KONINGIN WILHELMINA
1193®i
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1930
TER GELEGENHEID VAN HAAR 50STEN GEBOORTEDAG - 31 AUGUSTUS 1930
Van Wieg lol Troon
De jeugdjaren onzer Koningin
Bij Moeder (1685)
biodt. Maar ontroerd en dankbaar is onze
Koningin als zij na 't verblijf in den vreem
de Nederland weer terugziet.
Daartoe heeft niet weinig bijgedragen de
eenvoudige, ccht-Hollandsche opvoeding, die
Kpningin Emma aan baar dochter gaf.
Straks zou Prinses Wilhelmina Koningin
der Nederlanden zijn voor die verheven
roeping moest zij van jongsaf worden gereed
gemaakt. Dat was het doel, dat Koningin
Emma steeds voor oogen stond en waarvoor
zij zich met volle, heerlijke toewijding gaf.
Als kind reeds maakte de Prinses in ge
zelschap van haar Moeder reizen door heel
't land, meestal met de bedoeling om aan t
verlangen van een vurig liefhebbend volk
tegemoet te komen, maar niet minder om
de toekomstige Koningin in kennis te bren
gen met verschillende takken van nijverheid
n handel, waaraan Nederland zijn opkomst
cn welvaart te danken heeft.
Weldra brak voor de jonge Prinses ook
de tijd aan, dat met het onderwijs begonnen
moest worden. En ook daarbij toonde Ko
ningin Emma zich een wijze moeder. Met
zorg werden de leermeesters gekozen, terwijl
de Koninklijke moeder zelf haar kind
wenschte te onderrichten in de Godsdienst
leer, de Duitsche taal en liet handwerken.
Zij heeft „ons Prinsesje" omringd met ae
teederste en trouwste moederliefde.
En hoe gelukkig was zij als ze haar doch-
terke daar bij zicb zag: gezond en blij, be
gaafd met een goeden aanleg, veel belovend
voor do toekomst
Die toekomst zou ook voor Prinses Wil
helmina niet enkel vreugde brongen.
19 Februari 18S7 de Prinses mi m
geen zeven jaar werd door 't heele bind
met grootc blijdschap en dankbaarheid de
zeventigste verjaardag van Koning Willem
III gevierd. De gezondheid van den ouden
Vorst gaf echter roden tot ernstige bezorgd
heid.
't Ergste stond te vreezen, en do Volksver
tegenwoordiging kwam in buitengewone zit
ting bijeen om maatregelen te bespreken,
die bij 't overlijden van den Koning zouden
moeten worden genomen.
Op 't onverwachts trad echter beterschap
in, en 't geloovigc volk van Nederland dank
te omdat Zijn vurige geboden verboord wa
ren.
Zondag 12 Mei 1880 mocht de Koning zijn
veertigjarige regeering herdenken 't was
in heel Nederland dunkdag, terwijl den vol
genden dag dit heuglijk feest overal luister
rijk en met vreugde werd gevierd. Want da
langdurige regecring van Willem lil was
la 't Kroai»g»jur (1898)
)e Koningin Vijflig Jaar
dag van verheuging en dankbaarheid
Feestvreugde
al er jubelen over Neerlands lage lan
en op den 31 Augustus a.s.het dank-
ied zal ruischen tusschen de tempel
tewelven, waar de gemeente des Heeren
ods leiding en liefde loven zal; stille
ankgebeden zullen oprijzen uit het hart
an den eenzamen bidder, die in de bin-
enkamer de belangen van land en volk
oor den troon van den Koning van he-
ïel en aarde legt.
Want 31 Augustus is een dag van
erdenken en danken, omdat onze Ko-
ingin dan een bizonder kroonjaar mag
ieren: een halve eeuw door God be-
'aard en gespaard; een halve eeuw
mg Neerlands hoop en liefde
We zouden tekort doen aan het Chris-
•lijk-nationaal karakter van ons blad,
idien we niet op buitengewone wijzo
e aandacht onzer lezers bepaalden bij
it feit van nationale beteekenisals we
iet, voorzoover aan ons staat, de ver-
ieping van de feestvreugde bevorder
en; de zeldzame beteekenis van dezen
edenkdag belichtten en de band tus-
her. Oranje en Nederland versterkten.
