Tjehkad&& Q/t&oÈ. (B
Radio Nieuws.
PIEPNEUS EN BIBBERSNOET
EEN GELE NAPOLEON
Claris!eiiike Werkgewersvereerafeing
heeft het oude afgedaan?
•pERIJFSLEVEN IN HET LICHT
VAN DE CALVINISTISCHE
WETSIDEE"
Te Groningen komt heden en morgen de
Jir. Werkgeversvereeniging in Nederland
a jaarvergadering bijeen.
Hedenmiddag te twee uur ving de eerste
ugadering aan onder presidium van den
eer F. L. v an der Bom van Amster
am Deze opende met gebed en las Jesaja
0:26-31.
WOENSDAG 10 SEPTEMBER 1930
JAARVERGADERING
TE GRONINGEN
De 1
der Chr. Werkgevers
Welkomstwoord R. Woldring.
Namens de Groninger ..Club werden de af
vaardigden welkom geheeten door den
eer R. Woldring, te Groningen, die dit om
vee redenen een aangename taak vond. Al-
jreeret omdat de Groninger Christelijke
Verkgevers zich verplicht gevoelen tegen-
ver de steden, die vorige jaren het Congres
ebben ontvangen, waar toen zooveel gast-
rijheid werd genoten. En in de tweede
laats omdat de Groningers graag bezoek
an elders wonenden ontvangen, teneinde
un iets bij te brengen van de beteekenis
ran de 6tad Groningen.
Hij vertelde voorts een en ander van Gro-
ingen, de vooruitgang van handel en in-
ustrie in de provincie, waarna bij de hoop
toprak dat onder den zegen Godö zulke
sluiten mochten worden genomen, die kon-
,'n strekken tot nut van het Nederlandsche
olk en tot nut van de Christelijke werkge-
hun organisatie.
De heer van der
Bom hield vervol
gens zijn openings
rede. In verband
met het voiige week
gevoerde Koningin-
nefeest vvenschte
spr. een oogenblik
te wijzen op Ie
woorden uit 't Wil
helmus: „Dat ii>
toch vroom mag we
zen. Uw dienaar 't
aller stond. Dit is
de bede, onzen
■ins op do lippen gelegd, liet is de bede
n ieder geloovige, die de roeping erkent,
a ook in het dagelijksch leven te belij-
n dat zijn schild en betrouwen de Heere
Uitgedrukt wordt, dat het kenmerk van
n geloovige is, een dapper dienaar te zijn
j den strijd tegen de onderdrukking, die
em, daar hij zich een schilddrager Gods
veet, het harte doorwondt
Dit schild opheffen als dappere, is ook
Ie taak van den werkgever, die zijn roe-
iing als „Christen" in het bedrijfsleven ver-
Vat. Hij heeft in dat deel van het leven
mjo verantwoordelijke plaats van God ont
vingen. Op die plaats heeft hij reken-
pchap af te leggen allereefêt tegenover den
feere God: maar evenzeer heeft hij een
oeping tegenover zijn naaste en dat niet
illeen in beperkten zin. Hij moet opkomen
•oor de vrije ontplooiing van het bedrijf s-
evcn.
De geest van onzen tijd is het roepen
.aar vrijheid, hetwelk veelal gepaard gaat
net onderdrukking van het persoonlijke
>an de natuurlijke persoonlijke openbaring
len laat den man geen man en de vrouw
en vrouw. De verhoudingen worden ont-
ieht; het vrije volksleven wordt in staats
landen geklemd. Gelukkig er zijn nog
rappen!
Is het niet beschamend, zegt spr. dat
js weken geleden „De Standaard" eer
ileidooi moest voeren ter rechtvaardiging
'ijlen Dr. A. Kuyper, omdat hij in
,i de Tweede Kamer den moed had
eliad, tegen den weg door Mr. S. van Hou
en aangewezen, te stemmen, aangezien hij
ich als geloovige verklaarde tegen het
teginsel van een „regeling, dwang van
taatswege", waar Kuyper tegenover stelde
bescherming van het zwakke".
Kuvper wilde belichaming van het begin-
lel. dat de Staat aan de Maatschappij de
verking harer zedelijke factoren moet over
aten, om dan en alleen daar tusschenbeide
e treden, waar zich misbruik openbaart-
lij sprak toen van de diepe kloof, die hem
i Van Houten scheidde.
Is het niet droevig typeerend voor dezen
id, vraagt spr., dat het blad, door Kuyper
opgericht, dat door zijn
beteekenis heeft, durft schrij
principieele tegenstelling door Dr. Kuyper
te forsch werd getrokken; dat het stemmen
voor de wet, van beter parlementaire tak-
tiek zou hebben getuigd, kau wellicht op
goede gronden worden staande gehouden"?
