HET SCHOONE, OUDE LIER Radio Nieuws. Gemengd Nieuws. KOFFIE-SOORTEN v. ROSSEM's :en gele napoleon DINSDAG 24 JUNI 1930 TWEEDE BLAD PAG. 5 VLAANDEREN-IN-LENTETOOI .V. Een bezoek aan de stad van Union Bergman en Felix Timmermans IET DEN SCHRIJVER VAN PALLIETER OP STAP Wie in de lente door Vlaanderen reist, leeft zijn tijd goed gekozeru-Niet alleen, dat iet land zich in z'n fraaisten tooi vertoont, naar het zijn het jonge groen, de witte loesems, met de daartusschcn zich verschui ende roodstcenen huisjes, die al dadelijk ns het natuurtafereel in werkelijkheid oen zien, dat uit de beschrijvingskunst in verhaaltrant der litteraire Vlamingen in inze verbeelding bestond. Al die „wegels" of ook: wegelkens Je we vanuit den trein door het landschap ien slingeren, zij roepen in ons op de tnl- ijke momenten, die we reeds uit lectuur enden. Het heeft schijnbaar alle schrijvers epakt, dat merkwaardige van het rustige eld en de zich daartusschen eenzaam voort lewegende figuur. Uitnemende manier trou- irens om de personen gelegenheid te geven igen gedachten uit te spreken. Hier en daar troomt meestal snel een riviertje door en diep uitgeschuurde en sterk kronkelen- Ie bedding. Geen wonder, dat vele volks- ertelsels, veel schrijversverbeelding zich an deze voortkabbelende stroompjes heb- en vastgehecht Bovenal draagt Vlaanderen-in-lcntetooi er oe bij ons te doordringen van de liefde oor de natuur, de zon en wuivende winden nadat in het Noorden het materialisme tachtigers in een dof pessimisme z'n inde vond, onze letteren zoo vanuit Z.Ne- erland heerlijk verkwikte. Ook zijn in de lente Vlaanderen's oude ieden nog niet bevolkt met de talrijke ondslenterende groepen toeristen-van-aller- ei-slag, die juist hier aan 't karakteristieke ooveel afbreuk doen. Ilc denk dan niet aan iet nijvere Gent, waar meteen de ingeto- renheid der wetenschap haar rustigen zetel indt, maar aan het stille Brugge. Wie hier n zijn herinnering wil voorbij zien trek- len, langs de oude gevels, langs het nog teeds van grootschheid en kracht getui- jende Belfort, over de hooggewelfde for- che bruggen, de ommegangen en gildestoe- en uit Brugge's glorietijd, de lente is voor lem het seizoen. Het ontluikende leven ondom het stille maar voorname „Gruut- muse", de feestelijkheid der eerste warme onnestralen die het oude gebouw komen loesteren, het is slechts in het voorjaar te lien. Evenzoo het Minnewater, zooals Mau- its Sabbe het zag en waarin zijn Philosoof 'an het Sashuis zulk een „schoon geval van luwelij'ksliefde" liet verdrinken. En eindelijk kzelle's geboortewoning in de Bollest raat. let huis van „Pier Jan, die geen Fransch kan", met den hof, de bank achter het lis, de molens op den wal bij de Kruispoort er getuigt alles van dat luchtige en tege- k innige medeleven met Gods rijke schep- jig, dat ons door Gezelle's poëzie en proza il bekend, maar alleen nog niet eigen was. iVntwerpen had zioh feestelijk opgetooid de vele vreemdelingen, die de wereldten- )onstclling komen bezoeken, te ontvangen, .ichtzuilen op de Keizerlei, de hoofdstraten vervlagd met doeken van allerlei kleur. Jitlbundig en rijk, in de versieringsmasten en kleurschakeering, die de doeken der 'laamsohe meesters in herinnering roept. Iverigens een handelsstad zooals wij Noord- teel crl anders dat ook kennen. Van Antwerpen met de bus, binnenkort net de electrische, een half uur en men taat in Lier. Midden op een groot plein tapt men uit in de stad van Anton Berg- nan en Felix Timmermans. Althans zoo Bggen litteratoren en zij, die van literatuur louden. Sociologen zouden mogelijk Zeggen, de tad, welke vroeger bier brouwde én een lite van rijke bierbrouwers bezat van ïun groote behuizingen is slechts weinig >ver en nu bestaat van schoenmakerij en antfabricagc, een weinig florcerende huis- ndustrie. Veel