Daarom willen wij, aan den voor-
vond van 31 Augustus, onze lezers
og eens doordringen van den zegen,
aarmee God ons met 't Oranjehuis in
algemeen en met Koningin Wilhei-
lina in 't bizonder gezegend heeft.
Want dan zullen wij toestemmen dat
in vorstin uit het Huis van Oranje en
in Koningin, als wij mogen eeren, het
rootste nationale bezit is, dat een land
i een volk in deze bewogen tijden mo-
in hebben.
Deze dingen verstaat en waardeert
en echter niet, als men den band met
.et verleden, den band des verbond*
iisschen God, Nederland en Oranje
.oorsnijdt; als men de historie van de
rording en ontwikkeling van ons volks-
ïstaan als vecht geschiedenis veroor-
elt en verwerpt; want dan zien wij
t niet, hoe God deze historie als met
in vinger schreef.
De strijd der Oranjes
al halen vele onderwijzers van dezen
d ook verachtelijk de schouders op,
veel opzichten vechtgeschiedenis. Dit
inkt velen in onze dagen „barbaarsch"
de ooreneconomische ontwikkeling,
ar draait alles om; maar een strijd
et de wapenen, daarover mag niet ge
roken worden.
De misdadiger mag het zwaard op
men en de levensveiligheid bedreigen
beschadigen; men zal hem psycholo-
sch verontschuldigen of ontoereken-
ar verklarendoch het volksdeel, dat.
:t beroep op het vecht, dat Godes is,
snoods, als alle andere middelen fa-
i, het zwaard zou opheffen tegen den
hender van de zelfstandigheid, ons
or God in de historie geschonken en
rgevendat volksdeel wordt met ver-
hting door alle ontwapenaars over
een; zulke menschen heeten militai-
>ten oferger: liefhebbers van
n oorlog en belagers van den vrede.
Het is verre van ons, om Gods leiding
et Israël, dat geroepen was om de
vlogen des Heeren te voeren, op één
n te stellen met den gang onzer his-
rie. En toch zyn er zooveel punten
n vergelijking; toch waren in onze
schiedenis de uitreddingen zoo ketl-
lijk Gods werk en getuigden zij van
jn bizondere bemoeiing met het volk,
welks verlossing Prins Willem ster-
nd gebeden haddat zelfs historie-
hrijvers van niet-geloovigen huize bij
boekstaving der merkwaardige ge-
lurtenissen aan het Bijbelverhaal over
aëls geschiedenis dachten.
Daarom kunnen wij op eiken nationa-
len gedenkdag, waarbij Oranje betrok
ken is, ons Koninklijk huis nooit anders
zien dan in verband met de heerlijke
historievecht- en kerkgeschiedenis,
doch in ruimen zin genomen, beide.
Daarom zal onze Christelijke School
spreekt en dan, den krans neerleggend
op het graf, de ontroerende woorden
spreekt„Gaspard de Coligny, admiraal
van Frankrijk, groot strijder voor de
heilige zaak van God, voorvader van het
huis van Oranje-Nassau, Ik leg aan den
ONZE JUB1LEERENDE VORSTIN
haar roeping en traditie, haar grond
slag zelfs ontrouw worden, als daarin
gezwegen zou worden van den band aan
't verleden.
Vertel het de kinderen,
opdat het navolgend geslacht de daden
des Heeren moge kennen; die algemeen
bekende vermaning komt in de Heilige
Schrift in telkens gevarieerden vorm
voor. Doch in het laatste gedeelte van
Exodus 17 wordt deze roeping wel zeer
sterk en in klare bewoordingen aan het
volk van Israël voorgehouden.