Klaar kiomt hier uit het kwaad van den
dag. Het hoogste in de praktijk is de taktiek
en niet de vraag, wat principieel ge
boden is. Als Christenwerkgevers hebben wij
ons tot taak gesteld om na te speuren, hoe
wij als g e 1 o o v i g e n in het leven van den
dag in onze maatschappelijke taak hebben
te verkeeren. Omtrent tai van vragen heb
ben wij ons in dit verband te bezinnen; vra
gen, niet inhaerent aan een bepaald bedrijf,
doch van algemeenen aard, voortvloeiende
uit den eisch ons in deze door het Christe
lijk beginsel, gesteld.
Om er enkele te noemen: Kan men m het
bedrijfsleven nog van gezag spreken, of is
dit een verouderd begrip? Hoe staan wij
ten opzichte van het persoonlijk leven van
onze arbeiders? Tal van vraagstukken staan
hiermede in verband: ziekten in het gezin
van den arbeider, de kosten bij vermeerde
ring van het gezin, persoonlijk minimum
loon of gezinsloon, kindertoeslag e.d.g. Hoe
staan wij ten opzichte van de brandende
vraag van den dag, de werkloosheid?
Nauw samenhangend met al deze vragen
is de overheidsbemoeiing. Zal deze zich be
perken tot bescherming van het zwakke of
moeten wij mede afdrijven met den tijd,
buigen voor den modernen god, die „Staat"
heet?
In onze Beginselverklaring hebben wij
een en ander uitdrukkelijk uitgesproken.
De toepassing in bepaalde gevallen moet
telkens weder in eigen kring getoetst wor
den aan het beginsel en daarin hebben wij
als mannen broeders elkander te dienen.
Overzien wij het economische leven, zegt
spr. dan staan wij voor raadselen. Het tech
nisch kunnen van den mensch neemt
voortdurend toe, het leven wordt hierdoor
ïeds meer verrijkt
En hoeveel monotone arbeid werd door de
machine overgenomen en hoeveel
waarvoor als het ware slechts brute kracht
of vaardige handeling noodig was, is thans
voor den mensch uitgeschakeld en wordt
heden op eenvoudige, snelle wijze door pen
eenvoudig or meer samengesteld mechanis
me verricht!
Het leven is verrijkt en wordt steéds rij
ke:. En toch kunnen al deze zegeningen in
oezer tijd niet verhinderen, dat het spook
der werkloosheid rondwaart als nimmer
tevoren. De zoo hoog geprezen cultuur
wetenschap is een zegen Gods en wordt
voor menigeen oorzaak van armoede en
moreele inzinking.
Is het daarom geen tijd om elkander te
herinneren aan de oorzaak der ellende op
aarde, den afval van God?
Als werkgevers in het algemeen en als
Christelijke werkgevers in het bijzonder, heb
ben wij éen taak in het leven van den dag.
Ons buigen is niet voor den Staat, noch
voor eenig staatsbegrip, maar wij buigen
voor Hem, Die, zooals Jesaja 40 ons zegt:
„alle dingen geschapen heeft, Die sterk van
vermogen is".
In het bijzonder onze clubs, zegt Spr., heb
ben in deze een bijzondere roeping. In de
club moet gesproken worden, wat de gou
den draad van het beginsel in bepaalde ge
vallen eischt. In de club moeten de vragen
van den dag in dat licht worden bezien.
Als leiders in de bedrijven hebben wij te
zorgen, dat ook onze zaken ieder voor zich,
op de hoogte van den tijd blijven; wat in
richting en outillage betreft, hebben wij niel
achter te staan en toch stellen wij ons
wel de vraag: Is het ons een worsteling om
te begrijpen, dat het God de Heere is, Die
den mensch het vermogen geeft tot dergelij
ke machinale verrichtingen, waardoor het
leven Wordt vrij gemaakt en dat die zegen
in menig opzicht in een vloek wordt ver
keerd, door de moeite en ellende, die over
productie en de daarmede gepaarde werk
loosheid den menscht brengt? Wat spreekt
God de Heere hierin tot ons?
Ook in dezen tijd is 'er uitkomst God:
hand is niet verkort. De zegeningen, die de
Heere geeft, kunnen en zullen ook ten zegen
zijn, indien ook in deze door ons de Heere
wordt verwacht; dan zullen wij ook thans
den weg kennen, de middelen weten aan te
grijpen, de kracht hebben om voort te gaan,
want Hij vermenigvuldigt de sterkte dien,
die geen kracht heeft.
