behkadeA CïmmChacneM De 12e Bondsdag van den Ned. Bond van Meisjesvereen. op Geref. Grondslag. DINSDAG 10 JUNI 1930 EEN BEZOEK VAN 3500 MEISJES TE ZWOLLE Z.EXC. A. W. F. IDENBURG SPREEKT DE CALVINISTISCHE VROUWELIJKE JEUGD TOE Daar klinkt een lied vol levensdrang, t Zwelt aan uit duizend monden, Het is de vreugdevolle zang, Die luide wil verkonden: Wij bouwen in den lentetijd En willen, trots gevaren, Ons ideaal in harden strijd Met Codes hulp bewaren. De begroetingsavond. Aan den grootcn Bondsdag ging Zaterdag ©en begroetingsavond vooraf, georganiseerd door de meisjesvereeniging „Viotas". Tegen 7 uur stroomde de groote zaal van 'de Buitensocieteit vol met Bondsvriendinnen uit alle oorden van ons land. Het jeugdig enthousiasme klonk op uit de Bondsliederen en andere lied ekens. De presidente van „Victas", mej. M. Lodewege6, roept de Bondsvriendinnen een hartelijk welkom toe, zich er ook over verheugdend, dat de Meisjesvereeniging „Verblijd u ten allen tijde" van zoovelen hulp mocht ontvangen bij de voorbereidingen voor den komenden Bondsdag. Aan de ver- eenigingen uit den omtrek als Kampen, Er- melo, Hattem en Berkum wordt in verband hiermee bijzonderen dank gebracht. Gememoreerd wordt, hoe acht jaar geleden de Bondsdag in Zwolle gehouden werd en hoe nooclig het is, dat bewaard büjve wat verkregen is: een eigen Bondshuis, een week blad, een zomerhuis en zooveel meer. Is daar reeds arbeid voor noodig, hoeveel te meer als gebouwd moet worden. Dat zal alleen kun nen in afhankelijkheid van onzer vaderen God. In ons jeugdleven moeten we dien God willen dienen en deze Bondsdag sterke en beziele ons met nieuwen moed. Op echt gezellige wijze werd de avond door gebracht. Muziek en zang en tableaux wis selden elkaar af en tal van Bondsvriendin nen maakten met elkaar voor het eerst of bij vernieuwing kennis. Er heerschte een aangename en prettige stemming, een recht gezellige sfeer, waarvan vrouwelijke jonkheid alleen het geheim schijnt te bezitten. In ruim 300 Zwolsche gezinnen werden Bondsvriendinnen met echt Overijsselscho gulheid als gasten ontvangen. Zelfs Kam pen zorgde voor een gastvrij verblijf en in het Geldersche bleef Ermelo niet achter, om Bondsvriendinnen te herbergen. Tweeden Pinkstermorgen werd de 12e Bondsdag in de Buitensocieteit geopend. Uit het groote vergaderingsgebouw woei het oranjc-blanje-blcu mot in het centrum ,van de vroolijke banen het embleem van den Bond. Prachtige palmen overwudfden het podium, kleurige tapijten tooiden de galerijen en heel de zaal bood één kleurig koloriet van fleurige toiletten. En de Bondsstemming en de Bandszang zetten het alles een schitte rende gloed hij van jonkvrouwelijk enthou siasme. Als te half 11 ongeveer het Bonds- bestuur binnen komt, wordt het met hartelijk applaus levendig begroet. De presidente, mej. Tj. Torenbeek, opent de vergadering op gebruikelijke wij ze. Gezongen wordt Psalm 150, waarna het Pinksterverhaal wordt gelezen en de presidente in haar openingswoord wijst op het werk des Gees- tes, dat allen bezielen moet. Na een hartelijk welkomstwoord tot alle vriendinnen her innert de presidente er aan hoc mej. II. S. S. Kuyper den Bond en zijn werk in Engeland heeft bekend ge maakt, waarover men zich daar verwonderde. Dit is een cere voor den Bond. maar dan dienen ook beginsel en leven met elkaar ju overeenstemming te zijn. Spr. wijst ten slotte op wat in Spreuken 31 staat, het centrale punt: Zij doet haar mond open men wijsheid. Nadat geestdriftig het Bondslied is ge zongen, worden o.a. welkom geheeten mej. H. S. Kuyper, eere-preside.ntc van den Bond, de hoeren Manni, van Groningen, .1. Wijn beek, afgevaardigde van den Bond van Jon- gel.