<©@(H)@® a ,l_L DE BEIDE ZWERVERS EEN VERHAAL UIT DEN TIJD DEK KRUISTOCHTEN (Vervolg). „Zeg Sijmcn", zei Quirijn in 't Hollandsch lot z'n .vriend, „ilat gaat zoo niet hoor, we kunnen ons door tiie ellendige Italianen niet dronken laten maken". Het Hollandsche bloed kwam bij Quirijn in bewe ging, het bloed, dat zich nooit laat dwingen en te gen een driedubbele overmacht den strijd wel durft aanbinden, als het gaat om de vrijheid. „Ik ben 't goed met je eens Quirijn, we moeten hier vandaan en 't zal 't beste zijn, dat we dien kerel daar in de deur onverwachts omver loopenl" „Dan maar dadelijk!" schreeuwde Quirijn zoo hard hij kon en tegelijk stormde hij. gevolgd door Sijmcn, op den man in de deur af. Deze was op zoo'n onverhoedschen aanval niet bc- jÖacht en tuimelde achterover. De jongens kregen nu de baan vrij en ijlden het herbergje uit. In hun hart juichten ze al over het gelukken van hun plan, doch ze juichten te vroeg, want eer ze het wisten, werden ze in hun nek ge pakt en weer het herbergje binnengesleurd. Als razenden verzetten zich de jongens, er ontstond een formeel gevecht en er vielen harde klappen. Maar Quirijn en Sijmen waren tegen de sterke ke rels niet opgewassen en dus moesten ze het onder spit delven. Tot het uiterste verweerden zij zich, totdat ze op leenmaal beiden een slag op het hoofd kregen, die hen bewusteloos ter aarde deed vallen. Op den vastgestelden tijd zeilde „De Maagd van Genua" de haven uit, maar de twee matrozen van ido maagd waren niet aan boord. Lize, die was wel op tien zeeroover, maar de beide helden, die haar redden zouden, lagen bewusteloos op den vloer van gen klein onaanzienlijk herbergje in Genua. HOOFDSTUK XIV. Reingout maakt goede zaken. i Het dal van de Rhone was nu bereikt. ln een prachtig versierden wagen, begeleid door gewapende trawanten, maakte Stoven, de grootc lei der, de reis. Overal waar hij doortrok, sprak hij de verzamelde menigte toe en wist hij groote geest drift te verwekken onder de jeugd. Bij tientallen werden de jongelui bereid gevonden aan den kruis tocht deel te nemen. Overal waar men kwam, vertelde Steven zijn ver haal. De kruisvaart zat hem in 't bloed. Zijn groot- Vader was een lijfeigene geweest Op de prediking van een monnik, was Idj mee getrokken naar Kanaiin en als een vrij man was hij teruggekeerd. Wat had hij Steven veel van die Oostersche landen verteld en vooral ook van de avon turen. die hij in die vreemde landen had beleefd. Zoodoende was er in het hart van den jongen al vroeg een sterk verlangen naar Kanaiin ontstaan. 'n Half jaar geleden ongoveer, toen hij op de schapen van zijn vader pastee, was hem in het een zame veld de Heiland verschenen zoo vertelde Steven en deze had hem bevolen met een groot aantal knapen en meisjes naar Kanaiin te trekken, om dat aan de handen der Turken te ontrukken. Waar de Heiland zelf hem dit bevel had gegeven, twijfelde de knaap er geen oogenblik aan of het doel zou bereikt en de overwinning behaald worden. Wat aan de groote kruislegers niet was gelukt, 'dat zou gelukken aan de knapen. De mannen had den den Heere vertoornd door hun zonden, daarom had hij hun niet willen helpen, maar nan de kin deren zou hij zijn hulp niet onthouden. Daarvan was Steven verzekerd. Overal waar de knaap dit verhaal vertelde, wekte hij door zijn woorden groote geestdrift en