behkadeA CïmmChacneM
De 12e Bondsdag van den Ned. Bond van
Meisjesvereen. op Geref. Grondslag.
DINSDAG 10 JUNI 1930
EEN BEZOEK VAN
3500 MEISJES TE ZWOLLE
Z.EXC. A. W. F. IDENBURG SPREEKT
DE CALVINISTISCHE VROUWELIJKE
JEUGD TOE
Daar klinkt een lied vol levensdrang,
t Zwelt aan uit duizend monden,
Het is de vreugdevolle zang,
Die luide wil verkonden:
Wij bouwen in den lentetijd
En willen, trots gevaren,
Ons ideaal in harden strijd
Met Codes hulp bewaren.
De begroetingsavond.
Aan den grootcn Bondsdag ging Zaterdag
©en begroetingsavond vooraf, georganiseerd
door de meisjesvereeniging „Viotas".
Tegen 7 uur stroomde de groote zaal van
'de Buitensocieteit vol met Bondsvriendinnen
uit alle oorden van ons land. Het jeugdig
enthousiasme klonk op uit de Bondsliederen
en andere lied ekens.
De presidente van „Victas", mej. M.
Lodewege6, roept de Bondsvriendinnen
een hartelijk welkom toe, zich er ook over
verheugdend, dat de Meisjesvereeniging
„Verblijd u ten allen tijde" van zoovelen
hulp mocht ontvangen bij de voorbereidingen
voor den komenden Bondsdag. Aan de ver-
eenigingen uit den omtrek als Kampen, Er-
melo, Hattem en Berkum wordt in verband
hiermee bijzonderen dank gebracht.
Gememoreerd wordt, hoe acht jaar geleden
de Bondsdag in Zwolle gehouden werd en
hoe nooclig het is, dat bewaard büjve wat
verkregen is: een eigen Bondshuis, een week
blad, een zomerhuis en zooveel meer. Is daar
reeds arbeid voor noodig, hoeveel te meer als
gebouwd moet worden. Dat zal alleen kun
nen in afhankelijkheid van onzer vaderen
God. In ons jeugdleven moeten we dien God
willen dienen en deze Bondsdag sterke en
beziele ons met nieuwen moed.
Op echt gezellige wijze werd de avond door
gebracht. Muziek en zang en tableaux wis
selden elkaar af en tal van Bondsvriendin
nen maakten met elkaar voor het eerst of
bij vernieuwing kennis.
Er heerschte een aangename en prettige
stemming, een recht gezellige sfeer, waarvan
vrouwelijke jonkheid alleen het geheim
schijnt te bezitten.
In ruim 300 Zwolsche gezinnen werden
Bondsvriendinnen met echt Overijsselscho
gulheid als gasten ontvangen. Zelfs Kam
pen zorgde voor een gastvrij verblijf en in
het Geldersche bleef Ermelo niet achter, om
Bondsvriendinnen te herbergen.
Tweeden Pinkstermorgen werd de 12e
Bondsdag in de Buitensocieteit geopend.
Uit het groote vergaderingsgebouw woei
het oranjc-blanje-blcu mot in het centrum
,van de vroolijke banen het embleem van
den Bond.
Prachtige palmen overwudfden het podium,
kleurige tapijten tooiden de galerijen en
heel de zaal bood één kleurig koloriet van
fleurige toiletten. En de Bondsstemming en
de Bandszang zetten het alles een schitte
rende gloed hij van jonkvrouwelijk enthou
siasme. Als te half 11 ongeveer het Bonds-
bestuur binnen komt, wordt het met hartelijk
applaus levendig begroet.
De presidente, mej. Tj. Torenbeek,
opent de vergadering
op gebruikelijke wij
ze. Gezongen wordt
Psalm 150, waarna
het Pinksterverhaal
wordt gelezen en de
presidente in haar
openingswoord wijst
op het werk des Gees-
tes, dat allen bezielen
moet.
Na een hartelijk
welkomstwoord tot
alle vriendinnen her
innert de presidente
er aan hoc mej. II. S.
S. Kuyper den Bond
en zijn werk in Engeland heeft bekend ge
maakt, waarover men zich daar verwonderde.
Dit is een cere voor den Bond. maar dan
dienen ook beginsel en leven met elkaar ju
overeenstemming te zijn. Spr. wijst ten slotte
op wat in Spreuken 31 staat, het centrale
punt: Zij doet haar mond open men wijsheid.
Nadat geestdriftig het Bondslied is ge
zongen, worden o.a. welkom geheeten mej.
