Radio Nieuws.
TOPS
DONDERDAG 15 MEI 1930 DERDE BLAD PAG. 9
BOND VAN VEREEN. VOOR MIDDELBAAR- EN
VOORBEREIDEND HOOGER ONDERWIJS
waaraan wij ons moeten onderwerpen op
straffe anders geldige of niet-volkomen ken
nis te verkrijgen. (Vollen/hoven),
'Ém
ALGEMEENE VERGADERING
TE UTRECHT
REFERAAT
VAN A. J. DREWES B.Tzn.
In bet Gebouw voor Kunsten en Weten
schappen te Utrecht hield vandaag de Bond
van Vereenipitipen voor Christelijk Middel-
baar en Voorbereidend Hoogcr Onderwijs
onder presidium van Prof. Dr. V. II. Rut
gers zijn algemeene vergadering.
Nadat de vergadering op de gebruikelijke
wijze was geopend, werden verschillende
jaarverslagen uitgebracht en eenige buishou
delijke zaken behandeld.
Hierna refereerde de heer A. J. D rewes
over: „De beginselen, die ten grondslag die
nen te liggen aan (het onderwijs in de Wis
kunde op onze Scholen",
Referaat A. J. Drewes B.Tzn.
Het spreken voor een vergadering van
niet-vakgenooten over een onderwerp uit
het wiskundig gebied, noemde spr. een
moeilijke taak. De wiskunde hoeft nu een
maal een ongunstige reputatie; reeds tut
hoofde der keuze van het veld van onder
zoek heeft inleider niet aller sympathie,
waarbij nog komt de moeilijkheid, hoeier
de spreker zijn hoorders kan meevoeren.
De keuze van het onderwerp is echter van
het bestuur van den ELoid uitgegaan en spr.
zal niet teveel in bijzonderheden afdalen
Allereerst dient erop gewezen, dat de Kri
tiek dient te gaan over de bcgni^vomiing
der vakwetenschappen en daarover alleen.
Het heeft natuurlijk geen zin ae vakweten-
eehappelijke resultaten te loochenen. Dc
wiskundige wetenschap heeft op zeker ter
rein haar eigen taak te verrichten Hierbij
hebben we ons echter te verwachten voor
vakexpansie en voor het onjuist zien van
de taak. Deze taak mogen we niet autonoom
vaststellen, ze is ons door God als wetgever
voorgeschreven eat bestaat an het aflezen
van dc aanvankelijk voor ons veiborgen
yen-ordeningen.
Spr. brengt eenige belangrijke momenten
uit de geschiedenis der wiskunde naai- vo
ren, waaromheen zich concentreert de strijd
der ideeën, waarbij eenige hoofdrichtingen
la onderscheiden zijn.
In de school der Pythagoreeers maken we
voor het eerst kennis met de psvchomonis-
tische richting in de wiskunde, die we for-
malisne noemen. De ontdekking van het ir
rationale getal deed voor de eerste maal on
dervinden, dat de realiteit meer >s dan het
denken. Zlco zien we de empiristische rich
ting optreden, die het materialistisch mutis
me belijdt en door het aannemen van hjno-
tomen een oplossing zoekt voor de onder
vonden moeilijkheid. Ten slotte van den wc
de resultaten van den strijd verwerkt ln do
Elementen van Euclides, geschreven onder
invloed van Plato en Aristoteles. Spr. geeft
vervolgens een overzicht van don strijd om
het parallellenpostulaat van Euclides, die
na 2000 jaar leidde tot dc ontdekking der
piet-euclidische meetkunden.
Deze ontdekking scheen aanvankelijk een
kans te geven aan het empirisme. De ont
dekking, dat de meetkunden volkomen ge
lijkberechtigd naast elkaar staan uit het
oogpunt der denkmqgelijkheid, deed het for
malisme weer terrein winnen. Dit ziet de
logische norm als het alleewbeslissend mo
ment en stelt, met name in de axiomatiek,
ding gelijk aan relatie. Deze richting, con
sequent doorgevoerd, leidt tot de11 ontkenning
van het absolute. (Mannoury).
De dualistische richting in de wiskunde
(het intuition!sme) erkent de eigensoortig
heid van psyche en physis beiclc en past
dien in het systeem der theïstische wereld
beschouwing. Het leert, dat analytische
intuïtie ons de momenten der reëele succes
sie, door God geponeerd, doet onderscheiden
Deze realiteit der successie ligt ten grond
slag aan de arithmetiek; op haar berust het
beginsel der volledige inductie, waardoor de
mensch het eindelooze in zijn dtnken kan
beüekken. (Poincaré).
