Tjehkad&& Q/t&oÈ. (B Radio Nieuws. PIEPNEUS EN BIBBERSNOET EEN GELE NAPOLEON Claris!eiiike Werkgewersvereerafeing heeft het oude afgedaan? •pERIJFSLEVEN IN HET LICHT VAN DE CALVINISTISCHE WETSIDEE" Te Groningen komt heden en morgen de Jir. Werkgeversvereeniging in Nederland a jaarvergadering bijeen. Hedenmiddag te twee uur ving de eerste ugadering aan onder presidium van den eer F. L. v an der Bom van Amster am Deze opende met gebed en las Jesaja 0:26-31. WOENSDAG 10 SEPTEMBER 1930 JAARVERGADERING TE GRONINGEN De 1 der Chr. Werkgevers Welkomstwoord R. Woldring. Namens de Groninger ..Club werden de af vaardigden welkom geheeten door den eer R. Woldring, te Groningen, die dit om vee redenen een aangename taak vond. Al- jreeret omdat de Groninger Christelijke Verkgevers zich verplicht gevoelen tegen- ver de steden, die vorige jaren het Congres ebben ontvangen, waar toen zooveel gast- rijheid werd genoten. En in de tweede laats omdat de Groningers graag bezoek an elders wonenden ontvangen, teneinde un iets bij te brengen van de beteekenis ran de 6tad Groningen. Hij vertelde voorts een en ander van Gro- ingen, de vooruitgang van handel en in- ustrie in de provincie, waarna bij de hoop toprak dat onder den zegen Godö zulke sluiten mochten worden genomen, die kon- ,'n strekken tot nut van het Nederlandsche olk en tot nut van de Christelijke werkge- hun organisatie. De heer van der Bom hield vervol gens zijn openings rede. In verband met het voiige week gevoerde Koningin- nefeest vvenschte spr. een oogenblik te wijzen op Ie woorden uit 't Wil helmus: „Dat ii> toch vroom mag we zen. Uw dienaar 't aller stond. Dit is de bede, onzen ■ins op do lippen gelegd, liet is de bede n ieder geloovige, die de roeping erkent, a ook in het dagelijksch leven te belij- n dat zijn schild en betrouwen de Heere Uitgedrukt wordt, dat het kenmerk van n geloovige is, een dapper dienaar te zijn j den strijd tegen de onderdrukking, die em, daar hij zich een schilddrager Gods veet, het harte doorwondt Dit schild opheffen als dappere, is ook Ie taak van den werkgever, die zijn roe- iing als „Christen" in het bedrijfsleven ver- Vat. Hij heeft in dat deel van het leven mjo verantwoordelijke plaats van God ont vingen. Op die plaats heeft hij reken- pchap af te leggen allereefêt tegenover den feere God: maar evenzeer heeft hij een oeping tegenover zijn naaste en dat niet illeen in beperkten zin. Hij moet opkomen •oor de vrije ontplooiing van het bedrijf s- evcn. De geest van onzen tijd is het roepen .aar vrijheid, hetwelk veelal gepaard gaat net onderdrukking van het persoonlijke >an de natuurlijke persoonlijke openbaring len laat den man geen man en de vrouw en vrouw. De verhoudingen worden ont- ieht; het vrije volksleven wordt in staats landen geklemd. Gelukkig er zijn nog rappen! Is het niet beschamend, zegt spr. dat js weken geleden „De Standaard" eer ileidooi moest voeren ter rechtvaardiging 'ijlen Dr. A. Kuyper, omdat hij in ,i de Tweede Kamer den moed had eliad, tegen den weg door Mr. S. van Hou en aangewezen, te stemmen, aangezien hij ich als geloovige verklaarde tegen het teginsel van een „regeling, dwang van taatswege", waar Kuyper tegenover stelde bescherming van het zwakke". Kuvper wilde belichaming van het begin- lel. dat de Staat aan de Maatschappij de verking harer zedelijke factoren moet over aten, om dan en alleen daar tusschenbeide e treden, waar zich misbruik openbaart- lij sprak toen van de diepe kloof, die hem i Van Houten scheidde. Is het niet droevig typeerend voor dezen id, vraagt spr., dat het blad, door Kuyper opgericht, dat door zijn beteekenis heeft, durft schrij principieele tegenstelling door Dr. Kuyper te forsch werd getrokken; dat het stemmen voor de wet, van beter parlementaire tak- tiek zou hebben getuigd, kau wellicht op goede gronden worden staande gehouden"? Klaar