H. S. Kuyper, eere-preside.ntc van den Bond,
de hoeren Manni, van Groningen, .1. Wijn
beek, afgevaardigde van den Bond van Jon-
gel.-Vcreen. op Geref. grondslag, J. Klein,
afgevaardigde van de Geref. Kerk van Zwolle
Mej. TJ. TORENBEEK.
en mej. Van Oversteeg, afgevaardigde van de
Geref. Jeugdcentrale.
Gelukwenschen zijn ontvangen van Mevr,
StreekstraKlaarhamer, van Mevr. Schra
vendeelBuitelaar en van Mevr. van Alke
madeKwakkelstein. terwijl mej. Kuyper
een woord van dank spreekt nu ze weer mag
zijn temidden van de Bondsvriendinnen.
Telegrammen.
De Bond van Meisjesvereen. op G. G. in
Nederland, zijn twaalfde jaarvergadering
te Zwolle vierend, biedt Uwe Majesteit de
eerbiedige verzekering van zijn hulde,
liefde en trouw, met de bede, dat God Uwe
Majesteit zegene en tot in lengte van ge-
lukige jaren Uwer Majesteits regeering
ten zege stelle voor ons volk.
De Bond van Meisjesvereenigingen op
G. G. in Ned., in 12e jaarvergadering te
Zwolle bijeen, betuigt Uw Kon. Hoogheid
zijn eerbiedige en hartelijke liefde en
biedt U Gods rijksten zegen toe.
Aan Ds. J. E. Vonkenberg, Diaconessenhuis
te Rotterdam, wordt het volgende telegram
verzonden:
De Bond van Meisjesvereen. op G.G. in
Ned. zendt U op zijn 12e jaarvergadering
een woord van hartelijk meeleven in de
beproeving door God U opgelegd en bidt
U toe, dat God U weldra weer in volle
kracht doe arbeiden, ook voor de hoogste
belangen van onzen Bond.
Hartelijk dank voor Uw gelukwensch op
onze 12e jaarvergadering. Wij blijven U in
liefde en dankbaarheid gedenken. Zij God
U nabij met zijn ondersteunende genade.
De Bond van M. V. op G. G. betreurt
Uw afwezigheid op zijn toogdag, dankt U
voor Uw hartelijk telegram en voor alles
wat U als Redactie-lid zes jaar lang met
zooveel talent en toewijding voor ons
bondsorgaan gedaan heeft. Verhedgt zich
dat U als medewerkster voor ons bondsor
gaan behouden blijft en wenscht U ook
voor dit deel van Uw arbeid Gods zegen
toe.
Een brief van Ds. Sëbesteyn, een broeder-
groet uit Hongarije, wordt voorgelezen, waar
de jaarverslagen van secretaresse en pen-
ningmeesteresse ongewijzigd worden vast-
(steld.
Er blijken 406 aangesloten vereenigingen
tegenwoordig te zijn.
De verschillende voorstellen worden aan
genomen. De contributie blijft op 20 cent voor
igingslid per jaar vastgesteld De
gratis toezending van het Bondsorgaan
wordt zóó gewijzigd, dat dit bij een jaarlijk-
sche bijdrage van minstens ƒ4 per jaar ge
schiedt. De Bondsdag hoopt men op voor
stel van den kring Utrecht in 1931 te
Utrecht te houden.
Nadat het: „Zij zullen het niet hebben" is
gezongen", verkrijgt de heer J. W ij n b e e k
namens den jongelingsbond het woord.
Spr. herinnert er aan hoe bij contact met den
Meisjesbond heeft gehad in de contact
commissie. Een Meisjesbondsdag is toch
heel wat anders dan een jongelingsbond.
(Applaus.) Vandaag bewijst ge, dat ge geen
copie zijt van den jongelingsbond (Applaus.)
Met pikante voorbeelden licht Spr. dit toe.
Uw vereeniging en de onze zijn één in
doel en streven.
(Applaus.)
Mej. II. S. S. K u y-
p e r dankt den heer
Wijnbeek voor diens
woord.
Mej. Van Over
steeg spreekt de
vergadering toe en
dankt namens de
je- Geref. Jeugdcentrale
voor het schitterend
cadeau. Van 't Ver
bond van Chr. Meis
jesvereen. is een
rPEB. sympathiek schrijven
ingekomen.
Afscheid Jo Warner.
dente spreekt vervolgens
een afscheidswoord tot de secretaresse mej.
Jo Warner, een van de stevige steunpilaren
den Bond. Voor een ander zal thans
haar toewijding en liefde zijn. Spr. dankt
ej. Warner voor wat zij voor den Bond
geweest is en hoopt, dat ze zich voor haar
komend gezin even onmisbaar mag toonen
als voor den Bond, die een stoffelijk bewijs
van dank mej. Warner als bruid zal aan
bieden. Mej. Warner wordt hierna benoemd
tot eerelid van den Bond. (Geweldige bij
valsbetuigingen).
