X 73 DAMRUBRIEK. HERFST 2JJ1 I II Redacteur: W HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag. iiiiiimiiiiiiniiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiii Alle inzendingen betreffende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres. Voor alle vraagstukken geldt: „WIT BEGINT EN WINT". Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubliceerd OPLOSSINGEN No. 323. Auteur: P. KLEUTE. Den Haag Wit: Zwart: 1. 27—21 26X17 2. 22X11 0X17 3. 23—18 13X22 4. 34—29 25X23 47—42 45X34 6.' 42—37 14X25 7. 37—31 36X27 8. 32X14 23X43 9. 48X30 25X28 10. 14X32 en wint No. 324. Auteur: N. COHEN, Rotterdam Wit: Zwart: 1. 28—22 17X39 2. 19—14 10X28 3. 20—21 25X12 4. 49—44 15X17 5. 44X4 en wint van deze vraagstukken ïvan hun bewondering voor de auteurs. Vraagstuk no. 326 Kuteur: W. J. VAN DER VOORT, Nieuw-Vennep. Eerste publicatie Zonder iets van de waarde van d i t probleem te willen afdingen, verzoek ik toch heeren problenis- tcn mij zooveel mogelijk problemen zonder dam men te zenden. „Beperking kenmerkt den mees ter", heeft Goethe gezegd, en dit is ook van toepas sing op de problematiek. Spaar me die moorddadige slagen met een dam die beginners in extase bren gen, Er zijn motieven welke zonder dam niet be werkt kunnen worden, deze uitzonderingen zijn na tuurlijk toegestaan. COMBINATIE IN DE OPENING Op verzoek weer een tweetal combinaties in de opening. Alle schijven dus in aanvangstand en speel deze zetten: Wit: 33—28 38—83 44—39 49—44 31—27 88—81 41—30 47—41 18—23 12— IX 7—12 21—26 11—17 17—21 18X22 11. 22—18 12. 28X17 13. 33—28 14. 38X7 15. 37—31 16. 39—33 17. 35X2! Wit: 1. 3430 2. 30—25 3. 40-34 4. 33—28 5. 31—27 6. 37—31 7. 34—30 8. 31—26? 1 2 13X22 11X22 22 2XU 26X28 Zwart: 18-23 12—18 7—12 17—21 20—24 1—7 24—29 m yM w ui 9. SP m m 0 m m m 37 lüf m m m Ui 829—34! 9. 26X17 11X31 10. 36X27 14—20 11. 25X14 34X25 enz. Tot besluit een probleem van den ex-wereldkam pioen Isidore Weiss, Parijs. Er zullen natuurlijk weer „Nurksen" beweren, dat er tooh dammen in voor komenEijfin, probeer eens de oplossing te vin den. Vraagstuk no. 327 EEN BUITENGEWOON VRAAGSTUK Auteur: I. WEISS, Parijs (ex-wereldkampioen) Goede oplossingen kwamen in van de heeren: L. Mol, Loosduinen; P. de Boer, Joh. Becrcboom, H. Zijlstra, D. den Hertog, II. Henneveld, I'. Spuy. J. II. Segaar, allen Den Haag; A. Egas, Werkendam; J. de Lange, Harderwijk; C. Broekman, De Lier; B. C. Klyn. G. van der Burg, Rotterdam; D. Vcefkind, Putten; W. J. van der Voort, Nieuw-Vennep. In Nederland werd in 1845 de eerste telegraaflijn: aangelegd tusschen Amsterdam en Haarlem door de H. IJ. S. M. Binnen korten tijd werd deze verlengd naar Leiden, Den Haag en Rotterdam. HET MORSETOESTEL. De telegraaf berust op magnetisme. Het magnetisme is ons allen bekend: n.l. de eigenschap, die sommige metalen hebben om ijzer enz. aan te trekken en met zekere kracht vast te houden. In de natuur vindt nieu 7.g. magneetsteenen (o.a. bij Gellivara in Zweden) die deze eigenschappen bezitten. Behalve deze natuurlijke magneten bestaan er methoden om dit magnetisme in sommige metalen op te wekken, dit noemt men dan kunstmagneten. De voornaamste methode is wel die (Joor middel van een galvanischen stroom. Nu is de eigenschap van staal, als men het daarin opwekt, dat het zeer langen tijd magnetisch blijft. Bij week ijzer gaat het echter oogenblikkelijk weer uit en juist op dit opge- wekt magnetisme in weekijzer berust de telegraaf. Men stelt zich voor de volgende teekening n.l. een hoefijzer waarbij door den draad a een galvanischo stroom gaat, zoodat dit hoefijzer dan magnetisch wordt; houdt men nu bij dit hoefijzer het stukje week ijzer b op korten afstand, dan zal dit stukje weekijzer aangetrokken worden; wordt de stroom verbroken, dan wordt het week ijzer oogenblikke lijk weer losgelaten. Nu berust de geheele telegraaf op het korter of langer vasthouden van dit stukje weekijzer. Men heeft voor dit verbreken van den stroom een seinsleutel geconstrueerd, die er