De ontdekking der niet-euclidischc meet
kunden deed dc Kantaaansche opvatting, dat
de euclidische axioma's synthetisch apri-
oristische oordeelen waren, als onjuist in-
rien. We moeten niet spreken van ruiuite-
hituifcie. Intuïtief is slechts datgene, wat on
middellijk wordt beleefd en ruimte is niet
te beleven. We moeten onderscheiden ruim
te-constructie en ruimte-inhoud. We kunnen
eoaistrueeren ruimten van elk willekeurig
aantal demensies, al of niet euclidisch, on
ze ruimte-indruk is echter euclidisch, drie
dimensionaal. Deze voorkeur staat waar
echijnlijk in verband met dc drie halfcirkel
vormige kanalen in ons gehoororgaan.
Dat onze logische verwerking van con-
ereet-intuitieve Gegenstande in het gegeven
uitkomt, is daaruit te verklaren, dat er een
logische orde in ons denken is, die harmo
nieert met de orde in het onafhankelijk van
bet denken gegevene, wijl beide afkomstig
zijn van den zelf den Logos. Anderzijds stelt
en handhaaft de Geest de normen en idealen
MIDDAGVERGADERING.
In de middagvergadering refereerde Prof.
Dr. W a t e r i n k, van Amsterdam, over:
„De Geschiedenis van het Gymnasiaal On
derwijs in Nederland".
Spr. begint met op te merken dat het on
derwerp eigenlijk veel te breed is voor een
referaat van een uur. Wat hij geeft is dan
ook eigenlijk meer een schema van de ge
schiedenis van het gymnasiaal onderwijs.
Dij een onderwerp als dit moet eerst het
eindpunt bepaald worden. Dat eindpunt is
de wet van 1876. Immers latere veranderin
gen zijn niet zoo ingrijpend, dan dat bij den
beperkten tijd van thans een bespreking
noodig zou zijn. Voor 1S76 werd het gym'
nasiaal onderwijs geregeld door K.B.'s. Do
wet van 1878 was echter wel ingrijpend. In
184S waren er in Nederland 70 gymnasia
tezamen met 2-fcl leeraren (gemiddeld dus
nog geen -1), en 1888 leerlingen (gemiddeld
dus 26 27). Na 1876 bleven er slechts 29
over met 430 leeraren, (gemiddeld per gym
nasium dus 15 leeraren), en 2500 leerlingen
(gemiddeld dus ongeveer S5 leerlingen). Dil
jaartal 1876 nu kan als eindpunt van onze
verhandeling beschouwd worden. Toen toch
ontstond het gymnasium zooals we heUnu
kennen, cn begint dus de gegenwartige%e
schichte.
Veel moeilijker is het te bepalen waar hef
beginpunt ligt. Voor we het beginpunt be
palen kunnen, moeten wc ©preken over de
naam „gymnasium".
Immers de latijnsche school werd niet in
eens in gymnasium omgedoopt. liet woord
„gymnasium" kwam in'de 14e en 15e eeuw
vrij veel voor. Er werd dan gedacht aan een
wonslelpark, speciaal aan een geestelijk
vyorstelpark. En na de opkomst der univer
siteiten ontstond het gymnasium als een
soort internaat onder kerkelijk toezicht.
waar jongere studenten voor de universi
taire studie werden opgeleid. Zoo bijvoor
beeld in Keuion in de 15e eeuw.
Maar wanneer het met de gymnasia zoo
ver'is, dan groeien zij in plaats van de la
tijnsche 6oholen. De vraag moet gedaan wor
den of de latijnsche school van de Middel
eeuwen werkelijk als een soort embryonalen
vorm van het gymnasium is te beschouwen
Spreker geeft een overzicht van de ont
wikkeling van de binnen- en buiten-klooster
scholen. van de opkomst van de stedelijke
latijnsche school en van het onderwijs zoo
als het zich tot het eind van de 11e eeuw
ontwikkelt. Naast de bestaande latijnsche
school wordt nu echter een nieuwe latijnsche
school opgerioht, die men werkelijk als iets
anders ziet dan de oude stedelijke latijnsche
school. Zoo b.v. in 1380 in Amersfoort on
der leiding van de broeders des gemeenen
levens, en in 1474 te Utrecht ook al wee»
onder invloed, zoo niet rechi6treeks, dan
toch zijdelings van de broederschap. Uit
deze nieuwe scholen nu zijn de latere latijn
sche 6cholen van de 16e en 17e eeuw ont
6taan. En daar ligt dus ook de oorsprong
van ons gymnasium.