Oud-gouvemeur Idenburg treedt met zijn
dochter, mevr. Rutgers, echtgenoote van den
gouverneur van Suriname cn zijn klein
dochter binnen, wordt met hartelijk applaus
begroet en door de presidente verwelkomd
evenals Ds. J. Douma, van Arnhem, en mej.
Grosheide, de schrijfster van de Bondsleid-
draden.
Mej. Warner spreekt haar dank uit voor
de gesproken woorden en voor wat de Bond
voor spr. heeft beteekend. Ze eindigt met
de beste wenschen uit te spreken voor Bond
en Bondsbestuur en voor het contact, dat
tussohen beiden moet bestaan.
De vergadering zingt Mej. Warner Psalm
134 vs. 3 toe.
Nadat gezongen is: „O Heer die daar
wordt de uitslag der bestuursverkiezingen
meegedeeld. Als bestuursleden zijn herko
zen de dames Versluis en Kok met resp.
452 en 451 stemmen. Op de dames Maris en
van Oostrom waren resp. 5 en 8 st. uitge
bracht In de vacature-Warner wordt ge
kozen mej. de Bruin, van Purmerend, met
373 st., Mej. Koerselman, van Enschedé had
SI stemmen.
Het nieuwe Bondsbestuurslid wordt toe
gesproken evenals mej. Jonkhof, die het
werk van mej. Warner als secretaresse
overneemt In de plaats van Mevr Streek
stra-Klaarhamer te Dockum als redactie-lid
wordt gekozen mej. Jansen van Beek met
414 stemmen tegen mej. Esmeyer met 45
stemmen. Mevr. Streekstra wordt een tele
gram van hulde en van dank gezonden voor
haar zesjarige medewerking.
Gezongen wordt het Pinksterlied, en hier
mede is de bijeenkomst in de Buiten-
sociteit beëindigd.
IN DE ZUIDERKERK.
Terzelfder tijd had in de Zuiderkerk een
filiaalvergadering plaats, welke geopend
wordt door mej. Oskam, vice-president, en
waar het openingswoord van de Bondspre
sidente wordt voorgelezen.
Ook daar was de Bondsstemming schitte
rend aanwezig.
Dr. C. N. Impeta spreekt voor deze ver
gadering over „Het moderne meisje".
't Zijn nieuwe vormen die zich baan
breken en nieuwe gedachten die zich open
baren. De mensch meent alles te kunnen
Alles is in zijn macht, maar toch is alles
onderworpen aan Gods macht
De mensch borduurt slechts op het God
delijk stramien.
't Moderne meisj houd an frischheid en
echtheid, en daarin is veel te prijzen, maar
te misprijzen is haar branie.
Wat een frischheid vertoonen onze heden-
daagsche meisjes.
Zie het maar in de fleurige kleurige
japonnetjes. Wat een lioht groen, blauw,
rood en rein wit.
Wat een lijnen en streepen omhoog en
omlaag, in de breedte en in de lengte.
Maar ze houdt van echtheid en eerlijkheid»
oprechtheid.
Geen omhaal van woorden, geen gezeur,
geen lange omweg, geen geveinsdheid.
Het meisje wil meisje zijn en ook dit
ideaal is in onze dagen sterk ontwikkeld.
Hier is veel wat toe te juichen is.
Maar het branie-type moet worden afge
wezen.
Er is onder het moderne meisje zoo veel
dat oppervlakkigheid verraadt in wan
hopige onkunde en onversohillLheid
Neem uit het type moderne meisje over
datgene wat ons God telkens weer als nieuw
ding doet te voorschijn komen.
Wees meisje van den tijd.
Een meisje dat in 't stil bcgeeren leeft
en dat straks door hooger hand geleid komt
tot vrouw-zijn en straks tot moeder-zijn, uw
aller heerlijkheid.
MIDDAGVERGADERINGEN
IN DE BUITEN SOCIËTEIT
Na het openingswoord door mej. H. S. S.
Kuyper en het zingen van Ps. 146 1,
spreekt Z.Ex. A. W. F. I d e n b u r g, Minister
van Staat, over het onderwerp:
„W ereldgeüj kvormigheid".
over onze houding
tegenover de zaken
van het natuurlijke
leven. Aan de
hand van de Hei
lige Schrift werd
de verschillende be-
teekenis van het
woord „wereld"
uiteengezet, en aan
getoond, dat de
Christen zich te ont
houden heeft van
wereldgelijkvormig
heid en dat van hem
gevorderd wordt:
niet wereldmijding,
niet wereldontvluchting, maar wereldover
winning. In de wereld, niet van de wereld,
voor de wereld om haar op te eischen voor
Christus.