talrijke scharen van jongens en meisjes sloten zich aan Toen het Rhonc-dal was bereikt, werd daar eeni- gen tijd gekampeerd. Boden hadden Steven de tijding, gebracht, dat er nog verscheidene groepen kruisvaarders op weg wa ven en in het Rhone-dal zouden allei. zich vereenigen, om dan gezamenlijk naar Marseille te trekken. Maar hoe het dan verder moest, was zelfs den lei der niet recht duidelijk, want bij Marseille golfde de Middellandsche Zee, en al waren er ook in dit kruis leger velen, die meenden, dat de Ileere een wonder zou doen en de zee zou doen uitdrogen, het veilig ste was toch maar, op zulk een wonder niet te re kenen en te probeeren op 'n andere manier aan de overzijde van de zee te komen. In de onmiddellijke omgeving van Steven had men al (Ineen lang over dit moeilijke vraagstug gesproken en ofischoon Jurrien zoo goed als geen Fransrh ver stond wist hij toch door middel van Staes Verhoevc voor welk moeilijk probleem de leiding van dc kin derkruistocht nu stond. Daarop had Jurrien z'n hersons aan 't werk gezet. Tl ij had er niet veel en de hersens, die hij had. Werkten nog buitengewoon traag, maar liet ging hier voor Jurriën om een levenskwestie; hij zat in een groote moeilijkheid, want hij mankte deel uit van een kruistocht, ofschoon er nooit een haar op z'n hoofd aan gedacht had mee naar Palestina to trekken. Hij moest zich dus op de een of andere manier uit dc moeilijkheid trachten te redden en dat nog liefst zoo voordeelig mogelijk. Nu was het Jurriën gelukt in korten tijd het ver trouwen van Steven te winnen. Dat kwam voornamelijk door z'n groote onderda nigheid. die hij tegenover Steven betoonde. De jon gen gevoelde zich niet weinig gestreeld, dat het feit, dat een groote man als Jurriën hem met zooveel onderscheiding behandelde en hem op z'n wenken bediende. Toen men nu Marseille al meer en meer naderde, had Jurriën zijn plan van elkaar. Sbhijnbaar heel onverschillig had hij aan Stacs verteld, dat hij misschien wel een middel wist, om de moeilijkheid van de Middellandsche Zee op tc lossen, hij had nog familie in Marseille en dat waren schippers, mogelijk waren die, als h ij het hun vroeg, wel te bewegen om hulp te bieden. Maar na tuurlijk kon liet hem geen zier schelen, hij was de leider niet en Steven moest ten slotte zelf weten, hoe hij dat zaakje opknapte. Staes vond de mededeelingen van Jurriën belang rijk genoeg en liet dan ook niet na ze aan Steven te vertellen. Steven scheen er werkelijk van opgelucht en hij liet Jurriën dadelijk bij zich komen. In z'n hart juichte de knecht, maar op z'n gezicht was niets van vroolijkheid te bespeuren. Heel onnoozel stond z'n gezicht toen hij in z'n onmogelijk Fransch aan den leider het verhaal deed over zijn familie te Marseille en zoo ln 't voorbij gaan aanbood naar Marseille vooruit te reizen, om daar eens met z'n familie te praten. Dat kon nooit kwaad. Die schippers waren in de haven van Mar seille uitstekend bekend en zouden zeker wel een uitweg weten te vinden. Om de zaak te bespoedigen, werd er een paard ter beschikking van Jurriën gesteld en zoo reed dc knecht dan op zekeren morgen vroolijk en goeds moeds naar Marseille. Toen hij daar aankwam begon hij dadelijk met dc uitvoering van zijn weloverwogen plan. Hij In formeerde naar de woning van de kooplieden Hugo Ferrens en Willem Poreus Die was