Voor de historie van den overgang heb
ben we eigenlijk weinig bronnen, ofschoon
ruim voldoende om ons een juist inzicht in
den toestand te geven. Intusschcn blijft de
vraag onbeantwoord vanwaar nu eigenlijk
die nieuwe school, zooals die dan aan het
eind van dc 14e en in de 15e eeuw in Ne
(Ierland werd gevonden, komt. Ten dezen
opzichte beslaan er allerlei misverstanden
Als curieus voorbeeld hiervan moge ge
noemd worden dat op grond van liet feit.
dat Melanchton praeceptor-gvmnnsine heet
door èen Engelsoh auteur, die schrijft over
de geschiedenis van de opvoeding, het gym
nasium van Lui.k waarin Sturm het voor
beeld vindt voor zijn groot gymnasium le
SLrassburg, genoemd wordt als een prachtig
voorbeeld van Melauch ton's invloed, omdat
het naar Melanchton's eischen zou zijn op
gericht. Als men nu weet. dat het gymna
sium te Luik reeds vóór Melanchton be
stond, blijkt wel hoe men de dingen door
elkander haalt.
Toch hebben we juist in dat gymnasium
te Luik een mogelijkheid om den knoop,
die hier ligt. te ontwarren. Langen tijd heeft
men gedacht dat Sturm eigenlijk de vader
was van het gymnasiaal onderwijs zooals
wij het kennen. Uit het feit echter, dat liij
weinig anders deed dan Luik copieeren,
volgt reeds onmiddellijk dat deze opvatting
onhoudbaar moet zijn.
Indien nu Luik origineel was, zou de
moeilijkheid misschien grooter zijn dan
thans. Maar gelukkig weten we iioe de
sticking in Luik ontstond. Luik is n.l. be
zonnen onder invloed van de broederschap
des gemeenen levens. Immers de fraters vai
Den Bosch openden daar in 1496 de St.
Hieronymusschool. Nu komt natuurlijk de
vraag op, van waar de broeders des ge
meenen levens hun schoolplan hadden. Luik
moet uit den aard der zaak komen uit Den
Bosch en in Den Bosch stichtten zij in 1424
een school die in korten tijd 1200 leerlingen
had en een sterke concurrent werd van de
school aan den IJssel. De broeders uit Den
Bosch hadden hun organisa.tie echter weei
overgenomen van de inrichtingen in Devon
ter en Zwolle. Enkele markante punten van
die school inrichting zijn b.v. deze, dat de
Prof. Br. J,. WATERINK
examens in den vorm van overgan;
examens geregeld plaats hadden, dat er
verklaringen van latijnsche teksten gegeven
werden, en dat er disputaties gehouden wer
den waaraan èn meester èn leerlingen deel
namen.
Deze markante punten vindt men juist bij
de scholen van de broederschap. Het oude
systeem van de triviaalschool met de drie
klassen is daarmee verlaten. In de scholen
van de broederschap was het lager onder
wijs van het onderwijs dat we thans voor
bereidend onderwijs noemen, gescheiden. Er
wai bovendien reeds een begin van de
differentiatie der wetenschappen. Op de
scholen van de broederschap was gelegen
heid zich min of meer te beperken tot een
bepaald vak. Iels wat tegenover den vroeg-
niiddeleeuwschcn toestand waarbij iedere
geleerde encyclopedist was, een werkelijke
verandering beteekent.
Van waar komt nu eigenlijk die ingrijpen
de wijziging? Het antwoord op die vraat;
luidt, dat de wijziging het werk is van ch
Zwolschen rector Jan Cele. Cele was geen
lid van de broederschap, maar leefde met
de broeders in de grootste vriendschap. Hij
was een tijdgenoot van G?ert Groote. die
van ?3401384 leefde.
Het is niet mogelijk om achter Cele nog
een lijn aan te wijzen, waarlangs de ont
wikkeling zich bewogen heeft. Het meest
waarschijnlijke is dat Zwolle onder Cele de
eerste plaats geweest is waar de oude tri
viaalschool den vorm aannam van de school
met 6 of meer klassen.
Zoo. ligt dan het begin van de geschiede
nis van het gymnasiaal onderwijs in Neder
land, in Zwolle, en kunnen we er zelfs
of meer prat op gaan als Nederlanders dat
dit Zwolsóhe voorbeeld geleidelijk in heel
West-Europa werd overgenomen.
Cpr. toont vervolgens aan hoe eerst lang
zamerhand het besef doordrong wat de
nieuwe echoolinrichting beteekonde. Nog
vele jaren willen de vroedschappen b.v. dat
de school in ieder geval ook dienen zal tot
opleiding van goede koorknapen.
Spr. schildert verder de schoolgebouwen
van de 15e en de löe eeuw, en teekent de
ontwikkeling van het gymnasiaal onderwijs
in het plaatselijk milieu. Aan het einde van
de 16e cn aan liet begin van de 17e eeuw
valt de periode van de conflicten met de
kerkeraden cn classes der Gereformeerde
Kerk, die op verschillende plaatsen ingre
pen om Roomsch-Katholieke en Remon-
strantsche rectoren te doen verdrijven.