In dit program is in beginsel onze hou
ding tegenover de wereld gegeven. De prac-
tijk stelt nog vele vragen, waarvoor de
Heilige Schrift niet een allen en te allen
tijde bindende oplossing geeft, maar ten
opzichte waarvan zij wel verschillende aan
wijzingen bevat.
Daarna werd in verband met het verbod
der wereldgelijkvormigheid gehandeld over
's Christens roeping inzake: kleeding en op
schik; lectuur; levenstoon; gebruik van geld
en tijd; de grondslagen voor het maatschap
pelijk leven, met name het gezin.
Ten slotte werd herinnerd hoe de wil Gods
alleen te kennen is door vernieuwing des
gemoeds. Wordt ons die geschonken, dan
zal niet alleen het verbod der wereldgelijk
vormigheid door ons worden beleefd, maar
ook het daarmede evenwijdigloopende gebod
om ons licht alzoo te doen schijnen voor de
menschen, dat zij onze goede werken zien
en onzen Vader ,die in de hemelen is, ver
heerlijken.
Na het uitspreken van deze rede, dankt
mej. Kuyper voor het gesproken woord,
maar ook voor het voorbeeld, dat de geachte
spr. heeft gegeven door zijn leven en in de
hooge ambten die hij heeft bekleed, waarin
steeds uitkwam, dat hij leefde uit den
Christus.
Ook aan mevr. Wigge!aar, die als mej.
Warnaar zooveel heeft gedaan in de redac
tie van „Bouwen en Bewaren", brengt spr.
woorden van dank.
Mevr. Wiggelaar dankt hiervoor.
Prof. Dr, Hoekstra spreekt daarna
woorden van gelukwenschen met deze
samenkomst.
Spr. feliciteert den Bond ook met de
nieuwe Bondspresidente mej. Torenbeek
met de Redactrice van B. en B.
Geen Schriltkritiek, maar Schriftgeloof.
Spr. wijst er op, dat de geestelijke strijd
van onzen tijd gaat
over de vraag: „Wat
is de Schrift" en
„Wat is de Schrift
voor u". Daarom is
het onderwerp aan
lokkelijk. Wat be
doelt men met
schriftcritiek? Spr.
onderscheidt deze
van de „tekstcri-
tiek", die door ver
gelijking van de
handschriften tot
een betrouwbaren
'.ekst tracht te ko
men. Ook de „Bijbel-
critiek", bedoeld als critiek op een vertaling
van den Bijbel is nuttig. Schriftcritiek is
echter beoordeeling van den mensch, of een
bijbelboek wel echt, de inhoud wel zuiver,
de leer wel goed is en overeenstemmende
met wetenschap of ervaring. De menschelij-
ke rede zet zich dan boven Gods Woord.
Vooral de vorige eeuw bracht veel critiek
En ook thans is ze er in zeer positieven zin.
Allereerst is er de ontkenning der godde-
loozen, die den Bijbel een verzameling van
fabelen of zelfs een onzedelijk boek noemen.
Dan is er de erkenning van den Bijbel als
een religieus boek uit de oudheid, maar niet
ais onfeilbare Godsopenbaring.
Schriftcritiek oefenen zij, die wel den
Heere Jezus willen liefhebben, maar die
van het Oude Testament haar historischen
indruk willen „verbeteren";
De Gereformeerden staan tegenover alle
Schriftcritiek afwijzend. Wij hebben het
Schrift geloof, d.w.z. wij willen aanvaar
den met versland en hart de Heilige Schrift
als het onfeilbaar Woord Gods.
Dit geloof rust op het zelfgetuigenis der
Schrift, dat zij door God geïnspireerd is.
Ook in dezen tijd is het Schriftgeloof vol
te houden èn tegen de aanwijzing van te-
eenstrijdigheden èn tegen de wetenschap.
Wat dit laatste betreft: de historie heeft uit
gewezen, dat de wetenschappelijke Bijbel-
critiek zichzelf verteert.
De opgravingen hebben de wijsheid der
wijzen dezer eeuw beschaamd. Bewijzen
doen deze de waarheid van den Bijbel niet,
ze laten alleen zien, dat ze waarheid is.
Toch blijft er Schriftcritiek. Want al er
kent men de e c h theid der Schrift, dan
gelooft men het weer niet, maar werpt hei
op de inspiratie.
