ZONDAGSBLAD
1
1
SCHAAKRUBRIEK.
Wè
i
IB
i
i
i
A
m
a
I
n
i
WÊ
m
<y\
11
i
I
si
a
m
li
-r
.tl;.
i
li
j
i
i
i
i
i
1
i
li
i
H
li
IS
Hf
1'
u
„GODS KIND KAN ZONDER KRUIS NIET ZIIN"
83R
ilillllllilllliiiiiiiiiiiiiliiiiiiniiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiil
Redacteur: W. J. H. CARON, Haarlernmermeerstraat 168, Amsterdam-W
Men wordi verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten.
Probleem No. 233. 0LhT—gG
Van: NV. RE ILLY. Op GLg8 volgt onmiddellijk mat.
7. Pe7Xg6f en wit wint.
i
*5
-
üt
1
D
li<a
i|
s
A
-
Wit begint en geeft in twee zetten mat.
Wit (9): Kal. Df8, Td4, Tg7, Lfl, LhG, Pc5, Pf5, pi.b:i
Zwart (11): Kf3, DfG. Tli3, La4, LdG, Pli2, pi.bö, b7
c7. f2. h4.
Probleem No. 234.
Van: K. HANNEMAN.
3e pr. T. N. S. B. 1927.
m
Wit begint en geelt mat in drie zetten.
Vil (8): Ka7, DM, Tg8, Pb2, Pd8, Lfl, pi.bC, d7.
Zwart (8): K.i5, Dd5, Tc7, Lg6, pl.bS, L4, b5, b7.
Men wordt verzocht de oplossingen binnen acht
degen in te zenden.
Oplossing van Prableem No. 232.
Van: G. J. NIETVELT.
Wit (15): Kg6, Dg7, Tdl. Th4, Lbl, Ld2, Pa4, Pd3,
pl.bS, 1.5, c4, e4, c7, 15, 1G.
Zwart (7): Kd4, DcG, I.gl, Lhl, Pa7, pi.b7, c7.
Mat in twee zetten.
Slenlelzet: Pd3—el.
Oplossing van het eindspel van A. Troitzky.
i.i ,.n i.iijk zal een dergelijk eindspel remise zijn.
de eigenaardige, ongunstige opstelling der zwarte
stukken maakt echter een karakteristieke cn Jeer
rijke winst mogelijk:
Goede oplossingen ontvangen van: A. Cappon (232,
eindsp. ged.), Cadzand; Pii. J. v. d. Linden (232),
Leiden; L. Mol (232, eindspel!), Loosduinen; II. T.
Nicuwhuis (232, eindsp. ged.), Amersfoórt; M. Op-
broek (232). II. C. J. Spier (232. eindsp. ged.), Den
Haag); A. Verduyn (eindsp. ged Ilonselersdijk; J.
D. Vos (eindsn. ged.). Rotterdam.
CORRESPONDENTIE
P. W. v. K. te R. Restant niet meer. Raad u aan
Sehaakvcreon. „Kralingen", gebouw Pro Rego, Oude-
dijk. Donderdagsavonds 8 uur.
Ph. J. v. d. L. te L. Gaarne in afwachting.
M. O. te D. H. Zal de partij naspelen. Heb 12 ets
port betaald. Toch was afdruk postzegel zichtbaar.
DAMEPIONOPENING.
Gespeeld te Luik 1930.
Wit: Colle. Zwart: Soultanbeieff.
Pg8—1G
1. d2—d4
2. Pgl-13
e2—*3
4. Pbld2
-eG
d7d5
Een gelijke stelling ontstond na 1. d2d4 c7-
2. Pbl—d2 d7—d5 3. Pgl—f3 Pg8-f6 4. e2-e3 in
partij Rubinstein—Spielmann, San Remo. Na 4.
c7—c5 5. a2—a3 c5Xd4 6. e3Xd4 waren de c- cn
baan geopend, trachtte Spielmann vervolgens cG—e5
te spelen, wat hem niet gelukte en kreeg Rubinstein
door druk op de c-baan overwegend spel. Afgezien
van de tragische afloop Rubinstein verloor door
een foutieve combinatie in het middenspel zijn
verschillende punten van overeenkomst met dc h
behandelde partij.
4
5. c2—c3
c7c5
Rubinstein dwong met 5. a2—a3 dreigend G. i)Xc
LXc5 7. b4 om zijn tegenstander tot nemen op d4 en
dus tot het openen vart de c-baan voor zwart en de
e-haan voor wit. Kan men dit verkrijgen met den
tekstzet, dan verdient deze de voorkeur, daar het veld
dl belangrijk gesteund wordt.