Mozes, de geboren geschiedschrijver
van den ouden dag, krijgt daar van God
zelf de uitdrukkelijke opdracht om
uauwkeurig de vechtgeschiedenis van
den laatsten tijd te boek te stellen ter
gedachtenis.
Jozua heeft gestreden; Mozes hief
zijn hand en zyn staf biddend op naai
den hemel, vanwaar de hulp komen
moest; en God heeft de Amelekieten,
Israëls loerende erfvijand, verslagen.
En dan is er jubel en dank in het leger.
Iedereen had gezien, dat de sterkte
Godes was.
Dat zullen de vaders hun kinderen
wel vertellen en dezen het navolgend
geslacht? Zeker, dat mag men verwaeh
n.
Doch God denkt er anders over. Want
Hij kent den menschHij kent het volk
en zijn leiders. Daarom geeft Hij aan
Mozes de nadrukkelijke opdracht:
„Schrijf dit ter gedachtenis in een
boek".
Hier werd Mozes geschiedschrijver
bij de bizondere gratie Gods; de Heere
acht het van zooveel belang voor de op
voeding van Zijn volk, dat Hij het niet
aan het persoonlijk initiatief van Mozes
en de oudsten overlaat, doch Zich zeif
met het te boek stellen bemoeit.
Straks moet Jozua het lezen en allen,
die na hem het volk zullen leiden; want
historie-kennis is leeren, wat God ge
daan en gewrocht heeft.
Mozes verstond dat, en als hij de ge
schiedenis vastlegt in leesbare taal, dan
noemt hy het altaar: „De Heere is mijn
banier"; en hij houdt het Israël voor,
dat de oorlogen des Heeren tegen de
vijanden zullen zyn, als voorganger en
volk maar geloovig de handen opheffen
naar den hemel.
Hebben de Oranjes niet telkens weer,
op hun wijze en in de taal van hun tijd,
eenzelfde geloofsprofetie over Neder
land uitgesproken; hetzij dat de eerste
Prins zijn geweldig Godsvertrouwen
uit in deze woorden: „Ik heb met den
Potentaat der potentaten een vast ver
bond gemaakt"of dat onze Koningin,
in het wufte Parys staande by het graf
van den vader van Louise de Coligny
eerst een kindergeloovige belydenis uit-
voet van Uw standbeeld het bewys van
my n grooten eerbied neer".
Is dit geen echo op het woord van
Mozes, dat zij, die voor de zaak der vrij
heid streden, hartelijk en onvoorwaar
delijk geloofden, dat zij de oorlogen des
Heeren voerden Hoe zouden zij anders
hun bloed en hun leven zoo blijmoedig
gegeven hebben in een worsteling, wel
ke naar politieke berekening slechts
dwaasheid was?
En, hoewel er niets in onze ziel is van
de zelfgenoegzaamheid der mannen
van Juda, die beslag legden op Koning
David en de mannen van Israël by de
huldiging naar achteren drongen (2 Sa-
muël 19 42), en wij er allerminst aan
denken om de Koningin op te eischen
voor het geloovig volksdeelhet kan
niet anders, of het innige geloof, waar
van onze Vorstin telkens weer belyde
nis aflegt, vindt bizonderen weerklank
in de harten van allen,, die God vreezen.
Alle blijdschap over verkregen zegen,
alle jubel op dit feest der herdenking,
wordt overstemd door de gedachte, dat
de Koningin zulk
een echte Oranje,
zulk een kloekmoedige nazaat van de
groote Oranjes is, die Godes Woord
openlijk hebben geprezen en voor de
waarheid er van onversaagd hebben ge
streden.
Hierin komt ook de zegen eener
vrome opvoeding naar voren. Vrouwen
en moeders als Juliana van Stolberg
zyn in den nieuwen tijd even zeldzaam
als de Debora's van den ouden dag;
maar de Koningin-Moeder Emma heeft
haar taak der opvoeding met dezelfde
ijver en toewijding vervuld als Juliana
haar kinderen opbracht.
