EERSTE KAMER
EEN GELE NAPOLEON
ZATERDAG 12 JULI 1930
DERDE BLAD PAG. 9
WEGENWET
CHEMISCHE EN
BACTERIOLOGISCHE OORLOG
Verschillende Wetsontwerpen
Vergadering van 11 Juli 1930
Woensdagavond gingen we met 'een agen
da van zes punten huiswaarts en werden
gistermorgen verrast met een dagorde van
34 nummers.
Plotseling waren nog 28 wetsontwerpen
„in staat van wijzen", d. w. z. voor open
bare behandeling gereed, gekomen. De
voorzitter plaatste ze dus op de werklijst
der Kamer.
Daaronder was ook de goedkeuring van
het protocol nopens den chemischen en
bacteriologischen oorlog. De bedoeling is een
strijdvoeren met chemische middelen en
bacteriën'te voorkomen. Het gebruik van
dergelijke stoffen wordt verboden.
Dit wetsontwerp lag al enkelS weken op
behandeling te wachten. Nu het op de agen
da verscheen, bleek het tegen den zin van
den heer v. Embden (v.d.)
Na de opening der vergadering stelde hij
voor het van de agenda af te voeren. Z. i.
eischte het reglement van orde, dat het
met name genoemd twee malen te voren
had moeten zijn aangekondigd. Nu hegft hij
zich niet kunnen voorbereiden op de behan
deling.
Dit laatste argument werd nog aangedikt
door de soc.-dem. Oudegeest en Her
mans. Meer dan de helft van hun fractie
was afwezig en daaronder ook mevr. Pot
huis, die de militaire specialiteite der roo-
de fractie is.
De Voorzitter en later ook de heer
v. Lanschot (r.k.) wees er op, dat alle
leden konden weten, dat het wetsontwerp
in staat van wijzen was en dus viel ondei
den term, die jaar en dag gebruikt is en ook
nu voorkwam op de voorloopige agenda
die voor bijna 14 dagen werd rondgezonden:
Er is geen reden, dat de heer v. Embden
geen genoegen zou kunnen nemen met de
bekende sacramepteele woorden.
Het uitstelvoorstel werd ten slotte met
20 tegen 12 stemmen verworpen.
Voor uitstel verklaarden zich 5 s.d., 3
v.d., de katholieken de Bruyn, Serrarenu on
Dobbelmann en de liberaal Smeenge.
Hoe hol dit verzet van den heer v. Emb
den was, bleek later op den middag, toen
hij een formidabelen stapel papieren op ta
fel wierp, waarop een zorgvuldig voorberei
de redevoering ter bestrijding was opge
schreven. Zoo zijn de manieren der ontwa
pent] ars!
Over de eerste elf wetsontwerpen sprak
niemand. Daaronder waren:
Regeling van den uitvoer van uien;
Wijziging der W-aterstaatsbegrooting 1930
(Kosten nachtelijk luchtverkeer);
Luchtvaartverdrag met Oostenrijk en
het verdrag van Londen voor de beveili
ging van menschenlevens op zee.
Langdurig, onevenredig lang o.i., hield de
behandeling van de z.g.
Wegenwet,
de wet die de „rechtspositie" der wegen re
gelt, op.
De heor v. Lanschot (r.k.) was de
eerste spreker er over.
De terminologie, der wet achtte hij niet
duidelijk, zij laat ruimte voor diepgaande
rneeningsverschillen omtrent de openbaar
heid van een weg: Ook proclameert de wet
veel te automatisch wegen tot openbare we
gen. Voor de duizenden paadjes in bosch en
veld en op de hei schept dat de grootste
moeilijkheden. Moet overal permanent een
bordje met „verboden toegang" worden ge
plaatst? En wie krijgt het onderhoud dei-
openbaar geworden wegen? De gemeenten?
De hoer v. Lanschot wenschte op al deze
vragen een antwoord van den Minister en
wees erop, dat aan dien onderhoudsplicht
niet onbelangrijke financieele consequenties
verbonden kunnen zijn.
Wanneer is de Minister voornemens de
wet in te voeren? De eigenaars mogen dal
wel weten en ook mag de minister wel eens
vertellen wat op de afsluitbordjes moet
staan: „Verboden toegang" of „eigen weg"?
Dat de legger bewijskracht krijgt voor de
openbaarheid, zag de heer v. Lanschot weer
als een groot voordeel van de wet. In vel
band met het onderhoud zullen ze echter
te weinig beteckenis hebben. De wet zegt
b.v. „dat de bei-men van den weg niet tot
den weg behooron, maar er wel onder wor
den begrepen. Dat is heel duister met het
oog op den onderhoudsplicht en een stap
achteruit bij den bostaanden toestand.
