge echter vergeefs naar woorden als matleklopper, hocdenaald, hazestrik e.d. Want in de Woordenlijst kwamen deze woorden eenvoudig niet voor! Met de verbinding - s heibben De Vries en Te Winkel wat minder gegoocheld. Maar waarom handelsstad naast handelmaat schappij, terwijl handelsschool en handel school beide goed en stationchef en sta tionschef ook beide goed zijn? De Vereenvoudigde maakt kort en goed aan al deze verwarringen en raadseltjes een eind: Schrijf de tusschenletters, als ze in de beschaafde uitspraak gehoord worden, an ders nooit. Nooit geen uitzonderingen. In een slotstuk hopen we ons program af te werken en daarmee onze reeks artikelen te beëindigen. Wetenschap. DE DOKTER IN HUIS. Dit populair Tijdschrift voor de Volksge zondheid, onder hoofdredactie van Dr. J. Voorhoeve, thans op het einde van zijn llden jaargang, gaat maand na. maand voort zijn lezers in te lichten over" het hoe en waarom van de moderne hygiëne en de therapie, zoo- \Sn\andaa" wat Wils. HET NIEUWE SYSTEEM In de bladen werd een heftige strijd ge voerd, vóór of tegen het nieuwe stelsel. Op een eenzame plek, zóó verlaten, dat niemand begreep, hoe ter wereld men daór een gevangenis had neergezet, stond het reusachtigp gebouw, somber en dreigend. Er was zelfs geen muur omheen, want al len, die hier hun straf uitzaten, hadden eenzame opsluiting. E* wie er zich aan de ijzeren discipline vergreep, \yerd voor een paar dagen opgesloten in een der straf- cellen, in het midden van het gebouw, waar het absoluut' donker was. En nu was er een nieuwe directeur geko men, een gepensionneerd kapitein, die de oorlog in Frankrijk had meegemaakt onze geschiedenis speelt in Engeland iemand, die had leeren verstaan, dat een zondaar volkomen veranderen kan, als Gods hand hem aanraakt; iemand, dje door eigen ervaring wist, dat God het gebrokene hee- len kan, en die nu meende dat de straf ook de verbetering van dan misdadiger moest Door leerlingen? Te Oosterbeek werd de brandweer gealar meerd voor een brand aan de Openbare Lagere School aan de Weverstraat. Spoedig was de motorspuit aanwezig, die evenwel geen dienst behoefde te doen, daar de buren en concierge spoedig den brand wisten te blusseben. Bij nader onderzoek bleek in drie verschillen de lokalen brand te ziin gesticht. De schade is gering en beperkt zich tot gebroken ruiten en schade aan houtwerk, gordijnen en kasten. De politie deelde mede, dat bet vermoeden gewettigd is. dat een of meer leerlingen aan den brand debet ziin. daar ook on het bord en langs de muren met krijt geklad is. Veertien dagen geleden was er ook brand ontdekt. Onbegrijpelijk is dat zulks midden op den dag heeft kunnen geschieden zonder dat iemand er iets van heeft bemerkt. VAN EEN STEIGER GEVALLEN. Bij de aanbouw zijnde fabriek van de fa. Boot te Gouwsluis viel de arbeider D. van een steiger en be zwam een ernstige schedelfrac tuur. In zorgwekkenden toestand is h\j naar zijn woning vervoerd. Rechtzaken. Hij had met het oude systeem radicaal afgerekend. Hij liet de gevangenen een ter rein om de gevangenis ontginnen, zette er een muur omheen, liet ze voetballen, mu- siceeren, kortom hij zocht voor allen werk naar hun aard en gunde hun zooveel mo gelijk vrijheid. De oude gevangenbewaar ders schudden het hoofd en zooals ge zegd in de bladen werd het geval druk besproken. Kapitein Cameron ging echter zijn gang. Krachtig was zijn leiding, welwillend zijn houding jegens iedereen. Op een morgen wordt hem gerapporteerd, dat een der gevangenen hem wenscht te spreken, t Is Jim, een jonge vent, die ver oordeeld is wegens doodslag; een driftige natuur, die vroeger altoos met de bewakers overhoop lag en het grootste deel van den tijd in de strafcel doorbracht Onder het nieuwe stelsel is hij een der meest handel bare kerels geworden. De directeur heeft veel vertrouwen