-Vcreen. op Geref. grondslag, J. Klein, afgevaardigde van de Geref. Kerk van Zwolle Mej. TJ. TORENBEEK. en mej. Van Oversteeg, afgevaardigde van de Geref. Jeugdcentrale. Gelukwenschen zijn ontvangen van Mevr, StreekstraKlaarhamer, van Mevr. Schra vendeelBuitelaar en van Mevr. van Alke madeKwakkelstein. terwijl mej. Kuyper een woord van dank spreekt nu ze weer mag zijn temidden van de Bondsvriendinnen. Telegrammen. De Bond van Meisjesvereen. op G. G. in Nederland, zijn twaalfde jaarvergadering te Zwolle vierend, biedt Uwe Majesteit de eerbiedige verzekering van zijn hulde, liefde en trouw, met de bede, dat God Uwe Majesteit zegene en tot in lengte van ge- lukige jaren Uwer Majesteits regeering ten zege stelle voor ons volk. De Bond van Meisjesvereenigingen op G. G. in Ned., in 12e jaarvergadering te Zwolle bijeen, betuigt Uw Kon. Hoogheid zijn eerbiedige en hartelijke liefde en biedt U Gods rijksten zegen toe. Aan Ds. J. E. Vonkenberg, Diaconessenhuis te Rotterdam, wordt het volgende telegram verzonden: De Bond van Meisjesvereen. op G.G. in Ned. zendt U op zijn 12e jaarvergadering een woord van hartelijk meeleven in de beproeving door God U opgelegd en bidt U toe, dat God U weldra weer in volle kracht doe arbeiden, ook voor de hoogste belangen van onzen Bond. Hartelijk dank voor Uw gelukwensch op onze 12e jaarvergadering. Wij blijven U in liefde en dankbaarheid gedenken. Zij God U nabij met zijn ondersteunende genade. De Bond van M. V. op G. G. betreurt Uw afwezigheid op zijn toogdag, dankt U voor Uw hartelijk telegram en voor alles wat U als Redactie-lid zes jaar lang met zooveel talent en toewijding voor ons bondsorgaan gedaan heeft. Verhedgt zich dat U als medewerkster voor ons bondsor gaan behouden blijft en wenscht U ook voor dit deel van Uw arbeid Gods zegen toe. Een brief van Ds. Sëbesteyn, een broeder- groet uit Hongarije, wordt voorgelezen, waar de jaarverslagen van secretaresse en pen- ningmeesteresse ongewijzigd worden vast- (steld. Er blijken 406 aangesloten vereenigingen tegenwoordig te zijn. De verschillende voorstellen worden aan genomen. De contributie blijft op 20 cent voor igingslid per jaar vastgesteld De gratis toezending van het Bondsorgaan wordt zóó gewijzigd, dat dit bij een jaarlijk- sche bijdrage van minstens ƒ4 per jaar ge schiedt. De Bondsdag hoopt men op voor stel van den kring Utrecht in 1931 te Utrecht te houden. Nadat het: „Zij zullen het niet hebben" is gezongen", verkrijgt de heer J. W ij n b e e k namens den jongelingsbond het woord. Spr. herinnert er aan hoe bij contact met den Meisjesbond heeft gehad in de contact commissie. Een Meisjesbondsdag is toch heel wat anders dan een jongelingsbond. (Applaus.) Vandaag bewijst ge, dat ge geen copie zijt van den jongelingsbond (Applaus.) Met pikante voorbeelden licht Spr. dit toe. Uw vereeniging en de onze zijn één in doel en streven. (Applaus.) Mej. II. S. S. K u y- p e r dankt den heer Wijnbeek voor diens woord. Mej. Van Over steeg spreekt de vergadering toe en dankt namens de je- Geref. Jeugdcentrale voor het schitterend cadeau. Van 't Ver bond van Chr. Meis jesvereen. is een rPEB. sympathiek schrijven ingekomen. Afscheid Jo Warner. dente spreekt vervolgens een afscheidswoord tot de secretaresse mej. Jo Warner, een van de stevige steunpilaren den Bond. Voor een ander zal thans haar toewijding en liefde zijn. Spr. dankt ej. Warner voor wat zij voor den Bond geweest is en hoopt, dat ze zich voor haar komend gezin even onmisbaar mag toonen als voor den Bond, die een stoffelijk bewijs van dank mej. Warner als bruid zal aan bieden. Mej. Warner wordt hierna benoemd tot eerelid van den Bond. (Geweldige bij valsbetuigingen). Oud-gouvemeur Idenburg treedt met zijn dochter, mevr. Rutgers, echtgenoote van den gouverneur van Suriname cn zijn klein dochter binnen, wordt met