De heer De Savornin Lohman (c.h.)
maakte ook enkele opmerkingen over de
openbaarheid van den weg, al was hij het
grootendeels met den vorigen spreker 'eens.
Het wetsontwerp proclameert elk paadje
in bosch en hei tot weg, tot openbaren weg.
Daardoor wordt den eigenaar voor ten
groot deel de beschikking over zijn eigen
dom ontnomen. De wet maakt „gedoogen"
tot „bestemming" als openbare weg, iets
waartegen de jurisprudentie zich steeds ver
zet heeft. Eigenaars zullen er steeds op be
dacht moeten zijn om de verjaring van hun
eigendomsrecht te stuiten. Hoe moeten ze
hun eigendom aanduiden? En hoe zal het
;iiets kwaads vermoedenden eigenaars gaan?
Wil de Minister de inwerkingtreding der
wet nog iy2 jaar uitstellen, teneinde den
fatalen termijn van 1 jaar tot zijn recht te
doen komen?
Indien niet, dan zou de heer Lohman te
gen de wet stemmen.
Op het cardinale punt van het onderhoud
is de wet voorts zeer onduidelijk, al meent
den heer Lohman gevraagden termijn van
eigendomsrecht zag verjaren, het slachtoffer
zal zijn en opdraait voor het onderhoud.
Na de pauze ontwikkelden de heeren v.
Sasse v. ÏJsselt (r.k.) en v. Citters
(a.r.) overeenkomstige bezwaren.
De heer v. Sasse dreigde eveneens mot
tegenstemmen, indien de Minister den door
den heer Lohman gevraagd entermijn van
U/2 jaar niet toezegt.
Met kracht protesteerde de heer v. Cit
ters ertegen, dat de Minister zich nu be
roept op het indienen van het wetsontwerp
in 1928, om te verdedigen dat hij het ge
vraagde respijt voor de invoering der wet
niet zoo voetstoots wil toezeggen.
Ook het borden plaatsen onderwierp hij
aan ernstige critiek. Het ontwerp roept op
dit punt moeilijke en zonderlinge dingen in
liet leven en veroorzaakt veel last, moeite
en kosten. Die moeite en last is ook voor
het publiek.
De Minister late de wet niet voor 1 Jan'.
1932 in werking doen treden; dan is men
van alle moeite af en de voordeden worden
toch bereikt
Tit dezelfde zakelijke conclusie als de
vorige sprekers kwam de heer Haffraans
(r.k.). Hij volstond daarom met deze ver
klaring.
De heer Michielsv. K e s s e n i c h (r.k.)
zag in de wet een middel tot meer rechtsze
kerheid. Hij was er dus wel voor en las er
niet in, dat een eigenaar, die zijn eigendom*
recht op een weg verliest, aansprakelijk
blijft voor het onderhoud. Ook meende hij,
dat het niet noodig is een Jaar lang een
weg afgesloten te hebben om zijn eigen
domsrecht te manifesteeren; één dag afslui
ting zal z.i. voldoende zijn. Wat is, zoo werd
gevraagd, de juiste b'eteekenis van art. 4?
Mr. Rink (lib.) werd door de rede van
den heer Michiels uit zijn tent gelokt. Hij
meende, dat deze gelijk heeft, indien een
eigenaar beoogt in de toekomst het publiek
te weren van een weg, maar niet. indien
hij bij gedoogen het publiek wil blijven toe
laten. Wat de Minister wil, is iets nieuws
op dit gebied en in strijd met het wegen-
recht, dat van de Romeinen af gegolden
heeft. De terugwerkende kracht is op een
ongelukkigen dag door 's Ministers ambts
voorganger in de. wet gebracht. Die terug
werkende kracht diende geen enkel belang,
maar bracht wel schade toe aan oude rech
ten.
Ook de heer Rink drong tenslotte op het
stellen van een termijn aan.
Daarna was het woord aan den Minis
ter v. Waterstaat Deze somde eerst
de voordeelen van het wetsontwerp op ten
aanzien van wegenrecht, verkorte onteige
ning en wegverbreeding on tollenopheffing.
De Minister wilde in deze ingewikkelde
materie liefst zoo weinig mogelijk authen
tieke verklaringen geven.
De oude leggers zullen de bron zijn voor
de nieuwe. De bermen zullen in liet alge
meen bij den weg begrepen zijn.
Een aanwijzing tor plaatse zal voldoende
zijn om het karakter van „eigen weg" (e
constateercn.