6. Lfl—d3 c5Xd4
Deze ruil is niet goed. Na 5. a2—a3 was hij gedwon
gen, thans evenwel niet: zwart behoefde niet te vree-
zen voor dXc, gevolgd door b2—b4, daar pion c3 van
wit dan zeer zwak zou worden.
7. e3Xd4
8. 0—0
9. Tfl—el
Lf8—dG
Dd8—c7
0-0
i 90-0.
Bik
X
m
'y
éïzM.
W\
h
LgS wegens PgO mul.
Deze stelling is, op één ding na, precies gelijk aan
di: stand, die ontstond in de partij Rubinstein—Spiel-
mann. Toen echter was a2—a3 gespeeld, thnns c2c3.
Er is nu geen sprake meer van, dat zwart tot eG—eö
•int.
10. Ddl—c2
Niet in dc eerste plaats gespeeld om cGcö te b«'-
letten, want dit was reeds onmogelijk. Immers na
I h.v. 10. h2—h3 (de zet van Rubinstein) eö— có? 11.
[ill >5 PcGXcó 12. Pf3Xe5 LdGXcö 13. Pd2—f3 Le5—
i' is d4 in de mucht van wit (deze is bovendien aan
11 cn is zwart's geïsoleerde pion op d5 zwak. Do zet
ej is alleen dan goed, wanneer ook d5d4 kan
I tulgen, waar de zwarte pion sterk staat
.Met den tekstzet maakt wit reeds toebereidselen,
zelf e5 te bezetten.
It. Pf3c5 Tc8e7
12. Pd2—f3 Pföd7
13. Pf3—g5 Pd7—f8
Dekt Wol f7 en h7 nog oen keer, maar het is reeds
te laat. Een (door Colle vaker vertoond) steekofler
op h7 doet dc zwarte stelling instorten.
14. Pg5Xh7! Pf8Xh7
15. Ld3Xh7t Kg8h7-
Kh7—g8
Te7—e8
at evenwel niet meer
17. Tel—c3
Maakt een vluchtvcld: e7.
18. Tc3— h:: KgS-lN
19. I.cl—ga 17—fü
20. Lg5XlG! cn zwart gal -Ie
partij op. Na gxf volgt 21. PgGf en mat door 22. Dli7.
DE MACHT DES WOORDS
Opmerkelijk is dc levendmakende cn overwinnende
kracht des Evangelies, wunr in liet hart een honger
naar waarheid en gereclitighci/l bestaat. Daar recht
vaardigt liet in den vuisten zin zijn naam de blijde
boodschap, als het woord van God, dat al de behoef
ten van liet zondaarshart vervult.
Feiten uit dc hcidenwcrcld hebben in dezen een
eigen overtuigende kracht. Do predikant Hudson
Taylor, die sedert jaren in het binnenland van China
dc zending aldaar bestuurde, deelt een voorbeeld
van de kracht des Woords mede, dat moedgevend
voor icderen nrbcider in het koninkrijk Gods spreekt.
Bij het bezoeken ecner stad in dc provincie Tsjeh-
Kiang werd hem liet volgende verhauld omtrent een
jongen Chinees, ccn eenvoudig workman, maar wiens
getuigenis cn christelijke wandel reeds velen lot
zegen werd.
Een zeer ernstig en getrouw evangelist, een inboor
ling predikte te dier plaats in de zendingzaal. Onder
zijn hoorders was cr een, dio gekomen was om „de
wilde praat", zooals hij liet noemde, af te luisteren
cn die bespottelijk te maken.
De toe>praak had tot tekst: „Komt allen tot Mij,
die vermoeid cn belast zijt, en Ik zal u ruste geven".
De evangelist verkondigde zijn hoorders Gods liefde
en Zijn gewiligheid om in Christus voor allen ec;i
Vader te zijn door hun afkccrig hart te verzoenen,
hun zonden van hen weg te doen cn zoo door een
heerlijke wedergeboorte hun als zijn kinderen vrede
ep do hoop des eeuwigen levens te schenken.
Iloe vriendelijk cn overtuigend het gesprokene
hcctcn mocht, dc spotter werd cr niet door getroflen
of verloederd; terwijl hij toch in zijn spotlust zoo
stipt hud geluisterd, dat hij in staat was. het gehoorde
zoo goed als woordelijk te herhalen. Met dit plan
ging hij huiswaarts, en in het midden van een kring
huisgciaooton cn bekenden ving hij aan, een proef
te geven van zijn vaardigheid, om den evangelist
op belachelijke wijze na te doen.