Lierenaars werken in de ritwerpsche fabrieken en havens. Lier moge stil zijn, het groote plein heeft oor z'n weidschheid nog een voornaam arakter. Natuurlijk een Belfort, niet hoog, naar een vriendelijk torentje. Het stadhuis, nvaar barok is er tegenaan gebouwd. Timmermans' secretaris had ons geschre- ?en dat de schrijver gaarne bereid was ons ezelschap in Lier te ontvangen. Zijn woon- ïuis was spoedig gevonden. Timmermans reedt naar buiten; we worden voorgesteld. )e gemakkelijkheid van den Vlaamschen mgang hield zich geheel schuil. Stil, latig, 'n weinig stijf, toch deftig, maar eker niet joviaal drukt de bekende schrij- er ons de hand. Het was 'n oogenblik stil. liet een uitbundige hoofdzwaai of herken- ende lach, maar rustig, zacht sprekend raagt hij ons even binnen te treden. Het erste wat we zien is het origineel van „De rie Koningen", dan een Toorop en de Vlaamsche Kenmis" van Anton Pieck. Zijn re bij 'n schilder of 'n sohrijver in huis? Even ondgewandeld in de vriendelijke woning |en we staan weer op straat Timmermans gehoed en gejasd zal ons geleiden. Door de verlaten straten van Lier stappen we voort; dc voorbijgangers groeten even, met stil herkennen. Ze kennen allen Timmermans „Daar" «egt hij „liet ik Anne Marie wonen, en dit hier is de school waar ds kinderen hun lessen leerden spellen". Even de kerk bezoeken. De gebrandschil derde ramen dragen sterk de gevolgen van den oqrlog, men heeft de ontbrekende stuk jes met witglas aangevuld. Natuurlijk ook hier Vlaamsche schilderkunst te bewonde ren, Timmermans bekijkt ze of hij ze voor 't eerst ziet, bewondert de warmte van het blauw, vertelt een oud-verhaal van kostbare verf-berciding. Uit de kerk staan we voor een estaminet, ,,'t Lief Vrouwken". Hier, vertelt onze gids, landen na een kerkelijke trouwplechtigheid van eenvoudige lieden, de bruiloftsgangens aan, om zoo spoedig moge lijk zich de feeststemming eigen te maken. Timmermans lacht goedmoedig over zulk een overhaasting van zijn trouwe Lierenaars. Lier schijnt op dit punt een zekere repu tatie te hebben. Th. Rutten, in a'n boek over Timmermans (1928) schrijft er ook over en tracht een verklaring te geven: „Eerst 'n kapel en dan 'n herberg, dat is de geest van Lier vroomheid en zinnelijk heid't Is kermis met vuurwerken omdat de processie uitgaat, in volle luister, zingend en wierokend, met de schutspatronen op de oude vanen. Eerst de Heilige met waslicht vereerd en er dan 'n goede pint op gezet en 'n volle maaltijd. Het is de natuurlike be vruchting van het samenkoppelend Kempies en Brabants element" (blz. 33). Van de omstandigheid, dat we ons diner gaan bestellen, maakt Timmermans gebruik om een glas bier aan te bieden. Dat mag niet afgeslagen. We passeeren een fotograaf, levensgroot hangt Timmerman's portret in de étalage; ook, als fraai borduurwerk, z'n „Drie Ko ningen". Timmermans bewondert de bewer king en zegt dat de kleeren 'zoo natuurlijk om de lichamen hangen. Vlak voor den ingang van het Begijnhof wijst hij ons waar zijn grootvader woonde, die smid was. „Kijk", zegt hij, „hier speelde zich de liefdesge schiedenis van mijn ouders af, mijn moeder wonde daar, zoo schuin tegenover elkaar. Er werden dan 's avonds vanuit het raam briefjes naar elkaar overgeworpenEn daaruit ben ik ontstaan, als nummer der tien". Hij toont ons de offerbusjes, waar de kin deren muntstukken in werpen om hun ouders hebben het ten stelligste verzekerd muziek te hooren. Ook Pirroen deed hot In de poort van 't Begijnhof vertelt Tim- meimans de legende van de Begijnhofsleutel», poort moest op bepaalden tijd op slot en er was maar één sleutel, dus wist men wie te laat kwam. Op een avond staat na de slui ting een gerechtsdienaar om het hoekje. Stilletjes wordt de deur van buiten met een sleutel geopend. De begijnhofbewoner