De verjaringstermijn van 30 jaar is hier
genomen. De Minister was echter vah gevoe
len, dat de verjaring van het eigendoms
recht te stuiten was op de wijze als de heer
Michiels v. Kesscnich had aangegeven. Als
een weg één dag in de 30 jaren voorafgaan
de aan de inwerkingtreding der wet afge
sloten is geweest, kan hij niet tot openba
re weg worden in den zin der wet. Want de
30 jaren moeten 30 achtereenvolgende jaren
zijn en bij onderbreking met één dag wordt
aan de voorwaarde van de wet niet voldaan.
Een bordje zal een jaar gestaan moeten
hebben.
Het is niet de bedoeling iemand onver
hoeds van zijn rechten te berooven. Met
het oog op de rechtszekerheid wilde de
Minister ten allen overvloede toezeggen, dat
hij met de geopperde bezwaren rekening zal
houden. Er zal zeker ruim een jaar ver
strijken eer de wet na haar afkondiging in
werking zal treden.
De stemming werd aangehouden tot de
volgende vergadering.
Het quorum was er niet meer
De goedkeuring van het protocol nopens
den
chemischen en bacteriologischen
oorlog
kwam vervolgens aan de orde.
Prof. v. Embden (v.d.) had men
lache niet ondanks zijn poging tot uit
stel in den morgen, een kurrevracht papie-
volgeschreven met een speech over het
wetsontwerp.
Hij betoogde, dat het gifgas nu een rechts
positie heeft verkregen. Dit humaniseerings-
streven is een stap achteruit, gevolg van
het onderling wantrouwen.
Want, zoo voorspelde de vrijz.-dem. pro
feet, de chemische en bacteriologische oor
log zal komen! En over alle burgers.
Den Minister, die deze opvatting in de
stukken bestreden had, werd verweten, dat
het hem aan voorstellingsvermogen ont
brak.
Ons voorbehoud, dat indien anderen zich
niet aan het tractaat houden, wat den che
mischen oorlog betreft, wij ons ook niet ge
bonden zullen achten, werd ontoelaatbaar
geacht. Het geheele wetsontwerp heette een
monster.
heer Oudegeest (s.d.) vond het
niet de moeite waard om over het wets
ontwerp te praten.
Prof. An erna (a.r.) zorgde voor een ver
dediging er van, al overschatte hij de betee-
kenis van het tractaat allerminst. Het gaat
veel te ver om, gelijk de heer v. Embden
deed, te zeggen, dat iedere poging tot ver-
menschelijking van den oorlog, nutteloos is.
Wat de heer v. Embden zeide over de ge
maakte reserve omtrent den chemischen
oorlog, is niets dan ijdel woordenspel.
De Minister van Defensie, Dr. Deckers,
zette eerst den heer v. Embden op zijn num-
er, omdat deze zich veroorloofd had -:S
inisters ernst in twijfel te trekken.
Met nadruk verklaarde de Minister, dat
het. niet aangaat bij voorbaat absoluut af
stand te doen van het gaswapen Dat mogen
e niet doen tegenover onze eigen bevol
king.
Het bacteriologisch strijdmiddel is echter
van zoodanigen verstrekkenden aard, dat de
Regeering liet niet aanvaardt, al 'eischt zij
niet de wederkeerighcid.
Tusschen het individueole geweten en dat
der natie bestaat groot verschil. Men kan
die twee niet op één lijn stellen, omdat al
lerlei menschon aan het geweten een gansch
anderen maatstaf aanleggen.
De Minister zette daarna uiteen, dat het
verdrag wel degelijk beteekenis heeft, ook
al ontbreken sancties aan het protocol.
Er bestaat vrij groote zekerheid, dat het
chemische strijdwanan ovenrupel uitsluitend
tegen de wederzijdsche strijdmachten zal
worden toegepast. I-Iet verdra? bedoelt het
gebruik van chemische strijdmiddelen zoo
veel mogelijk tegen te gaan en in geen ge
val de burgerbevolking er het slachtoffer
van te doen worden.
De oorlog is een verschrikkelijke, maar
soms niet af te wenden plaag. Ook de Re
geering heeft er een afkeer van, maar mag
niet nalaten met de mogelijkheid van oor
log te rekenen. D$t is /geen aansturen op
oorlog, gelijk sommigen uit den kring der
ontwapenaars valschelijk beweren.
Ook de consequenties van dit standpunt'
met betrekking tot den chemischen oorlog
zijn absurd. In den oorlog zijn de chemi
sche strijdmiddelen niet tegen de burger
bevolking gebruikt. Het ging er toen om
om materieele oorlogsmiddelen te vernieti
gen. Er is geen reden om aan te nemen,
dat het in de toekomst plotseling anders
zal worden. De strijdenden zouden tegen
hun eigen belangen handelen door derge
lijke wanhoopsdaden.