hartelijk applaus begroet en door de presidente verwelkomd evenals Ds. J. Douma, van Arnhem, en mej. Grosheide, de schrijfster van de Bondsleid- draden. Mej. Warner spreekt haar dank uit voor de gesproken woorden en voor wat de Bond voor spr. heeft beteekend. Ze eindigt met de beste wenschen uit te spreken voor Bond en Bondsbestuur en voor het contact, dat tussohen beiden moet bestaan. De vergadering zingt Mej. Warner Psalm 134 vs. 3 toe. Nadat gezongen is: „O Heer die daar wordt de uitslag der bestuursverkiezingen meegedeeld. Als bestuursleden zijn herko zen de dames Versluis en Kok met resp. 452 en 451 stemmen. Op de dames Maris en van Oostrom waren resp. 5 en 8 st. uitge bracht In de vacature-Warner wordt ge kozen mej. de Bruin, van Purmerend, met 373 st., Mej. Koerselman, van Enschedé had SI stemmen. Het nieuwe Bondsbestuurslid wordt toe gesproken evenals mej. Jonkhof, die het werk van mej. Warner als secretaresse overneemt In de plaats van Mevr Streek stra-Klaarhamer te Dockum als redactie-lid wordt gekozen mej. Jansen van Beek met 414 stemmen tegen mej. Esmeyer met 45 stemmen. Mevr. Streekstra wordt een tele gram van hulde en van dank gezonden voor haar zesjarige medewerking. Gezongen wordt het Pinksterlied, en hier mede is de bijeenkomst in de Buiten- sociteit beëindigd. IN DE ZUIDERKERK. Terzelfder tijd had in de Zuiderkerk een filiaalvergadering plaats, welke geopend wordt door mej. Oskam, vice-president, en waar het openingswoord van de Bondspre sidente wordt voorgelezen. Ook daar was de Bondsstemming schitte rend aanwezig. Dr. C. N. Impeta spreekt voor deze ver gadering over „Het moderne meisje". 't Zijn nieuwe vormen die zich baan breken en nieuwe gedachten die zich open baren. De mensch meent alles te kunnen Alles is in zijn macht, maar toch is alles onderworpen aan Gods macht De mensch borduurt slechts op het God delijk stramien. 't Moderne meisj houd an frischheid en echtheid, en daarin is veel te prijzen, maar te misprijzen is haar branie. Wat een frischheid vertoonen onze heden- daagsche meisjes. Zie het maar in de fleurige kleurige japonnetjes. Wat een lioht groen, blauw, rood en rein wit. Wat een lijnen en streepen omhoog en omlaag, in de breedte en in de lengte. Maar ze houdt van echtheid en eerlijkheid» oprechtheid. Geen omhaal van woorden, geen gezeur, geen lange omweg, geen geveinsdheid. Het meisje wil meisje zijn en ook dit ideaal is in onze dagen sterk ontwikkeld. Hier is veel wat toe te juichen is. Maar het branie-type moet worden afge wezen. Er is onder het moderne meisje zoo veel dat oppervlakkigheid verraadt in wan hopige onkunde en onversohillLheid Neem uit het type moderne meisje over datgene wat ons God telkens weer als nieuw ding doet te voorschijn komen. Wees meisje van den tijd. Een meisje dat in 't stil bcgeeren leeft en dat straks door hooger hand geleid komt tot vrouw-zijn en straks tot moeder-zijn, uw aller heerlijkheid. MIDDAGVERGADERINGEN IN DE BUITEN SOCIËTEIT Na het openingswoord door mej. H. S. S. Kuyper en het zingen van Ps. 146 1, spreekt Z.Ex. A. W. F. I d e n b u r g, Minister van Staat, over het onderwerp: „W ereldgeüj kvormigheid". over onze houding tegenover de zaken van het natuurlijke leven. Aan de hand van de Hei lige Schrift werd de verschillende be- teekenis van het woord „wereld" uiteengezet, en aan getoond, dat de Christen zich te ont houden heeft van wereldgelijkvormig heid en dat van hem gevorderd wordt: niet wereldmijding, niet wereldontvluchting, maar wereldover winning. In de wereld, niet van de wereld, voor de wereld om haar op te eischen voor Christus. In dit program is in beginsel onze hou ding tegenover de wereld gegeven. De prac- tijk stelt nog vele vragen, waarvoor de Heilige Schrift niet een allen