In de 17e eeuw schijnen de meeste scholen
6 tot 8 klassen 'gehacl te hebben. Men telde
toen van boven naar beneden: de eerste
klas was toen de hoogste. De hoogste klas
sen stonden onder den rector, de volgende
onder den con-rector, de laagste onder de
praeceptoren. Vervolgens wordt de ontwik
keling van het gymnasiaal onderwijs in de
17e en lSe eeuw nagegaan. Het kan niet
worden ontkend dat in velerlei opzicht een
inzinking in dc wetenschappelijke waarde
van het onderwijs en vooral na de z.g.
Gouden Eeuw moet worden geconstateerd
Dit hing op vele plaatsen samen met het
feit dat een zeker conservatisme aan het
reformeeren van het gymnasiaal onderwijs
naar den geest van den tijd, in den weg
slaat. De geheel nieuwe denkmethode, die
na Baco van Verulam veld won, drong eerst
geleidelijk in het gymnasium door en eerst
langzamerhand kregen de wiskundige vak
ken een beurt. Zelfs moet worden geconsta
teerd dat op enkele plaatsen de oude latija
sche school nimmer tot het doceeren van de
wis- en natuurkundige vakken overging.
Spr. geeft tenslotte een teekening van het
gymnasiaal onderwijs in de 19e eeuw vóór
de wet van 1876. De toestand was op ver
schillende gymnasia meer dan droevig. Om
veel leerlingen naar liet eigen gymnasium
te halen, maakte men het verkrijgen van
een toegangsbewijs voor de Hoogeschool heel
gemakkelijk. De geringe eischen die de
Hoogeschool bij het toelatingsexamen stelde,
waren niet bevorderlijk voor de opleiding
van de gymnasia. Van goede gymnasia kon
den de leerlingen die in aanmerking kwa
men voor de bevordering naar de Hooge
school, heel gemakkelijk een toelatings
examen voor de Universiteit doen.
Aan een kleine latijnsche school, die
.wegens invoering van de wet van 1876 in
October 1881 moest worden opgeheven, wer
den eindbullen uitgereikt aan leerlingen,
die pas in September van dat zelfde jaar
op het gymnasium gekomen waren.
Spr. eindigt met de verwachting uit te
spreken dat het gymnasiaal onderwijs, dal
helaas door de jongste verandering minder
het karakter van het oude gymnasium ver
toont dan gewenscht is, toch voor de toe
komst van ons volk een groote beteekenis
hebben zal.
NATIONALE CHRISTEN
ONDEROFFICIEREN-VEREEN.
Algemeene vergadering te Utrecht
EEN BEMOEDIGEND WOORD
VAN DEN VOORZITTER
„l LGE31EEXE VEPEEXIG/.VC OF
VAKVEREEXIGISG"
het Tehuis voor Militairen, Wed,
Utrecht, wei'd heden de algemeene vergade
ring der Nationale Christen Onderofficieren
eniging gehouden.
t samenzijn werd geopend met het zin
van Gezang 22 1, 2 en 3. Daarna werd
gelezen Psalm 73 en geiteden. Nadat de Ge
loofsbelijdenis is gelezen hield de vjorzitter
de heer C. Oran j e, van Deventer, een
Openingstoespraak,
waarin hij allereerst herdacht dc overleden
leden De Korte, Van Keulen, Van Wijck en
Bos alsmeae hun nagelaten weduwen
kinderen. De vergadering hoorde dit woord
ter gedachtenis siahnde aan.
Spr. wenschte op deze algemeene verga
dering, de eerste die hij als voorzitter der
Vereen iging leiden mag, een bemoedigend
wooaxl sproken.
Dat hébben we immers allen noodig.
Vooral wij, die het betuigen, buiten Jezus
niets te bezitten. Vooral noodig in onzen
tijd, waarin schier alles en een ieder zat
van onrust is, in deze wereld van het krom
me, dat niet recht gemaakt kan worden.
De roep om broederschap en vrede wordt
overstemd door de kreten van vijandschap
cm klassestrijd. De geest van toenadering
tusschen de volkeren wordt verdrongen door
het eigenbelang.
De vlootconferentae mislukte en Italië be
sloot tot den bouw van 30 cwrlogschepen.
Up de ontwapeningsconferenties komt men
met verder, dan in verband met eigen
liglieid toelaatbaar is.
Op economisch gebied is de stijgende lijn
verre te zoeken. Schier elkeen spreekt van
malaise en achteruitgang van zaken.
Onze tijd kenmerkt zich, zegt spr., als een
tijd van levensmoeheid, 't Is een tijd van op
stand en verzet tegen het gezag, van vijand
schap tegen God, van inirgeroorlog en van
revolutionaire wtoelingen.