Zij was het, die eiken dag haar kind
bij zich liet komen, om haar morgen
en avondgebedje op te zeggen. Zij nam
haar kind nog geen acht jaar oud
mee naar de kerk, om te hooren, dat
onze hulp komen moet van de zegen
Gods; zij verhaalde zelf de heerlijke
Bijbelgeschiedenissen en trok zich van
de moderne paedagogen niets aan, die
den Bijbel een ongeschikt boek achten
voor de jeugd.
Wij vergeten te vaak, dat er andere
tijden geweest zijn dan deze, toen het
als min of meer achterlijk beschouwd
werd, wanneer men in 't openbaar Gods
Naam beleed.
Het is waarlijk geen wonder, dat in
de veelbewogen dagen van 1918 het Ne-
derlandsche volk zich niet alleen nega
tief tegen de revolutie, welke „met
acht dagen zicht" zou worden aangebo
den, verklaardemaar ook positief
zyn aanhankelijkheid aan het Oranje
huis uitsprak.
De sociaal-democraten hebben dat
later telkens als een argument aange
voerd om hun kleinzielige houding te
genover het Hoofd van den Staat goed
te praten; doch zij zijn er zelf de
schuld van door hun revolutionaire wei
felingen.
Het is te begrijpen, dat de gewel
dige demonstratie op het Malieveld op
18 November 1918 de verslagen revolu
tionairen een bittere teleurstelling was;
doch wie, als wij, deze heerlijke op
laaiing van echte Oranjeliefde heeft
meegemaakt; die blijft er immer met
ontroering aan denken.
En daarom eindigen we hier met nog
maals een herinnering aan dien gedenk-
waardigen 18den November 1918 toen,
na de betooging op het Malieveld des
avonds voor het Koninklijk paleis de
Oranjeliederen schalden en toen plot
seling, na ëen oogenblik van stilte, het
psalmlied oprees, eerst zacht en weife
lend, maar met aanzwellende kracht
Dat 'sHeeren zegen op U daal;
Zijn gunst uit Sion U bestraal!
Hij schiep 't heelal, Zyn Naam ter eer,
Looft, looft dan aller Heeren Heer!
Krachtig klonk deze bedezang; al
waren velen door aandoening en ont
roering niet in staat mee te zingen.
Dat was niet neutraal, maar natio
naal, Christelyk-nationaal.
En ons hart zegt er, met de Koningin,
die wij eeren en liefhebben, ook thans
een oprecht Amen op
„God zegene en behoede ons dierbaar
Vaderland", en de Koningin, die Hy
ons gaf, die dit woord sprak en naar
dezen regel leefde; dat is ook thans
onze bede voor onze jubileerende
Vorstin
Ons oude Wilhelmus
Wilhelmus van Nassauwe
Ben ik van Duitschön bloet;
Het vaderland getrouwe
Blyf ik tot in den doet.
Een prince van Oranje
Ben ik vry onverveert;
Den Koninck van Hispanjen
Heb ik altyd geëert.
Myn schilt en de betrouwen
Zyt gy, o God myn Heer!
Op U so wil ik bouwen,
Verlaat my nimmermeer.
Dat ik toch vroom mach blyven,
U dienaar 't aller stond,
De tirannie verdryven
Die my myn hert doorwondt.
18 November 1918 op het Malieveld
We geven in dit blad geen levcnsbeschrij
ving onzer Koningin?
We doen slechts ecnige grepen uit dit le
ven vol liefde en toewijding voor haar volk.
En zoo willen we ook herinneren aan den
tijd. toen onze Koningin nog Prinsesje was.
De schrijver van dit artikel doet dit door
weer te geven eenige bladzijden uit zijn ge
schrift: „Onze Konigin-Mocder", dat verle
den jaar bij den uitgever G. F. Callcnbach,
te Nijkerk, verscheen.