in hem. „Hebt u al iets van den Minister gehoord, directeur?" vraagt Jim. „Tot mijn spijt nog niet, en ik vrees ook, dat de Minister geen toestemming zal kun nen geven. De wet staat het nu eenmaal niet toe. Hoe is het met je vrouw?" „Wat zal ik zeggen! Het zou voor haar io'n groote troost wezen, als ik thuis bij de groote gebeurtenis. Ik vrees nu het ergste". „Wanneer zal het zijn?" „Begin volgende maand De directeur trachtte hem te troosten. Wie weet, zou alles nog beter afloopen, dan hij meende. Maar Jim schudde het hoofd en teameer- geslagen ging hij weer aan 't werk. Een paar weken later. In een onaanzien lijke straat van een klein landstadje klopt een heer aan een eenvoudige woning. Een oude vrouw doet open. „Ik ben kapitein Cameron, de directeur van de Hancock-gevangenis". De vrouw laat hem binnnen, verbaasd over dit bezoek. Dan, plotseling meent te begrijpen. „Is Jim bij u?" De directeur schudt het hoofd. „Is hij nog DE MOORD OP DEN ZEEDIJK. In den nacht van 18 op 19 October j.l. werd te Amsterdam de kellner W. Hogenes, wonende aan de Lange Niezel, op den Zee dijk door de vrouw, met wie hij samen leefde, met een mes doodgestoken. De man was in een auto komen aanrijden, hij zag de vrouw op straat loopen, stapte uit en begon een twistgesprek met haar. Op een gegeven oogenblik trok de vrouw een dolk, waarmede zij hem een diepe steek in de zijkant van den rug toebracht; middenrif en milt werden doorstoken. Het slachtoffer werd met een particuliere auto naar het Binnen Gasthuis gebracht, waar hij enkele uren later overleed. De daderes, een vrouw van 30 jaar, bekend onder den naam „Zwar- waardoer hij bewusteloos neerviel. Hij moest te Riek" ontkende bij de politie aanvaoike- het gemeentelijk ziekenhuis worden ver voerd, waar hij geneeskundige hulp kreeg. De dader was intusschen gevlucht, doch toen H. bij kennis kwam, kon hij een nauwkeu rig signalement opgeven. De dader, J. A. B., wérd Zondagmiddag te Dieren in zijn woning gearresteerd. Omtrent de motieven van den aanslag is niets bekend. niet hier? Hij is vanmorgen ontvlucht en vóórdat' de politie hem weer oppakt, wilds ik hem bereiken. Hoe gaat het hier?" „Och mijnheer, zoo slecht Mijn dochter zou zooveel sterker zijn, als Jim thuis was". „Is er een dokter?" „Och neen, mijnheer, dat kan er nu niet af...." Kapitein Cameron schreef een paar woor den op een visitekaartje en zei: „Laat dit zoo gauw mogelijk naar mijn vriend bren gen. Hij is dokter, en zal dadelijk komen". Zoo gebeurde het inderdaad. En niet lang was de dokter daar, of de straatdeur werd voorzichtig geopend cn iemand trad het halfdonkere voorkamertje binnen. Het was Jim. De directeur trok zich verder in de schaduw terug. Jim richtte zich terstond naar de slaapkamer, van één gedachte ver vuld: zijn vrouw! De gestalte in de schaduw strekte de hand uit en hield hem tegen. „Wacht even"! Jim trachtte zich los te rukken en siste woedend: „Zoo, was dat je plan? Maar dan ben je er om koud!" En hij haalde uit zijn 'i een revolver. „Dit is je voorland, schurk! Laat me nu los. ik wil naar mijn vrouw!" „Jim, ik ben de directeur. Luister naan e". „De directeur!" Oogenblikkelijk staakte Jim zijn worste ling en de revolver viel op den grond. .Luister, Jim. Je vrouw leeft en er is een dokter bij haar. Ga nu naar haar toe, maar blijf niet te lang en beloof me eerst, dat je met me zult terug gaan". Jim zweeg. De directeur vervolgde: „Jim, je bent eett kerel, die altoos recht door zee gaat". „Ik zal terugkomen". En Jim ging de aapkamer binnen. Na tien minuten kwam hij terug. „Ik kende ze nauwelijks meer, zóó is ze afge vallen. Maar toen ze haar arm om mijn nek sloeg... oWat dunkt u, zou ze ster ven gaan?" „Ze is in Gods hand, Jim. En ik geloof, dat Hij aan onze zijde staat". „Aan onze zij'de?" Jim keek op; hij was aan tafel gaan