Ve/i/tad&i föuiMd&chji fwimii Generale Synode der Geref. Kerken EEN GELE NAPOLEON r VRIJDAG 5 SEPTEMBER 1930 TWEEDE BLAD PAG. 5 OVER HET PROMOTIERECHT DER THEOLOGISCHE SCHOOL EE EEKSTE DAG VAN HET DEBAT Zooels we meldden, heeft de Generale Sy node der Geref. Kerken gieter een aanvang gemaakt met de betiajideliing van het zoo veel besproken promotierecht der Theologi sche School te Kampen. De mededeeling in de pers van dit feat, had tengevolge dat de belangstelling van de kant van de gemeenteleden aanmerkelijk grooter was dan op de andere zittingen. Vooral gistermiddag was de belangstelling vrij groot. We zullen Uhans de sprekers op den voet volgen. De eerste, die zióh voor de discussie aan gaf, was Prof. Dr. S. G r e y d a n u s, wiens rede meer dan één uur de aandaoht der Sy node gespannen hield. Rede Prof. Greydanus. Prof. Greydanus wees in de eerete plaals er op, dat men zich helder voor oogen moet stellen waarover het in deze zaak ten diepste gaat. Het gaat niet om de Theologische School als zoodanig, ook niet ora de hoog leeraren, noch als hoogleeraar nooh als per soon. Evenmin om een eenvoudige letter- kwestie of iemand Dr. of Ds. voor zijn naam mag schrijven. In het diepst der zaak gaal het bij deze promotierechtgeschiedenis om het wezen van de rechte bediening des Woords. Is voor die rechte door God ge- eischte ambtsbediening wetenschap noodig, zoo omvangijrk en diep mogelijk of is de wetenschap voor de bediening van het ambt van ondergeschikte waarde? Waarom moei de opleiding zich bepalen tot 50 en met tot 60 of 100 gaan? Is het voldoende voor de dienaren des Woords als zij met ora torio weten op te trpden of een stichtelijk woord kunnen spreken, of is de bediening des Goddelijk en Woords het opdelven uit de diepten der Heilige SchriXt van Gods onein dige gedachten? Van de vroegste tijden on zer Christelijke jaartelling staan reeds twee zienswijzen inzake de vereischten <-oo de bediening des Woords tegenover elkaar, zooais spr. aantoont door verwijzing naar 1 Tim. 1 7 en'2 Tim. 2 2, waarin de apostel Paulus veroordeelt het zonder degelijke en rechte kennis optreden als leeraar. Avgusti- iius keerde zich tegen de enthousiasten, dre studie en wetenschap overbodig achtten Ook in den Hervormingstijd trad dit verschijnsel op, waartegen o.a. Calvijn zich keerde. De Kerk en de Gereformeerden hebben steeas volle degelijke wetenschap noodig verklaard voor een goede ambtsbediening. De opleiding is hierbij niet hoofdzaak maar middel. Het hebben van de vereisdite wetenschap is doel De Geref. Kerken hebben daarom steeds de vrije studie gehandhaafd. Welke kennis of wetenschap is noodig om den rijken en die pen inhoud der Schrift te kennen? Naast de theologische velerlei. De Geref. Kerken eischen daarom gymnasiale studie als mim- mumöaeis. Dat is allerminst het maximum. Ze stellen geen hoogere eischen om de kort heid van ons mensohelijk leven en de be perktheid van ons verstand. Als God de leef tijd der men6Chcn gesteld had op die van Mefhusalem zonden 200 jaar voor de opl a- ding besteed kunnen worden. De wetenschap der theologie is onuitputtelijk. Het werk ook van den knapsten doctor theologiae is stuk werk. Er is geen tweeërlei wetenschap der theologie en er is geen tweeërlei methode voor haar beoefening. De theologie heeft maar één object, dat is God zelf, of wil men de openbaring Gods, of liever nog God in Zijn openbaring Bij de z.g. wetenschappelijke theologie is maar alleen de vraag of er we zenlijke kenmis van God is, ja dan necn- Een wezenlijk verschil tussohen de theo logische faculteit der V. U. en de Theolo gische School is er dan ook met. De gelijk heid in dezen tusschen die beide is zoo vol komen dat prof. dr, H. Bavinck in 1899 een voorstel kon indienen om de theologische school te doen fungeeren als faculteit der V. II Het is dan ook niet juist dot sommigen zeggen, dat de voorstanders van het promo tierecht thans het wezen der school anders teekencn dan vroeger. Het zijn geen soort nieuwlichters, die ko men met de bewering van het betrekkelijk zelfstandig karakter van de wetenschappe lijke beoefening der theologie aan de Theolo gische School. Het zijn stellingen reeds meei dan 3C jaar geleden door Prof. Bavinck ver dedigd. De Theologische Sohool is ople.dings- inrichting. Dat i6 een universiteit en een faculteit daarvan evenzeer, zooals spr. bewijst met verwijzing naar art. 1 van de H.O.