In het aan de woning des spoters grenzende huis
woonde een jongeling, een wees die er met hard
werken zijn brood won. Hij was een werkman in
het berei len van katoenen stoffen. Beide woningen
hadden slechts een dun houten beschot tot scheids
muur, en hier en daar was een kwast uit het hout
uitgevallen, waardoor het mogelijk was, van weers
zijden te zien en te hooren.
Reeds toen dc spotter zich tot spreken gereed
mankte en daarbij de houding en gebaren van den
evangelist op overdreven wijs nadeed, ging er-zulk
een gclaeh op, dat de jonge werkman, van zijn plaats
gelokt, niet kon nalaten eens door een dor openin
gen te zien. Juist begon de grappenmaker te spre
ken, maar voor den luisterenden jongen werkman
was het tekstwoord en wat hij als toelichting daar
van hoorde, geen woord van spot Hij lette niet op
de overdrijving en toon van stem, maar alleen op
de goed onthouden woorden die hem, ouderlooze, op
zijn moeilijk levenspad als een nooit gehoorde, hemel
sche muziek in dc ooren klonken. „Och," dacht hij,
„dat God mij zulk een Vader was, dat die Jezus mij
zulk een rust geven wilde!"
Toen de spreker ophield, was de jongeling zoozeer
vergeten, dat een enkel spotten bedoeld was, dat hij
niet kon nalaten zijn mond aan de opening te bren
gen en te roepen: „Ga voort met zulke goede woor
den te spreken."
Dit zeggen deed een luidruchtig gtlaeh opgaan,
maar duaraan stoorde do belangstellende zich niet;
hij ijlde naar zijn buurman cn liet niet af. totdat hij
te weten was gekomen, waar deze het nagcspiokcne
had gehoord. Zoodra wist hij dit niet, of ook- hij begaf
zicli naar de zcndingszaal, maar om er de volle
verkondiging zijner opgewekte begeerte te zoeken.
Hij wcr I ccn getrouw hoorder en leerling en weldra
beleed hij openlijk den Hccre Jezus Christus als zijn
Zaligmaker, die hem „rust gegeven" cn met zijn
moeilijk leven verzoend had.
Gedurende den spoedig daarop ingevallen winter
werd zijn geloof op een zwaro proef gesteld. Na een
lang cn geduldig ve:dragen van allerlei spot cn
smaad van den kant der menschcn, bij wie hij in
woonde, werd hem, toen de koude het nijpendst ge
worden was opeens aangezegd, dat hij Christus vaar
wel zeggen of op staanden voet het huis ruimen
moest. Door Gods genndtf was zijn keus niet twijfel
achtig. Zoo ging hij twee bange weken door, maar
hoeveel hij lijden moest, hij bleef zich aan den Hcore
vastklemmen en op zijn reddende hulp steunen.
Ook kwam er weldra uitkomst.
Zij, die hem verjaagd hadden, ond rvoiulen al spoe
dig, dat zij liet meest tot eigen schade zich van een
getrouwen cn godvrcozondcn helper l.addcn beroofd.
Opnieuw beproefden zij om hem aan zijn geloof
ontrouw te maken en toen dat vergeefs bleek, namen
zij hein weder in hun midden op; en zijn godsvrucht
had nu het gezegende gevolg, dat zijn huisgenooten
gewillig werden om naar zijn woord te luisteren.
3 Hl
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 8 NOVEMBER
N°. 44 - JAARGANG 1930
GOD LAAT ZICH VERBIDDEN
En (hij) bad Hem: en HIJ liet zich van
HIJ bracht hem weder te Jeruznlein In «IJn
Uonlnkrük. Toon leerde ManaHso dat do
HUKP.Ë God la. 3 Kronieken 33 13.
Is liet mogelijk, dat wij met ons gebed iets uit
richten bij God?
Ziedaar dc twijfelzieke vraag die zooveel golieds
.verstikt.
Een vraag, die bij den ccn uit liet gevoel van eigen
geringheid en de gedachte aan Gods hoogheid voort-
komt. Een vraag die ook wol wordt ingegeven door
het koude critische verstand. Een vraag, die som*
uiting is van een moe-gestreden ziel, die liet ton
laatste heeft opgegeven.
Het is zoo: die vraag kan ook zijn een verholen
spot. Dan is ze diep goddeloos. Dan is zulk vragen
niets dan een voorwendsel, gretig aangegrepen door
een mcnsch die zich van God wil ontdoen.