zitten. „Staat u dan ook nog aan mijn zijde, directeur? Let er maar eens op, wat de kranten zullen schrijven over het nieuwe systeem in de Hancock-gevan genis. Ze zullen overal de draak met u steken, omdat ik het te schande heb ge maakt üit de aangrenzende kamer klonken zach- te kinderkreten.... Jim overstemde ze, hard en scherp: „Maai! ik ga niet terug. De misdaad, waarvan ik beschuldigd werd, heb ik niet gepleegd, maar men heeft mij van mijn vrouw afge* scheurd en nu ook van deze kleine... Neen, ik ga naar Zuid-Amerika. Daar is nog wel plaats voor ons". Zacht sprak de directeur: „Jim, denk eens aan: Als jij niet terugkomt, worden al del vrijheden voor al die ongelukkige tobbe rs ingetrokken. Mijn systeem is dan ondeugde lijk gebleken. Kun je dat voor en God en ja kameraden verantwoorden? Alleen als jej vrijwillig met me terugkeert, is het pleit gewonnen...." Jim zuchtte in zwaren tweestrijd. Maar een uur later gingen twee manners op weg naar de Hancock-gevangenis eu toen de recherche zich aanmeldde aan Jims woning, was de vogel terug in de kooi. 'tAèlETTEI^_ bil verkoudheden en rheunsatiek Wdgc. namaak en lef er op dat op elke tablet het woord "Bayer" staat. Prijs 75 cis. lijk het feit te hebben gepleegd. Later legde zij echter een bekentenis af. Voor de rechtbank te Amsterdam stond u - de vrouw terecht. Na verhoor van verdachte J fabriek der Gebr." Noten te S wal men (L.) van de vrouw uit de voorloopige hechtenis, wat de rechtbank niet toestond. Uitspraak 12 December. BRAND IN EEN DAKPANNENFABRIEK. Een groote droogloods van de dakpannen- en van getuigen, eischte het O.M. 9 maan den gevangenisstraf. Hierbij werd opge merkt, dat H. haar dikwijls had mishandeld en leefde van do ontucht zijner vrouw. De verdediger vroeg onmiddellijk ontslag is door brand totaal vernield. Eenige chinerieën, alsmede een geweldige hoeveel heid droograampjes ging in het vuur ver loren. De schade, welke door verzekering wordt gedekt, wordt op f 15.000 geschat Radio Nieuws. Godsdienstig halfuurtje. 13 Tb'<1* sein. 12.01—12.15 Politieberichten. 12.15—1.15 Lunchmuziek. 1.452 Gramofoonmuziek. 23 Vrouwenuurtje. 3—3.30 Knip- naai en atofver- sieringscursus. 8.30— 5 Verzorging van den zen der. 66.30 Gramofoonmuziek. 6.30—6.45 Radial Verbondskwar tiert je. 6.45—7.15 Cursus Schrift* verbeteren. 7.157.46 Lezing. 7.45—8 Polltlobe* richten. 88.15 Concert 8.158.30 Lezing. 8.3(1 9 Radio-hoorspel. 99.45 Nieuwsberichten Vaz Dias. 9.1511 Concert 1112 Gramofoon* muziek. f HILVERSUM. (298 M.) A.V.R.O. 8 Tijdsein, 8.019.45 Gramofoonmuziek. 10 Tijdsein. 10.01 —10.15 Morgenwijding. 10.30—12 Concert. 12 Tüd sein. 12.01—2 Concert 3—2.30 Halfuurtje voor. do vrouw. 2.303 Verzorging van den zender, 34 Knipcursus. 4—4.30 Gramofoonmuziek. 4.39 5.30 Kinderuurtje. 5.30—7 Concert. 7—7.39 Engelsche les. 7.308 Radio-Volksuniversiteit. 8 Tijdsein. 8.01—9.30 Muziek. 9.3010 Zang. 10 Nleuwberichten Vaz Dias. 10.1510.45 Concert 10.4511,15 Muziek. 11.1512 GramofoonmuxieiC 12 Sluiting. FEUILLETON geschoten. Rob De veldwachter van Randijk Door K. STUURMAN KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. een Boeanarug man ia. Toch heeft Remmers vijanden, die probeere: hem onmogelijk te maken. Het zdn Mingel, eei "n zwager Jasper. 1 paar moeilijke oparachtei Bink)0 op, dien ïierr Dan is er uit het opvoeuuiB»B«--"-'^"' gen ontvlucht, Kees (Kleine BJnk, zoon van Groote Bink, met wien hij _vr. Rob urooie J5inK, met wieu nu v, heeft), die op zijn vlucht de Rob ts het zoontje van den Burgemeester. Met zijn vrienden Jacob en Karei vormt hü een waardig trio. Ze halen wol ondeugende streken uit maar ook staan ze altöd klaar om te hel- PCzè gaan roeien met z'n vieren. De vierde is Jozef, een neefje van Mingel, dat bij hem ln huis (s. De roeiboot vragen ze te leen aan boer mi ge personen, die in het verhaal