Hierna refereerde Prof. Dr. H.
weerd over bet onderwerp: „De grenzen
van de staatsinmenging in het Bedrijfsle'
in het licht; der Calvinistische wet6idee".
Referaat Prof. DooyeweeriL
De historische bepaaldheid van alle be
schouwingen over het karakter van den
staat en de grenzen van de staatstaak blijkt
op treffende wijze uit de ontwikkelingen,
welke de theorieën ter zake in den loop van
ruim een eeuw hebben doorgemaakt.
De beide polen dezer ontwikkeling worden
gevormd ecnerzijds door de oud-liberale
rechtstastsgedachte (Kant v. Humboldt) en
anderzijds door de moderne idee van den
machts- en welvaartsstaat, gelijk ze met na
me door fascisme en bolsjewisme worden
voorgestaan.
Terwijl de eerste theorie de grenzen der
overheidstaak zoo eng mogelijk trok (be
scherming ran de rechten van leven er.
eigendom der burgers), hebben fascisme en
bolsjewisme voor onze oogen een staatsbeeld
verwerkelijkt, waarin de staat els de legen
darische Leviathan alle levenssappen der
Prof. DOOYEWEERD
vrije maatschappij aan zidh tracht te trek
ken en geen zelfstandigen rechtskring naast
zich duldt.
t Zwaartepunt der toenemende staats
inmenging ligt buiten kijf in de bemoeiing
van den staat met bet economisch leven.
Hierin kan men drie phaeen onderscliei-
dT De phase der absolute staatsonthouding
en der volle individualistische contractsvrij
heid (Manchesterschool).
2. De phase, waarin de staat zijn formalis
tisch standpunt ten aanzien van het econo
misch leven laat varen en met zijn sociale
wetgeving der economisch zwakkeren tegen
uitbuiting door de economisch sterkeren
gaat beschermen.
3. De zich vooral na den wereldoorlog ont
wikkelende, phase, waarin de staat zich
rechtstreeks in de structuur van het econo
misch leven gaat mengen en zich steedc
scherper ten denzen doorzetten in de richting
van een Guprematie van den staat over
economische processen van voortbreng
verdeeling en verbruik.
Parallel met deze ontwikkeling loopt de
evolutie van de rechtetaatègedaohte, die
eveneens drie phasen vertoont:
1. De oud-liberale reehtstaartsgedachte: de
staatstaak beperkt zich tot bescherming van
de subjectieve rechten der onderdanen.
2. De formeele rechtstaatsgedachte. De
doeleinden van den staat zijn onbegrensd,
maar moeten in dan vorm des rechts worden
verwerkelijkt ter wille van de rechtszeker
heid.
Deze theorie eischt onderworpenheid van
de uitvoerende macht (de idmini6tratie) aan
wetgeving en rechtspraak.
3. De vereenzelviging van staai en recht
(Keieen c.s.), waarbij de rechtstaategedaelite
zich geheel aan het absolute van den moder
nen machts- en welvaartsstaat aanpast en
de stelling wordt geproclameerd: Er bestaan
geen principieele grenzen voor do expansie
van den staat ten koste van het vrije maat
schappelijke leven.
Hoe weinig de formeele wet een plecht
anker voor de vrijheid kan zijn, blijkt uit
don gang van zaken in Italië en Rusland. In
den vorm der wet zet het staatsnbsolutieme
zich zonder bezwaar'door, vooral daar waar
de revolutie de dictatuur der minderheid
heeft gevestigd.
Deze geheele gang van zaken moet allen,
die eon volledige opslorping van het vrije
maatschappelijke leven door den staat Le
viathan, verwerpen, met schrik vervullen. In
hooge mate pijnlijk is de ontwikkeling vooral
voor het liberalisme, dat van huis uit indivi
dualistisch, zijn oude idealen van vrijheid en
gelijkheid ziet stukbreken. Merkwaardig i6
in dit verband de recente verschijning van
een bolk van Dr. Darmstaedrter, getiteld „Die
grenszon der Werksamheit des Rechtsstaa-
tes", waarin de neo-liberale idee van den
rechtsstaat, onder uitdrukkelijk beroep op
den geest van v. Humboldts' theorie, wordt
ontwikkeld, en weer opnieuw getracht wordt
aan de rechtsstaatsidee een materieelen in
houd te gev
Intusschen heeft deze neo-liberale theorie
nog steeds haar wortel in het humanistisch
persoonlijkheidsideaal, zij mist de veranki
positieve recht, die op de poneering van hert
zgn. formeel-juridisch alvermogen van den
staats wetgever uitloopt Voor de goddelijke
onverbrekelijke verbondsstructuur van de
mcnscbelijke samenleving heeft zij geen oog.