kiomt hier uit het kwaad van den dag. Het hoogste in de praktijk is de taktiek en niet de vraag, wat principieel ge boden is. Als Christenwerkgevers hebben wij ons tot taak gesteld om na te speuren, hoe wij als g e 1 o o v i g e n in het leven van den dag in onze maatschappelijke taak hebben te verkeeren. Omtrent tai van vragen heb ben wij ons in dit verband te bezinnen; vra gen, niet inhaerent aan een bepaald bedrijf, doch van algemeenen aard, voortvloeiende uit den eisch ons in deze door het Christe lijk beginsel, gesteld. Om er enkele te noemen: Kan men m het bedrijfsleven nog van gezag spreken, of is dit een verouderd begrip? Hoe staan wij ten opzichte van het persoonlijk leven van onze arbeiders? Tal van vraagstukken staan hiermede in verband: ziekten in het gezin van den arbeider, de kosten bij vermeerde ring van het gezin, persoonlijk minimum loon of gezinsloon, kindertoeslag e.d.g. Hoe staan wij ten opzichte van de brandende vraag van den dag, de werkloosheid? Nauw samenhangend met al deze vragen is de overheidsbemoeiing. Zal deze zich be perken tot bescherming van het zwakke of moeten wij mede afdrijven met den tijd, buigen voor den modernen god, die „Staat" heet? In onze Beginselverklaring hebben wij een en ander uitdrukkelijk uitgesproken. De toepassing in bepaalde gevallen moet telkens weder in eigen kring getoetst wor den aan het beginsel en daarin hebben wij als mannen broeders elkander te dienen. Overzien wij het economische leven, zegt spr. dan staan wij voor raadselen. Het tech nisch kunnen van den mensch neemt voortdurend toe, het leven wordt hierdoor ïeds meer verrijkt En hoeveel monotone arbeid werd door de machine overgenomen en hoeveel waarvoor als het ware slechts brute kracht of vaardige handeling noodig was, is thans voor den mensch uitgeschakeld en wordt heden op eenvoudige, snelle wijze door pen eenvoudig or meer samengesteld mechanis me verricht! Het leven is verrijkt en wordt steéds rij ke:. En toch kunnen al deze zegeningen in oezer tijd niet verhinderen, dat het spook der werkloosheid rondwaart als nimmer tevoren. De zoo hoog geprezen cultuur wetenschap is een zegen Gods en wordt voor menigeen oorzaak van armoede en moreele inzinking. Is het daarom geen tijd om elkander te herinneren aan de oorzaak der ellende op aarde, den afval van God? Als werkgevers in het algemeen en als Christelijke werkgevers in het bijzonder, heb ben wij éen taak in het leven van den dag. Ons buigen is niet voor den Staat, noch voor eenig staatsbegrip, maar wij buigen voor Hem, Die, zooals Jesaja 40 ons zegt: „alle dingen geschapen heeft, Die sterk van vermogen is". In het bijzonder onze clubs, zegt Spr., heb ben in deze een bijzondere roeping. In de club moet gesproken worden, wat de gou den draad van het beginsel in bepaalde ge vallen eischt. In de club moeten de vragen van den dag in dat licht worden bezien. Als leiders in de bedrijven hebben wij te zorgen, dat ook onze zaken ieder voor zich, op de hoogte van den tijd blijven; wat in richting en outillage betreft, hebben wij niel achter te staan en toch stellen wij ons wel de vraag: Is het ons een worsteling om te begrijpen, dat het God de Heere is, Die den mensch het vermogen geeft tot dergelij ke machinale verrichtingen, waardoor het leven Wordt vrij gemaakt en dat die zegen in menig opzicht in een vloek wordt ver keerd, door de moeite en ellende, die over productie en de daarmede gepaarde werk loosheid den menscht brengt? Wat spreekt God de Heere hierin tot ons? Ook in dezen tijd is 'er uitkomst God: hand is niet verkort. De zegeningen, die de Heere geeft, kunnen en zullen ook ten zegen zijn, indien ook in deze door ons de Heere wordt verwacht; dan zullen wij ook thans den weg kennen, de middelen weten aan te grijpen, de kracht hebben om voort te gaan, want Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geen