Blijde dagen, vol dankbare herinnerine,
zijn er in de langdurige regeering van Wil
lem III vele geweest: maar ook dagen van
droefheid cn smart zijn hem niet gespaard
gebleven.
Drie jaar na zijn zilveren regeeringsjiil>'.-
leum verloor de Koning zijn gemalin, Ko
ningin Sophia. Zij was voor hem een trouwe
echtgenoote geweest en bij ons volk was zij
geliefd; met haar rijke gaven van verstand
en hart was 't steeds haar ernstig bcgeeren
haar volk tot een zegen tc zijn.
't Volk, dat Oranje minde, zag met bange
zorg de toekomst tegemoet: de laatste Ko
ning uit het doorluchtig Vorstenhuis was
reeds een grijsaard, cn van zijn beide zom n
werd niet verwacht, dat zij ooit op den Ne-
clerlandschcn troon zouden zitten.
De dagen van 't Oranjehuis schenen ge
teld
Maar neen de goedertierenheid des Hoe
ren, die eeuwenlang Nederland en Oranje
niet sterke banden verbonden hield, had nóg
geen einde genomen.
In 1S79 trad de Koning opnieuw in 't hu
welijk; en Koningin Adelheid Emma Wil
helmina Theresia, Prinses van Waldeck
Pyrmont, veroverde stormenderhand de har
ten der koele Nederlanders.
Een luide vreugdekreet daverde over
de steden en dorpen en gehuchten van Oud-
Holland, toen 31 Augustus 1880 Prinses Wil
helrnina geboren werd.
Bij Vader (1882)
Telkens had de doodsklok over het oude,
geliefde Oranjehuis geluid. En de sombere
Delftsche grafkelder was niet te verzadigen
13 Januari 1S79 was 's Konings ecnige
broeder, Prins Hendrik, dien hij meermalen
zijn rechterhand noemde, hem door den
dood ontrukt, en 11 Juni van hetzelfde jaar
stond de bejaarde Vorst bij de lijkbaar van
zijn oudsten zoon, Prins Willem
Met bevend hart had 't volk. dot Oranjo
minde en Oranje droeg op de vleugelen des
gebeds, gebeden:
Geef, Heer! in Uwe Raadsbesluiten
d' Oranjestam weer nieuwe spruiten
Maar was dat eigenlijk niet tc veel ge
vraagd?
Mocht men op verhooring van d i c bede
wel hopen?
En zie dat gebed was nu verhoord!
Uit den schier afgehouwen tronk bloeide
jong, nieuw leven op!
Koningin Emma drukte in blijde moeder
weelde haar dochter aan 't hart
En die dochter was Neerlands hope.
Voor dit Koninklijk kind klom uit kerk
en woning cn hut de bede tot Hem, die 't
oude verbond tusschen Nederland en Oranje
weer had bestendigd.
Een gelukkige, zonnige tijd brak voor den
bejaarden Koning aan.
Sinds de jonge Koningin Emma moeder
was van „ons Prinsesje" zoonis 't koele,
maar Oranje-minnende Nedcrlnndsehe volk
haar dochter noemde was de bnnd d>-r
liefde nog ongemeen versterkt: nooit werd
een Oranjcvorstin meer bemind dan de vroe
gere Prinses uit Arolscn.
Koningin Emma was moeder van een
kind der gebeden: moeder van een kind, dat
't voorwerp was der innigste liefde van een
geheel volk; moeder van een kind, waurop
ile vurigste toekomstverwaehtinucn lieL
lichtten 't was wél een zware vu verat.t
woordelijke taak!
Dat heeft de Koninklijke moeder verstaan.
en niets heeft zij onbeproefd gelaten tc be
antwoorden aan de verwachting, die het
volk van Nederland van haar koesterde.
Ieder weet, dat Koningin Wilhelmina
geen land schooner vindt dan "t eigen va
derland. Zoo af en toe wordt een reis over
de grenzen ondernomen en volop genoten
van al de schoonheden, die 't buitenland