Daarom beeft de Calvinistisobe levens- en
wereldbeschouwing ook met de moderne
evolutie van het staatkundig liberalisme
geen aanrakingspunt
Slechts vanuil de religieus doorleefde be
lijdenis van Gods' absolute Schepperesouve-
reiniteit, den fjoeksteen der Calvinistische
levens- en wereldbeschouwing, kan de 6trijd
tegen het absolutisme van den modernen
staat Leviathan met vrucht worden gevoerd.
En dan dwingt de consequentie, de vraag
inzake de grenzen der staatsinmenging niet
langer als een bloote vraag van politieke
nscbelijkbeiid of juistheid te beschou
wen, maar als een reobtsvraag in den
6cherpstcn zin des woords te stellen.
Het is de, ook door het liberalisme niet
principieel aangetaste theorie van het juri
disch alvermogen van den etaalswetgever,
die voor het forum der principieele kritiek
moet worden gedaagd.
Deze theorie, in den modernen tijd nauwe
lijks meer bestreden, heeft, bet zij met na
druk gezegd, geen enkelen rechtsgrond in
het positieve recht (want de etaa Is wetgever
zelf kan onmogelijk zijn eigen competentie-
grenzen bepalen), maar in een raai hui6 uit
revolutionaire staatsphitosophie, de leer der
absolutie staartssouvereinitei't). Deze leer is
eensdeels gevoed door het rationalistisch
individualisme der humanistische notuur-
reebtstheoriën, die den staat uit het idividu
construeerden en aannamen, dat bij maat
schappelijk verdrag de van nature vrije en
gelijke individuen al hun rechten op den
6taat hadden overgedragen. Deze theorie
heeft uiteraard principieel de goddelijke
6tructuur der menschelijke verbanden over
boord geworpen. Zij ziet buiten den staat
slechts atomistische individuen.
Anderzijds is de theorie van het juridisch
alvermogen van den etaatswetgever vooral
in deze'en de vorige eeuw gevoed door de
herlevende Hegeliaansche staatephilosophie,
die weliswaar de verbanden erkent, maar
alle niet-statelijke verbanden in de al-ora-
rattende verbandsstructuur van den abso
luut souvereinen staat laat opgaan.
Doch over de geheele linie rust de z.g.n.
positivistische theorie in zake het juridisch
alvermogen van den 6taatswetgever op de
revolutionaire basis eener afgodische wijs
begeerte.
Het Calvinisme heeft reeds in de 17e ee-u
tegen deze etaatsabsolutistieche rechtsbe-
schouwing de leer der souvereiniteit in eigen
kring gesteld en ook positief-reohtelijk, niet
bloo tpolitiek, de consequenties uit die leer
getrokken. (Althusius). De leer der sounve-
reiniteit in eigen kring is een fundamenteel
bestanddeel van het Calvinisme en moet
op ieder gebied tot doorwerking komen. Zij
is gegrond in de absoluut Christelijk relir
gieuze oriënteering van heel onzen kijk op
den kosmos. Wanneer alle wetskringen,
waarin ons Lijdelijk leven gevoegd is, slechts
een tijdelijke straalbreking is van den
eeuwigen, boventijdelijken, religieuzen zin
der wet (den dienst van God in Christus
Jezus), dan kan aan geen dier wetskringen
ook 'n absolute souvereiniteit, maar slechts
souvereiniteit in eigen kring toekomen. D.t
geldt evenzeer voor de economische en juri
dische wetskringen.
Deze zienswijze moet nader worden door
gevoerd in de beschouwing deT menschelijke
verbanden.
Ieder menschelijk verband (gezinsbedrijf,
staat, kerk, etc. etc.), heeft zijn eigen interne,
in de goddelijke wereldorde, gegronde
structuur.
Welke kijk geeft de leer der souvereiniteit
in eigen kring op deze interne structuui;?
In de structuur van ieder ding vinden wij
een complex van reëele functies, die ieder
haar éigen souvereinen wetskring bezitten.
In de Structuur van den boom vinden we
een getalsfunctie (onderworpen aan getals-
wettqn), een ruimtelijke functie (onderwor
pen aan ruimtewetten), een psysische bewe
gingsfunctie (onderworpen aan pbysische be
wegingswetten). Maar als we deze functies
beschouwen, heeft het nog geen zin van
boom te spreken. Eerst in de organische le
vensfunctie, in haar onderworpenheid aan
de wetten van den organischen levenskring
is de boom al6 zoodanig gekwalificeerd. Wij
noemen deze kwalificeeren te functie „do lei
dende functie" van den boom, die tevens de
subjectieve activiteit van den boom kos
misch begrenst. In de interne structuur van
den boom vinden wij nu een wonderbare
harmonie, zoo volmaakt, dart ondanks de
verscheidenheid der functies en der wetten,
die structuur een organische eenheid vormt.