iet opvoedingsgesticht, slager (die het niet erg op Meermalen worat „a aemd. Dit is de ruïne „Tt Weet niet," zei Geurt. „Waar is je vader?" ,,'k Weet niet." „Zou-ie 't goed vinden?" De jongen, die maar met een half oor luisterde, haalde zijn schouders op en gaf verder geen antwoord. Die heele roeipartij interesseerde hem blijkbaar verbazend wei nig. „Koon jongens, dan gaan we zelf kijken of we den boer niet zien," zei Jakob nu tot de anderen, die direct met hean meegingen verder het erf op, en toen ze een eindje bij Geert vandaan waren, voegde Jakob er nog bij: „Die slungel kon ioch wel wat beleef der zijn. Het lijkt wel of hij geen tien kan tellen." Ze vonden Klaassen op den deel. Toen ze hun verzoek deden, keek hij een beetje be denkelijk. „Kunnen jullie wel roeien?" Hij keek toevallig Jakob aan en deze knikte met overtuiging. „Ik heb het van mijn broer geleerd," zei hij, denkend dat dit voor den boer wel af- doencie moest zijn. „En mogen jullie van thuis?" „Ja", zei Jacob, die voor zichzelf naar waarheid antwoordde De anderen keken naaT de punt van hun schoenen. Als-ie nou maar „ja" zei! „Vooruit dan maar gaf Klaassen einde lijk toe, „maar wees voorzichtig". In een oogenblik waren de jongens ver dwenen en holden nu naar de plaats, waar het bootje lag. Jakob nam een aanloopje 9n sprong er het eerst in. De anderen volgden, maar Jozef durfde toch niet zoo goed. Ein delijk waagde hij ook den sprong en kwam er, tot zijn eigen verbazing, goed af. „Zie zoo", zei Jakob, die de roeispanen greep, „ik zal het jullie leeren, dan kunnen we elkaar aflossen". 't Ging werkelijk heel goed en zonder on gelukken kwamen ze uit de kleinere sloot in de breede vaart. Hier hadden ze de ruim te want er werd weinig gevaren. Rob zat aan het 6tuur cn was niet weinig trotsoh op zijn betrekking, hoewel hij nogal eens een fout maakte. Karei maakte allerlei aanmerkingen op zijn stuurmanskunst, maar toen hij het even later zelf zou probeeren, bracht hij het er veel 6lechter ai dan zijn voorganger. Langzamerhand ging het echter beter en na een half uur waanden ze zich de beste roeiers uit den omtrek- Jozef zat stil op het vóórbankje en genoot. Het was heerlijk weer, hoewel lang niet zoo warm meer als de laatste dagen. Maar weer of geen weer, dat kwam er minder op aan. De hoofdzaak was dat ze nu konden roeien naar hartelust, zoodat ze er later niet zoo'n beetje over zouden kunnen opscheppen. Toen ze een uurtje hadden geroeid, en in dien tijd telkens elkander hadden verbeurd, kwamen ze mij een inham, waar een prach tige plaat6 vva6 om eens aan te leggen en wat in het gras te gaan rusten. Karei had van zijn moeder een zak met pinda's meegekregen, en ze besloten dat goedje onderwijl op te peuzelen. Weldra za ten ze naast elkaar in het gras en staken om beurten de loftrompet over de roeisport. Ze praatten er over of ze op dat gebied hun sporen al verdiend hadden. Toen - midden in hun gesprek kwam opeens een scherp voorwerp, een steentje of zoo iets, tegen J&kobs oor aan, wat hem een venijnige pijn veroorzaakte. „Au!" riep hij en greep naar de pijnlijke plek. Allen keken op om te zien vanwaar het kwam, maar zij konden niets ontdekken. Wel zagen ze dat verderop een hengel in het gras lag, die half over het water stak, en waar ook een bus naast stood, zeker met water en visch erin. Van een levend wezen geen spoor- Ze keken nog eens goed rond en tegelijk kwam een tweede steentje vlak langs den neus van Jozef heengestreken. Maar nu had den ze ook gezien wie het deed. Uit het hooge gras, vlak bij de plaats waar de hengel lag, hadden ze even een lange jongen zien opdui ken, die, nadat hij het bewuste voorwerp in hun richting gegooid had, snel weer in het gras dook. „Wat 'n lafaard!" riep Karei verontwaar digd uit Jakob was opgesprongen. „Hei daar! Schei je uit met dat gooien! We