kracht heeft. Hierna refereerde Prof. Dr. H. weerd over bet onderwerp: „De grenzen van de staatsinmenging in het Bedrijfsle' in het licht; der Calvinistische wet6idee". Referaat Prof. DooyeweeriL De historische bepaaldheid van alle be schouwingen over het karakter van den staat en de grenzen van de staatstaak blijkt op treffende wijze uit de ontwikkelingen, welke de theorieën ter zake in den loop van ruim een eeuw hebben doorgemaakt. De beide polen dezer ontwikkeling worden gevormd ecnerzijds door de oud-liberale rechtstastsgedachte (Kant v. Humboldt) en anderzijds door de moderne idee van den machts- en welvaartsstaat, gelijk ze met na me door fascisme en bolsjewisme worden voorgestaan. Terwijl de eerste theorie de grenzen der overheidstaak zoo eng mogelijk trok (be scherming ran de rechten van leven er. eigendom der burgers), hebben fascisme en bolsjewisme voor onze oogen een staatsbeeld verwerkelijkt, waarin de staat els de legen darische Leviathan alle levenssappen der Prof. DOOYEWEERD vrije maatschappij aan zidh tracht te trek ken en geen zelfstandigen rechtskring naast zich duldt. t Zwaartepunt der toenemende staats inmenging ligt buiten kijf in de bemoeiing van den staat met bet economisch leven. Hierin kan men drie phaeen onderscliei- dT De phase der absolute staatsonthouding en der volle individualistische contractsvrij heid (Manchesterschool). 2. De phase, waarin de staat zijn formalis tisch standpunt ten aanzien van het econo misch leven laat varen en met zijn sociale wetgeving der economisch zwakkeren tegen uitbuiting door de economisch sterkeren gaat beschermen. 3. De zich vooral na den wereldoorlog ont wikkelende, phase, waarin de staat zich rechtstreeks in de structuur van het econo misch leven gaat mengen en zich steedc scherper ten denzen doorzetten in de richting van een Guprematie van den staat over economische processen van voortbreng verdeeling en verbruik. Parallel met deze ontwikkeling loopt de evolutie van de rechtetaatègedaohte, die eveneens drie phasen vertoont: 1. De oud-liberale reehtstaartsgedachte: de staatstaak beperkt zich tot bescherming van de subjectieve rechten der onderdanen. 2. De formeele rechtstaatsgedachte. De doeleinden van den staat zijn onbegrensd, maar moeten in dan vorm des rechts worden verwerkelijkt ter wille van de rechtszeker heid. Deze theorie eischt onderworpenheid van de uitvoerende macht (de idmini6tratie) aan wetgeving en rechtspraak. 3. De vereenzelviging van staai en recht (Keieen c.s.), waarbij de rechtstaategedaelite zich geheel aan het absolute van den moder nen machts- en welvaartsstaat aanpast en de stelling wordt geproclameerd: Er bestaan geen principieele grenzen voor do expansie van den staat ten koste van het vrije maat schappelijke leven. Hoe weinig de formeele wet een plecht anker voor de vrijheid kan zijn, blijkt uit don gang van zaken in Italië en Rusland. In den vorm der wet zet het staatsnbsolutieme zich zonder bezwaar'door, vooral daar waar de revolutie de dictatuur der minderheid heeft gevestigd. Deze geheele gang van zaken moet allen, die eon volledige opslorping van het vrije maatschappelijke leven door den staat Le viathan, verwerpen, met schrik vervullen. In hooge mate pijnlijk is de ontwikkeling vooral voor het liberalisme, dat van huis uit indivi dualistisch, zijn oude idealen van vrijheid en gelijkheid ziet stukbreken. Merkwaardig i6 in dit verband de recente verschijning van een bolk van Dr. Darmstaedrter, getiteld „Die grenszon der Werksamheit des Rechtsstaa- tes", waarin de neo-liberale idee van den rechtsstaat, onder uitdrukkelijk beroep op den geest van v. Humboldts' theorie, wordt ontwikkeld, en weer opnieuw getracht wordt aan de rechtsstaatsidee een materieelen in houd te gev Intusschen heeft deze neo-liberale theorie nog steeds haar wortel in het