Maar dat gaat zoo niet
Dit buiten beschouwing gelaten', zit cr in die vraa'.'
een element van waarheid. In het gewone normale
gebedsleven hebben we daar geen hinder van, maar
wel zoodra dat gebedsleven gestoord wordt. Dan
komt de overlegging, dat God toch allo dingen van
'eeuwigheid bepaald heeft, dat Hij Zijn raad vol
brengt en al Zijn welbehagen doet
Niemand kan Zijn hand afkoeren. Hij is God en
daarom niet aan invloeden van buiten onderworpen.
Toch is hiermede niet alles gezegd. Het is slechts
de halve waarheid.
Want omdat de Heere God is, is Hij niet alleen on
afhankelijkheid van invloeden van buiten, maar
en houd hieraan vast staat alles juist onder Zijn
bestel. Hij oefent invloed op alles.
Hij oefent invloed ook op de begeerten uws harten.
Hij leidt ze in de richting van het gebed. En dat ge
bed, dat Hijzei' eerst in uw hart gewerkt heeft, vor-
hoort Ilij daarna.
Het is ermee zooals de psalmist zegt van liet land.
„Gij bezoekt het land, en hebbende het bcgeerig ge
maakt verrijkt Gij het grootelijks" (Ps. 65 10). Zoo
werkt God èn het gebed èn do verhooring.
Onmerkbaar meestal werkt Ilij dat gebed. Ge ge
voelt een behoefte, een gemis, ge wordt door nood of
gevaar bedreigd. Uit dien nood begeert ge verlost tfl
worden. Ge weet dat alleen de Ileere u redden kan.
En ge vraagt het Hem. Maar op het oogonblik dat
ge gaat bidden hebt ge niet bemerkt, dat het uw
God was die dit begecrcn in u verwekte.
Zoo is dus het gebed allerminst overbodig. Ge
moogt niet- denken: Zonder mijn gebed voert God
toch Zijn raad uit, dus zal ik maar niet bidden. Want
zulk een overlegging zou het bewijs zijn, dat ge dut
eerste niet metterdaad gelooft. Wie waarlijk gclooli
in God, die doet ook wat God hem gebiedt, die ge
bruikt ook de middelen die vnn Ilcm zijn beschikt.
Wie den geneesheer inroept om door hem genezen
te worden zal toch, zoo hij althans aan diens be
kwaamheid niet twijfelt, dc medicijnen gebruiken
welke hij voorschrijft
Wie gelooft dat zijn leven in Gods hand is, zal ook
de spijzen nuttigen waardoor God zijn krachten wil
sterken. Niet ten onrechte wordt daarom wel eens ge
zegd: middelloos is goddeloos.
En onder de middelen, die God voor do vervulling
van uw behoeften en begeerten heeft besteld, behoort
ook het gebed. Wie dat recht inziet wordt in zijn
bidden niet tegengehouden door dc ovcrwoging dal
God toch alles doet wat Hom behaagt. Noen deze
wetenschap drijft hun juist tot hot gebed.
Maar of dan ons gebed ook Iets bij God uitwerkt?
Hierover moeten we ons door de Schrift laten in
lichten. Zij alleen als het cenige cn onfeilbare Woord
Gods kan ons dicnaangnandc zekerheid verschaffen.
En dan staat het wel aan den cencn kant vast, dat
niemand in den hemel of op aarde zijn raadsman is,
die Hem gcoft en daarna van Hem ontvangt.
Maar daarnaast staat toch ook vast, dat Hij het
gebed hoort. Van dc uitwerking onzer gebeden bij
den ïteere heet het daarom bijvoorbeeld in Psalm
141 2: „Mijn gebed worde gesteld ais reukwerk vor
Uw aangezicht". Zooals een aangename geur nn
weldadig aandoet en wij er een behagen in hebben,
zoo bidt David hier, dat zijn gebed aldus voor Go1
moge komen, als het Hem behaagt.
En als ons gebed Hem behaagt, als ons begeeren
met zijn wil en welbehagen overeenkomt, dan doet
de Ileere, ja zijn welbehagen, maar ook ons begeeren.
Zelfs gaat dc Schrift nog verder cn gebruikt meer
dan eenmaal het woord: verbidden.
Dc kracht van dit woord gevoelen wc het best aan
een woord, dat ervan afgeleid is: onverbiddelijk, d.
w. z. iets waarin zelfs met bidden en smcckcn geen
verandering is te brengen. Do Schrift kent dit woord
niet, en ge moogt het ook niet van uwen God denken.
Maar zoo dikwijls als het woord verbidden mot
betrokking tot den Heere wordt gebruikt, heet het
gedurig, dat Hij zich laat verbidden.