Hoe ie de eenheid bereikt? Daardoor, dat de
leidende functie de andere heeft geabsor
beerd of terzij gedrongen? In geenen deele.
Ook in de interne structuur van den boom
blijft de souvereiniteit in eigen kring ge
handhaafd. Iedere werkelijkheidsfunctie
blijft haar eigen wetten volgen. Maar de or
ganische levensfunctie als „leidende functie"
richt e.lle andere functies op de levensbe
stemming van den boom. Iedere beweging
in de interne structuur van den boom
die levensbestemming gericht.
Ook de structuur der menschelijke ver
banden vertoont een door God verordineerde
volledige handhaving der souvereiniteit in
eigen kring eii tegelijkertijd de oompetentie-
grenzen van het verband in materieelen zin
bepaalt.
De staat is, een geestedijk verband, dat zidh
gevormd heeft op de ba6is eener historische
machtsconcentratie en zijn „leidende func-
vindrt in de rechtsfunctie. De staat is
zijn interne struotuur een overheids-
rechtsverband. Alile niet-juridische functies
van de interne staatsstructuur, ook de eco
nomische, staan naar goddelijke ordinantie
onder leiding van de publiekrechtelijke func
tie. De kosmische bpsteming van den staat
is een omvattend rechtsverband (op histori
sche machtsbasis) over onderdanen
Ook de niet-statelijke verbanden hebben
bun eigen interne structuur in de goddelijke
wereldorde. Het (zichtbaar) kerkverband
heeft zijn „leidende functie" in de geloofs-
functie, die ook zijn interne rechtsfunctie
leidt en richt op de verbandebeetemming.
Het bedrijfsverband, waarin evenals i<n
ieder ander verband gezag en ondergeschikt
heid heerscht, is evenals staat en kerk op
historische basis ontstaan (de machtsver-
werving van het kapitaal) en heeft in zijn
interne 6tructuur zijn „leidende, functie"
den economisohen vvetskring.
Zulks openbaart zich reeds in de interne
struotuur van het bedrijfs-gezag, dat nood
wendig aan een bepaalde economische
functie gebonden is.
Het bedrijfsverband kan evenmin als de
staat willekeurig zijn structuur veranderen.
Wijl bet een lijdende functie bezit, evengoed
als kerk en 6taat, heeft het ook een interne
rechtssfeer, die aan de economische bestem
ming van het bedrijf is gebonden.
De materieele competentiegrenzen van den
staatswetgever liggen nergens andere dan in
deze goddelijke zinstructuur der verbanden.
De Gereformeerde Kerken hebben evenals
de R.K. Kerk nimmer inbreuk van den staat
op hun internen rechtssfeer geduld. Even
min het bedrijf, zoolang het als zelfstandig
verband op historische basi6 bestaat, in
breuk dulden kan op zijn interne rechts
sfeer.
Gaat een absolutistische staatswetgever
willekeurig inbreuk maken op de interne
gezagsstructuur van het bedrijf, of gaat hij
zonder rechtsmotief de bedrijven dwingend
voorschrijven, hoe ze hun economische be
stemming zullen bereiken, dan kan zulk een
overheidswillekeur, zelf6 in den vorm der
wet toch nimmer als stellig bindend recht
worden be6ohouwd, evenmin als de revolu
tionaire bepaling van het Russisch huwe
lijksrecht, dat het huwelijk op eenzijdig ver
langen van een der partijen zonder eenigen
internen verband6rechtsgrond kan worden
on tbonden.
Wanneer de staat zonder rechtsgrond zich
in het economisch leven mengt (gelijk b.v. in
socialistische stadsstaat Weenen), dan laat
hij noodwendig zijn staatsstructuur los er
ist dan ook de bevoegdheid tot overheids
dwang. Oefent hij toch die dwang, dan kan
hij die dwang slechts met bruut geweld,
zonder rechtsgrondslag, doorzetten en
brengt dan ook ontbinding, in stee van orde
recht.
Ieder door God verordineerd gezag heeft
binnen zijn eigen internen rechtssfeer te
waken voor handhaving der souvereiniteit
eigen krin" zoover de middelen daartoe
hem ten dienste staan.