en te allen tijde bindende oplossing geeft, maar ten opzichte waarvan zij wel verschillende aan wijzingen bevat. Daarna werd in verband met het verbod der wereldgelijkvormigheid gehandeld over 's Christens roeping inzake: kleeding en op schik; lectuur; levenstoon; gebruik van geld en tijd; de grondslagen voor het maatschap pelijk leven, met name het gezin. Ten slotte werd herinnerd hoe de wil Gods alleen te kennen is door vernieuwing des gemoeds. Wordt ons die geschonken, dan zal niet alleen het verbod der wereldgelijk vormigheid door ons worden beleefd, maar ook het daarmede evenwijdigloopende gebod om ons licht alzoo te doen schijnen voor de menschen, dat zij onze goede werken zien en onzen Vader ,die in de hemelen is, ver heerlijken. Na het uitspreken van deze rede, dankt mej. Kuyper voor het gesproken woord, maar ook voor het voorbeeld, dat de geachte spr. heeft gegeven door zijn leven en in de hooge ambten die hij heeft bekleed, waarin steeds uitkwam, dat hij leefde uit den Christus. Ook aan mevr. Wigge!aar, die als mej. Warnaar zooveel heeft gedaan in de redac tie van „Bouwen en Bewaren", brengt spr. woorden van dank. Mevr. Wiggelaar dankt hiervoor. Prof. Dr, Hoekstra spreekt daarna woorden van gelukwenschen met deze samenkomst. Spr. feliciteert den Bond ook met de nieuwe Bondspresidente mej. Torenbeek met de Redactrice van B. en B. Geen Schriltkritiek, maar Schriftgeloof. Spr. wijst er op, dat de geestelijke strijd van onzen tijd gaat over de vraag: „Wat is de Schrift" en „Wat is de Schrift voor u". Daarom is het onderwerp aan lokkelijk. Wat be doelt men met schriftcritiek? Spr. onderscheidt deze van de „tekstcri- tiek", die door ver gelijking van de handschriften tot een betrouwbaren '.ekst tracht te ko men. Ook de „Bijbel- critiek", bedoeld als critiek op een vertaling van den Bijbel is nuttig. Schriftcritiek is echter beoordeeling van den mensch, of een bijbelboek wel echt, de inhoud wel zuiver, de leer wel goed is en overeenstemmende met wetenschap of ervaring. De menschelij- ke rede zet zich dan boven Gods Woord. Vooral de vorige eeuw bracht veel critiek En ook thans is ze er in zeer positieven zin. Allereerst is er de ontkenning der godde- loozen, die den Bijbel een verzameling van fabelen of zelfs een onzedelijk boek noemen. Dan is er de erkenning van den Bijbel als een religieus boek uit de oudheid, maar niet ais onfeilbare Godsopenbaring. Schriftcritiek oefenen zij, die wel den Heere Jezus willen liefhebben, maar die van het Oude Testament haar historischen indruk willen „verbeteren"; De Gereformeerden staan tegenover alle Schriftcritiek afwijzend. Wij hebben het Schrift geloof, d.w.z. wij willen aanvaar den met versland en hart de Heilige Schrift als het onfeilbaar Woord Gods. Dit geloof rust op het zelfgetuigenis der Schrift, dat zij door God geïnspireerd is. Ook in dezen tijd is het Schriftgeloof vol te houden èn tegen de aanwijzing van te- eenstrijdigheden èn tegen de wetenschap. Wat dit laatste betreft: de historie heeft uit gewezen, dat de wetenschappelijke Bijbel- critiek zichzelf verteert. De opgravingen hebben de wijsheid der wijzen dezer eeuw beschaamd. Bewijzen doen deze de waarheid van den Bijbel niet, ze laten alleen zien, dat ze waarheid is. Toch blijft er Schriftcritiek. Want al er kent men de e c h theid der Schrift, dan gelooft men het weer niet, maar werpt hei op de inspiratie. De Schrift is één geheel. Als men het ééne loslaat, hoe zal men het andere handhaven? Spr. waarschuwt nog tegen de practische Schriftcritiek, die van den Bijbel laat liggen wat den lezer niet aanstaat. Wij moeten gelooven. Alles staat op het spel. En het is een voorrecht om te mogen gelooven. Het geloof geeft vastheid Het maakt ons leven rijk. D». J. DOUMA. De