Dus wij brengen niet door ons bidden verandering
bij 1-Iem teweeg. Hij is niet zooals een hardvochti;
mensch, wiens hart eindelijk en ten laatste ver
murvvd wordt door de roerende smeckingen die tot
hem worden gericht en het daartegenover meet af
leggen.
Neen, de Ileere laat zich dan verbidden. Hij stelt
zijn Vaderhart voor ons bidden open. Hij neemt o
gebed aan. Ilij kent ons gebed als iets dat door II.
zelf in ons hart gewerkt is. En zoo beweegt Hij zich-
zelvcn tot de veriiooring van onze smeekingen.
Hierbij is dus een handeling van uw kant cn een
handeling van Gods kant.
Dit komt duidelijk uit in het gebed, dat Manass
uit zijn gevangenis tot Hem opzond.
De koning Manassc, om zijn zonden overgegeven
in .de macht van den koning van Assyrië, bidt het
aangezicht des Hecren zijns Gods ernstiglijk aai
vernedert zich zeer voor het aangezicht van den God
zijner vaderen, on bidt Hem (2 ICron. 33 12).
Er was heel veel, wat de verhooring van dit gebod
tegenstond. Zijn zware schuld, waardoor hij dez®
straf had verdiend, zou voor den Heere reden go-
wecst zijn om niet meer naar hem te hooren. D®
Ileere had zoolang tot Manasso en tot zijn volk ge
sproken, cn zij hadden daar niet op gemerkt (vs. 10)«
Het was rechtvaardig, dat de IleeTe nu naar hein
niet hoorde.
Maar Manasse bidt cn smeekt daartegen in met be
lijdenis van zijn zonden. Ilij vernedert zich diep voor
God cn pleit op zijn ontfermingen.
En dan, dan laat dc Heere zicli \an licm verbidden
en hoort zijn smccking cn brengt hem weder te Jeru
zalem in zijn koninkrijk.
Dit doet de Heere op het gebed van Manassc. Wat
Manassc in zijn smceking den Heere voorhoudt, ilea
Heercn goedertierenheid'cn ontferming, daar rekent
de Heere mede. Daarin erkent Hij deze smeeking nis
overeenkomstig zijn eigen welbehagen. En zoo be
weegt de Ileere zichzelf tot de \crhooring \an het
gebed van deze boeteling.
De Ileere had zijn hart kunnen toesluiten voor dit
gebed. En dan was er van geen verhooring sprak®
geweest. Dan ware alle redding voor dezen schuldige
afgesneden. Dan had God het verhinderd zoodat het
niet kon geschieden.
Maar nu de Heere liet wil, nu moet liet ook ge
schieden. En alles slaat daarbij den Ileere ten dien
ste. Hij beweegt het hart van den Assyrischen ku
ning om Manassc vrij te laten.
Als dc Ileere op het gebed van zulk een groot zon
daar heeft willen letten, hoeveel te meer zal Ilij dan
verhooren het gebed dorgenen die Hem vreczcn.
Zoo gij maar in uw bidden het niet verwncht van
den aandrang, dien gij bij Hem zoudt moeten oefe
nen. Zoo gij u met uw bidden maar richt op datgene
wat dc Heere van ziehzelvc in Zijn Woord heeft ge
openbaard.
Dan zoekt gij de grond voor uw veriiooring in
Hem, die ondanks uw onwuardiglieid om Christus'
wil u verhoort.
En dan laat de Heere zich van u verbidden. Te
gen alles wat de veriiooring verhinderen zou, stelt
Hij dan zijn welbehagen. Houd dan aan in het gol»e<L
En de Heere verhoort u op zijn tijd.
Gods kind kan zonder kruis niet zijn!
Wil U dan niet -bedroeven,
Als onze God met smart en pijn
De Zijnen komt beproeven.
Ilij zendt zijn Kind, Dat Ilij bemint,
Juist door kastijding zegen.
Hoe diep zijn 's Ileeren wegen.
Gods kind kan zonder kruis niet zijn!
Het moet dei» hoogmoed breken.
Het leert in 't binnenkamerkijn
Te bidden en te smeeken.
Op God het oog! Uw bede omhoog!
Tracht niet het kruis te ontvluchten:
Gij hebt geen scha te duchten.
Ook ik kan zonder kruis niet zijn!
Wat God zendt, wil ik dragen,
Mijn trouwe Vader zendt die pijn!
Het zijn maar korte plagen
F.n welgemeend!
Wie hoopvol weent,
Zal eeuwig zich verblijden:
Ik wil met Christus lijden.
E. MOBACK.
i