Deze geheele beschouwing laat volmaakt
intact de onderworpenheid der verbanden
aan den staat in hun externe rechtsbetrek
kingen en im zooverre zij in die betrekkingen
onderdanen van den staat naar diens in
terne structuur zijn.
Een practische consequentie dezer be
schouwing ten aanzien van onze Nederlan 1
schë wetgeving is deze, dat de verbindend
verklaring de-r collectieve contracten, welke
wij sedert de wet van 24 December 1927
gekregen hebben, afhankelijk moet worden
gedacht van het voortbestaan der collectieve
contracten zelve. Want deze contracten re
gelen een 6tuk intern bedrijfsrecht, dat zijn
gelding niet aan den 6taatswetgever ont
leent. De verbindend-verklaring kan nooit
zóóó worden geduld, dat het interne bedrijfs
O. 8—9.10 PI:
a. 1010.30 Zang ac_-
rte Ziekendlensten. 10.3011 _Kqrt
•nst, te lelde
bin. Oud-Pi
dedlenstlg hauuurcje. ±i.1
Muziek. 1.30—2 Gr&moroonplaten. N.C.RV. 2.-—
Tijdsein. 2—2.45 Gramofoonplaten. S.453.45 Lur-
- "andw erken, to geven door mej. O.
a Gooische Industrie- en Huisboud-
Tijdsein. 45 Zleltea-
Ds.
king verleei
orgelbi
ring in de Christelijke religie. In politieken kosmische orde. Ze hebben elk hun eigen
zin heeft ze haar vat op de massa verloren leidende funotie (of, „bestemming"), die de
en ze legitimeert een beschouwing van het overige functies moet richten en leiden met
Ds. A.
dam. V
r J. H.
ral: de t
■WNei
kale medewer-
Duysentkunst.
H. Smit Duyaent-
alm 116
der
Zingen
Tijdsein.
scheer, piano. 6.306.40 Koersen. 6.406.45
ofoonmuzlek. 6.457 Cursus Knippen en
Stofversieren, ta geven door het InsUtuut
E.N.S.A.I.D.. Tolstaegslngel 54 te Utrecht. 7.
Mn. 7—8 Orgelconcert, te geven door den
A- B. Cornells, organist te Amsterdam. 8.—
Tijdsein. 8—9 Concert, te geven door de Harmo-
„Zaandamsch Muziekkorps" te Zaandam. Oir.
leer a C. Kruyt. De heeren Jo Kolvers, accor-
ueonW. J. de Mie. tubaphoon; Joh. Bart, piano
begeleiding. 99.30 Spreker: de heer J. Lens,
Hoofd eener Chr. School te Den Haag. Onder
werp: „In de breedte of ln de diepte. (Het leer
plan van de lagere school)". 9-3011 Vervol*
rt. Ongeveer 10.Persberichten.
WERSUM. (1875 M.). A.V.K-O. 8 Tijdsein
8.019.45 Gramofoonmuziek. 10.Tijdsein. 10—
10.15 Morgenwijding. 10.3012 Concert. 13.—
Tüdeein. 12.152 Muziek. 2—2.30 Gramofoonmu-
k. 2.303 Rustpoos. 33.30 Gramofoonmuslek.
4 Lesing voor dames. 4—6 Zlekenuurtje. 6
.30 Gramofoonmuziek. 5.306.45 Concert, 6.15
.15 Sportpraatje, 7.15—7.45 Radio Volks-Unl-
•sltelt. 8.— Tijdsein. 8.01—8.45 Concert. 8.45—
Muziek. 9.2010.30 Muziekfragmenten. lu.W
-sberlchten. 10.4512 Gramofoonmuziek.
DE NIET-UITZENDING
DER VOLKENBONDSVERGADERING.
De reden van de Algemeene Propaganda-
Commissie.
Naar het „Hbld"' verneemt achtte de Alge
meene Propaganda-commissie de uitzendingen
van de Volkenbondsvergadering niet geschikt
het algemeen programma, omdat deze
uitzendingen wellicht door middel van den
zakelijken omroep kunnen plaats vinden. De
reden, waarom uitzending onder een alge
meen programma niet geschikt werd geoor
deeld, is gelegen in de omstandigheid, dat
de toespraken in het Fransch, Engelsch of
Duitsch worden gehouden en derhalve toch
voor het overgroote gedeelte der luisteraars
van geen waarde zouden zijn. De uitzending
kan echter plaats vinden, hetzij bg den za
kelijken omroep, hetzii op den Hilversumsche
zender, behalve des Maandags, en op den
Huizer zender, behalve op Vrijdag.
Gelegenheid tot uitzending bestaat er
derhalve in voldoende mate.