Door het hoofd in den schoot te leggen,
keeren we den oorlog niet. Maar we mogen
ook geen middel opbeproefd laten om hem
tegen te gaan.
De heerv. Embden (v.d.) repliceerde
meende, dat de snelle behandeling van het
ontwerp aan sommige leden de gelegen
heid had ontnomen om hun taak naar be-
hooren te vervullen.
De Voorzitter merkte op, dat de heer
v. Embden 14 dagen lang er op had aange
drongen om het ontwerp spoedig af te
doen.
Dc stemming werd aangehouden 111 de
volgende bijeenkomst.
Bij het wetsontwerp tot wijziging van
art. 106 der wet op
do Inkomstenbelasting
maakte Mr. de Veer (a.r.) enkele opmer
kingen.
Minister de Geer zeide, dat ook hij
meent, dat er zekere verhouding moet be
staan tusschen wio op provisie werken en
degenen voor wie ze werken. Ook voor bij
betrekkingen/van provislegenietenden moet
door den provisiebctajer opgaaf worden ge
daan.
De heer De Voer meende, dat zekere af
hankelijkheid tusschen de betrokkenen moet
bestaan, wil do opgaaf van provisie ver
plicht zijn. Voor incidentecle diensten kan
de bepaling niet dienen.
De Minister scheen dit laatste min of
meer toe te stemmen.
Z. h. s. werd het wetsontwerp goedge
keurd, evenals alle andere ontwerpen,
waaronder een aantal onteigeningen, een
wijziging der Rivierenwet, douaneverdrag
met China waarbij de heer v. Citters
(a.r.) een korte opmerking maakte han
delsverdrag met Bolivia, goedkeuring van
het Internationaal Sanitair verdrag, vriend
schapsverdrag met Perzië, arbitrageverdrag
met Roemenië, de overeenkomst van Brus
sel betreffende het geven van gelegenheid
aan schepelingen ter koopvaardij om zich
voor geslachtsziekten te doen behandelen
voorts enkele suppletoirs begrootingen.
De Kamer ging tot nader bijeenroeping
huistoe. Dat zal vermoedelijk over 2 A 3
weken zijn. Het Suikerwetje zal dan nog
worden afgedaan.
WAT VOOR DRIE EEUWEN IN
KAMPEN PLAATS HAD
VUUR EN TEEKENEN UIT DEN
HEMEL
„MIRAKELEN" DIE STERKEN INDRl'K
MAAKTEN!
Onze Gouden Eeuw kenmerkt zidh als een
tijdperk van groote daden en diepgeworteld
geloofsleven, ben „kinderlijk" geloof zouden
het wel kunnen noemen, zooals heel
dde bloei-periode ons kinderlijk aandoet.
Een gebeurtenis als de volgende liet dan
ook niet na op onze voorouders een diepen
indruk te maken, wat wij ons met onze
„matcrialdet/isohe^ gedachten ik zeg niet
„altijd goede" gedachten van de 20e eeuw
niet al te best meer kunnen indenken.
Het pamflet, dat wij hieronder naar den
officieelen tekst afdrukken, behoeft geen
nadere verklaring. Het kwam te voorschijn
bij de ordening van de Gasthuis-archieven
le Kampen. Een tweede exemplaar is ons
niet bekend en ook nengens anders wordt
deze gebeurtenis vermeld, wat de geschie
denis wel heel zeldzaam maakt.
Korte en Warachtige Beschrijvinghe...
Beminde Le9er, dat den ioncketen daoh
(in de welcke de Heere Jesus verschynen Bal
als en Richten' over levendiglhe ende dooden)
ophanden is, dat betuyoht ons overvioe-
dioh da Heylighe Schriftuere ende oock
meestendeel de teeckenen dde voorseyt syn
ende volbracht moeten werden, soo ods
dagihelicksche ervaringhe te kennen gheeft
in welcke ons Godt den Heere soo veel
sohrickel'icke teeckcns ende wonderwereken
laet sien, dat alle degenen die meer
druppel Christen bloefc in 't lijf heeft hem
daer over verwonderen ende beven mach.