wordt terechtgewezen en de sleutel er blijkt dus een tweede exemplaar te bestaan in beslag Timmermans als schrijver. genomen. Even later echter wordt de ge rechtsdienaar opnieuw verrast, doordat weer een sleutel in het groote slot wordt omgedraaid. Weer terechtwijzing en inbe slagname. De gerechtsdienaar kon toen hij naar de schepenen ging bijna niet loopen van de zware vracht sleutels, die hij te torsen had. Sindsdien mocht de poort open blijven. Timmermans zit vol zulke laconieke verhalen, die we ook uit z'n werk kennen, maar zc uit z'n mond te hooren, heeft een bijzondere bekoring. De uitbundigheid, die men bij T. zoo gemakkelijk venvacht, mist hij als persoon zoo geheel en al. De kalmte waarmee hij ons vanuit z'n huis tegemoet trad, bleef hem bij gedurende onze geheele wandeling. De verba'en vertelt hij stilletjes weg. ongekunsteld, even een glans over z'n vriendelijk bruine oogen, die noohtans een glimp van guitigheid kunnen vertoonen, en weer stapt hij verder. De Pallieter-uitleving is geheel verstild. Eerder lijkt Timmermans in zichzelf ge keerd, geneigd tot peinzen, gesloten. Echter niet een strakke geslotenheid maar zulk een, die met een zachte vriendelijkheid gepaard gaat. In de kerk van het Begijnhof wijst hij er op, dat daar begijntjes begraven liggen, die niet gestorven zijn. Nauw aan elkaar verbonden begijntjes wiluen in hetzelfde graf begraven worden. Wanneer nu de eerste stierf werden op de grafsteen „op voorhand" reeds de namen aangebracht van haar, die daaronder wilden begraven worden Daar echter door revolutie de begijntjes soms verdreven zijn, anderen tevoren nog een huwelijk aangingen, verlieten zij het hof en zoo vinden we hier grafsteenen met na men, waar echter de overlijdensdatiun bij ontbreekt. We passeeren de kleine huisjes waar vroeger een driehonderdtal begijntjes woon den. Nu wonen er ook arme menschen. De beroemde netheid en verzorgdheid van het begijnhof heeft daar ook vooral door ge leden. De deuren dragen allen namen: In den wijngaard des I-Ieeren, De Engelbe waarder, 't Soete Naemken. We zien waar de tuinman van juffrouw Symforosa woon de. Timmermans zegt, dat de huizen moe Timmermans als schilder zijn geworden, ze leunen voor- of achter over al naar gelang de ruggegraat is ge bouwd. Midden op een binnenplaatsje blijven we staan. „Zie", zegt Timmermans, „die gele muur, dat roode dak en dat kopergroen". Voortdurend valt het op hoe hij met 'n sohil- dersoog ziet. Hij kent 't stille begijnhof door door, hij brengt er zelfs een deel van den dag door in de werkkamer, die hij er heeft maar het is of hij al rondwandelend zich nog steeds meer van dat hof wil doordrin gen, zijn oog monstert alle hoekjes en stil weidt z'n blik over de oude gevels, als om er de „sproken" vanaf te lezen. Nu eens noemt hij de naam van Vermeer van Delft, dan weer bij een doorkijkje uit hij zioh met te zeggen: „een echt oud-hollandsch schilderijtje". Op onze vraag of hij regelmatig schilder de antwoordde hij, dat het alleen afwisse ling was, maar, dat die afwisseling intens wordt genoten bleek daaruit, dat hij voort durend stil stond om te zeggen, dat hij dat wilde schilderen en bekende, dat hij als het onderwerp hem pakte, ook wel dagen lang schilderde. „Dat oude, die daken, die samenvoeging, dat kan men niet bou wen, dat moet groeien". Aan het eind van het binnenplaatsje een nauw poortje. Tim mermans verzamelt ons om zich heen, als om ons te verrassen. „Zie, zoo staat ge in eens buiten". En het is een verrassing. Van het stille, oude binnenplein ineens op de wallen. Een ver' uitzicht, welig gras, hooge groene boomen, waar een zacht wind je door speelt. Ook Timmermans geniet van de lente. „Het is alles lijk sla op de boomen", zegt hij. Hij wijst ons op de drie witte berken uit Symforosa, maar, waarlijk er