De Schrift is één geheel. Als men het ééne
loslaat, hoe zal men het andere handhaven?
Spr. waarschuwt nog tegen de practische
Schriftcritiek, die van den Bijbel laat liggen
wat den lezer niet aanstaat.
Wij moeten gelooven. Alles staat op het
spel. En het is een voorrecht om te mogen
gelooven. Het geloof geeft vastheid Het
maakt ons leven rijk.
D». J. DOUMA.
De Bijbel critiseert ons. Hij is een oor
deelaar der gedachten.
Een viertal meisjes stelde Ds. Douma
•ragen, welke door den Spr. worden be
antwoord.
Gezongen wordt het Bondslied, waarna
een slotwoord gesproken wordt door mej.
H. S. S. Kuyper.
IN DE ZUIDERKERK.
In de Zuiderkerk traden Ds. J. Domna en
Z. Exc. A. W. F. Idenburg eveneens op. Aan
Ds. Douma worden door een vijftal meisjes
vragen gesteld, welke door Spr. beantwoord
worden.
Het slotwoord spreekt Ds. H. A. M u n n i k,
van Zwolle.
Het samenvallen van de jaarvergadering
van den Bond met het Pinksterfeest geeft
Spr. stof tot het slotwoord.
Als Geref. Meisjes durft ge U het Pinkster-
woord van den apostel eigen te maken:
„Want U komt de belofte toe".
Ge legt immer de hand des geloofs op de
doopbelofte. Ge kwaamt saam als zaad des
verbonds, als kinderen der belofte.
Zoo ziet ook de Gemeente des Heeren Uw
arbeid.
Spr. wijst op de beteekenis van het Pink
sterfeest voor de Kerk, op de ontwikkeling
van de Kerk van de school en van de Chr.
maatschappij.
Spr. wijst verder op de roeping van de ge-
loovige vrouw en toont aan, dat de zegen
des Geestes ook in het vereenigingsleven
moet blijken.
Na gemeenschappelijk gezang van Ps. 25
vs. 3 eindigt Spr. met dankzegging.
IN DE PLANTAGEKERK
De vergadering in de Plantagekerk werd
geopend door de vice-presidente, mej. J.
Oskam, nadat gezongen is Ps. 146 vs. 3.
Spr. begroet vooral de ouderen in deze
bijeenkomst. Daarin zien we een waken over
de geestelijke erfenis. Verder roept Spr. de
sprekers een welkom toe.
De heer G. M e i m a, directeur der Chr.
Kweekschool te Groningen, sprak over::
„Tactvol optreden".
Spreker stelde zich voor een drietal vra
gen te beantwoorden: 1. Wat is tact? 2. Wat
is de psychologische verklaring van den
tact? 3. Welke beteekenis heeft tactvol op
treden inzonderheid voor de vrouw?
1. Tact is zeer moeilijk te omschrijven.
Spreker maakte duidelijk met het optreden
van Abigail hoe door tactvol optreden groote
moeilijkheden kunnen worden voorkomen en
betoogt dan verder, dat tact allereerst ge
kenmerkt wordt; a. door een scherpe opmerk
zaamheid; b. door kennis van de wetten en
regelen, die in bepaalde gevallen en verhou
dingen gelden; door een snelle en juiste toe
passing van die regelen en wetten in geval
len, waar men plotseling voor komt te staan
Het wordt duidelijk, dat tact doet vinden
het rechte woord, de rechte daad op de
recht plaats.
2. Bij het beantwoorden van de tweede
vraag toonde spreker aan, a. dat het eigen
aardige van de opmerkzaamheid bij tact
schuilt in de werking van het onderbewuste,
b. dat tact de regelen en wetten kent bij
intuïtie, c. dat voor de juiste toepassing der
wetten en regelen noodig is: kalmte, zelf-
behcersching, tegenwoordigheid van geest.
Met een voorbeeld uit het leven van Paulus
werd geïllustreerd, hoe deze kenmerken sa
men kunnen gaan en dan een bijzonder tact
vol optreden veroorzaken.
3. Bij de vraag naar de waarde van een
tactvol optreden in het leven van de vrouw
komt ook de vraag aan de orde, of de vrouw
meer tact heeft dan de man. Ook, of tact is
aan te leeren. Duidelijk komt uit, van hoe
veel waarde in allerlei levensverhouding
tactvol optreden voor de vrouw is. Spreker
eindigde met te wijzen op het volmaakte
voorbeeld van onzen Heiland, die in heel Zijn
leven optrad tegen het kwaad, en toch al
tijd de reddende hand uitstak naar wie in
het kwaad viel.