Ende dewiille dat de werelt 6O0 godloos ende
boos is encle soo verkeert, dat se in haer
overvloedige 6onden, (soo van hoevend:
sehenderiie, dronckcnscbap enda hoverddie
die van Sodoma ende Gomorra te bover
gaen) so dat wy de teeckens ende wonde
ren die ons den Heere sien laet, als niet
achten ende inden wint 6laen, slachtende die
van Sodoma en de Gomorra, die mede gheen
teeckenen ghelooven wilden, hoe schricke-
liiick da Heere haer die verthoon.de, waar
over Gods toorninghe roede haer strafte
ende verdelehde, ende soodanighe, ia
6waerdar straffe hebben wy te venvaahten,
so verre wy ons niet verootmoedigen ende
af laten van alle onse meniohvulddghe son-
den ende de solirickeliicke hoverdiiie ver
werpen, dia een wortel van alle quaet is,
daer den hoveerdigen Enghel met 6yn aen-
hangh door in de uyterste duysternisse ge-
comcn is, daerom laet ons den I-Ieere te
voet vallen ende om vergiffenlsse bidden,
dat hy van ons afwende syne roede ende
laet ons met boetveerdigihe herten nae-
dencken ende behertigihen de
teeckenen ende wonderen
die hy ons nu so onlangs vertihoont heelt in
desen jaire 1610, binnen de stadt van Cam-
pen int Stift van Over-Yssel,
Soo veel het eerste aengaet van dit tee-
cken end© wonder (dwelck binnen inde
boven de stadt Campen besien is) hebben
wy nae ons cranck vermoghen oock figuer-
lyck hier voor op doen drucken, op dat bet
de slechte de welcke int lesen niet geuseert
syn, te beter verstaen moghen. Ende om
te comen tot vermaninge van dit wonder
teecken ende den Leser niet langhe op te
houden, soo list dat men Anno 1610, den 7
Meept tot Campen heeft sian vallen dap
per vyer uyt den Hemel, dwelck princlpael
heeft gevallen inde oude straet en-de voorts
door da heele stadt. Op da oude straet is
een Jongh-man comcn gaan, ende dat vyer
op hem gevallen, dat hy stont als oft hy
een v lamme vyers ghestaen hadde ende
hem gean 60hade ghedaen ende is voor hem
als een cloot weder op gevlogen ende ver-
dweenen, wat den almachtigen Godt hier
mede te kermen wil geven, sal den tiit 1.
ren. Dit geschiet synde des woensdaechs
Radio Nieuws.
l-zentkunst, tc HUv.
1 en J. 2. Gebed. 3
Schriftlezing: Matth
ilm 3 "_en_8a. 0. V
yHebben
N.C.R.1
rui den
■j. C.
- -.tniren.
de.? Heeren naar Ext""
Pslam 25 5, C. Voorli
29. 7. Gel
Predlkrui'
d>ngSbn\
14—20. 5. Zn
29. 7 Toe
felspcl. 2. Zinper
/ses;
Be de. 9*.
Bloemendaal. V
Gercf. Pr*d. aid
2 en 4. 3.
Min de
20 1—17. 5. Ztm
>od. 8. Zingi
bed. 11. Zin
n: I's.
d. Zin
>r predl
i 7J 12.
5.50. N.C.R.V. Kerkdici
-ed. der Vrije Evi
1. Orgel-
in 1 en 2.
1—14. 5..
lend (J. dc
oor Da. M.
eerlijkheid
penb. 5 9.
eider
HJlv<
»s. VV. J.
iOo Orgeleon»
12.30 Tijdsein. 12.30—1.45
ii.t dc- Herat. Evang. Luth,
il-.rburgival te Amsterdam,
Kerk
door d.
2.55—3.15 i
Bussuin. 3.15—3.15 Cursus Knippen
sieren. te^ge\en^ 4 Tijdsein. 4—5
.nd". doi
wesende den savende Meert, heeft men noch
des donderdaeahs wesende dan achtsten
Meert in da lodht gesicn
drie Sonnen
met een reghenboghe verkeert, als in de Fi-
guere die voorop stoet, te sien is. Dit ghe-
sohi-ede also binnen twee dagen tilde, den
eenen dach na den anderen.
Daerom laet ons dalmachtighe God bidden,
dat hy ons met syn gonade ende Geest by-
stae, dat wy die teeckcn niat te lacht achten,
want wy lesen in Matthei 2-1, dat in de
laetsta daghen sullen teeckenen geschieden
in Sonne en Mane, van criich en oorloch
soude men hooren, deen stadt sal teg"n
d'anid-er opstaein, het kirrt tegen de Vader,
de suster tegen de Broeder "ende als dit
sou-de geschieden, dat alsdan den dach des
oordeels voor de deure eoude sidn. Nu 1 ert
ons die dageiidoksohe ervarenlheyt dat dit
al geschiet is ende noch dageliicx geschiet,
so dat wy te rechte den Heere nog en bid
den om vergiffenisse, dat hy sim plagen wil
van ons wenden ende mat David seggen:
Godt zyt my ghenadich nae iin goedertieren-
heyt ende verdeloht myne sonden nae in
groote barmhertdoheyt, wastmy van myne
misdeat ende reynicht my van myne son
den, d-welc one gunne den Vader, Soon enle
Heylighe Geest Amen.
JOH. DON,
pchevi--.-.