zijn er maar twee meer. Even draait Timmermans zich om, maakt klein gebaar en zegt: „En hier ligt Pallieter- land, nu ja, dat men Pallieterland heeft wil len gaan noemen". Welk een eigenaardig moment: het Netheland bij de eerste warme lentedag, dat gedachten oproept aan den te paard zitteuden Pallieter, ons nu gewezen door den intusschen zooveel ouderen schrij ver, die erover spreekt alsof hij er niet verder op doorgaan wil. We gingen terug naar Lier en Timmer mans zat met ons aan in de vergaderzaal van de Kunstkring „Kenis' gilde", een schildersgilde, waarvan ook Timmermans lid is. De proefstukken der leden sierden de wand, echter dat van T. moest nog komen. Het was een goed maal en de conversatie allergezelligst Timmermans voelde zicH blijkbaar goed thuis, temidden van z'n vrie den uit het Noorden, die hem waren kom opzoeken in de plaats, waar hij zijn gelukkig léven heeft. Innig gelukkig en tevreden, da,t is de indruk, die men steeds weer van hem krijgt. Stil en rustig te werken schijnt ideaal. Hij sprak dan ook over nieuw werk, dat hij onderhanden had n:i: over Sinte Franciscus, waarin hij allerlei typische woorden uit het Licrsche dialect wil Werken. Nadat hij ons nog langs de vitrinus Van Boeckel, den vervaardiger van merk waardig smeedwerk ook een kunstei in Lier geboren en opgegroeid had geleid, bracht hij ons terug naar de Nethe, waai we het schitterende silhouet van Lier be wonderden. In de verte konden we, tusschcn de ranke boomen van het vlakke land door, den toren van Mechelen waarnemen. Een vriendelijk afscheid, een laatste groet en Timmermans koos z'n weg naar huis door het Begijnhof. J. de J. tg-ekeei j3 ziek* e Minis dacht hai ■eld zoudcr ende ziekt e ten dez. levolgde p held zou Rijksvers valten-re: zekerde l Federa n standi jedrijfsv wanneer de verzekerde arbeider, ilt beroep wel toekomt, in do besliss Rijksverzekeringsbank berust, b.v. i Het Federatie! artikelen 99 en 100 x ickerde. die slet i de Invalt dl K Ps. j. u x f ön p 1 aten h a 1 f u r t j 11 3' 13 10 Hu Eysder.,PK Zlekendlenstende he« L Lauenroth. piano ei -rkorgel. 3.— Tijdsein, in het Concert, te ge- mevr. M. Schouwman—Ravei 3.15 Lezen van Chr. Lectui Wentink. to Hilversum. 3.15- Lcening. Secr. Stichting Leldsch fonds. Onderwerp: ..Geldzorgen e (III). 7.45—S P. ert. 5.— Tijd- Bank Tijdsein. 8— H. Gunning j.Hzn.. Em.-pred. der Ned. Hcrv. Kerk. wonen- ierwerp: Een praatje op Philip J. Idenburg. te xtd. ODderwljsstatistielt voor dc- Stntlstiek. On baat van ons schoolwezen", uzlkalo medewerking verleent het Velpsch 1 Ultzendavond. Sprekers: Pr. J. H. t Em.-pred. der Ned Bllthoven. Onde .udio". D: hoofd dei traal Bure „Koi o. 1. de 12—2 Muziek. ^2—3 Granmfot - piano. 55.30 Gramofoonmuzlek. 5.30 reld is uitgekeo Mededeellng wei an het Verbond v ,-as gebleken, dat atles van Duitscl ueele vorde d voor den wd wordt. arbeiders. nformatle ■rkgeve.s geen be- •ewonscht op grond Verder takte inderv - 39 lid 3 berekening van d> sproken ""werd op Dinsdagavi dat £anlÜU"e' ichlet :n, dal :al cv ekengeld dan zou moc- daarop voegenden Vrij- idérduad door bot ien.bda\azniJneongc bedrijfsverenigingen in o' te bepalen dat geen nieuwe zullen behoeven te worden vorzekerde. die weder aan zijn binnen 6 dagen na dit tijdstip wordt (Instort) uit dezelfde zi lit dagen gemaa beid ls gegai VERDRONKEN. Te Amsterdam is een 12-jarige jongen, de la Cambre geheeten, spelendenvijs van een dekschuit welke in de Kostverlorcnkade te genover de Vosmaerstraat was gelegen, te water geraakt Kort daarna is het knaapje levenloos opgehaald. MEIKERSEN VOOR PRINSES JULIANA. Men meldt ons uit Tiel: Heden werden door de firma Jac. Bouw man alhier de eerste meikersen per lucht post verzonden aan Prinses Juliana te Finse in Noonvegem BLIKSEM INGESLAGEN. Te Epe sloeg tijdens een hevig onweer de bliksem in de boerenwoning van E. van der V. aan den Ileerdenveg. In enkele oogenblik- ken stonden alle gehouwen in lichte laaie, zoodat aan redden niet te denken vici. Het vee was in het land. Het huis en de inboedel waren verzekerd. Te Voorst fGld.) werd de boerderij van Hullcman door den bliksem getroffen. Alles brandde af. Te Ursem (N.