doen je toch niks? Bemoei je dan ook niet met ons!" Nu ging de jongen overeind zitten. Hij was misschien een jaar of veertien, maar in ieder geval was hij grooter en 6terker dan een der vier kameraden. Als eenig antwoord op het geroep van Ja kob, keek hij om zich heen in het gras, zoe kend naar een nieuw voorwerp om het viertal te bestoken. Geen enkele steen meer ziende, trok hij wat gras en aarde uit den grond en, op zijn knieën gezeten, haalde hij uit voor een nieuwen, welgemikten worp. Toen greep Jakob een steen, een flinke, die daar toevallig in hun nabijheid lag.. Ook hii 6tond nu klaar om te gooien. Maar Rob greep zijn arm vast. „Niet doen, jo. Niet die steen, die is veel te groot!" Jakob rukte zijn arm los. „Als je durft te gooien", schreeuwde hij tot hun gemeensohappelijken vijand, „dan zal ik met dezen 6teen je bus met visch in het wa ter keilen". „Dat durf je niet!" riep de ander sarrend, en meteen gooide hij weer, nu echter lang niet ver genoeg. Maar terzelfdertijd had Jakob ook zijn be dreiging uitgevoerd. En hij deed het zoo be hoorlijk, dat het busjo, met al wat er in was, met een 6mak in het water floepte. Er ging onder de jongens een gejuich op, maar tot hun bevreemding stemde de jon gen, die hen gegooid had, daarmede in, ter wijl hij hun toeriep: „Ha, die is goed! Jullie dachten zeker dat ik bij die bus en die hengel hoorde, en dat ik hier zat te visschen! Mis hoor! Niets van dat stelletje is van mij!" Voor de jongens van hun verbazing beko men waren, hoorden ze echter zich een woe dende stem: „Kwajongens, wachtik zal Verschrikt keken ze om en ze zagen nu een man op zich afkomen, een mijnheer nog wel, die woedende gebaren maakte, en blijk baar van plan was, hen een flinke afstraffing te geven, als hij ze te pakken kon krijgen. Het was de hengelaar, die even bij zijn hengel vandaan was geloopen om op de dichtbij gelegen boerderij wat drinken te vragen. Terugkomende had hij juist gezien, hoe Jakob met dien 6teen de bus met visch in het water terecht deed komen. Hij kon natuurlijk niet weten hoe de vork in de steel zat. Geen wonder dat hij kwaad was. want hij had al een heelen tijd daar gezeten, en met veel geduld een paar baarzen en een aal gevangen. En nu kon hij van voren aan beginnen, en dan afwachten of hij weer go- luk hadl De jongens wachtten den man natuurlijk! niet kalm af, maar kozen zoo gauw mogelijls het hazenpad. In een ommezien waren ze eem heel eind weg, maar ze bleven maar steeda doorloopen, zonder om te kijken. Hadden ze dit laatste wel gedaan, dan hadden ze gezien, da-t de hengelaar hen al spoedig niet verd«# volgde, omdat hij geen kans zag ze in halea, Jozèf bleer wel wat achter, en de arme jon* gen zat nog het meest in angst, maar ook hij keek niet om. Eindelijk kwam ze hijgend op het erf van een boerderij, waar echter niemand te zien was. Ze hielden even stil en keken achte< zich. Er was niemand te zien. „Maar misschien is hij zoo hier, als-t-i9 gezien heeft warr we heen liepen", zei Rob, wiens hart van het harde loopen gewelcHg bonsde, „we moeten wegkruipen, jongens", „Ja gauw, in die sdhuur daar", stelde Ka* rel voor. In een paar sprongen waren ze er in, alle vier. De schuur stond vol rommel en, als liet noodig was, konden ze zich best ergens ach* ter veretoppen. Rob keek glurend door een ruit naar buiten, terwijl de anderen in span* nine wachtten op wat hij zou zien. „Niks hoor", zei hij na een poosje, „de ven! is oijg zeker niet verder nageloopen". „Hij zit misschien weer te vieechen", dacht Karei. „En dat vlak bij ons bootje", zei Jozef, eoö beetje benauwd. „Nou ja, maar hij zal straks beet weg* gaan", bemoedigde Rob hem, waarna hi| eensklaps vervolgde: „Jongens, daar komt iemand aan, de boeT, geloof ik". „Komt-ie hierheen?" {Wordt yervolgdl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9