humanistisch persoonlijkheidsideaal, zij mist de veranki positieve recht, die op de poneering van hert zgn. formeel-juridisch alvermogen van den staats wetgever uitloopt Voor de goddelijke onverbrekelijke verbondsstructuur van de mcnscbelijke samenleving heeft zij geen oog. Daarom beeft de Calvinistisobe levens- en wereldbeschouwing ook met de moderne evolutie van het staatkundig liberalisme geen aanrakingspunt Slechts vanuil de religieus doorleefde be lijdenis van Gods' absolute Schepperesouve- reiniteit, den fjoeksteen der Calvinistische levens- en wereldbeschouwing, kan de 6trijd tegen het absolutisme van den modernen staat Leviathan met vrucht worden gevoerd. En dan dwingt de consequentie, de vraag inzake de grenzen der staatsinmenging niet langer als een bloote vraag van politieke nscbelijkbeiid of juistheid te beschou wen, maar als een reobtsvraag in den 6cherpstcn zin des woords te stellen. Het is de, ook door het liberalisme niet principieel aangetaste theorie van het juri disch alvermogen van den etaalswetgever, die voor het forum der principieele kritiek moet worden gedaagd. Deze theorie, in den modernen tijd nauwe lijks meer bestreden, heeft, bet zij met na druk gezegd, geen enkelen rechtsgrond in het positieve recht (want de etaa Is wetgever zelf kan onmogelijk zijn eigen competentie- grenzen bepalen), maar in een raai hui6 uit revolutionaire staatsphitosophie, de leer der absolutie staartssouvereinitei't). Deze leer is eensdeels gevoed door het rationalistisch individualisme der humanistische notuur- reebtstheoriën, die den staat uit het idividu construeerden en aannamen, dat bij maat schappelijk verdrag de van nature vrije en gelijke individuen al hun rechten op den 6taat hadden overgedragen. Deze theorie heeft uiteraard principieel de goddelijke 6tructuur der menschelijke verbanden over boord geworpen. Zij ziet buiten den staat slechts atomistische individuen. Anderzijds is de theorie van het juridisch alvermogen van den etaatswetgever vooral in deze'en de vorige eeuw gevoed door de herlevende Hegeliaansche staatephilosophie, die weliswaar de verbanden erkent, maar alle niet-statelijke verbanden in de al-ora- rattende verbandsstructuur van den abso luut souvereinen staat laat opgaan. Doch over de geheele linie rust de z.g.n. positivistische theorie in zake het juridisch alvermogen van den 6taatswetgever op de revolutionaire basis eener afgodische wijs begeerte. Het Calvinisme heeft reeds in de 17e ee-u tegen deze etaatsabsolutistieche rechtsbe- schouwing de leer der souvereiniteit in eigen kring gesteld en ook positief-reohtelijk, niet bloo tpolitiek, de consequenties uit die leer getrokken. (Althusius). De leer der sounve- reiniteit in eigen kring is een fundamenteel bestanddeel van het Calvinisme en moet op ieder gebied tot doorwerking komen. Zij is gegrond in de absoluut Christelijk relir gieuze oriënteering van heel onzen kijk op den kosmos. Wanneer alle wetskringen, waarin ons Lijdelijk leven gevoegd is, slechts een tijdelijke straalbreking is van den eeuwigen, boventijdelijken, religieuzen zin der wet (den dienst van God in Christus Jezus), dan kan aan geen dier wetskringen ook 'n absolute souvereiniteit, maar slechts souvereiniteit in eigen kring toekomen. D.t geldt evenzeer voor de economische en juri dische wetskringen. Deze zienswijze moet nader worden door gevoerd in de beschouwing deT menschelijke verbanden. Ieder menschelijk verband (gezinsbedrijf, staat, kerk, etc. etc.), heeft zijn eigen interne, in de goddelijke wereldorde, gegronde structuur. Welke kijk geeft de leer der souvereiniteit in eigen kring op deze interne structuui;? In de structuur van ieder ding vinden wij een complex van reëele functies, die ieder haar éigen souvereinen wetskring bezitten. In de Structuur van den boom vinden we een getalsfunctie (onderworpen aan