3 en 21), Muzikule
J. C. de Jager to
F. Jurj uenz te Hll-
Psalm 73:1 en 12.
r.v.lm 7 3. 4. Eers
Zlekenuurtje. te leiden door Ds.
Geref. l'red. le Krallnget"
..Nu en daarna". (Psalm 73
Hilversum, zang";
versum, kerkorgel.
2. Gebed. 3. Schrl
gedeelte der toespraak ...Hn" 5. Zin
Heer No. 7 1 en 2 6 Tiroede gedeelte dor toe-
alleen door 't leven"'. (Joh. de Heer No. 53 1 en
2). 5.— Tijdsein. 5—C Concert, to geven door het
Utrcchtsch Plultkwarlot. bestaande uit de liee-
i: P. v. d. Hurk. W. Clemens. 1L van Dappe-
..j. Joh. K<
6.30—6.40 Ki
Tijdsein. 7.30S Spreki
De Oude straat te Kampen, waar in 1610 h et hemel-t
Land- en Tuinbouw.
In de Raadsvergadering te Koedijk deed
de voorzitter, burgemeester Kikkert, medc-
deeling van een ingekomen adres van de
commissie tot vaststelling van de schade
door den hagelslag op 12 Juni veroorzaakt
aain" de gewassen van kleine tuinders in
Geestmcrambacht De commissie had in to
taal de schade op f 59.239 geraamd cn het
verzoek ingediend hiervoor een bijdrage te
verleenen.
Uit de besprekingen kwam naar voren,
dat de werkelijke schade die geleden is ze
ker 10 maal grooter is, dan de geraamde
schade bij de kleine tuinders.
A~angezien dc Rand van ooi-deel was, dat
in ieder geval geholpen moest worden en
verwacht mag worden, dat de Staten en
het Rijk eerder steun zullen verleenen wam-
neer de gemeentebesturen voorgaan, werd
tenslotte hèt voorstel van B. en W. om een
bedrag van f 2000 beschikbaar te stellen
met algemeene stemmen aangenomen.
AFSCHAFFING VLEESCHACCIJNS
EN BESTRIJDING VEEZIEKTE.
Door het Centraal Bestuur van de Provin
ciale Bonden van Melkveehouders is aan de
Landbouw-Crisiscommissie een adres gericht
waarin er o. m. op wordt gewezen, dut af
schaffing van den vleeschaccijns bijna, of in
het geheel geen voordeel zal brengen aan de
vetweiders en/of mesters, wijl niet te ver
wachten is, dat daardoor do slachtvceprijzen
10 pet. zullen stijgen, doch wel dc prijzen in
den detailhandel 10 pet zullen dalen.
De Nederlandsche veehouderij zal echtci
zéér gebaat zijn met een ernstige bestrijding
van het mond- cn klauwzeer, tuberculose,
uierziekte en dergelijke, welke goed uitge
voerd, kan leiden tot een algemeen vcehou-
Tljdsi
.30 GrajuofoonplaU-n-
0S Spreker: Majoor
Heils. Amsterdam. 8.—
.astaande uit leerlingen der H. IJ. Scholen te
Lrnhem. Hot geheel staat onder leiding van den
loor P. Frequln. 9 Tijdsein. 9—11 Ultzend-
.vond. Declamatie van den heer G. Kykenduyn.
)cn Haag. Muzikale medewerking verleent het
Draper-Kwartet", te Enschede, bestaande uit:
Ie heer D. A. G. Dtxnvr. le viool. mej. Manna
iraper. 2e viool: de heer Andrles Draper. alt_
Hooi: mevr. Agnes Loliul»Draper, cello. 9
1.15 Kwartet. 9.15—*.35 Declomatle. 9.35—9 5»
Cwartet. 9 55—10.15 Declamatie. 10 15 Persbe-
Icliten. 10.15—11 Kwartet.
HILVERSUM. C187S M.J. Algemeen Trogram-
na. Y.A.R-A- 12.— Politieberichten. 12.15 Gra-
nofoonplatenconcert. 2Optreden van Bouw-
•n dichters voor
eest uit eigen
:ert. 3.30 Voor c
:elt. Sprookjes i
Onderbreklr
sender. 5.30 Cor
3— Nederlandse
i Carl Ewald. u. De Ze eat.
iten. 7.45 Politie!
iet programma vi
i door Hugo de
ders- en landsbelang.
Hoewel de ko9ten daarvan, mede door het
verstrekken van gratis serum, nog al hoog
zullen zijn, meent het Centraal Bestuur toch,
dat daar het een zoo buitengewoon groot al
gemeen belang raakt, door de algemeene kas
(Staatskas) de kosten gedragen moeten wor
den.