Nadat twee coupletten van het Bondslied
gezongen zijn, houdt Mr. J. A. de Wilde
van Den Haag, een opwekkend woord over:
„De kracht van het gemeenschappelijke".
Spr. herinnert aan het 25-jarig bestaan van
..De Standaard", bij welke gelegenheid Dr. A
Kuyper de beteekenis van de dagbladpers uit-
eonzette, de pers, waardoor de band der ge
mcenschap wordt gevoeld.
De zin voor het gemeenschappelijke be
rust op een trek in het menschelijk karakter
1-Iet strikt persoonlijke van den menscb
heeft zijn recht, doch het gemeenschappelijke
heeft ook zijn rechten.
Die beide lijnen, van het individueele eD
van het gemeenschappelijke, komen steeds
in het leven voor.
Dez-! lijnen na te gaan, geeft een der sleu
tels aan van de geschiedenis, wat Spr. nader
toelicht
Het gezin en de religie bevorderden ten
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Wanneer U ivoor
wilt polijsten
dan neemt U daarvoor geen zand
oï gemalen schelpen, maar een
middel, met een korrel zoo fijn
als U maar kunt vinden.
Voor het blanke glazuur
Uwer tanden is voorzichtigheid
nog veel meer geboden en is
het beste juist goed genoeg I
Probeert U eens, ot Uw tandpoets-
middel, door het tusschen de
vingers te wrijven, zacht is of niet
Van Odol-tandpasta kunt
U op aan, zij is iluweelzacht
en polijst Uw tanden zonder
er krasjes op achter te laten.
zeerste het gemeenschappelijke en God be
zigde juist scherp individueele persoonlijk
heden, om het gemeenschappelijke te dienen.
Spr. toont dit aan met voorbeelden als Mozes
en Prins Willem I. Het schoonst komt dit
echter uit bij den Schoonste der menschen-
kinderen, Jezus Christus.
Ook op economisch gebied is de volmaak
te ontplooiing van individuen dienstig vooï
het gemeenschappelijke. Hetzelfde ziet men
op sociaal terrein, waar de kracht van het
gemeenschappelijke tot uiting komt. Een
zelfde verschijnsel ziet men op politiek en
religieus gebied, op pers- en radioterrein.
Tusschen individuen bestaat allerlei te
genstelling, waarom het zoo goed is naad
gemeenschap t- zoeken in huisgezin en Kerk,
Spr. toont de ontzaglijke beteekenis van
het gemeenschappelijke aan in conversatie,
mode, spel, sport enz. en tevens de nood
zakelijkheid, dat christenen door organisatio
invloed oefenen op het gemeenschappelijke,
Gezamenlijk moeten de gevaren van dezen
tijd bestreden door de bonden van jonge
lingen en meisjes, waarin echter het indi
vidueele niet mag ontbreken.
Dr. J. T h ij s, van Zwolle, spreekt een slot
woord, waarin gewezen wordt op het woord
van Johannes den Dooper: Deze zal u doo-
pen met den Heiligen Geest en met vuur.
Spr. toont de werking van den Heiligen
Geest aan, welke noodig is als een verte
rend vuur, als een louterende gloed, als
licht bij het onderzoek der Schriften, als
een verwarmir. van de ziel welke een bran
dende liefde voor onzen Heiland bewerkt.
Spr. uit ten slotte den wensch, dat de wer
king van den Heiligen Geest ook in het
persoonlijk en Bondslcven zegen moge ver
spreiden.
Na het zingen van Gezang 50 vs. 4 gaat
Dr. Thijs in dankzegging voor.
De Bondsdag was met deze drie middag
vergaderingen beëindigd, welke door 3500
meisjes zijn bezocht geweest
In de schoone omstreken van Zwolle wer
den door verschillende Bondsvriendinnen
nog uitstanjes gemaakt, terwijl weer ande
ren zich vxerspreidden naar Oost en naar
West, naar Noord en naar Zuid, bemoedigd
en gesterkt door hetgeen gehoord en gezien
was.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
VOOR HONDERD JAAR
DOOR S. VAN WOUDEN
Juist dezer dagen sprak ik met een ge
leerd en hoogstaand Roomsch-Kathplielc
geestelijke over de houding der Belgische
Bisschoppen. Zijn antwoord hield een fijne
onderscheiding in; die houding vloeide voort
uit hun zucht, de voorrechten der Kerk als
een recht erkend te zien.
Mogelijk heeft deze Roomsche geleerde niet
bedoeld, de houding en het gedrag der Bos
schoppen te veroordeclen. Toch lag er een
veroordeeling in deze onderscheiding.