getals- wettqn), een ruimtelijke functie (onderwor pen aan ruimtewetten), een psysische bewe gingsfunctie (onderworpen aan pbysische be wegingswetten). Maar als we deze functies beschouwen, heeft het nog geen zin van boom te spreken. Eerst in de organische le vensfunctie, in haar onderworpenheid aan de wetten van den organischen levenskring is de boom al6 zoodanig gekwalificeerd. Wij noemen deze kwalificeeren te functie „do lei dende functie" van den boom, die tevens de subjectieve activiteit van den boom kos misch begrenst. In de interne structuur van den boom vinden wij nu een wonderbare harmonie, zoo volmaakt, dart ondanks de verscheidenheid der functies en der wetten, die structuur een organische eenheid vormt. Hoe ie de eenheid bereikt? Daardoor, dat de leidende functie de andere heeft geabsor beerd of terzij gedrongen? In geenen deele. Ook in de interne structuur van den boom blijft de souvereiniteit in eigen kring ge handhaafd. Iedere werkelijkheidsfunctie blijft haar eigen wetten volgen. Maar de or ganische levensfunctie als „leidende functie" richt e.lle andere functies op de levensbe stemming van den boom. Iedere beweging in de interne structuur van den boom die levensbestemming gericht. Ook de structuur der menschelijke ver banden vertoont een door God verordineerde volledige handhaving der souvereiniteit in eigen kring eii tegelijkertijd de oompetentie- grenzen van het verband in materieelen zin bepaalt. De staat is, een geestedijk verband, dat zidh gevormd heeft op de ba6is eener historische machtsconcentratie en zijn „leidende func- vindrt in de rechtsfunctie. De staat is zijn interne struotuur een overheids- rechtsverband. Alile niet-juridische functies van de interne staatsstructuur, ook de eco nomische, staan naar goddelijke ordinantie onder leiding van de publiekrechtelijke func tie. De kosmische bpsteming van den staat is een omvattend rechtsverband (op histori sche machtsbasis) over onderdanen Ook de niet-statelijke verbanden hebben bun eigen interne structuur in de goddelijke wereldorde. Het (zichtbaar) kerkverband heeft zijn „leidende functie" in de geloofs- functie, die ook zijn interne rechtsfunctie leidt en richt op de verbandebeetemming. Het bedrijfsverband, waarin evenals i<n ieder ander verband gezag en ondergeschikt heid heerscht, is evenals staat en kerk op historische basis ontstaan (de machtsver- werving van het kapitaal) en heeft in zijn interne 6tructuur zijn „leidende, functie" den economisohen vvetskring. Zulks openbaart zich reeds in de interne struotuur van het bedrijfs-gezag, dat nood wendig aan een bepaalde economische functie gebonden is. Het bedrijfsverband kan evenmin als de staat willekeurig zijn structuur veranderen. Wijl bet een lijdende functie bezit, evengoed als kerk en 6taat, heeft het ook een interne rechtssfeer, die aan de economische bestem ming van het bedrijf is gebonden. De materieele competentiegrenzen van den staatswetgever liggen nergens andere dan in deze goddelijke zinstructuur der verbanden. De Gereformeerde Kerken hebben evenals de R.K. Kerk nimmer inbreuk van den staat op hun internen rechtssfeer geduld. Even min het bedrijf, zoolang het als zelfstandig verband op historische basi6 bestaat, in breuk dulden kan op zijn interne rechts sfeer. Gaat een absolutistische staatswetgever willekeurig inbreuk maken op de interne gezagsstructuur van het bedrijf, of gaat hij zonder rechtsmotief de bedrijven dwingend voorschrijven, hoe ze hun economische be stemming zullen bereiken, dan kan zulk een overheidswillekeur, zelf6 in den vorm der wet toch nimmer als stellig bindend recht worden be6ohouwd, evenmin als de revolu tionaire bepaling van het Russisch huwe lijksrecht, dat het huwelijk op eenzijdig ver langen van een der partijen zonder eenigen internen verband6rechtsgrond kan worden on tbonden. Wanneer de staat