Ten slotte wordt in ernstige overweging go
geven, niet over te gaan tot afschaffing van
den accijns, doch deze geltien in hun geheel
aan te wenden tot bestrijding van bovenv<%
melde veeziekten.
INGEZONDEN MEDEDEELINGi
door
ARTHUR K SOUTHON.
(25
VERKORTE INHOUD.
Tulasl is do zoori van oen lnlandsche vrouw in West-Afrlka, terwijl
zijn vader een blanke was. een cavalerie-offlclor. Deze laatste was om
Rijn vele schulden gevlucht naar de binnenlanden en stierf kort
daarop in de armoedigste omstandigheden. Eon zekere Grant nam
de zaak ven den officier over en daarbij ook Tulasl en zijn moeder.
Kort daarop sterft Grant en Tulasl en zijn moeder gaan dieper do
bli 'v.u ander, In. naar Lagos. Hier vat Tulasl een bittere haat op
tegen de blanken, dio hom slaan en verachten.
i.Klcr komt Tulasl In Mperu. een nederzetting van allerlei lnlandscho
misdadigers. Hoewel halfbloed, weet hij het vertrouwon dezer
lieden tc- winnen. Hij wordt opperhoofd en importeert eon nieuwe
godheid. Mlmba Karo cn weet Mperu met angstige vrecze voor dozen
gud t» vervullen,
Fune, do Engolsche Commissaris voor het woesto Karumbana-
«Jlftrict in \1 est-Afrlka wordt aangegrepen door vrees, dut Tulasl al
zlln well: zou afbreken. Die vrees was niet ongegrond. Tulasl was
inuerciuad van plan zich op to werken tot opperhoofd van een groot
Af-llcaanHch rijk. In het naburige Kwandl weet Tulasl ltonlng en
onderdanen door zijn schrikaanjagende verschijning aan zich to
I'cribo.'rto schoono dochter van den koning van Kwandl, Is verliefd
on zekeren Makindl, maar durft zich niet verzotten tegen haar
vader, die haar uitgehuwelijkt heeft aan den ouden Tembue. Maklndl's
tante Nadu, opperpriesteres van den god Shango, adviseert hem eens
tè offeren aan den nieuwen god Mlmba-Karo. Nadu haat Tulasl. den
pt leste- dc nieuwe godheid, maar vreest hem tegelijk.
On een zijner onderzoekingstochten is Fane getuige van een ont
zettende cti'crplechtigheid, waarbij hij een man ziet liggen, vermoord
°f,To meer 'verwonderde Fane zich hierover, omdat hU erin geslaagd
was zooveel Invloed op den koning van Kwandl uit te oefenen, dat
ln drie jaren tijds geen menschenoffcr was gebracht. Er moesten
dus büzondero factoren in het spel zUn, dat thans opnieuw een
menschenoffer gebracht was.
Fane zond een zijner spionnon erop uit, om nadere Inlichtingen te
bekomen. Zelf ging hit naar het palels van don koning, die hem
niet zoo hoffelijk ontving als gewoonlijk. Tulasl. die zelf ook ln het
palels tegenwoordig was, verborg zich In een der donkerste kamers
van het paleis. Fano verweet den koning, dat h(j een menschenoffer
toegelaten had en eischte, dat hl) uiterlijk den volgenden dag zou
mcedeelen ,wio hem daartoe aangezet had.
„Dit is dé reden, waarom ik je liet roepen," vervolgde de ko
ning. „Luister, en zie, dat je Lot niemand van deze dingen spreekt
voordat die groote dag is aangebroken of ik zal je tong uit je
mond scheuren en den honden geven."
„Ik luister, en mijn tong zal zoo zwijgzaam zijn als dergenen
die naar de geestenwereld zijn gegaan."
„Dit is het woord, dat Mimba-Karo had gesproken door den
mond van zijn priester. De dag van mijn toorn is voorbijgegaan
en nu ben ilc weer genadig gestemd jegens mijn kinderen. Ik heb
gezien, dat de blanken uw land en uw bezittingen stalen en in
mijn toorn liet ik het toe. Doch nu zal ik hen uit uw landpalen
verdrijven cn Kwandi zal de speer zijn, waarmede ik hen uit
werp. Andere stammen, talrijker dan het zand van de groote
woestijn, zullen zich aan uw zijde voegen. Zij zullen de schou
der zijn, maar Kwandi is het hoofd. De koning was de eerste, die
mij vereerde en mij het menschenoffer bracht, waarop ik zoo
lang heb gewacht Daarom zal ik hem eeren. Roep do jonge man
nen van de nederzettingen en uit de dorpen in het oerwoud
en laat hen een weck lang dansen. Dan zal mijn priester weer
offeren, zooals ik dat wil en daarna zal de overwinning uwe zijn.