spoedig gevon den. Ze woonden in het havenkwartier in grootc mooie huizen. Bij Ferrens klopte Jurriën het eerst non en vroeg er naar Reingout de Vlaming. Men verwees hem naar Willem Poreus, waar Reingout stellig zou zijn en inderdaad trof hij hem-daar ook nan. Maar hd gelaat van Reingout stond allesbehalve vriendelijk, toen hij z'n luien, dommen knecht op eens voor zich zag staan. Wat mankeerde die kerel. Hij had hem immers aangesteld tot l>ewakor van de jongens, hoe kreeg hij liet dan in z'n hoofd om z'n post te verlaten. Onmiddellijk begon Reingout uit te pakken tegen z'n knecht. Deze liet den stroom van woorden be daard over zich heen gaan en toen de Vlaming ein delijk wat kalmeerde, vroeg Jurriën of hij ook eens iets in liet midden mocht brengen. Jn. dat mocht. En toen vertelde Jurriën doodkalm, dat al de jon gens uit hun gevangenis ontsnapt waren. Niet één was er overgebleven. (Wordt vervolgd) VERLEENT ONS HEERE ONS DAAGLIJKSCH BROOD. Verleent ons Heere, ons daaglijkseh brood vertroost den armen in den nood zoo bidden wij, o Vader goed die arme en rijken leven doet Wij bidden Vader elk voor al, gebroeders in dit tranendal, van 11 gemaakt uit aarde en slijk den evennaastci. elk gelijk. Het koren wasu, geci een die 't kan doen wasse, of de kracht ervan 't en zij uit alle mooter een Gij onze Vader C- alleen. En kwist het niet, dat dierbaar brood zoo velen bii den hongersnood die 't geen gij kwist. en man of vrouw uit zorgloosheid, vertroosten zou. Als 't alles eens ten onder gaat en *t sterven voor de deuren staat u zeiven in dirn hitteren nood. verleent ons Heere onsterflijk brood Het brood ons al een lesse spelt gemaakt van graantjes ongeteld is 't één nochtans, zoo al te gaar verbindt de liefde ons aan malkaar. 10—1809 GUIDO GEZELLE ONS KNUTSELHOEKJE EEN ETUI VOOR EEN BOEK "1 De lange avonden zijn er weer, en met de lang® avonden is de tijd voor „lezen" gekomen. Houden jullie ervan? Fijn hé, 'n mooi boek! Misschien ben je wel lid van 'n bibliotheek, kun je boeken lezen zooveel je maar wilt Denk er om, dat je zc niet vuilmaakt 'k Wil probeeren om je voor dergelijke standjes te vrijwaren. 'k Geef hier dus 'n étui om jc boek netjes in op te bergen. Maak dit étui van stevig karton, dan kan het lang mee. Den uitslag op het karton overbrengen. Langs de dikke lijnen snijden en de stippellijnen ritsen. Gebruik je dik karton, dan laat je de vaste plak- strookjes weg en je gebruikt josse strookjes. Dan omranden en met sierpapier beplakken, 't Loont de moeite. Met een étui ben je den heelcn winter on der de pannen. AVONTUREN VAN BOB SNOEK Geïllustreerd door W. Wossink. (Vervolg.) „Bob krijgt tcckcnles". Eiken Zaterdagmorgen had Bob tcekcnles bij mees ter Derkscn. Nu, die had er slag van, om met jongens om te gaan en om jongens teckenen te leeren. Ze gingen er allemaal even graag naar toe. Het clubje, waar Bob bij was, had op Zaterdag morgen les. 