zonder rechtsgrond zich in het economisch leven mengt (gelijk b.v. in socialistische stadsstaat Weenen), dan laat hij noodwendig zijn staatsstructuur los er ist dan ook de bevoegdheid tot overheids dwang. Oefent hij toch die dwang, dan kan hij die dwang slechts met bruut geweld, zonder rechtsgrondslag, doorzetten en brengt dan ook ontbinding, in stee van orde recht. Ieder door God verordineerd gezag heeft binnen zijn eigen internen rechtssfeer te waken voor handhaving der souvereiniteit eigen krin" zoover de middelen daartoe hem ten dienste staan. Deze geheele beschouwing laat volmaakt intact de onderworpenheid der verbanden aan den staat in hun externe rechtsbetrek kingen en im zooverre zij in die betrekkingen onderdanen van den staat naar diens in terne structuur zijn. Een practische consequentie dezer be schouwing ten aanzien van onze Nederlan 1 schë wetgeving is deze, dat de verbindend verklaring de-r collectieve contracten, welke wij sedert de wet van 24 December 1927 gekregen hebben, afhankelijk moet worden gedacht van het voortbestaan der collectieve contracten zelve. Want deze contracten re gelen een 6tuk intern bedrijfsrecht, dat zijn gelding niet aan den 6taatswetgever ont leent. De verbindend-verklaring kan nooit zóóó worden geduld, dat het interne bedrijfs O. 8—9.10 PI: a. 1010.30 Zang ac_- rte Ziekendlensten. 10.3011 _Kqrt •nst, te lelde bin. Oud-Pi dedlenstlg hauuurcje. ±i.1 Muziek. 1.30—2 Gr&moroonplaten. N.C.RV. 2.-— Tijdsein. 2—2.45 Gramofoonplaten. S.453.45 Lur- - "andw erken, to geven door mej. O. a Gooische Industrie- en Huisboud- Tijdsein. 45 Zleltea- Ds. king verleei orgelbi ring in de Christelijke religie. In politieken kosmische orde. Ze hebben elk hun eigen zin heeft ze haar vat op de massa verloren leidende funotie (of, „bestemming"), die de en ze legitimeert een beschouwing van het overige functies moet richten en leiden met Ds. A. dam. V r J. H. ral: de t ■WNei kale medewer- Duysentkunst. H. Smit Duyaent- alm 116 der Zingen Tijdsein. scheer, piano. 6.306.40 Koersen. 6.406.45 ofoonmuzlek. 6.457 Cursus Knippen en Stofversieren, ta geven door het InsUtuut E.N.S.A.I.D.. Tolstaegslngel 54 te Utrecht. 7. Mn. 7—8 Orgelconcert, te geven door den A- B. Cornells, organist te Amsterdam. 8.— Tijdsein. 8—9 Concert, te geven door de Harmo- „Zaandamsch Muziekkorps" te Zaandam. Oir. leer a C. Kruyt. De heeren Jo Kolvers, accor- ueonW. J. de Mie. tubaphoon; Joh. Bart, piano begeleiding. 99.30 Spreker: de heer J. Lens, Hoofd eener Chr. School te Den Haag. Onder werp: „In de breedte of ln de diepte. (Het leer plan van de lagere school)". 9-3011 Vervol* rt. Ongeveer 10.Persberichten. WERSUM. (1875 M.). A.V.K-O. 8 Tijdsein 8.019.45 Gramofoonmuziek. 10.Tijdsein. 10— 10.15 Morgenwijding. 10.3012 Concert. 13.— Tüdeein. 12.152 Muziek. 2—2.30 Gramofoonmu- k. 2.303 Rustpoos. 33.30 Gramofoonmuslek. 4 Lesing voor dames. 4—6 Zlekenuurtje. 6 .30 Gramofoonmuziek. 5.306.45 Concert, 6.15 .15 Sportpraatje, 7.15—7.45 Radio Volks-Unl- •sltelt. 8.— Tijdsein. 8.01—8.45 Concert. 8.45— Muziek. 9.2010.30 Muziekfragmenten. lu.W -sberlchten. 10.4512 Gramofoonmuziek. DE NIET-UITZENDING DER VOLKENBONDSVERGADERING. De reden van de Algemeene Propaganda- Commissie. Naar het „Hbld"' verneemt achtte de Alge meene Propaganda-commissie de uitzendingen van de Volkenbondsvergadering niet geschikt het algemeen programma, omdat deze uitzendingen wellicht door middel van den zakelijken omroep kunnen plaats vinden. De reden, waarom uitzending onder een alge meen programma niet geschikt werd geoor deeld, is gelegen in de omstandigheid, dat de toespraken in het Fransch, Engelsch of Duitsch worden gehouden en derhalve toch voor het overgroote gedeelte der luisteraars van geen waarde zouden zijn. De uitzending kan echter plaats vinden, hetzij bg den za kelijken omroep, hetzii op den Hilversumsche