zoo uitziet. a. werkcontact, waar de stroom verbroken wordt; b. rustcontact, waar hij bij rust door middel vun een veer op terug getrokken wordt cn waar tele* graaftoestel aan zit. c. aan c zit de telegraaflijn. Drukt men op knop D dan wordt het contact bij b' verbroken, dan gaat de stroom van a over c de tele graaflijn op, wordt ontvangen dan gaat de stroom over c naar contact b en vervolgens naar ontvang toestel. Nu heeft men door het korter of langer neer drukken teekens vastgesteld; als men dus op de eene plaats de knop van de seinsleutel neerdrukt, dan zal op de andere plaats het stukje weekijzer bij het ontvangtoestel worden vastgehouden. Men heeft nu een geheel alfabet vastgesteld door middel van korter en langer drukken op bovengenoemden knop Ofschoon- de telegrafie in den laatstcn tijd wel wat achteruit gaat door haar concurrent de telefoon, zaf dit toch nooit zoo'n vaart loopen daar men in den handel vaak een schriftelijk bewijs moet hebben wat men bij telefoon niet heeft. VAN ONZE LEZERS TELEGRAFIE. De heer J. F. R emmert, adjunct-commies P. T. T., te Den Hang, zond ons onderstaande schets jes over telegrafie, waaruit wellicht voor velen iets te lecren valt. In 1832 werd door Prof. Morse het naar hem ge noemde toestel uitgevonden, wat tot nu toe nog steeds gebruikt wordt, zoowel bij de spoorweg- als bij de rijkstelegraaf. Wel zijn de morsetoestellen in de groo- te steden veelal door hughctoestellen enz. vervangen, maar dit heeft alleen plaats waar bet betreft de ver binding tusschen de groote steden zelf en niet met de kleinere plaatsen. SPROKKELINGEN STRIJD ONDER BROEDEREN. In 'n oorlog tusschen Engeland en Frankrijk na derden in den donkeren nacht elkander twee oorlog schepen. De bemanning van beide schepen begon op elkander te vuren, daar ieder van beide het an dere voor het vijandelijke aanzag. Vreesclijk werd vielen" Z1'den eevochten' cn VeIe dooden Maar het werd dag, en met het licht kwam men tot de droevige ontdekking, dat beide schepen: da Engelsche vlag m den top voerden. Natuurlijk wer^ den dadelijk de vijandelijkheden gestaakt: de sche pen kwamen bij elkaar en weenend vielen de man schappen elkander om den hals. Helaas, dat er wel eens met scherper wapenen dan die in den krijg, niet bij nacht, maar bij hel deren dag, onder broederen gestreden wordt, die onder écn vlag door liefde verbonden behoorden op te trekken. DE DISTEL EN WIJ. Clarke verhaalt van een soort distel, waarvan ('••'•n zaadkorrel meer dan honderd distelknoppen draagt, die ieder drie- vierhonderd korrels bcvath-n. Neemt men echter voor elke plant gemiddeld toch tig knoppen, ieder van driehonderd zaadkorrels, dan bedraagt het vierdo gewas van één zoo'n zaadjd zeven duizend negenhonderd twee en zestig tril- lioen, zeshonderd vier en twintig billioen distelza den (7.962.624.000.000.000.000)dio meer dan toerei kend "Zouden zijn, om ons ganscho planetenstelsel zoo dicht te bezaaien, dat op eiken vierkanten voet één distelplant kwam tc staan, dio dus niet een» voldoend© ruimt© zou hebben zich geheel te ont wikkelen. Hierin ligt een leering. Onzo zondige woorden, onze zondige daden zijn zaden, roekeloos en kwis tig uitgestrooid en zich voortzaaiende tot een ont- zetlenden oogst ZATERDAG 4 OCTOBER J N°. 39 JAARGANG 1930 KNECHTEN - VRIENDEN - BROEDERS Ik heet u niet meer dienstknechten: want de dienstknecht weet niet, wat zijn heere doet: maar Ik heb u vrienden genoemd, want al wat Ilc van Mimen Vader gehoord heb, dat heb Ik Johannes 15 15 en 20 17. De verhouding, waarin Jezus' discipelen tot hun nen Heere stonden wijzigde zich van lieverlede. Niet doordat zij een andere houding jegens Hem aanna men, maar doordat Jezus hen ophief uit de lagere tot de hoogere verhouding. Hij zelf heeft de afstand doen inkrimpen door Zich al dieper te vernederen. Hij is en blijft de eeuwige Zone Gods, en de scheidslijn die daarmede getrokken wordt tusschen Hem en alle schepsel wordt niet uitgewischt Hij is en blijft de Heere, wiens eigendom zij