Ook in de onderofncierswereld treft men
die onrust aan. Gij ondervindt liet elk op
uw manier hoe de toestand onbevredigd
heid schenkt.
Men behoeft slechts het woord „reorgani
satie" te noemen om de heerschcnde onrust
aan te wakkeren. Vooral de geschiedenis
der laatste jaren wettigt die vrees dan ook
voldoende. Het ging steeds in dalende lijn.
Ook thans worden weer plannen uitgewerkt
voor een nieuwe herziening van de organi
satie der weermacht. Wij weten niet wat
van deze dingen worden zal, want over al
les hangt een sluier van geheimenis.
De rust in bet korps zal eerst weerkeeren,
wanneer dat alles openbaar zal zijn gewor
den.
Spr. meont echter heden die onrust niet
te mogen voeden en evenmin te moeten wij
zen op al de mistoestanden in het leger,
tenge\ olge van vurige reorganisaties, als
daar zijn o.a. bevordering, dienst- en rust-
tijdon en nog zooveel meer.
Neen,,wij gaan die nooden niet onbewogen
Voorbij, zegt spr. Ook al zouden ze ons zelf
niet betrcfien, dan nog gebiedt ons beginsel
ons, om het kromme te helpen recht te ma-
kon. Immers het kromme is verstoring, dis
harmonie. Dat past niet in een Christelijke
samenleving. Dat strekt niet tot Gixls eer en
daarom hebben wij te jagen naar de vol
maaktheid, ook op maatschappelijk gebied.
Het is des Christens kraoht, dat hij door
het geloof niet onder de nooden bedblven
raakt. In 't geloof zien wij de dingen in hoo-
ger licht en al begrijpen we de wegen niet
altijd, die God met ons houdt, wij gelöoven
toch dat al deze dingen ons ten goede mede
moeten werken.
Hoe het ook met ons ga in dit leven, vast
staat, dat we reizigers naar de eeuwigheid
zijn. Temeer hebben we dan quk te luiste
ren naar de roepstemmen, die ons dagelijks
tcgenklinken.
Dat we dan den tijd mogen uitkoopen.dat
we werken zoolang als het dag is, met al
de gaVon en krachten, die God in ons gelegd
heeft, zóó alsof we hier eeuwig zouden moe
ien blijven, maar ook zóó alsof wc elk oogen
blik opgeroepen' zullen worden cn reken
schap af te leggen van hetgeen we gedaan
hebben, hetzij goed hetzij kwaad.
Straks, als Jezus Ghristus alle diingen on
derworpen zullen zijn, zal ook de Zoon zelf
onderwdrpen worden, Dien Die Hem alle
dingen onderworpen heeft, opdat God zij al
les in allen.
Dan geen sociale nooden meer, geen ziek
te en geen pijn, daar uurden alle tranen
san de oogen afgcwischt en zal het eeuwige
heerlijkheid zijn.
Als we zoo in de toekomst blikken, als we
ons leven, ook als onderofficier in hooger
in eeuwigheidslicht bezien, dan, gaan we
vol vertrouwen voorwaarts.
In de morgerrvergadering werden verder
verschillende liuislioudelijke zaken behan
deld.
MIDDAGVERGADERING
Middags sprak het Tweede Kamerlid
H. W. T i 1 a n u s over: „Algemeene Yereeni
ging of Vakvereeniging'.
De hoer T i 1 a n u s bogon te herinneren
xii een artikel door hem in December 1918
geschreven in „Dc Nederlander", waarin luj
aanspoorde tol
de
rierenvereeniging in
•en Chr. Militaire
ereen iging; hij stel
de de vraag of thans,
twaalf jaar later, con
zelfde aansporing
nog" noodig is. Het
door hem 1oen ge
schrevene behoort in
dc eerste plaats be
zien te worden in
het kader van dien
tijd, toen de Onder
of fioieren veroen i-
ging „Ons Belang", die meer het karakter
akoigaeiisalie draagt dan de N.CO.O.V.
zich, blijkens haar proclamatie en 14 N"
1918, in dien voor dc Regeering zoo moei
lijken revolutionairen tijd, niet met kracht
schaarde om Kroon en gezag. Dit opt real en
deed de noodzakelijkheid inzien van hel
bestaan eener organisatie die, hoe ook hare
wenschen zijn op sociaal en maatschappelijk
gebied, door een zuiver geluid ieder revolu
tionair optreden afwijst.
Spr. stond vervolgens stil bij het onder
scheid dat er beslaat tusschen een „alge-
meenen bond", die een nuttig tegenwicht
ormt tegen het te veel opgaan in stoffelijke
belangen oai het oog vestigt op den geeste
lijken achtergrond der dingen en daarom
ook vraagstukken onder het oog ziet betref
fende zedelijkheid, drankbestrijding, huwe
lijksopvatting e.d. en cem „vakorganisatie"
die tot doel heeft terug te geven, wat ten
aanzien van organisatie en band tusschen
patroon en arbeider, bij de opheffing der
gilden is verloren gegaan?