-wet. De studenten der Theologische School moeien leeren zelfstandig theologie te beoefenen, omdat zij dit elke week bij hun arbeid noo dig hebben. Er is geen essentieel doch slecht6 een gradueel verschil tusschen^ een enndi- daat en een doctor in de theologie. Het komt er maar op aan. wat men het wezen van de bediening des Woords acht. Wie meent, dat h it daarbij niet aankomt op de volle ontslui ting des Woords. doóh dat men met gemoe delijke en stichtelijke toespraken kan vol staan, komt op dualistische, anabapiistische en doopersche doolpaden van geringschat ting van de wetenschap voor de bediening des Woords. Indien deze opvatting juist was, kon de Theologische School haar wetenschappelijk karakter doen vervallen en worden tot een soort practisch oefeningsinstituut. De be oefening van de wetenschap om de weten schap is naar spr.'s oordeel even ongeoor loofd, als de kun6t om de kunst. De wetenschap 16 middel, geen doel. De wetenschappelijke beoefening der theologie middel in hoogeren zin dat door haar God gekend, gediend en verheerlijkt moet wor den. Zij i6 een voortgaan van kennis tot ken- zonder dat wij ooit het eind kunnen bereiken. Juist het doel der opleiding, de rechte bediening des Woords vraagt de aller hoogste, diepste, breedste, volledigste weten- sohap. Daarom moet men niet blijven staan bij het candidaatsexamen, maar verder gaan tot promotie en doctoraat. De z.g. beoefening der wetenschap om de wetenschap staat niet naast en allerminst boven den drang tot we tenschapsbeoefening, die ligt in de roeping tot de bediening des Woord6, zij staat er beneden. De bediening" des Woords vormt een complex van wetenschap, zij sluit ecu- ijdigheid uit. Zij remt de wetenschap ech ter niet. Nooit zegt zij: het is genoeg. Juist de school der Kerken moet het beste leveren wat te leveren is. Zij mag niet blijv» den eenige faculteit van eenige Universiteii wereld. Moeten dan alle dienaren des Woords doctores theologiae zijn? Het zeker wenschelijk dat aLle dienaren doctoren in vele vakken, niet om den titel maar om de kennis. Maar ieder heeft ook betreffende zijn opleiding te vragen was God wil. Sluit God den weg tot promotie voor hem af door levensjaren of gebrek aan mid delen, dan heeft hij te berusten. Een dicnaai die geen doctor is, kan in kennis en ambts bediening menig doctor beschamen evenals een dienaar naar art» 8. Ondanks onze oplei ding zijn wij uit onszelf tot geen van dingen bekwaam. Om deze dingen gaat het echter niet. Hel gaat er om of de Gereformeerde Kerken van Godswege verplicht zijn de opleiding zoi volledig mogelijk te maken. De theologisch! opleiding tot het eind toe voort te zeiten, 'igt volkomen in den aard der school. Dat is tot aan de promotie, de plechtige verklaring dat iemand zelfstandig in staat is de studie voort te zetten. En elke verzwakking dien eisch houdt in zich de gedachte aan de nutteloosheid, zoo niet schadelijkheid der wetenschap, bepaald ook die der theologie voor de rechte bediening des Woords, en dat is afwijking van de Gereformeerde beschou wing, een afdwalen op dualistische, anabap- tisti6ohe en doopersche doolpaden. Daarvoor, aldus 6pr., mogen onze Geref. Kerken be hoed blijven. Daarvoor blijve ook deze Sy node bewaard. Zoo wij echter tot die afwij king of dat doolpad overgaan, dan hebben allen, die de Geref. confessie van harte toe gedaan zijn, de roeping onze Kerken van dat doolpad terug te voeren naar het zuiver* sta.ndpunt en den rechten weg. Geen Synod noch Synodebesluit kan hen van die roeping ontslaan. Men moet steeds Gode i hoorzaam zijn dan den menschen. Een opwekking tot gebed. Ds. K. Femhout heeft maar heel wei nig te zeggen en wat 6pr. zegt heeft de be doeling verder debat overbodig te