Bijbel critiseert ons. Hij is een oor deelaar der gedachten. Een viertal meisjes stelde Ds. Douma •ragen, welke door den Spr. worden be antwoord. Gezongen wordt het Bondslied, waarna een slotwoord gesproken wordt door mej. H. S. S. Kuyper. IN DE ZUIDERKERK. In de Zuiderkerk traden Ds. J. Domna en Z. Exc. A. W. F. Idenburg eveneens op. Aan Ds. Douma worden door een vijftal meisjes vragen gesteld, welke door Spr. beantwoord worden. Het slotwoord spreekt Ds. H. A. M u n n i k, van Zwolle. Het samenvallen van de jaarvergadering van den Bond met het Pinksterfeest geeft Spr. stof tot het slotwoord. Als Geref. Meisjes durft ge U het Pinkster- woord van den apostel eigen te maken: „Want U komt de belofte toe". Ge legt immer de hand des geloofs op de doopbelofte. Ge kwaamt saam als zaad des verbonds, als kinderen der belofte. Zoo ziet ook de Gemeente des Heeren Uw arbeid. Spr. wijst op de beteekenis van het Pink sterfeest voor de Kerk, op de ontwikkeling van de Kerk van de school en van de Chr. maatschappij. Spr. wijst verder op de roeping van de ge- loovige vrouw en toont aan, dat de zegen des Geestes ook in het vereenigingsleven moet blijken. Na gemeenschappelijk gezang van Ps. 25 vs. 3 eindigt Spr. met dankzegging. IN DE PLANTAGEKERK De vergadering in de Plantagekerk werd geopend door de vice-presidente, mej. J. Oskam, nadat gezongen is Ps. 146 vs. 3. Spr. begroet vooral de ouderen in deze bijeenkomst. Daarin zien we een waken over de geestelijke erfenis. Verder roept Spr. de sprekers een welkom toe. De heer G. M e i m a, directeur der Chr. Kweekschool te Groningen, sprak over:: „Tactvol optreden". Spreker stelde zich voor een drietal vra gen te beantwoorden: 1. Wat is tact? 2. Wat is de psychologische verklaring van den tact? 3. Welke beteekenis heeft tactvol op treden inzonderheid voor de vrouw? 1. Tact is zeer moeilijk te omschrijven. Spreker maakte duidelijk met het optreden van Abigail hoe door tactvol optreden groote moeilijkheden kunnen worden voorkomen en betoogt dan verder, dat tact allereerst ge kenmerkt wordt; a. door een scherpe opmerk zaamheid; b. door kennis van de wetten en regelen, die in bepaalde gevallen en verhou dingen gelden; door een snelle en juiste toe passing van die regelen en wetten in geval len, waar men plotseling voor komt te staan Het wordt duidelijk, dat tact doet vinden het rechte woord, de rechte daad op de recht plaats. 2. Bij het beantwoorden van de tweede vraag toonde spreker aan, a. dat het eigen aardige van de opmerkzaamheid bij tact schuilt in de werking van het onderbewuste, b. dat tact de regelen en wetten kent bij intuïtie, c. dat voor de juiste toepassing der wetten en regelen noodig is: kalmte, zelf- behcersching, tegenwoordigheid van geest. Met een voorbeeld uit het leven van Paulus werd geïllustreerd, hoe deze kenmerken sa men kunnen gaan en dan een bijzonder tact vol optreden veroorzaken. 3. Bij de vraag naar de waarde van een tactvol optreden in het leven van de vrouw komt ook de vraag aan de orde, of de vrouw meer tact heeft dan de man. Ook, of tact is aan te leeren. Duidelijk komt uit, van hoe veel waarde in allerlei levensverhouding tactvol optreden voor de vrouw is. Spreker eindigde met te wijzen op het volmaakte voorbeeld van onzen Heiland, die in heel Zijn leven optrad tegen het kwaad, en toch al tijd de reddende hand uitstak naar wie in het kwaad viel. Nadat twee coupletten van het Bondslied gezongen zijn, houdt Mr. J. A. de Wilde van Den Haag, een opwekkend woord over: „De kracht van het gemeenschappelijke". Spr. herinnert aan het 25-jarig bestaan van ..De Standaard", bij welke gelegenheid Dr. A Kuyper de beteekenis van de dagbladpers uit- eonzette, de pers, waardoor de band der ge mcenschap wordt gevoeld. De