's Zomers al om acht uur. Meestal bleven ze dan niet in het teekcnlokaaU maa» ze namen hun portefeuilles en doozen onder den urm en stapten naar buiten, waar meester zulke mooie plekjes wist 'i Was op zoo'n Zomerschcn morgen, dat Bob des Bob krijgt tcckei n REBUS morgens wakker werd, doordat hij meende, zijn naam te hooren. Hij luisterde scherp, 't Raam van zijn slaapkamer stond open en ja, daar hoorde hij zachtjes roepen: „Bob?Snoek?Snoekie?Bob?" Dadelijk herkende hij de stem van zijn vriend. „Stil, net doen of ik niks gehoord heb's kijken wat hij doet!", overlegde Bob. „Snoek?Bob?Slaapmuts?", hoorde hij Piet roepen. „Wat *n ouwe slaapkopl", hoort hij even later. „Wacht, we zullen 't 'm andere probeerenl" 9 Vlak daarop vliegt 'n steentje door 't open raam. „Snoek?" klinkt het van buiten en weer rolt een steen over den vloer. Nu vindt Bob het toch raadzamer om op staan. Piet zal anders 't hecle huis nog op stelten zetten. „Bob slaap je nog?", dc stem komt nu vlak onder 't raam vandaan. „Bob, die al uit 't bed is, hoort het duidelijk. Vlug neemt hij den lampetkan en stort het water over den argeloozen Piet „Frisch weertje hé?", roept Bob lachend en steekt e\n hoofd buiten 't raam, om naar Piet te zien. .Frisch weertje hel" roept Bob. „Wacht maar, Joggic, dat zal ik je betaald zet ten De dag is nog lang genoegkom nu maar gauw naar beneden, dan gaan we de anderen ophalen!" Met z'n zakdoek veegt Piet het water van z'n ge zicht en uit z'n hals. „Wacht maar. onder 't teekenen zal ik hom wel krijgcnl". neemt hij zich voor. Ze gaan weer naar b ten, weet hij van meester. Heelemaal naar de boerderij van Bor. Dan zal zich wel 'n gelegenheid voordoen om zich te wreken. ,,'k Snap niet, dat die snoek zoo laat is vanmor gen! Anders is hij er altijd 't eerstepeinst Piet. „Opgefrischt?", wordt hij plotseling gestoord in zijn alleenspraak. Bob staat lachend achter hem. „Wat hen je laat!", zegt Piet verwonderd. „Laat? kom jó't is nog geen zeven uur!" „Zeven uur? 't Is al bij half acht! 'k Wed, dat dc Jongens al op 't speelplein zijnWeet je, dat we vandaag naar Bor gaan?" „Naar Bor heelemaal?" „Ja, meester heeft het me zelf verteld!" „Fijn zeg! Goed, dat ik m'n brood meegenomen heb. *t Zou anders '11 laat ontbijt voor me wordenl" „Ik eet altijd vóór ik wegga!" „Ik meestal ook! Moe zet 't 's avonds klaar, maar omdat jij nu zoo'n haast had, heb ik het maar gauw ingepakt!" „Weet je nog, van den vorigen keer. toen wt Bor geweest zijn?Wut was meester kwaad!", zegt Piet ,,'k Vond het ook long niet mooi van Dolf. Wc mochten net zooveel karnemelk drinken, als we wil den en daar gaat me die nare Dolf nog de gedroog de appels uit den oven halen, 't Zou me niets ver- wonderd hebben, als meester ons nooit meer mee naar buiten genomen had", zegt Bob. ,Nou. dat is gelukkig niet gebeurd en Dolf heeft z'n straf er voor gehad, dat beloof Ik je!" Ze waren nu vlak bij 't schoolplein. Een wild ge joel klonk hun tegen. „Zie je wel, dat ze d'r al zijn!", zegt Piet „Nou, wij zijn er toch ook en kijk 'ns't is net half acht!", zegt Bob en wijst naar de school klok. ..'k Dacht, dat het al veel later was!", zegt Piet lachend, en stuift meteen het plein op. „HalloJanHein!", roept hij. Als 'n verward kluwen, rolt hij weldra met de an deren over het plein heen. Ze zijn aan 't voetballen en doen dit nu niet volgens dc regelen der kunst Met z'n allen zitten ze op de bal. Bob kijkt lachend en als eindelijk Hein Pol met den bal er van door gaat, roept Bob; „Laten we partij kiezen en goed gaan spelen!" „Daar is geen tijd meer voor", zefH Jan Sluiter. ,,'t Kan nog best!", vindt Bob. „Ik zal wel kiepen!" „Ho jongens! Snoekie gaat in 't doel. Houdt den bal in!" In 'n wip zijn dc partijen gekozen en opgesteld. Bob staat in het eene doel en