maken. Een rapport n.l. als dit over het promotie- recht doet een conclusie verwachten in een bepaalde richting. De commissie constateert dat het in haar vergadering haff om half 6tond. Zij kan ge acht worden een staal te zijn van de Synode zelf Nu had het voor de hand gelegen, dat de commissie zich beraden had over de vraag of het niet beter is, nu geen beslissing te nemen. Ook een overweging van hetgeen gebeurde op de curatoren-vergadering, moet tot een dergelijke overweging leiden. Hoogstens zal hier een kleine meerderheid te vinden zijn. Doen wij nu wel verstandig veel tijd »e verdoen met een vraagstuk dat we niet ca pabel zijn op te lossen, en waarbij we elkaar dwang a-ndoen? Een herhaling van 1902 dan niet uitgesloten. De meerderheid w toen verlegen met haar overwinning, de minderheid met l.aar dreigement. Toen besloot de meerderheid het besluit niet uit te voeren. Een herhaling daarvan moeten we niet hebben, want al hebben heel veel Kerken ziich over deze zaak niet uitgesproken, dat wil niet zeggen, dat het de Kerken om het even is of de Theol. School het promotie- recht al dan niet krijgt Daarom beslaat er gevaar dat men elkaar geweld aandoet Spr. waarschuwt tegen een provoceeren, eer men H eens geworden is. Er is veel over deze zaak geschreven, wat schadelijk is geweest voor de bespreking hier en waardoor vreemd vuur op 't altaar is gaan branden. We kunnen een poging doen om 't eens te worden, b.v. door vandaag in bidstond samen te komen, ernstig Gods aan gezicht te zoeken, onze zielen te ontledigen van alle eigenwilligheid, en zoo voor een beslissing door den H. Geest te worden voor bereid, die over eenige dagen te nemen ware. Spr. heeft den indruk, dat er in onze ver houdingen in onze Kerken, in on6 leven, din gen zijn die den Geest Gods bedroeven en die oorzaak zijn, dat we zoo machteloos te genover allerlei vraagstukken staan. Dat beklemt spr. en daarom moet er ver- ïtmoediging komen, opdat we ons zelf kwijt mogen raken en ons weer in Gods dienst stellen. Dan hebben we geen groote woorden maar daden. Dr. W. A. van Es noemde enkele preala bele kwesties. Spr. is door 't rapport der commissie te leurgesteld. Als er kans op overeenstemming as, had dat in de commissie moeten blij ken. Ook de inrichting van het rapport deugt niet. Men breekt daai.n bruggen af, die de Kerken hadden gebouwd om tot elkaar te komen. Een dier bruggen is reeds eerder afgebroken, n.l. de vereeniging van Kam en Amsterdam. Maar er was nog eer iirug: n.l. op practische wijze aan de be varen van Iwmpen tegemoet te komen. Zij door het rapport weggebroken. Alle mogelijkheden zijn echter nog niet uitgeput Er is hier een taak voor de ver zorgers der school, n.l. overleg tusschen Kampen en Amsterdam. Toen spr. 't rap port kreeg, kreeg spr. sterk den indruk dat men zoo scherp tegenover elkaar staat. We hebben de schepen achter ons verbrand er moeten 't nu uitvechten. Er zijn zooveel punten van overeenstem ming. Niemand twijfelt aan 't bestaansrecht der Theol. School en wij hebben ons be ijverd haar tot zoo voorspoedig mogelijk! ontwikkeling te brengen, 't Gaat nu eigen lijk slechts om eenigen afbouw. Spr. betwijfelt of stelling 7 van de voor standers wel juist is. Men had die stelling niet mogen gebruiken. Van de overige Part. Synode staat niet vast of zij er wel voor zijn. Stelling S heeft spr. bedroefd. Men had zich moeten schamen dat neer te schrijven en dat maakt 't moeilijk hier een beslissing te nemen. Dat het onderwijs er wetenschappelijk is, betwijfelt niemand. Spr. dringt er nog eens op aan een mëer bevredigende oplossing aan de hand te doen. Dr. Dijk over het rapport. Dr. K. D ij k, rapporteur, zeide niet in be schouwingen te zullen treden over de zaak elve, maar zich tot de critiek op het rapport t^ullcn beperken. Efc^zijn in het rapport twee stroomingen ot u\:ig gekomen. In het rapport zijn ob jectief de gronden weergegeven, die in de commissie naar \oren gekomen zijn. Daarbij bleef de commissie in de historische lijn. Ook in Zwolle en Den Haag is dezelfde me thode gevolgd. Wat de „bruggenbouwerij" betreft, Spr. heeft er dit bezwaar tegen dat de stroom er onderdoor gaat. De Kerken kunnen die brug gen niet bouwen, maar zij moeten van een anderen kant. komen. Wanneer eenmaal een beslissing genomen is en er wordt dan een ander plan geopperd, dan kan dat overwogen worden. De commissie is niet tot overeenstemming ïkomen. maar misschien is dat in deze ïrgadering wel mogelijk. Besluit de Synode aan de Theol. School het promotierecht te verleenen, dan behoeft er niet verder gehandeld te worden. Neemt echter het meerderheidsrapport van Curatoren aan, dan valt er nader te hande n en bezwaren weg te nemen. Een voorstel om iets in die richting tp doen, bestaat er evenwel nog niet Dr. Van Es had gaarne gezien, dat in het rapport opgenomen was, waarover men "t ms was. Maar dan was 't rapport zeker >t een boekdeel uitgedijd. Bovendien, waar n zal men nog eens bevestigen wat onder is volkomen zekerheid heeft? Spr. adviseerde hier een beslissing te ne ten. tenzij men daartoe niet kan komen, vanwege de gedeeldheid. Als we niet lange: bouwen op liet allerheiligst geloof en in den Geest bidden, kan er geen beslissing gem- men worden. Maar dan kan de Synode ook beter uit elkaar gaan. Spr. ziet de zaak niet zoo als Ds. Fern hout. Hij is van oordeel dat 't mogelijk moet zijn als mannen met elkaar te spreken in 't belang van de Kerk des Heeren. Spr. informeerde tenslotte welk doctoraal de voorstanders van het promotierecht wil len instellen: een wetenschappelijk-universi- tair of een kerkelijk doctoraat. Ds. W. W. Mevnen sloot zich bij Ds. Fcrnhout aan. In deze gansche zaak is veel duister. In de eerste plaats: wat moet de Theol. School worden: een wetenschappe lijke inrichting, of ccn inrichting waar wetenschappelijk onderwijs gegeven wordt. Daar is verschil tusschen. Wordt 't eerste 't geval, dan bestaat kans dat men in Kampen een aantal men- schcn krijgt, dat nooit tot het ambt' komt. Dan vervalt de opleiding tot den Dienst des Wnnrds als eerste taak. Kan men niet verder gaan en aan de Theo!. School de gelegenheid geven den doc torsbul af te geven? Men geeft nu al den candidaatsbul. Als men in dezen principieel wil zijn dan moet men terug tot 1896. Toen is men op 't verkeerde spoor gekomen. Een vergelijking met 1902. Ds. W. Breukelaar is nog een van de weinigen, die voor 28 jaar den gang naar dit gebouw herhaaldelijk gemaakt heeft Vergteleken bij toen is 't nu een peuleschi! Toen stonden er twee groepen tegenover elkaar die ieder apart vergaderden. Dat een donkere bladzij geweest in oift kerkelijk leven. Er is reden tot verootmoediging, maai zoo donker als Ds. Fernhout het ziet, ziet Spr. den toestand niet Er is hier een geest van toenadering, die door het rapport der commissie niet benut is. Spr. heeft evenals Dr. van Es bezwaren tegen het rapport Dat er wantrouwen in menigen kring zou zijn, gelooft Spr. niet. 't Siert den voorstanders niet dat men ccn dergelijke uitdrukking g.*- Dezigd heeft. Er zijn in onze Kerken heel wat menschen die het promotierecht aan Kampen willen geven, anderen niet Kan nu 't zelfde resultaat niet bereikt wor den door de vorming van een corpos doc- tum? Het zou voor de Kamper afgestudeer den dan mogelijk zijn onder de eigen hoog leeraren verder te studeeren. Spr. wil graag een beslissing. Geeft men Kampen 't promotierecht, 't spr. wel. Krijgt Kampen dat recht niet, dan zou spr. toch de gelegenheid geschapen wil len zien, dat men in Kampen onder eigen hoogleeraren verder studeert Spr. betoogt verder dat de beslissing ov< 't promotierecht eigenlijk reeds in 1914 ge vallen is. Ligt 't in de lijn van de opleiding, dan behoort een ieder te promoveeren. Is 'i voor den dienst des Woords noodig, dan pro moveeren. Anders krijgt men le en 2e klasse dominees. In 1896 was het niet de bedoeling het ka rakter van de Kamperschool te veranderen. Zij is en moet blijven de eigen inrichting voor de opleiding tot den dienst des Woords. EEN ZELDZAME FOTO Rede ProL Ridderbos. Prof. Dr. J. Ridderbos wees er op, dat vraag waarvoor de Synode geplaatst is, ui zeer