Uit het advies der commissie vclgt daar-
n geenszins, dat zjj tegen de uitzending
modernen ©taats-Leviathan bezieling en
waarde geeft, is niet het motief van de par
ticuliere winstmakerij, maar de erkentenis,
dart ook het bedrijfsleven ter laatste instantie
ln den dienst van God zijn religieuze zin-ver
vulling vindt
De Christelijke beroep in psgeda ch te adet
lederen levenssfeer, ook den economischer»
als gelijkwaardig strijdgebied voor de eere
Gods.
Dat heilig Christelijk ideaal laten wij ons
door niemand, ook niet door een van
machtswaanzin vervulden staats-Levlathan
ontnemen.
Uit de vergadering werden enkele opmer
kingen gemaakt, waarna sluiting der ver
gadering volgde.
De afgevaardigden waren hierna de gas
ten van de leden der Groningsche club.
Eerst werd een autotocht door Groningen
gemaakt, waarna op het Paterswoldsche
meer een korte rondvaart plaats had.
Hedenavond te 7 uur vereenigt men zich
aan een gemeenschappelijke maaltijd, te
houden in het Familie-hotel te Paterswolde,
DOOR G. TH. ROTMAN
Nadruk verboden.
1. Kijk eens, kinderen, vindt je dit geen
bééldig plaatje? Die linksche ben ik. Piep-
neus, en die andere is mijn buurmeisje
Bibbersnoet. Als je goed oppast, en geregeld
de krant leest, zullen we je eens netjes ver
tellen, wat we allemaal beleefd hebben. En
ik beloof je, dat is heusch de moeite waard.
2: En hier heb je onze huisjes, hoog en
droog tusschen het riet. In het linksche
woon ik met mijn familie, in het andere
Bibbersnoet. We wonen er den heelen zomer
en leven dan van graankorrels, dio er
overal in de buurt genoeg te vindon zijn,
(Wordt Vrijdag vervolgd.)
door ARTHUR E. SOUTHON
VERKORTE INHOUD.
bezield van bittere haat tegen do t
Engelsche Commissaris u1tg<
_e koning te komen en doet
in do strijd tegen de blank
nlann Raio. de soil..,
ichuwd
(67
blanken heeft in Mperu
rd. Hü weet in Kwandi
gen do Engelschen. Een
den spion weet bjj de
ap Balo, de spion, zich ztln eigenlijke bedoeling
- zjjn. door Nadu, de
oegelaten. Dan gaat de
r do Engelsche Commissaris en
plan voor de opstand.
jrdt Tula.sl, als des
uit Engeland geschr
euw het plan op zich
i wreken,
den Engelschen Col
ln Kwandi pionl
heeft
ngswerk als middel tei
ailerminst de noodzak:
istus' bevel. Do k.
nen bezoeken. Rilston
>rdt hartelUk ontvang
ton verdedigt tegenov
o spoedig
ldoel
door Harley Fa
vel Mary
held van
dat zU niet kan na-
r en haar broer eens
ndelUke ultnoodtglng
zün
hoofd der beweging gesteld had.
Islukt, m
ulpmoord het leven tc benemen. Hierdoor wordt
üha.uso aan het .wankelen gebracht. En nog
wordt zü 1
zienlüken
zendeling
Maklndi wordt Chrii
>rdt van een paar ernstige armbreuki
_Iadu voelt de machteloosheid van he
1 zü nog niet besluiten kan, den Chr. godsdlet
Jvastig en zijn pleegmoeder Ns
3t gewonnen
middels heeft Tulasl. die dood
Konlngs dochter. Maklndi blUft
u wordt eveneens voor het Chr.
rewaand werd. een gehel
Feribo snelt hol
den Engel-
cht van den Koning diens dochter Feribo
gelijkertijd, dat de zuster van den coramla-
il worden.
it en vertelt Rilston. die bü Maklndi thuis
ten uitvoer wil brongen.
dit plan zoo mogelük te
HOOFDSTUK XII
Tulasi gaat weer aan den haal
„Meester, Feribu-ekun komt! Zie, ginds, waar de boomen dun
zijn, schijnt het licht op de roode kepi's van de politio".
Rilston keek langs den heuvel naar beneden en slaakte een
zucht van dankbaarheid, toen hij zag dat een vrij sterke politie
macht vlug in zijn richting kwam gemarcheerd.
Mary was nog steeds bewusteloos, en hoewel de regen ten
laatste had opgehouden, was ze kletsdoornat en bereids vertoon
den zich de eerste symptomen van een koorts, die het noodwen
dig gevolg moest zijn van zulk een groote uitputting.