Hij vestigt er de aandacht op, dat klassen
strijd en vakorganisatie in wezen tegen el
kaar indruischen. De gevaren, aan een te
zeer op de materie gerichte vakorganisatie
speciaal voor militairen toont hij aan.
door te wijzen op sommige uitingen van
ganen van Chr. Onderwijzers en zelfs he'
optreden van den Bond van Ned. Prodi
kanten.
Dc vraag of een militaire vakbond toe
Iaatibaar is, waar omtrent Talma in 1907
aarzelend stond, en Slotemaker de'Bruine
zijn „Chr. Sociale Studiën" door een juiste
onderscheiding tusschen hetgeen eonerzijdi
het actief optreden van de troep aangaat
en anderzijds de niet zuiver militaire a&ngc
legen he den betreft, een positief geluid deed
hooron, is door de Regeering in 1910,
vestigden zin beantwoord, door een Ministe
rieelo beschikking, thans ook in den In
wendipen Dienst opgenomen, waarin het
verleg mot militairen en militaire vereen
gingen nauw is omschreven. Spr. beziet die
ministerieele beschikking nader, mede
erband met een geschil daarover gerezen
met een van de Militaire Commandanten
Tenslotte overweegt hij de vraag, in li
mtc do N.CO.O.V. een juiston weg bew
deld heeft, ten aanzien van de kwestie „al
gemeenen bond" en „vakorganisatie". Gelei
op artikel 2 der Statuten cn opmerkend da'
het Christendom niet beteekent stilstand,
maar kracht, ook voor dc maatschappelijk"
sociale verhoudingen, en aan de hand van
enkele punten uit de beginsel verklaring det
Nat. Chr. Onderoff. vereent ging in 1919
trent haar houding tot wet, orde, gezag en
belang concludeett hij dat z.i. de vereeniging
den goeden weg heeft ingeslagen, cn in te
genstclling tot andere organisaties, naast liet
opkomen voor de sociale on maatschappelijke
vakbelangen harer leden er naar streeft den
geestelijken achtergrond der dingen niet uit
het oog te verliezen en zoodoende den goe
don geest in het leger bevordert.
J.C.R.V. 10.30 Tijdsein.
ltcn.>t. tc lelden door Os.
ïerv. pred. tc O.id-Loos-
Oodsd. halfuurtje. 12.—
'liticberichten, 12. 151.15
foonpl alen. :—J Flaten-
2»8 11. nS
UIT HET SOCIALE LEVEN
PRIJZEN VAN TA BA K SF A BR IK ATEN
Op uitnoodiging van de Ned. Bond van Siga-
renwinkeliersvereenigingen hebben 10 organi
saties van belanghebbenden by de bescher-
j van de prijzen van tabaksfabrikaten te
Utrecht vergaderd. Men wil komen tot alge-
heele prysbescherming van cigarettcn cn boy-
van hen, die de pry zen niet handhaven.
Maar kwam in beginsel overeen; ter berech
ting van het gestelde »k>el een federatief lei
dend lichaam in te stellen, gebaseerd op een
overeenkomst waarbij met tto belangen van
alle aangeslotenen wordt gerekend.
HERSTELLINGSOORD SPOOR- EN
TRAMWEGPERSONEEL.
Te Utrecht wordt 26 dezer een buitenge
wone algemeene vergadering gehouden van de
Herstellingsoord-Vereeniging van personeel in
dienst van spoor- en tramwegen en andere
aan het spoor- cn trambedrijf verwante trans
portondernemingen.
Op de agenda komt een Wstuursvoorstel
voor tot wijziging van het huishoudelijk regle
ment beoogende het bestuur, bestaande uit ten
hoogste 17 personen, groepsgewijze te doen
samenstellen, in dier voege, dat daarin ge
kozen worden 9 leden der Nederl. Vereeni
ging van Spoor- cn Tramwegpersoneel, 2
leden van den Prot. Chr. Bond van Spoor- en
Tramweg-personeel, 2 leden van «ion bond
van ambtenaren in dienst bij de Neder!. Spoor
wegen, 2 leden van den Centralen Bond van
Spoor- en Tramwegpersoneel, en 1 lid niet
behoorer.de tot een der vorengenoemde gToc-
pen. Voorts wordt een crediet van f 58.00b
voor den bouw van een kinderhuis aange
vraagd. l
WERKTIJDEN PERSONEEL P. T. T.