Allereerst wil ik nog opmerken, dat nie
mand het tegenwoordig in die Bisschoppen-
afkeuren zal, dat zij geen Staats inmenging
jn hun zuiver kerkelijke aangelegenheden
wilden dulden. Niét de Staat, niét de Koning
niét een of ander willekeurig lichaam heeft
recht of zeggenschap in de Kerk; maar
Christus is Koning; en aan Hem alleen is
de Kerk verantwoording schuldig
Doch de Belgische Bisschoppen gingen in
bon opgeschroefde verontwaardiging te ver.
Ze moeten geweten hebben, dat hun eisch on
rechtmatig was. Ze wenscliten niet door de
nieuwe Regeering op één lijn met de Prote-
s'.anten gesteld te worden: de Roomsche
Kerk moest de éérste en de mééste zijn.
Het voorrecht, dat een vroegere Staats-
regecring aan de Room3ch-Katholiekcn ge
geven had, toen de Roomsche godsdienst
als godsdienst van n Staat gold, wcnsch-
len ze gehandhaafd 1 zienl
Het is de fout van den hertog De Broglie
en zijn medestrijders geweest, dat zij zich
niet tevreden hebben gesteld met alleen
maar het weiden van de aan hun zorg toe
vertrouwde kudde. Maar ze hobben méér
verlangd; ze hebben té véél verlangdI
Jammer is het, dat de Nederlandsche re
geering, óók Koning Willem 1, geprikkeld
door den geboden tegenstand, zich meer dan
eens heeft laten verleiden tot al te scherpe
handelingen. Al was ingrijpen soms plicht
door al te groote strengheid is ontzaglijk
veel bedorven. De Koning is mee door zijn
optreden tegen vooraanstaande Roomsche
persoonlijkheden ooi-zaak geworden van het
toespitsen der tegenstellingen, van do
steeds grooter verwijdering, die zich in den
loop der jaren heeft geopenbaard.
Ik wil de mogelijkheid aannemen, dat de
Opstand voorkomen had kunnen worden,
omdat ik de mogelijkheid niet uitgesloten
ucht, dat Roomsch Zuid-Nederland met Pro-
testantsch Noord-Nederland op politiek ge
bied in vrede had kunnen leven, evenals
dit nu gebeurt met de declen van ons land,
die boven cn beneden den Moerdijk liggen.
In 1815 waren in ieder geval de kiemen voor
die verzoening wel aanwezig.
Wanneer het geen laffe vleitaal was, die
een Roomsche prediker op 2 Juli 1815 in de
Brusselsche St. Gudule deed hooren, moet
geconstateerd worden, dat er nog genoeg
Roomsche Belgen waren, die vast wilden
houden aan een „Vereenigd" Koninkrijk.
Dien dag werd de Prins van Oranje in
Brussel gevierd. Hersteld van zijn verwon
ding, begaf hij zich naar de Hervormde
Kerk, om er te danken voor zjjn herstel en
voor de overwinning van Waterloo. Even
te voren was hij in de St Gudule geweest,
waar de aartsbisschop hem op de volgende
wijze toesprak:
Grootmoedige Held, hartelijk geliefde Prins,
Wij hebben niet opgehouden den God
der legerscharen te bidden om de spoedige
herstelling, welke Hij U schenkt. Daarom
gaan wij ons aan den voet der heilige
altaren nederbuigen, om Hem daarvoor
onzen dank te betuigen en voor de roem
rijke overwinning op dien hoovaardigen
vreemdeling en zijne trawanten behaald,
waaraan Uwe Koninklijke Hoogheid door
moed en onversaagdheid zooveel heeft
toegebracht Ondertusschcn venneten wij
ons. Doorluchtige Vorst, U in naam van
al de Nederlanders te smeeken, Uzelven
niet meer zoo bloot te stellen, omdat Gij
te dierbaar zijt aan onze harten en te
noodzakelijk voor ons geluk, om U te vp*
liezen. Dat God U dan steeds behoede en
ons geluk zal volkomen zijn!
Zoo de Nederlandsche regeering het mid
del had kunnen vinden, om de Belgische
Roomsch-Katholicken met politieke wijsheid
te behandelen, en zoo de Roomsch-Katho-
licke leiders béter acht gegeven .hadden op
het verschil tusschen recht en voorrecht,
zou mogelijk de geschiedenis een anderen
loop hebben genomen. Maar de Belgische
Bisschoppen vergaten niet, dat Koning Wil
lem hun een nederlaag had doen lijden; en
Koning Willem vergat niet. dat de geeste
lijk.he.icl in openlijk verzet tegen hem had
geleefd dat het tot een strijd, tot een
Opstand zelfs, kwam, is een natuurlijk ge
volg van het feit, dat hier twee machten
tegenover elkander stonden, die beide de
éérste in het land wilden zijn!