-H.) brandde de boerderij van Van Dam aan den Noorddijk door het hemelvuur af. Te Oosterend op Texel werden vijf schapen door den bliksem gedood en richtte het he melvuur heel wat verwoestingen aan in een fabriek en een manufacturierwinkel. Te Heumen (Gld.) brandde door liet hemel vuur een nieuwe arbeiderswoning geheel af. Te Langezwaag (Fr.) is door de bliksem de boerderij van de Jong afgebrand. Te Nijeberkoop (Fr.) is de boerderij van Posthuma door den bliksem afgebrand. DOODELIJKE AANRIJDINGEN. Tc Amsterdam werd nuar do Centraal Isr. Ziekenverpleging vervoerd een Gd-jarigo vrouw, die, toen zij op het Rembrandtsphm don rijweg wilde oversteken door een wiel rijder was aangereden, tengevolge waarvan zij met het hoofd tegen het spatbord van een aldaar stilstaande auto viel en een hoofd wonde bekwam. Na aankomst in gonocnine ziekenverpleging bleek zij te zijn overleden. De wielrijder werd verhoord, daar zijn fiets- remmon ondeugdelijk bleken. Tc Culemborg werd een knaap van 7 jaren die uit school kwam onder dc Binnenpoort aangereden door een auto, waarbij hij ver moedelijk een schedelbreuk opliep. Zonder tot bewustzijn te zijn gekomen is hij enkele uren later overleden. INGEZONDEN MEDEDEELING. DE MEEST GANGBARE bij Uw kruidenier zijn: STER zacht, geurig, krachlig 65 cl No. 1 geurig, zwaar 55 cl No. 3 geurig, zuiver 45 cl No. 4 goed, zuiver40 cl per half pond door ARTHUR E. SOUTHON. De warmte en herhaalde koortsaanvallen hadden hem sterk ■ermagerd, zoodat hij er nu uitzag als een uitgemergelde straat- lond. Als je hem voor 't eerst zag, moest je onwillekeurig aan begrafenis denken; maar Harvey Fane daoht nog niet aan loodgaan. Zijn spieren waren als zweepkoord, en zijn schraal ichaam verborg een respect-af dwingende kracht. Fane had dilc- vijls zijn mannetjes, die beroemd waren om hun uithoudings- rermogen bij het loopen, overtroffen. En aan deze lange, einde- ooze marschen door de wildernis had hij zijn bijnaam „Snel-als- ien-luipaard", Feribi-ekun, te danken. Niemand bezigde dien ïaam met dieper ontzag dan de mannen, die zijn deelgenoot jeweest waren op die tochten. was te laat geworden, om nu nog de route terug te ma ken ter zake van die vervelende grensregelingskwestie. Derhalve Werd het commando gegeven om oen kampement op te slaan nabij hot beekje, dat van dc Mpcru-hcuvel afstroomde. een welkom bad en hot eerste stevige maal sedert drie dagen, zat Fanc op zijn gemak nog eens rustig en ernstig over het geval na te denken. Bij die eene lange blik, welke zij gewisseld hadden, had hij opgemerkt, dat de vreemdeling een halfbloed was, en hij was benieuwd te weten, hoe clie meneer op zoo'n goeden voet kwam met het tuig van Mporu. Hij had nog niet het flauwste gerucht .vernomen betreffende de jongste gebeurtenissen in Mperu, noch ook dat Tulasi koning geworden was. Behalve om hen te be vechten, onderhielden de mannen van Mperu geen betrekkingen met de menschen van de vlakte. Men had zelfs niet gefluisterd over Mimba-karo, den nieuwen god. Toen hij zat te kijken naar den heuveltop in de verte, Tulasi's gele gezicht levendig in zijn geheugen geprent, kreeg Fane een ongewoon voorgevoel van naderend onheil. Met het ongeduld van een sterke persoonlijkheid, traohtte hij die vreemde gevoelens van zich af te sohudden, maar zonder succes. Het scheen hem, met zijn geprikkelde fantasie, toe, dat de halfbloed ergens dicht- hij hem was in het donker, en dat zijn dikke gekrulde lippen