zijn en Die over hen beschikt met de macht die Hem van den Vader gegeven is. En ook dit kan niet gewij zigd worden. „Gij heet Mij Meester en Heere cn gij zegt wel, want Ik ben het", zoo heeft Hij in dien- zelfden nacht eerst tot hen gesproken (Joh. 13:13), en dit woord heeft hij niet herroepen. Maar naarmate Hij zich dieper vernedert trekt Hij de banden nauwer aan waarmede Hij hen aan Zich .verbonden heeft. En terwijl Jezus Zich vernedert, verhoogt Hij de Zijnen, om ze straks in Zijn verhoo ging ten volle te doen deelen. Zoodat de apostel kon betuigen: God heeft ons mede opgewekt en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus (Ef. 2:6). Jezus heeft Zijn discipelen eerst dienstknechten genoemd. Zoo was ook de verhouding van den disci pel tot zijn meester. En zij waren ook bij Jezus in dienst. Hij gebruikte hen in Zijn werk. Hij zona lien uit onder Israpl om Zijn komst te prediken. Maar Zijn werk, Zijn plan, dat was voor hen ver borgen. Wat Hij voorhad te doen, wisten zij aanvan kelijk niet. En hun voorstelling die zij van de ont wikkeling en voortgang van Jezus' werk hadden .was ook in menig opzicht onzuiver. Alleen dit wene stond bij hen vast, wat Simon Petrus eens uit aller naam beleden had: Gij zijt de Christus de Zoon des levenden Gods, Maar wat dit Christus-zijn inhield en van Jezus Zelf vorderde, ver stonden zij zoo weinig, dat toen Jezus hen er de eer ste maal over sprak, dat Hij moest lijden en sterven en ten derde dage wederom opstaan, dit de heftigste tegenspraak uitlokte bij dienzelfdcn Petrus, die Hem als den Christus had beleden. Ze waren nog knechten, die wel getrouw deden Wat hun bevolen was, maar die geen inzicht hadden in de leidende gedachte van huns Heeren werk. Toch, hoewel Jezus dit weet cn ook weet, dat dit in dienzelfdcn ii..au Zijn discipelen ertoe zal bn gen Hem alleen te laten, zegt Hij hun: Ik heet u niet meer dienstknechten, want een dienstknecht weet niet wat zijn heere doet, maar Ik he bu vrien den genoemd, want alwat Ik van Mijnen Vader ge boord heb,-dat heb Ik u bekend gemaakt. En al verstaan zij het nu nog niet, zij zullen het tia dezen verstaan. Do Heilige Geest zal het hun in dachtig makon. F.n dan zal het blijken, dat Jezus' onderricht toch niet zoo vruchteloos was geweest als het eerst wel scheen. Vrienden noemt Hij hen, omdat lip hun alles heeft bekend gemaakt wat Hijzelf van don Vader gehoord heeft. Hij heeft voor hen geen geheimen meer. En al zijn er vele dingen, dio zij nu nog niet kunn-u dragen, als de Geest der waarheid zal gekomen zijn tal Hij hen in al de waarheid leiden. Maar de zaak zelf van Zijn zending he'eft Jezus bun gezegd. Hij heeft niets voor hen verborgen ge houden. En too zij het maar hadden aangenomen, te zouden Jezus' lijden en sterven niet als zulk een onoplosbaar raadsel hebben aangezien- j L, Toch heeft Jezus een nog inniger naam voor Zijn jongeren Zich voorbehouden. En dien naam noemt Hij, als Hij op den dag Zijner opstanding Maria Magdalena tot hen zendt. Dan noemt Hij hen Zijne broeders: Ga henen zeg Mijnen broederen: Ik vare op tot Mijnen Vader en uwen Vader en tot Mijnen God en Uwen God. Zijn Vader is ook hun Vader door Hem geworden, en daarom heet Hij hen nu ook Zijn broeders. Die naam die tevoren gebruikt werd van degenen, die Hem in het vleesch het naast stonden, brengt Jezus nu over op' degenen, die Hem het naast zijn in Zijn Koninkrijk. De vlecschelijke banden zijn nu verbroken, de banden des Geestes des levens blijven. Zoo had Jezus Zelf het reeds aangekondigd, toen Zijn moeder en Zijn broeders Hem to Kapernaum zochten, en Hij Zijn handen uitstrekkende over Zijn discipelen zeidc: Zie Mijn moeder en Mijne broeders, want zoo wie den wil Mijns Vaders doet Die in de hemelen is, die zelve is Mijn broeder en zuster en moeder (Matth. 