moeilijke is. Spr. heeft zichzelf wei eens afgevraagd, waarom men voor tl' moeilijke vraag gesteld wordt. Het gebeurt echter onder de voorzienigheid Gods. Welke beteekenis heeft die vraag voor de Kerk? Antwoord kan zijn, dat wanneer een derge lijke vraag voorgelegd wordt, het een toets steen van Gods hand is om onze Kerken te toetsen of er in haar de geestelijke kracht is om en dergelijke vraag te beantwoorden Het is een toetssteen of onze Kerken staan op die hoogte dat zij de vaag beantwoorden en haar niet uit den weg gaan. Spr. lichtte daarop het meerderheidsrap port van curatoren toe. En het meerder heids- en het mind'rheidsrapport zijn ge schikt om de Kerken te sterken tot nun De voornaamste argumenten die tegen het minderheidsrapport zijn ingebracht, be sprekend, wees Spr. erop, dat dit rapport de zaak uit wetenschappelijk en uit Kerke lijk oogpunt beziet. Daaraan gaat de kwestie van het recht der School vooraf. Als 't een kwestie van recht was, dat de Synode aan de School de gelegenheid moet geven te doen promovee ren, was de zaak beslist Voor de Kerk des Heeren toch is niets verschrikkelijker dan dat zij onrecht zou plegen. Het standpunt van do broeders, die dat gezegd hebben, berust op tweeërlei misver stand. Zelfs al had de School de bevoegd heid uit wetenschappelijk oogpunt te doen promoveeren, dan pleegde do Kerk nog geen onrecht als zij die gelegenheid nii opende. Er zijn zooveel rechtsverhoudingen, dat men ze niet met elkaar verwarren moet. Als men b.v. een rijbewijs heeft om auto te rij den, heeft hij. die dat bezit, nog niet het recht om een auto te eischen. In dit verband handelde Spr. ook over een bedenking van Prof. Hoekstra in zijn brochure, dat de meerderheid de princi Dieele vraag onbeslist laat. De meerderhei-i laat zich over de bevoegdheid niet uit, maar is van oordeel dat het niet op zijn weg ligt het promotierecht te verleenen. Spr. had gewenscht, diat alle Kerkelijke vergaderingen, die een uitspraak in dezen gedaan hebben, ook zoo geredeneerd had den. Want zij, die een uitspraak deden, heb ben daarmode meteen beslist over het we tenschappelijke vmagstuk der bevoegdheid Die Kerkelijke vergaderingen hadden daarom beter gedaan geen uitspraak te Er is gezegd, dat Spr. zich verblijden Een radiografisch overgebrachte foto van de aankomst der oceaanvliegers Costes et n Bellonte te New York. Een zeldzaam staaltje waartoe de techniek van onzen tijd I n staat is. moest over deze uitingen van belangstel ling. Spr. kan dat niet zien. Men kan die belangstelling op andere wijze uiten. De gronden dlie aangevoerd zijn om te be wijzen. dat de bevoegdheid der School bo ven allen twijfel verheven is, acht Spr. aanvechtbaar. Men heeft zich b.v. beroepen on de Technische Hoogeschool. Maar de waarde van een promotie aan deze soort inrichtingen staat niet vast Spr. acht juist, dat men de promotie-bevoegdheid tot de eisiteiten beperkt heeft. Onze Kerken mogen niet de richting volgen die de we reld aangeeft. Bewijzen wij de Geref we tenschap een dienst, als wij het doctoraal overbrengen van de Universiteit naar de Theologische School? Als Spr. deze vraag beantwoordt, meent hij haar ontkennend te moeten beantwoorden. Spr. bestreed in dit verband de meening van Prof. Greydanus, dat een faculteit d--- zelfde bevoegdheid zou bezitten als een universiteit. Men meet letten op den samen hang der dingen, ook op het terrein der wetenschap. Komende tot de Kerkelijke zijde van het vraagstuk, waarschuwde Spr. tegen het af leveren van iets, dat tweederangs zou zijn Onze candidaten mogen niet minder, maar moeten eer beter zijn dan die van de Vrije Universiteit Dat is een gezonde concur- Na het candidaatsexamen komt de spe cialisatie. die niet aan de Theologische School kan worden bijgebracht. Daarvoor is een universiteit noodig. De Kerken hebben zich af te vragen of het ligt op den weg harer roeping, aldus het meerderheidsrapport Of professoren niet zonder medewerkinc der Kerken tot promotie zouden kunnen overgaan, is een andere vraag, die in de commissie niet aan de orde geweest