greinslaohten, terwijl zijn geelachtige oogen flitsten met een doodelijke haat. Hoewel de drukkende hitte van den zwoelen nacht hem be nauwde, huiverde Fane onwillekeurig even. Toen hij eindelijk naar binnen ging, kon hij den slaap niet vatten. Urenlang lag hij heen en weer te woelen op zijn krakend veldbed, terwijl de overtuiging, dat door dien halfbloed, die hem zoo ternauwcr ood ontsnapt was, al zijn werk van die vijf jaar op 't spel stond,'hem een obsessie werd. Als hij ook maar half had kunnen vermoeden, wat voor moei ten er op komst waren, of als hij een beetje had kunnen ont sluieren wat dc toekomst nog in haar schoot verborgen hield, en had kunnen zien de rol, welke de halfbloed zou spelen in het leven dergenen, die hem lief waren geworden dan zou hij zijn manschappen bijeengeroepen hebben en in een vertwijfelde over val op den heuvel dien nacht alles gewaagd hebben. Maar hij kon het niet. En zoo werkte een booze geest in het donker dat hem omringde aan den afbraak van wat hij in die vijf jaren zoo zorgvuldig had opgebouwd. Gedurende den ganschen langen warmen nacht lag Tulasi lang uit op den rand van een groot rotsblok, kwaadaardig turend naar Fanes kampvuur, terwijl een vlam van haat hem inner lijk verteeerde. Dien nacht bereidde hij zijn duivelsch plan voor, een plan dat zijn wraakgevoel zou bevredigen. Hij zou zijn haat koelen niet alleen aan Harley Fane, maar aan heel het blanke ras, dat hij haatte met al de bitterheid dio daar is in de wil van een half bloed. HOOFDSTUK IV. Bij het aanbreken van den dag zette Fane zijn reis voort naar de ooster grenzen van zijn uitgestrekt district. Tulasi dio de wacht hield boven op de rotsen, zag de lange rij van dragers naar beneden gaan, langs het nauwe pad, gevolgd door dc po- litietroepen. Hij ging rechtop staan en rokte zijn \cnstijfdc spie ren en toen balde hij, in een plotselinge, hartstochtelijke opwel ling, zijn sterke vuist en wees hen dreigend achterna. Fane wilde probeeren een schot te lossen op verren afstand, toen hij toevallig naar boven keek en de dreigende houding zich scherp zag afteekenen tegen den heldoren hemel. Maar bo- halve dat ongewone gevoel van nadorend onheil, had hij niets speciaals tegen den halfbloed, en Fane was er den man niet naar om aan het leven van een inboorling een einde te maken, voordat de beker van het onrecht tot den boord gevuld was. Nog een uur lang bleef Tulasa de wacht houden, totdat de man nenlij verdwenen was in een bosch cn zelfs de blauwe uniformen der Hausa's niet meer zichtbaar waren. Toen draaide hij zich om cn wandelde traag lenig naar de stad. De paria's wachtten zijn terugkomst stilzwijgend af, Als ze zijn betrokken gezicht en zijn onheilspellende oogen be merkten, verdwenen ze gcruischloos en vol ontzag. Tulasi, de hoogepriester van Mimba-Karo, was een man om bang voor te zijn; en vandaag vervulde zijn gelaat lien met den grootsten schrik. „Bit., ik werd duizelig in mijn hoofd, toen hij naar me keek", mompelde Obi, de ruwe banneling uit Benin City tot zijn vriend Do som u. „Mijn huid werd koud, toen zijn schaduw voorbij gleed" ant woordde Dosomu, niets op zijn gemak. Ik denk dat hij den hoe- len nacht met booze geesten gepraat heeft". Ilun angstige blikken cn gedempto stemmen wart» c sprekend bewijs vqor Tulasi's macht Gedurendo den betrekke- lijken korten tijd, dat hij koning was over Mperu, had hij een ware ommekeer teweeg gebracht. De vroegere dagen van wette loosheid waren voorbij. Het militaire instinct dat hij van O'Conncll geërfd had, bracht hem ertoe, een strenge discipline in te voeren in dc ongebonden troep, cn, hoewel zij al zulk soort van dingen verafschuwden, hun vrees voor den sterken arm van Mimba-Karo, deed hen ge hoorzamen zonder tegensputteren. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5