In een vergadering van de ofdeelhlg Am
sterdam van den Centralen Bond van P.T.T.
personeel, in de Koopmansbeurs gehouden,
werd met algemeene stemmen een nvlie
aangenomen, waarin een dringend beroep
wordt gedaan op den minister van W ater
staat en den directeur-gen era al der P.T.T.
om de beslissing inzake den drie bostelIei
gendienst spoedig te nemen en waarin het
lager en technisch personeel <icr P I T. nis
zijn oordeel uitspreekt, dal «le werktijd op
hoogstens 48 uur per week dient tc worden
bepaald, waarbij voor het technisch perso
neel reistijd als werktijd moet worden ge
steld. Tenslotte wordt in dc motie gewezen
op het fait, dat door dc rationalisatie van
den dienst een werkweek van minder dan
48 uur in alle opzichten te verdedigen zou
zijn.
EEN KROKODILLEN-TRANSPORT
In Berlijn is een zending van duizend krokodillen aangekomen uit Florida (Ver
Staten). Zij waren in kisten verpakt en hadden gedurende de reis niets te eten
gekregen. Een oppasser is bezig aan een hunner
„sclirobbecring" to geve
FEUILLETON
Vrij naar het Engelsch.
door P. W. J. J.
„Ik zal hem ook gauw zijn avondeten ge
ven, don schat", zei Tops op moederlijken
toon, terwijl ze het zware kind van Toby
overnam. Zij ging daarop in de achterkamer
met hem op schoot zit/ten en of de maaltijd
van geweekt brood met reuzel misschien
wat zwaar voor hem was, hij viel tenminste
dadelijk weer in slaap en werd door Tops
te bed gelegd.
Daarop haalde zij een kom met water,
Waschte het gezicht en de handen van dc
twee andere kinderen en stopte die ook in
bed, en of de vetgesmeerde boterhammen
hen ook wat zwaar lagen misschien, zij vie
len tenminste ook dadelijk in slaap.
Nu had Tops voor het eerst sedert dien
tniddag een oogenblik om over alles na te
donken. Ze was benieuwd, hoe laat haar
stiefmoeder thuis zou komen en wat ze wel
eeggen zou.
Toen herinnerde zij zich, wat haar vader
gezegd had en dat ze haar best moest doen,
om haar eigen moeder tot eer te zijn. Tops
Wilde, dat zij maar geweten had, hoe clie
moeder geweest was.
„Ik weet, tenminste, dat zij ook een vader
had, die van haar hield," zei ze bij zichzelf
terwijl ze het medaillon door haar vingers
Met glijden. Daarop deed ze het even af, om
het wat beter tc bekijken en zag nu, dat het
open kon en twee portretten bevatte, een
van een vriendelijk uitzienden man en een
een vrouw, die haar met teederen blik
aankeek, zoo leek het haar tenminste.
„De vader en moeder van mijn moeder",
zei ze, „dan zijn het mijn grootvader en mijn
grootmoeder. Wat zien ze er lief uit! Wat
zou ik graag weten, waar ze wonen!"
Ze keek eens naar haar slordige kleeren
„Ik zie er heelemaal niet uit, alsof ik fa
milie van hen was. Dat dacht vader zeker
ook vanmiddag."
Maar hoe zou ze daar verandering in
brengen? Juffrouw Wills had haar niet de
mhiste .netheid geleerd. Haar ideaal, wat
netheid betrof, was juffrouw Guhbins. Als
ze er maar zoo uit kon zien!
„Ik zal mijn best doen," fluisterde ze en
stopte gauw het medaillon tusschen haar
blouse, want zij hoorde haar moedor aan
komen.
Ondertusschen voelde juffrouw Guhbins
zich ver van op haar gemak achter de toon
bank van haar winkeltje.
Ze verkocht dien avond veel meer harin
gen dan gewoonlijk en van verscheidene
van haar klanten hoorde zij van het onge
val, dat Tom Wells gehad had. en haar
geweien plaagde haar wel wat, als ze er aan
dacht, hoe hard ze tegen zijn kind was ge
weest, terwijl die in zoo'n groot verdriet
was. Toen zei ze echter weer bij zichzelf:
„Je moet met dat soort, mensahen oppassen
als je een beetje vriendelijk tegen hen bent,
maken ze er dadelijk gebruik van. Veel
kon ze ook niet gevoeld hebben, anders
zou ze niet zoo'n behoefte aan reuzel ge
had hebben op zoo'n tijd. Een ander kind
zou mict eens trek in eten hebben gehad."
Rust had juffrouw Gubhins er echter niet
onder.
„Toby," riep zp, terwijl zij zijn avond
eten klaar maakte, „heb je gehoord, dat
Wells van hiernaast een ongeluk gehad
heeft en vanmiddag overleden is?"
„Ja, dat heb ik. en die kleine Tops is het
dapperste kleine ding, dat ik ken. Die moe
der deugt tot niets."