is Aan de School der Kerken worden geen lessen gegeven dan in opdracht der Kor ken. Alles wat hooglperaren doen geschiedt in opdracht der Kerken. Het gaat hier oi een uitbouw van de Theologische School. Men heeft om te verdedigen dat dat op den weg der Kerken ligt, verschillend redeneerd. Er is gezegd, theologie hoort aan de Kerk. Zij moet de geheele theologie do- ceeren. In de Memorie van Prof. Linde boom ligt dat uitgedrukt. Spr. wil dat amb telijke theologie itonmen. De niet-ambtelijke theologie wordt b.v. aan de Vrije Universiteit gedoceerd. Prof Lindeboom vond bijval bij Prof. Greydanus. Spr. bestrijdt diens meening. Hoogleeraren staan niet meer in het ambt maar zijn ritus geworden. Zij staan niet meer in het leerambt, doch in het schoolambt. Kerk en wetenschap zijn onderscheidenlijk 't Zijn twee afzonderlijke tereinen met eigen wetten, die ook in object van studie verschil- De redeneering over wezenseenheid van Prof. Greydanus, waartoe deze in de jong ste nummers van ..De Wachter" vaardigliik bijeengegaarde citaten van Bavinck publi ceerde. lijkt spr. absoluut onjuist. Het karakteristieke van de Kerk is. dat ze geloof en bekeering predikt. Het karakteri* tieke van de wetenschap is. da' zii dn open ba#ng Gods onderzoekt, analyseert en syste matiseert. In de wetenschap worden graden verleend, in het geloof kunnen geen graden verleend worden. D? arbeid der wetenschap is dus oen an dere dan die van do Kerk. Als 't waar was dat de Kerk ambtelijke theologie doceerde, dan was de kwestie het promotierecht spoedig opgelost. De Kerk verleent reen graden, maar zij is uitdeelster de genade Gods. De opvattingen, door Prof. Hoekstra op den voorgrond gesteld in zijn brorhuif striidend. wees spr. erop, dat hij 't formeel me» z'n collega een' is. dat de hoog'eeeren in 't Schoolambt staan. Dat zij krachtens dn' Schoolambt zouden kunnen doen promov ren, acht spr. niet juist. Prof. Hoekstra schreef ook in zijn brod rm- re dat de consequentie van het meerë er- heidsrapport de opheffing der Theologie "he School zou zijn. Een dergelijke veronder* tel ling berust op groot misverstand. In h et meerderheidsrapport wordt gewezen op de roeping der Kerken cn wat daaruit va art- locit. 't Gaat daar-over de afgeleide be# rin- selen, wat volkomen in overeenstemming is met het bedoelen van Prof. Hoekstra. De Kerk verliest haar kracht als zij niet de i x>e- ping van haar Koning volgt. Dat moet het uitgangspunt bij alle redeneering zijn. Die roeping is steeds in positieven vorm gi ge- Wanneer men den negatieven kant der roeping tot positieve roeping zou gaan t na ken. zouden de bemoeiingen der Kerk tot al lerlei andere dingen wonlen uitgestn ;kt. Maar dat zou de Kerk ontkerkelijken. De voortdurende gedachte van het nv jer- derheidsrapport berust op het beginsel dat we in de Schrift wel de roeping voor een Theologische School vinden maar niet v oor het doctoraat Volgens spr.'s meening rust de Theob igi- sche School niet op het beginsel dat de K erk de theologie te beoefenen heeft, maar op hei leerambt, dat aan de Kerk peschoni ken 't geen in het verleden tot haar opriclil ing geleid heeft De opleiding eischt het doctoraat, i egt Prof. Greydanus, en hij verwijt aan de m eer derheid, dat zij de eischen der opleid ïng niet principieel bezien hebben. Dat ver wijt lijkt spr. niet billijk. Curatoren hadden de oorstellen te bespreken «lie ingekomen wa- •en. Nergens wordt daarin gezegd, dat het doctoraat voor de rechte opleiding noodii r is. Tot deze opleiding kan niet worden a ere- kend het verleenen van den doe ton ilen graad, zegt het rapport. Prof. Greyda nu» heeft doze zinsnede onjuist geïnterprete erd, toen hij schreef, dat do zaak daarmee a fce- daan was. Da', het ambt van het doch» raat zou profiteeren, wordt door de comnii ssie niet bestreden. De doctorale studiën iiu vóór de oplek ling niet noodig. omdat onze Kerken dat voor het leeraarsambt niet bepaald hebben. En zoo- lang dat niet geëischt wordt, is de zaak be slist. Als Prof. Greydanus 't wel als eisch i raat 6tellen, zou de meerderheid