Daar op die kale helling kon hij niets met haar beginnen; en
daarom voelde hij zich zeer opgelucht toen hij haar broeder op
het juiste tijdstip zag naderen.
In korten tijd had de politie de pas beklommen en
stond Harley Fane bij het roerlooze lichaam van zijn zoo teer
beminde zuster. Toen Jiij haar verwonde bloote voeten zag en de
groote blaren op haar arm, op de plek waar de strop zoo stevig
aangehaald was geweest en haar doodsbleek gezichtje, werd zijn
gelaat overtogen met een donker-roode blos. Hij keek Rilston
aan met een blik vol ingehouden woode.
„Bij alle goden van Afrika, ik zal die kerels te pakken krijgen,
die jou dit hebben aangedaan, m'n lieve kind", zei hij toen met
zachte stem.
„Dat moet nog maar wat wachten, Fane", zei Rilston. „Voor
alles moeten we probeeren haar zoo jfauw mogelijk in de Resi
dentie terug te brengen, want de koorts ls al opgekomen".
„De residentie?! Hebt u T dan niet gehoord? Die is vannacht
afgebrand, toen ze Mary schaakten, nadat ze eerst mijn brave
jongens doodgeslagen hebben. De vrouw van een hunner kwam
me in Kiludiko waarschuwen. Gelukkig was ik wakker; ik had
den vuurgloed al gezien, en was reeds onderweg. Toen zo me
vertelde, dat die duivels van Mperu het me geflikt hadden, ben
ik aanstonds hierheen gemarcheerd".
„Ja, dat zijn de eigenlijke daders. Maar ze handelden op hoog
bevel. Want er is ierts veel ergers gebeurd dan het afbranden van
de residentie, tijdens uw afwezigheid. Tulasi, de halfbloed dien
u dood waande, en van wien men vertelde, dat hij in het moe
ras verdronken was, is op de een of andere wijze weer op het
tooneel -verschenen en die is de ware oorzaak van dit alles. Een
jaar lang heeft hij zich schuil gehouden in het oerwoud; hij
heeft een geheim genootschap gevormd, dat hij de Broederschap
des Doods noemt; en dit was de eerste acte van zijn optreden".
„Hoe weet u dat allemaal?" vroeg Fane kortaf. „Die man is
hardstikke dood; Ik durf er een eed op te doen. De een of ander
heeft u leclijk beetgenomen".
Rilston deed daarop in telegramstijl het verhaal van Feribu's
luistervinkje-spelen en van haar komst ia Nadu's hut om te
waarschuwen.
Fane hoorde toe en geloofde.
Het verhaal was aaneengesloten en Jclopte volkomen met rrlles
wat hij uit eigen ervaring wist van dén halfbloed. Het kon geen
fantasie zijn. Trouwens, welke reden zou ze gehad kunnen
hebben om zoo iets te doen, als er niets van waar was.
Ecnige oogenblikken was hij der wanhoop ten prooi. Hij ken
de deze verschrikkelijke genootschappen en de orgiën van oor
logswaanzin die steeds vost volgden, voordat men tot den aan
val overging. Wanneer een knap en wraakzuchtig iemand als de
halfbloed aan het hoofd van de beweging stond, zouden
de gevolgen nog slimmer zijn dan hij zich zou kunnen voorstel
len.
Maar toen zijn oogen vielen op het slappe, gekneusde lichaam
van zijn zuster, herwon hij al zijn energie.
Dat had Tulasi gedaan en hij zou er voor boeten, d^moest
hij hem dan ook eigenhandig uit het paleis sleuren!
„Slaagden enkele paria's erin, hierlangs tc komen?" vroeg hij.
„Neen. Ik vermoed, dat ze dachten dat u het was, inplaats van
ik, want ze verwijderden zich halsoverkop.
Makindi ls zooeven boven geweest en hij ontdekte tot zijn niet
geringe verbazing, dat de pas onbewaakt is".
„Dat is alvast een mooi ding. Ik zal dit nest uittrappen. Ja, ik
zal nog veel meer doen. Twee mannetjes laat ik hier om de pas
te bewaken: er Is geen sterveling, die er dan langs kan komen.
Dan houd ik er nog achttien over. Met twaalf daarvan ga ik di
rect naar Kwandi en eisch het leven van Tulasi op. Mogelijk
weet hij, dat Ik hier ben. Maar heel waarschijnlijk is het niet.
Er ise althans een aardige kans, dat hij het niet weet, en daarop
reken ik nu maar. De vlammen kan hij niet gezien hebben, want
gelukkig ligt Mperu tusschen Kwandi en Ikaru.
(Wordt tn-toIc&A l