Koning Willem I achtte het in 't belang
van het land, dat hij de éérste zou zijn.
Dit dient in het oog te worden gehouden,
wil men in staat zijn, een goed en objectief
oordeel te vellen over tal van persoonlijke
handelingen van Willem I. Hem als een
dwingeland en heerschzuchtigen tiran voor
te stellen is even dwaas als in strijd met
de waarheid. Voorop stond bij den Koning
het doel cn de wil, om het land te dienen;
en door te willen heerschen trachtte hij
dit dool te bereiken.
Willem I was in zijn strijd tegen de Bel
gische Roomsch-Katholieken oprecht over
tuigd, in het waarachtig belang van het
vaderland te handelen. Daarom was het
ook, dat hij van geen wijken of wankelen
wilde weten.
Niet geheel ten onrechte bestond er bij
Willem I cn tal van Nederlanders ook
in België vrees voor het sterke drijven
van Rome, de Pauselijke macht te vergroo-
ten en het Protestantisme ten onder ie
brengen Paus Pius VII, misschien zelf wel
het slachtoffer van kerkelijke drijvers, ont
zag zich niet, kort na het herstel der
.Tezuïten orde 7 Augustus 1814 een
geschrift tegen de Bijbelgenootschappen de
wereld in te zenden, waarin aan de Protes
tanten de oorlog werd verklaard. Hij durf
de zelfs spreken van een verderving, een
pest, die zooveel als mogelijk was uitge
roeid moest worden!
En Nederland, Noord-Nederland, had zijn
vrijheid, zijn opkomst en bloei aan dat
Protestantisme te danken! Zou deze vrijheid
worden gehandhaafd en beschermd, dan
moest een dam worden opgeworpen tegen
die toomelooze dweepzucht der Roomsche
drijvers!
Tot welke uitersten deze dweepzucht, dit
in-de-eerste-plaats-gehoorzamen aan Rome,
deze actie voor de Pauselijke hierachie leid
de, bewees de Bisschop van Gent, de reeds
meermalen genoemde Hertog De Broglie.
Toen in 1S16 in het gezin van den Prins
van Oranje een blijde gebeurtenis werd te
gemoet gezien, schreef Pisani de la Gaude.
Bisschop van Namen, in zijn bisdom gela
den voor de Prinses. Op aandrang van den
hertog De Broglie verscheen er toen in het
bisdom Gent een brochure, waarin de ver
denking van onkerkelijkheid van den Bis
schop van Namen besproken werd, Hij had
geen gebeden mogen voorschrijven voor pen
Prinses, die niet tot de Roomsch-Katholieke
Kerk behoorde!
Zou en kon de Roomsche geeste'ijkhei 1
de éérste zijn in het Vereenigd Koninkrijk?
Neen, Willem I voelde zich ceroppen met
al de kracht, dip in hern was. hierfpvu in
te gaan. In zijr rijk moest iedere gods
dienst gelijkgerechtigd zijn!
De Koning vaardigde 16 September 1815
een Besluit uit, dat onder de geestelijkheid
reeds zeer ontstemd door de benocmins
van den gematigden Roomsch-Katholiek
Baron Goubau tot „directeur-generael voor
de zaeken raekende den katholyken Gods
dienst" grooten wrevel opwekte. De beide
voornaamste artikelen van dit Besluit luid-
den:
Art. 1.: Allen voorstel, raekende dé
zaeken van de katholyke religie of van de
klergie, zal gezonden worden aen het ad
vies van eene kommissie, bestaende uyt
dry of vier leden, die den katholyken
godsdienst belyden.
Art. 6: De wetten der Nederlanden,
vaststellende, dat niet een bevel in geeste
lijke zaeken, komende van eene vremde
mogendheyd, mag bekend gemaekl wor
den zonder de toestemming van het
gouvernement; het noodig onderzoek zal
ten dien opzigte gedaen worden door de
kommissie, gezamentlyk met den direk-
teur-generael.
Het was niet onduidelijk, wie met deze
..vreemde mogendheid" bedoeld werd. En
het zal, na wat ik geschreven heb over het
streven der drijvers aan het Pauselijk Hof,
eveneens duidelijk zijn, dat Koning Willem
I overtuigd was, in het belang van zijn land
aldus te moeten handelen. De dam, die hij
door dit Besluit tegen de Ho »msch Katho
lieke dictatuur opwierp, meende hij inder
daad noodzakelijk te zijn.
(Wordt vervolgd).