zender, behalve des Maandags, en op den Huizer zender, behalve op Vrijdag. Gelegenheid tot uitzending bestaat er derhalve in voldoende mate. Uit het advies der commissie vclgt daar- n geenszins, dat zjj tegen de uitzending modernen ©taats-Leviathan bezieling en waarde geeft, is niet het motief van de par ticuliere winstmakerij, maar de erkentenis, dart ook het bedrijfsleven ter laatste instantie ln den dienst van God zijn religieuze zin-ver vulling vindt De Christelijke beroep in psgeda ch te adet lederen levenssfeer, ook den economischer» als gelijkwaardig strijdgebied voor de eere Gods. Dat heilig Christelijk ideaal laten wij ons door niemand, ook niet door een van machtswaanzin vervulden staats-Levlathan ontnemen. Uit de vergadering werden enkele opmer kingen gemaakt, waarna sluiting der ver gadering volgde. De afgevaardigden waren hierna de gas ten van de leden der Groningsche club. Eerst werd een autotocht door Groningen gemaakt, waarna op het Paterswoldsche meer een korte rondvaart plaats had. Hedenavond te 7 uur vereenigt men zich aan een gemeenschappelijke maaltijd, te houden in het Familie-hotel te Paterswolde, DOOR G. TH. ROTMAN Nadruk verboden. 1. Kijk eens, kinderen, vindt je dit geen bééldig plaatje? Die linksche ben ik. Piep- neus, en die andere is mijn buurmeisje Bibbersnoet. Als je goed oppast, en geregeld de krant leest, zullen we je eens netjes ver tellen, wat we allemaal beleefd hebben. En ik beloof je, dat is heusch de moeite waard. 2: En hier heb je onze huisjes, hoog en droog tusschen het riet. In het linksche woon ik met mijn familie, in het andere Bibbersnoet. We wonen er den heelen zomer en leven dan van graankorrels, dio er overal in de buurt genoeg te vindon zijn, (Wordt Vrijdag vervolgd.) door ARTHUR E. SOUTHON VERKORTE INHOUD. bezield van bittere haat tegen do t Engelsche Commissaris u1tg< _e koning te komen en doet in do strijd tegen de blank nlann Raio. de soil.., ichuwd (67 blanken heeft in Mperu rd. Hü weet in Kwandi gen do Engelschen. Een den spion weet bjj de ap Balo, de spion, zich ztln eigenlijke bedoeling - zjjn. door Nadu, de oegelaten. Dan gaat de r do Engelsche Commissaris en plan voor de opstand. jrdt Tula.sl, als des uit Engeland geschr euw het plan op zich i wreken, den Engelschen Col ln Kwandi pionl heeft ngswerk als middel tei ailerminst de noodzak: istus' bevel. Do k. nen bezoeken. Rilston >rdt hartelUk ontvang ton verdedigt tegenov o spoedig ldoel door Harley Fa vel Mary held van dat zU niet kan na- r en haar broer eens ndelUke ultnoodtglng zün hoofd der beweging gesteld had. Islukt, m ulpmoord het leven tc benemen. Hierdoor wordt üha.uso aan het .wankelen gebracht. En nog wordt zü 1 zienlüken zendeling Maklndi wordt Chrii >rdt van een paar ernstige armbreuki _Iadu voelt de machteloosheid van he 1 zü nog niet besluiten kan, den Chr. godsdlet Jvastig en zijn pleegmoeder Ns 3t gewonnen middels heeft Tulasl. die dood Konlngs dochter. Maklndi blUft u wordt eveneens voor het Chr. rewaand werd. een gehel Feribo snelt hol den Engel- cht van den Koning diens dochter Feribo gelijkertijd, dat de zuster van den coramla- il worden. it en vertelt Rilston. die bü Maklndi thuis ten uitvoer wil brongen. dit plan zoo mogelük te HOOFDSTUK XII Tulasi gaat weer aan den haal „Meester, Feribu-ekun komt! Zie, ginds, waar de boomen dun zijn, schijnt het licht op de roode kepi's van de politio". Rilston keek langs den heuvel naar beneden en slaakte een zucht van dankbaarheid, toen hij zag dat een vrij sterke politie macht vlug in zijn richting kwam gemarcheerd. Mary was nog steeds bewusteloos, en hoewel de regen ten laatste had opgehouden, was ze kletsdoornat en bereids vertoon den zich de eerste symptomen van een koorts, die het noodwen dig gevolg moest zijn van zulk een groote uitputting. Daar op die kale helling kon hij niets met