van onze pi •cdi- kanten maar half zijn opgeleid, en 't zo« i op zijn of zijner modes,anders weg liggen een voorstel bij de Synode in te dienen on te onderzoeken hoe die halve opleiding tot een volledige gemaakt kan worden. De Ken -ken zijn deze overtuiging nittoegedaan, eg i de Synode ma, niet met twee woorden sprei ken, eenerzijds als eisch stellen het doctoraat t en aan don anderen kant met het candidaati ge noegen nemen. De verantwoordelijkheid, die de Kerken op zich zouden nemen voor de dissertatie'* be sprekend. wees Prof. Ridderbos er ten al lotte op, dat deze verantwoordelijkheid dooi de Kerken moet worden afgewezen, tenzij hier var. Goddelijke roeping sprake zou zijn. Hetgeen we doen als Kerk, moeten we doen in 't geloof. Dat is de geestelijke v WM die onze Kerken van de School ontvan gen, nl. dat zij werkzaam zijn aan de roe ping Gods. Nu moet men zich wachten aan de Kei rken op te dringen wal haar roeping niet is. Men heeft het promotierecht een kroon o© de Theologische School genoemd, maar zij zou haar g'ans missen, omdat het roeping*! «esef ontbreekt. De School kwam dan te staat n op de lijn der dubieuse instellingen. Prof. Ridderbos' rede vuldo de gol leele tniddaccsitting. Vandaag worden verder nog de dl *cua- sies voortgrtzet en 't laat zich aanzien, dat ook een deel van dp volgende week dnai nmee gevuld zal worden. De praeses zeide alt hans in z'n sluiting-woord. dat. hoewel hii wil trachten beperking aan te brengen de 1 eden zich toch volkomen moeten kunnen uit spreken. INGEZONDEN b'EDEDEEÏ ING door ARTHUR E. SOUTHON (63 „Kom, laat ons een beetje voortmaken" en Tulasi was al op weg. Toen ze het hol uitkwamen, botsten ze tegen een man op, wiens snelle ademhaling verried, dat hij hard geloopen had. Tulasi wierp zich onmiddellijk op don vreemdeling, en zijn ge spierde vuist kneep hem de keel dicht. „Vlug op! wie ben je? Het wachtwoord, of je bent een lijk!" Half geworgd, probeerde de man een sprong in de lucht te maken. De halfbloed liet hem daarop los, want dit was een heim teeken van de Broederschap. „Mijn welkomstgroet was een beetje hardhandig, broeder!" zei hij glimlachend, „maar Feribu-ekun heeft spionnen en ik loop liever geen risico van menschen, die ik niet ken. Waar kom je vandaan, en welke boodschap breng je? Ik heb je niet laten roepen". „Ik kom van Ikaru, heer en ik breng u een bericht, waarop ge reeds lang hebt gewacht. Feribu-ekun vertrok heden naar Kilu- diko en de blanke vrouw bleef in Ikam achter met slechts ze3 mannen om haar te bewaken". Tulasi slaakte een kreet van verrukking. Waarlijk, de goden waren hem dien dag wel genadig! De gelegenheid waarop hij al maandenlang gehoopt had, was eindelijk daar. Ze kwam op een tijdstip dat hij die te baat kon nemen zonder de zorgvuldig be raamde plannen in de war te sturen. Zich tot Dosomu wendend, zei hij haastig: „Ga zoo snel als je kunt naar Mparu en verzamel alle man nen. Leid hen naar Ikaru en val het huis van Feribu-ekun aan. Dood de politie, en breng hun wapenen mee: morgen hebben we die zelf noodig. De blanke vrouw moet je binden en mee terug brengen naar Mperu. Morgen wil ik haar zienen dan zal Feribu-ekun den dag vervloeken, waarop hij mij belachelijk maakte voor den koning! Ga nu, reis zoo vlug mogelijk. Ik maak je dood, als je die vrouw niet meebrengt!" Zonder een woord verdween Dosomu in de duisternis, en zijn wreede hart verheugde zich bij voorbaat al op de gedachte, wat er gebeuren zou met Mary Fane Mperu lag zoowat een kilometer of twaalf van de plaats waar het hol zich bevond en Ikaru lag weer even ver aan de andere ziide van den heuvel. Hij moest den heuvel van Mperu beklim men om de paria's bij elkaar tc roepen, en dat zou wel even tijd nemen. Hij kon pas over zes uur in Ikaru zijn, en het was nu al zeker een uur of negen. Als hij het binnen dien tijd halen kon, zou hij de Residentie bestormen en bij het aanbreken van den dag weer in Mperu terug zijn en als Mary eenmaal daar was, dan was het hopeloos verkeken voor haar. „Haha nu komt het", grinnikte hij. „Ik heb nu genoeg vrou