Dolf in 't andere. Ze trappen er 'n oogenblik duchtig op los en voor ze er erg in hebben, klapte meester hen. ,,'k Had nog wel zulke mooie plannen voor van dag!" roept meester hen toe, „maar nu jullie je al moe gespeeld hebt, zullen we maar binnen blijven hé?" „Hè neen. meester!", klinkt het van alle kanten, ,we zijn niets moei" „Niet? Nu dan gaan we naar Bor. Die weten jullie wel te vinden, hé?" „Hoe ral" Zc stormden de school binnen om hun teekenge reedschap te halen en even later stonden ze netjes met hun tienen, twee aan twee in 't gelid. Ze mar cheerden af. In het dorp hielden ze zich rustig, maar nauwelijks hadden ze de laatste huizen ach ter den rug, of Bob zette in: „Dc dorre vlakte der woestijnen, zal zich verblijden eindeloos 't Was Bob's lievelingslied. Ze zongen het twee stemmig. Zoo had meester het hun op school geleerd. 't Klonk werkelijk goed daar op dien stillen land weg. Meester vond het wel goed, dat ze zongen, zoo lic- ,.jn ze meteen flink door. 't Eenc lied na 't andere weerklonk De boeren, die langs den weg op de ak kers nnn 't werk waren, staakten even hun werk en I leunden op hun schoppen, om liet vroolijke groepje na te kijken. Ze lachten ze vrlendcliik toe. Ze kenden ze wel, de jongens van meester Derkscn, die gingen teeke nen. Mijnheer Derkscn had Bor van hun komst verwit tigd en toen ze de boerderij in 't oog kregen, zagen ze, hoe de kinderen van den hoer verlangend naar hun komst stonden uit te kijken. 't Was een hecle gebeurtenis dat meester kwam met de jongens, om hun huis uit te schilderen. Netjes op 'n rijtje, met de vingertjes in don mond stonden ze dnnr. Dat was al 'n aardig tafreeltje voor 'n schilderstukje, die verlegen kindertjes op klom penvoetjes. Zoover hadden de jongens liet echter nog niet ge bracht, om daar iets van terecht tc brengen. Meester gaf de kinderen 'n handje en kneep ze in de hlozonde wangetjes. Dan bekeek hij het terrein. „Dolf en Jan, hier!", wees hij hen terecht. Ze kre gen 'n hek te teckenen. Bob en Hein 'n openstaande deur van 'n schaaps kooi. Piet die heel aardig schetste, kreeg 'n plaatsje wat verder op, waar hij de hecle schaapskooi kon overzien. Zoo kregen allen 'n plantsie. Meester zelf had z'n schildergereedschap meege bracht. Hij schikte zich midden tussrhen dc jongens en maakte 'n schets van de boerderij. 1. Weet je ook hoe laat het is? 2. Ik geloof, dat de beste oplossing is: zelf tc gaan. 3. Vroolijk huppelde het pnnn' 4. Laat Jan voorzichtig zijn. Als hij struikelt i$ het te laat. 5. Hij had wel meer dan tien fouteif in zijn taenia. 6. Zal ik je eens een mooi sprookje vertellen?, No. 159 Verborgen kleuren 1. Je moet je horloge eiken dag opwinden. 2. Heeft Jacob lauw water voor zijn handen t® wasschen. i Oplossingen Nos. 153156 No. 153: Ranja. No. 154;, Thcc-T No. 155: Alva-lava. No. 156. rug; lenden; arm, kin. ONS TEEKENHOEKJE LACHPLAATJE EEN LASTIG GEVAL. (Wordt i volgd) WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN Mijn eerste is ccn ding, dat veel leven maken kan, mijn tweede is een mooie bloem en mijn geheel is een ziekte. „Handen omhoog, of ik schiet!" (London Mail)* SCHADUWBEELDEN OPLOSSING REBUS I. Ontroering kan niet worden neergeschreven. Men kan haar alleen tusschen dc regels door lezen en ln den klank um dc stem raden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 14