zin voor het gemeenschappelijke be rust op een trek in het menschelijk karakter 1-Iet strikt persoonlijke van den menscb heeft zijn recht, doch het gemeenschappelijke heeft ook zijn rechten. Die beide lijnen, van het individueele eD van het gemeenschappelijke, komen steeds in het leven voor. Dez-! lijnen na te gaan, geeft een der sleu tels aan van de geschiedenis, wat Spr. nader toelicht Het gezin en de religie bevorderden ten INGEZONDEN MEDEDEELING. Wanneer U ivoor wilt polijsten dan neemt U daarvoor geen zand oï gemalen schelpen, maar een middel, met een korrel zoo fijn als U maar kunt vinden. Voor het blanke glazuur Uwer tanden is voorzichtigheid nog veel meer geboden en is het beste juist goed genoeg I Probeert U eens, ot Uw tandpoets- middel, door het tusschen de vingers te wrijven, zacht is of niet Van Odol-tandpasta kunt U op aan, zij is iluweelzacht en polijst Uw tanden zonder er krasjes op achter te laten. zeerste het gemeenschappelijke en God be zigde juist scherp individueele persoonlijk heden, om het gemeenschappelijke te dienen. Spr. toont dit aan met voorbeelden als Mozes en Prins Willem I. Het schoonst komt dit echter uit bij den Schoonste der menschen- kinderen, Jezus Christus. Ook op economisch gebied is de volmaak te ontplooiing van individuen dienstig vooï het gemeenschappelijke. Hetzelfde ziet men op sociaal terrein, waar de kracht van het gemeenschappelijke tot uiting komt. Een zelfde verschijnsel ziet men op politiek en religieus gebied, op pers- en radioterrein. Tusschen individuen bestaat allerlei te genstelling, waarom het zoo goed is naad gemeenschap t- zoeken in huisgezin en Kerk, Spr. toont de ontzaglijke beteekenis van het gemeenschappelijke aan in conversatie, mode, spel, sport enz. en tevens de nood zakelijkheid, dat christenen door organisatio invloed oefenen op het gemeenschappelijke, Gezamenlijk moeten de gevaren van dezen tijd bestreden door de bonden van jonge lingen en meisjes, waarin echter het indi vidueele niet mag ontbreken. Dr. J. T h ij s, van Zwolle, spreekt een slot woord, waarin gewezen wordt op het woord van Johannes den Dooper: Deze zal u doo- pen met den Heiligen Geest en met vuur. Spr. toont de werking van den Heiligen Geest aan, welke noodig is als een verte rend vuur, als een louterende gloed, als licht bij het onderzoek der Schriften, als een verwarmir. van de ziel welke een bran dende liefde voor onzen Heiland bewerkt. Spr. uit ten slotte den wensch, dat de wer king van den Heiligen Geest ook in het persoonlijk en Bondslcven zegen moge ver spreiden. Na het zingen van Gezang 50 vs. 4 gaat Dr. Thijs in dankzegging voor. De Bondsdag was met deze drie middag vergaderingen beëindigd, welke door 3500 meisjes zijn bezocht geweest In de schoone omstreken van Zwolle wer den door verschillende Bondsvriendinnen nog uitstanjes gemaakt, terwijl weer ande ren zich vxerspreidden naar Oost en naar West, naar Noord en naar Zuid, bemoedigd en gesterkt door hetgeen gehoord en gezien was. INGEZONDEN MEDEDEELING. VOOR HONDERD JAAR DOOR S. VAN WOUDEN Juist dezer dagen sprak ik met een ge leerd en hoogstaand Roomsch-Kathplielc geestelijke over de houding der Belgische Bisschoppen. Zijn antwoord hield een fijne onderscheiding in; die houding vloeide voort uit hun zucht, de voorrechten der Kerk als een recht erkend te zien. Mogelijk heeft deze Roomsche geleerde niet bedoeld, de houding en het gedrag der Bos schoppen te veroordeclen. Toch lag er een veroordeeling in deze onderscheiding. Allereerst wil ik nog opmerken, dat nie mand het tegenwoordig in die Bisschoppen- afkeuren zal, dat zij geen Staats inmenging jn hun zuiver kerkelijke aangelegenheden wilden dulden. Niét de Staat, niét de Koning niét een of ander willekeurig lichaam heeft