haar beginnen; en daarom voelde hij zich zeer opgelucht toen hij haar broeder op het juiste tijdstip zag naderen. In korten tijd had de politie de pas beklommen en stond Harley Fane bij het roerlooze lichaam van zijn zoo teer beminde zuster. Toen Jiij haar verwonde bloote voeten zag en de groote blaren op haar arm, op de plek waar de strop zoo stevig aangehaald was geweest en haar doodsbleek gezichtje, werd zijn gelaat overtogen met een donker-roode blos. Hij keek Rilston aan met een blik vol ingehouden woode. „Bij alle goden van Afrika, ik zal die kerels te pakken krijgen, die jou dit hebben aangedaan, m'n lieve kind", zei hij toen met zachte stem. „Dat moet nog maar wat wachten, Fane", zei Rilston. „Voor alles moeten we probeeren haar zoo jfauw mogelijk in de Resi dentie terug te brengen, want de koorts ls al opgekomen". „De residentie?! Hebt u T dan niet gehoord? Die is vannacht afgebrand, toen ze Mary schaakten, nadat ze eerst mijn brave jongens doodgeslagen hebben. De vrouw van een hunner kwam me in Kiludiko waarschuwen. Gelukkig was ik wakker; ik had den vuurgloed al gezien, en was reeds onderweg. Toen zo me vertelde, dat die duivels van Mperu het me geflikt hadden, ben ik aanstonds hierheen gemarcheerd". „Ja, dat zijn de eigenlijke daders. Maar ze handelden op hoog bevel. Want er is ierts veel ergers gebeurd dan het afbranden van de residentie, tijdens uw afwezigheid. Tulasi, de halfbloed dien u dood waande, en van wien men vertelde, dat hij in het moe ras verdronken was, is op de een of andere wijze weer op het tooneel -verschenen en die is de ware oorzaak van dit alles. Een jaar lang heeft hij zich schuil gehouden in het oerwoud; hij heeft een geheim genootschap gevormd, dat hij de Broederschap des Doods noemt; en dit was de eerste acte van zijn optreden". „Hoe weet u dat allemaal?" vroeg Fane kortaf. „Die man is hardstikke dood; Ik durf er een eed op te doen. De een of ander heeft u leclijk beetgenomen". Rilston deed daarop in telegramstijl het verhaal van Feribu's luistervinkje-spelen en van haar komst ia Nadu's hut om te waarschuwen. Fane hoorde toe en geloofde. Het verhaal was aaneengesloten en Jclopte volkomen met rrlles wat hij uit eigen ervaring wist van dén halfbloed. Het kon geen fantasie zijn. Trouwens, welke reden zou ze gehad kunnen hebben om zoo iets te doen, als er niets van waar was. Ecnige oogenblikken was hij der wanhoop ten prooi. Hij ken de deze verschrikkelijke genootschappen en de orgiën van oor logswaanzin die steeds vost volgden, voordat men tot den aan val overging. Wanneer een knap en wraakzuchtig iemand als de halfbloed aan het hoofd van de beweging stond, zouden de gevolgen nog slimmer zijn dan hij zich zou kunnen voorstel len. Maar toen zijn oogen vielen op het slappe, gekneusde lichaam van zijn zuster, herwon hij al zijn energie. Dat had Tulasi gedaan en hij zou er voor boeten, d^moest hij hem dan ook eigenhandig uit het paleis sleuren! „Slaagden enkele paria's erin, hierlangs tc komen?" vroeg hij. „Neen. Ik vermoed, dat ze dachten dat u het was, inplaats van ik, want ze verwijderden zich halsoverkop. Makindi ls zooeven boven geweest en hij ontdekte tot zijn niet geringe verbazing, dat de pas onbewaakt is". „Dat is alvast een mooi ding. Ik zal dit nest uittrappen. Ja, ik zal nog veel meer doen. Twee mannetjes laat ik hier om de pas te bewaken: er Is geen sterveling, die er dan langs kan komen. Dan houd ik er nog achttien over. Met twaalf daarvan ga ik di rect naar Kwandi en eisch het leven van Tulasi op. Mogelijk weet hij, dat Ik hier ben. Maar heel waarschijnlijk is het niet. Er ise althans een aardige kans, dat hij het niet weet, en daarop reken ik nu maar. De vlammen kan hij niet gezien hebben, want gelukkig ligt Mperu tusschen Kwandi en Ikaru. (Wordt tn-toIc&A l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 3