12 49 en 50). En in aansluiting aan dien broedernaam, waarmo de Jezus hen genoemd had kan de apostel dan ook jaren later schrijven: Nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen, maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen, want wij zullen Hem zien gelijk Hij is (1 Joh. 32). In deze opeenvolging van de namen waarmele Jezus Zijn discipelen heeft aangeduid ligt de ontwik keling niet alleen van hun geestelijk leven als vrucht van wat Jezus bij hen gedaan heeft, maar ligt ook aangewezen de wasdom van het geestelijk leven van al des Heeren gekenden. En dan is het niet zoo, dat do volgende naam den vorigen verdringt. Het wil niet zeggen, dat Jezus' discipelen, nadat Hij hen vrienden heeft genoemd, ITem nu niet meer behoeven te dienen. Evenmin als de broedernaam waarmede Hij hen na Zijn opstan ding noemt den vriendennaam tc niet doet Neen, juist doordat ze nu ook Zijn vrienden zijn, worden ze des te betere dienstknechten huis Heeren. En zoo blijven ze zich dan ook noemen in hun brie ven. En in den broedernaam, dien Jezus hen ver leent, wordt het dienstknecht- en het vriend-zijn op hooger plan gebracht. En nooit hebben dan ook de apostelen van hun zijde Jezus hun vriend en hun broeder genoemd. Hij is cn blijft voor hen: do Heere! Daarin hebben wij de apostelen des Heeren na te' volgen. Wij zijn toch niet meer dan zij? En daarom is het een foutieve gevolgtrekking, die men wel eens uit Jezus' woorden gemaakt heefta Noemt Jezus ons Zijn vrienden, dan mogen wij Hem cok met den vriendennaam aanspreken; of: Heet Jezus ons Zijn broeders dan mogen wij Hem ook on zen broeder heeten. Zulke redeneeringen schijnen wel logisch, maac voeren toch op een dwaalspoor. Ze verhelderen niet, maar zij verblinden. Ze maken, dat wij of Zijn God delijke hoogheid voorbij zien of onzo eigen geneigd heid en zondigheid. Dat ontaardt dan in do valscho' mystiek van vermenschelijlcing van het Goddelijke en vergoddelijking van het menschelijke. Eer men erover denkt is men verzeild geraakt in de wateren van een lieidensch pantheïsme, dat alle grenzen u'.t* wischt tusschen God en mensch, tusschen Zaligma ker en gezaligdcn. Daarom moet ge niet voor uzelven naar die hoog© dingen trachten. Drink liever den troost in die Jezus u biedt als Hij u arm cn schuldig zondaar, u zwak geloovige, u die nog zoo gedurig van Hem afwijkt, toch noemt: Mijn broeder, Mijn vriend, Mijn dienst- knechL Daarvoor heeft Jezus deze namen aan de Zijnen ge geven. Niet omdat zij die namen nu waardig waren, maar juist omdat zij die nog niet waard waren. Eens in den hemel dan zullen we die namen ten volle waardig zijn, als wij Hem zullen gelijk wezen. Maar ook dan, en zoo ook nu, dragen wc die namen alleen doordat Hij ons 'ertoe verwaardigd heeft In Zijn genade. En Gods echte kinderen zullen dan ook nooit zictT verheffen op deze namen, maar zir.hzelvcn gedurig toetsen, of zij wel dienstknechten vau God en zijn. Christus zijn, of zij Jezus' woorden bewaren als de genen die Hij daarom vrienden noemt omdat Hij hun heeft bekend gemankt wat Hij van Zijn Vadec gehoord hcefL Niemand heeft recht Kich als kind Gods cn ala Jezus' broeder to beschouwen, die niot als Tezus' vriend met Zijn woord to rude gaat. F.n niemand kan Jezus v.'itr.t heetou cn tc^nn Jezus lief tg hebben, die nalaat ITem te Jionen. De broeder is tok vriend. De vriencl blijft dicnaaft i DE ROZEN Jk heb ze zien bloeien Bij 't uchtendontgloeien; Nu hangen do bladen en storten in 't stof, Tot speeltuig der stormen, Tot aas van do wormen, Tot schaamte van d'op haar pralcnden liof. Toen zogen haar knopjens Do lavende dropjens, Tot parels geronnen uit hemelschen dauwt Nu missen zij kleuren. En spreiden geen geuren, Eer do avond de velden nog wikkelt in 't grauw. Zoo zag ik geslachten, Zoo schoonheid cn krachten Ontluiken cn bloeien, maar luttel bcstaant Zoo lach en verblijden In jammer en lijden Voor 't schemerend Westen des levens vergaan. De luister der oogen, Met nevels betogen, Ja, zenuw- en voeding- en spierkracht .verkwijnt, Ook oordeel en reden Bezwijkt met do leden, En 't leven verwasemt, .vervliegt en verdwijnt Mr. W. BILDERDIJK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 13