recht of zeggenschap in de Kerk; maar Christus is Koning; en aan Hem alleen is de Kerk verantwoording schuldig Doch de Belgische Bisschoppen gingen in bon opgeschroefde verontwaardiging te ver. Ze moeten geweten hebben, dat hun eisch on rechtmatig was. Ze wenscliten niet door de nieuwe Regeering op één lijn met de Prote- s'.anten gesteld te worden: de Roomsche Kerk moest de éérste en de mééste zijn. Het voorrecht, dat een vroegere Staats- regecring aan de Room3ch-Katholiekcn ge geven had, toen de Roomsche godsdienst als godsdienst van n Staat gold, wcnsch- len ze gehandhaafd 1 zienl Het is de fout van den hertog De Broglie en zijn medestrijders geweest, dat zij zich niet tevreden hebben gesteld met alleen maar het weiden van de aan hun zorg toe vertrouwde kudde. Maar ze hobben méér verlangd; ze hebben té véél verlangdI Jammer is het, dat de Nederlandsche re geering, óók Koning Willem 1, geprikkeld door den geboden tegenstand, zich meer dan eens heeft laten verleiden tot al te scherpe handelingen. Al was ingrijpen soms plicht door al te groote strengheid is ontzaglijk veel bedorven. De Koning is mee door zijn optreden tegen vooraanstaande Roomsche persoonlijkheden ooi-zaak geworden van het toespitsen der tegenstellingen, van do steeds grooter verwijdering, die zich in den loop der jaren heeft geopenbaard. Ik wil de mogelijkheid aannemen, dat de Opstand voorkomen had kunnen worden, omdat ik de mogelijkheid niet uitgesloten ucht, dat Roomsch Zuid-Nederland met Pro- testantsch Noord-Nederland op politiek ge bied in vrede had kunnen leven, evenals dit nu gebeurt met de declen van ons land, die boven cn beneden den Moerdijk liggen. In 1815 waren in ieder geval de kiemen voor die verzoening wel aanwezig. Wanneer het geen laffe vleitaal was, die een Roomsche prediker op 2 Juli 1815 in de Brusselsche St. Gudule deed hooren, moet geconstateerd worden, dat er nog genoeg Roomsche Belgen waren, die vast wilden houden aan een „Vereenigd" Koninkrijk. Dien dag werd de Prins van Oranje in Brussel gevierd. Hersteld van zijn verwon ding, begaf hij zich naar de Hervormde Kerk, om er te danken voor zjjn herstel en voor de overwinning van Waterloo. Even te voren was hij in de St Gudule geweest, waar de aartsbisschop hem op de volgende wijze toesprak: Grootmoedige Held, hartelijk geliefde Prins, Wij hebben niet opgehouden den God der legerscharen te bidden om de spoedige herstelling, welke Hij U schenkt. Daarom gaan wij ons aan den voet der heilige altaren nederbuigen, om Hem daarvoor onzen dank te betuigen en voor de roem rijke overwinning op dien hoovaardigen vreemdeling en zijne trawanten behaald, waaraan Uwe Koninklijke Hoogheid door moed en onversaagdheid zooveel heeft toegebracht Ondertusschcn venneten wij ons. Doorluchtige Vorst, U in naam van al de Nederlanders te smeeken, Uzelven niet meer zoo bloot te stellen, omdat Gij te dierbaar zijt aan onze harten en te noodzakelijk voor ons geluk, om U te vp* liezen. Dat God U dan steeds behoede en ons geluk zal volkomen zijn! Zoo de Nederlandsche regeering het mid del had kunnen vinden, om de Belgische Roomsch-Katholicken met politieke wijsheid te behandelen, en zoo de Roomsch-Katho- licke leiders béter acht gegeven .hadden op het verschil tusschen recht en voorrecht, zou mogelijk de geschiedenis een anderen loop hebben genomen. Maar de Belgische Bisschoppen vergaten niet, dat Koning Wil lem hun een nederlaag had doen lijden; en Koning Willem vergat niet. dat de geeste lijk.he.icl in openlijk verzet tegen hem had geleefd dat het tot een strijd, tot een Opstand zelfs, kwam, is een natuurlijk ge volg van het feit, dat hier twee machten tegenover elkander stonden, die beide de éérste in het land wilden zijn! Koning Willem I achtte het in 't