Bevalt u dit woord, Makindi, zoon van Olawunmi?"
„Het is zeer goed, o koning", mtwoordde ik. En mijn hart was
vroolijk over zijn woorden".
„En Feribo dan? Ik dacht, da\ je zooveel van haar hield?"
zei Nadu met een sneer: „Maar zoo zijn de mannen nu een
maal. Eerst de oorlog en dan pas hun vrouwen, als ze genoeg
hebben van het moorden".
„Stil, ik heb nog meer te zeggen, wan; de koning sprak:
„„Nu dat woord goed is in je ooren, zuk ge ook de jongeling
schap aanvoeren. Olubi zal de overste zijn over allen, maar gij
zult dc tweede zijn na hem. En op den dag, als ge terugkeert in
triumf na het dooden der blanken, zal Feribo in je hut komen."
,,„lk hoor des konings woord en het zal geschieden", ant
woordde ik, mij buigend voor hem, die mij zoo zeer had geeerd.
„„Goed dan. Zie toe, dat ge vanavond ten dans komt cn maak
de harten der jonge mannen sterk en flink. Groote daden moeten
verricht worden, voor Je de bloem van Kwandi plukktu kunt,
Makindi."
„Welnu, zeg eens, Nadu", besloot hij. „Is Tulasi niet mijp
vriend, sinds hij zulk een ommekeer te weeg bracht in het hart
des konings en mij don weg baande naar mijn groot geluk?"
Maar Nadu zat zwelgend ter neer en een storm beroerde haar
hart ITaar trots was geprikkeld en juist Makindi's vreugde en
zijn totale onverschilligheid voor de wijze, waarop.zij was be
handeld, brachten haar tot do uiterste woede. VoJr de komst
van den halfbloed was zij nummer een geweest in'Kwandi, en
zelfs de koning was bevreesd geweest voor haar toorn. Hij zou
niets biutengewoons ondernomen hebben, zonder haar eerst te
raadplegen, en zeker in iets zoo ernstigs als een opstand tegen
de blanken. Maar nu was zo geheel gepasseerd.
Op zich zelf beschouwd had dc opstand haar volle sympathie.
Niemand had moer geleden onder Fane's beperkingen dan zij,
want zij was gedwongen geworden te breken met haar levens
gewoonten. Terugkeer naar de oude paden verheugde haar. en
sedert lang had zij getoornd tegen des konings onderworpen
heid aan den Commissaris. Dooh waar zij had gefaald, daar had
de halfbloed,succes gehad. Ze haatte Fane, maar hem nog veel
meer, met al de felheid harer ongetemde ziel. Nu had zij door
list Makindi voor zich weten te winnen.
Deze gedachte alleen al verhoogde (k#naijver van de verbitter
de priesters tot de meest bittere jalouzic van een vrouwenhart.
Eerst had Tulasi haar van de macht beroofd, en nu had hij haar
beroofd van den ecnigen, dien zij liefhad. Dat was to veel. Zoo,
gezeten voor het vuur, zwoer ze een duren eed aan Shango, dat
ze zich op den halfbloed zou wreken, al kostte het dan ook haar
leven.
Eindelijk kreeg Makindi genoeg van haar zwijgen; hij sprong
op en zei:
„Welaan, Nadu, er zijn groote dingen op komst; ik moet nu
gaan en mij voorbereiden voor mijn taak."
Toen hij zich omkeerde om zijn hut te verlaten, hoorde hij een
geritsel in het bladerendak. Het was als do brwepingfean een
hagedis, een van dio klcjne „kinderen in huis", die in elko hut
zijn. Ilij schonk er geen aandacht aan. Maar die „hagedis" was
Balo, die het heelc gesprek had afgeluisterd, cn nu wegglipte
naar dc poel om het Harley Fanc te rapporteeren, nog voordat
Makindi het paleis had bereikt
„Mooi zoo!", mompelde hij, toen hij door het bosch sloop, „To-
rlbi ckun zal nu inderdaad „snel als een luipaard" moeten zijn,
aLs hij den koning wil afhouden van zijn dwaasheid. Nadu had
gelijk: die gele man is een duivel, want alleen een duivel kan
zooveel onheil stichten in zoo korten tijd. Maar Teribi-ekun heeft
almeer met duivels gevochten en mijn Orisha zegt me, dat hij
dezen ook zal verslaan. Fijn! het zal een grootsch moment wor
den als de blanke man den gelen hond ontmoet en hem dood
trapt. F.n Balo van Ash ami, dc slimste der spionnen en de dap
perste der soldaten, zal erbij zijn om het tc zien!"
(Wordt vervolgd.}