wenwerk gedaan. Feribu-ekun zal inderdaad vechten als een luipaard, wanneer hij bemerkt, dat zijn vrouwtje er van door is. Tulasi is een pracht-chef. Het was een goede dag, toen hij naar Mperu kwam". Tulasi begaf zich zander ophouden naar de stad en door de veilige bescherming van de Broederschap sloop hij het paleis binnen, zonder ontdekt te worden. „Breng me naar de kamer van den koning, maar vertel hem eerst, dat er iemand hier is met een boodschap van Mimba- Karo", fluisterde hij tot de wacht. De koning hoorde de boodschap met gemengde gevoelens van vrees en verlichting. De naam van Mimha-Karo zelf herinnerde hem onaangenaam aan Harley Fane, maar door Nadu's vreemd soortig gedrag voelde hij zich geestelijk verlaten en daarom was hij blij iemand te onmoeten, die haar plaats wilde innemen. Op het zien van het gele gezicht van den halfbloed sloeg hij achterover met een vreemde kreet van doodelijke vrees. Hij meende, dat het Tulasi's geest was en sidderde van angst „Ik ben het zelf, Tulasi en niet diens geest", zei de half bloed om hem gerust te stellen. Hij had geen tijd om breed uit te meten daarover en overtuigd als hij was van zijn macht, ge voelde hij er geen behoefte toe om zijn verschijning meer in- drukvyekkend te maken. „Kom hier en luister naar de waarheid omtrent hetgeen er voorgevallen is in het moeras". Snel gaf hij een uiteenzetting van wat er dien nacht gebeurd was, waarbij hij herhaaldelijk met nadruk deed uitkomen, dat Mimba-Karo niet verslagen of vernietigd was, maar dat het alleen was een proef op des konings trouw. Als Nadu erbij ge weest was, dan zou die wel vragen gesteld hebben die den ko ning ten slotte nog in onzekerheid hadden gebracht Maar bij haar afwezigheid, en uit het sterke gevoel van behoefte aan gees telijke steun, stelde de koning geen vragen. Hij was verlamd van schrik bij de gedachte, dat Mimba-Karo hem weer gevonden had en hem nu elk oogenbiik kon treffen met zijn bliksem. Tulasi zag de toestand, waarin de koning verkeerde en ging snel over tot het verhaal van zijn eigen doen en laten. Hij ver telde van de Broederschap des Doods, die morgen zou opstaan tegen den Commissaris en iedereen zou vermoorden, die daaraan niet meedeed. „Morgen al!" bracht de koning verbaasd uit „Ja, morgen", antwoordde hij ongeduldig. „Feribu-ekun heeft zijn zuster alleen gelaten in Ikaru vandaag en mijn mannetjes zijn daarheen om haar op den heuvel te brengen, waar schande en dood haar wachten. De blanke man zal het morgen weten en als hij de bitterheid ervan geproefd heeft zal ik hem vermoorden". Vervolgons stelde hij den koning voor de keus: zich bij hem tc voegen en hem de Bloem van Kwandi te geven of sk «rven. Maar iemand die met verbaasde oogen en gespitste oorctf i had toegeluisterd, verstond dit laatste niet meer, en lette ev* nmin op des konings aarzelend gedane belofte, hoewel die haai zeer direct betrof. Want, zonder dat de koning het wist, had Feribo in een aan grenzend vertrek gezeten en elk woord gehoord. Ze was bijna in onmacht gevallen, toen ze eerst de stem hoorde van den man, dien ze reeds lang dood waande, maar zijn niwe taal had haar weer tot de werkelijkheid teruggebracht Ze beofdo van p aasia. Ze had geluisterd, aan den grond genageld, naar het v« rhaal van de geheime Broederschap, wel wetend, \M#iulk eo o be weging beteekende. Maar toen ze hoorde van het gevaar, waarin Mary Fan» zich bevond, werd ze als het ware geëlectriseerd tot een daad. Mary was steeds heel vriendelijk voor haar geweest I ds haar ontmoette en ze had veel cadeautjes gegeven aan het meis je. wier wondere schoonheid haar getroffen had en Ferih had die vriendelijke attenties met groote dankbaarheid aan» aard. Het zwarte nus betoont zich immer dankbaar jegens deg enen, die hen vriendelijkheid bewijzen. Ze had zich een tumelijk volledig en juist beeld gevonnif van het lot. dat het blanke meisje wachtte, een lot zóó vreet«elijk, dat elke vrouw duizendmaal liever den dood verkozen sou heb ben boven dit (Wordt vervolfd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5