belang van het land, dat hij de éérste zou zijn. Dit dient in het oog te worden gehouden, wil men in staat zijn, een goed en objectief oordeel te vellen over tal van persoonlijke handelingen van Willem I. Hem als een dwingeland en heerschzuchtigen tiran voor te stellen is even dwaas als in strijd met de waarheid. Voorop stond bij den Koning het doel cn de wil, om het land te dienen; en door te willen heerschen trachtte hij dit dool te bereiken. Willem I was in zijn strijd tegen de Bel gische Roomsch-Katholieken oprecht over tuigd, in het waarachtig belang van het vaderland te handelen. Daarom was het ook, dat hij van geen wijken of wankelen wilde weten. Niet geheel ten onrechte bestond er bij Willem I cn tal van Nederlanders ook in België vrees voor het sterke drijven van Rome, de Pauselijke macht te vergroo- ten en het Protestantisme ten onder ie brengen Paus Pius VII, misschien zelf wel het slachtoffer van kerkelijke drijvers, ont zag zich niet, kort na het herstel der .Tezuïten orde 7 Augustus 1814 een geschrift tegen de Bijbelgenootschappen de wereld in te zenden, waarin aan de Protes tanten de oorlog werd verklaard. Hij durf de zelfs spreken van een verderving, een pest, die zooveel als mogelijk was uitge roeid moest worden! En Nederland, Noord-Nederland, had zijn vrijheid, zijn opkomst en bloei aan dat Protestantisme te danken! Zou deze vrijheid worden gehandhaafd en beschermd, dan moest een dam worden opgeworpen tegen die toomelooze dweepzucht der Roomsche drijvers! Tot welke uitersten deze dweepzucht, dit in-de-eerste-plaats-gehoorzamen aan Rome, deze actie voor de Pauselijke hierachie leid de, bewees de Bisschop van Gent, de reeds meermalen genoemde Hertog De Broglie. Toen in 1S16 in het gezin van den Prins van Oranje een blijde gebeurtenis werd te gemoet gezien, schreef Pisani de la Gaude. Bisschop van Namen, in zijn bisdom gela den voor de Prinses. Op aandrang van den hertog De Broglie verscheen er toen in het bisdom Gent een brochure, waarin de ver denking van onkerkelijkheid van den Bis schop van Namen besproken werd, Hij had geen gebeden mogen voorschrijven voor pen Prinses, die niet tot de Roomsch-Katholieke Kerk behoorde! Zou en kon de Roomsche geeste'ijkhei 1 de éérste zijn in het Vereenigd Koninkrijk? Neen, Willem I voelde zich ceroppen met al de kracht, dip in hern was. hierfpvu in te gaan. In zijr rijk moest iedere gods dienst gelijkgerechtigd zijn! De Koning vaardigde 16 September 1815 een Besluit uit, dat onder de geestelijkheid reeds zeer ontstemd door de benocmins van den gematigden Roomsch-Katholiek Baron Goubau tot „directeur-generael voor de zaeken raekende den katholyken Gods dienst" grooten wrevel opwekte. De beide voornaamste artikelen van dit Besluit luid- den: Art. 1.: Allen voorstel, raekende dé zaeken van de katholyke religie of van de klergie, zal gezonden worden aen het ad vies van eene kommissie, bestaende uyt dry of vier leden, die den katholyken godsdienst belyden. Art. 6: De wetten der Nederlanden, vaststellende, dat niet een bevel in geeste lijke zaeken, komende van eene vremde mogendheyd, mag bekend gemaekl wor den zonder de toestemming van het gouvernement; het noodig onderzoek zal ten dien opzigte gedaen worden door de kommissie, gezamentlyk met den direk- teur-generael. Het was niet onduidelijk, wie met deze ..vreemde mogendheid" bedoeld werd. En het zal, na wat ik geschreven heb over het streven der drijvers aan het Pauselijk Hof, eveneens duidelijk zijn, dat Koning Willem I overtuigd was, in het belang van zijn land aldus te moeten handelen. De dam, die hij door dit Besluit tegen de Ho »msch Katho lieke dictatuur opwierp, meende hij inder daad noodzakelijk te zijn. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 6