„Ik mag ze geen van allen lijden, Tohy, en
ik denk er hard over, oni aan den huisheer
te vragen, of hij ze er niet uit kan zetten."
„Als iemand een helpende hand uitstak
naar Tops, dan zou daar wel wat van te
maken zijn. Kan u zich niet misschien over
haar ontfermen?"
Juffrouw Guhbins gaf geen antwoord,
maar deetl dc keukendeur met, een ©lag
dicht, om te laten zien, dat zijn opmerking
haar goedkeuring niet wegdroeg.
HOOFDSTUK IV.
Dakloos.
„Een mooie dochter heb ik aan jou!" was
de begroeting van juffrouw Wells. Zij ging
op den stoel zitten, waar Tops gauw van
op was gestaan, zoodra ze haar hoorde aan
komen. „Om geen oogenblik moeite te doen,
om mij te vinden, terwijl je arme. goede
vader «laar lag te eterven. Ik heb nog
nooit van zoo iets gehoord. Om daar maar
zoo naar het Ziekenhuis te gaan in je
eentje, om de familie te vertegenwoordigen,
en mij, die er had moeten wezen, in on
wetendheid te laten. Ik geloof niet, dat je
een greintje gevoel heb in je heele lichaam;
maar je zult wel gauw een toontje lager
gaan zingen. Je hebt hier lang genoeg lui
rondgeloopcn, al wou je vader dat niet in
zien, Zorg nu maar, dat ik gauw wat te
eten krijg, en sta me niet zoo aan te kijken."
Tops voelde zich heelemaal versuft, en
daarbij was 'liet niet gemakkelijk, om voor
eten te zorgen, als de kast leeg is.
„We hebben alleen nog wat brood In
huis," antwoordde ze gemelijk, „maar ik kan
wel een kopje thee voor u zetten. Er is nog
een half schepje in liet kistje. Het is Vrij
dagavond, dut weet u."
Zoo zeggende stak Tops liet petroleum
stel aan en zette den waterketel er op.
Het feit, dat de kast leeg was, verbaasde
juffrouw Wells geenszins. Ze voelde in baar
zak en haalde er een stuiver uit „Hier," zei
ze, „ga gauw een gerookten haring voor me
halen bij juffrouw Guhbins, maar een met
een 'hom, denk er aan. Let goed op, wat ze
je geeft, want ik heb "trek."
Tops deed wat haar gezegd werd. liet
was al laat, en juffrouw Guhbins dacht er
juist over, om te gaan sluiten. Zij vvns zeer
verbaasd haar al weer binnen te zien ko
men en zei bij zichzelf: „Als ik niet oppas,
krijg ik gerust nog last van haar."
Tops daarentegen, was nog altijd vervuld
van de noodzakelijkheid om een verbetering
in baar uiterlijk tc brengen, wilde zij ooit
haar moeders familie eer aan doen. Zij
staarde juffrouw Guhbins nu zelfs met een
zekere v ereering aan.
„Als ik er maar zoo uit kon zien, als zij",
dacht, zij bij zich zelf en ging eens na wat
juffrouw Guhbins er toch zoo netjes deed
uitzien. F.en zwarte kanton muts, heel glad
gekamd haar, met een scheiding in het mid
den, een zwarte alpaca japon met git nfge-
zet, eon wit boezelaar, een kanten kraagje
en een groote gitten broche. Tops had alles
goed in zich opgenomen. Zc voelde eens naar
haar kostbaar, gouden medaillon. „Eón ding
heb ik toch beter dan juffrouw Gubhins, al
weet ze het niet", en ze liet haar blik weer
op de gitten gitten broche rusten.
„Wel, wat was er?" vroeg juffrouw Guh
bins ongeduldig. „Je moest al lang in bed
liggen, /.ou ik zeggen".
..Heeft u ook zoo n haring voor me. zoo
als ik vanmiddag voor u besteld heb?".
„Heb je ook nog meer noodig? Al hen ik
nu ëón keer eens vriendelijk voor je ge
werst, den behoef je niet uieteen nog eens
te komen. Ik wist al. dat ik er spijt van zou
hebben".
„Hier is het geld", zei Tops op trotschen
toon. „Ik kom dezen keer niet om een gunst
vragen".
Juffrouw Guhbins had bet land, dat zo
zich zoo haastig had uitgesproken en pokte
den haring gauw in een stuk van een cou
rant
„Het is er toch wel een met een hom?"
vroeg Tops. „Mpeder zei. dat ik goed op
moest letton, wat ik kreeg
„Als jullie maar bereddering genoeg
hebben voor je stuiver", zei juffrouw Gub
hins knorrig. „Had het er dan meteen hij
gezegd, wat het wezen moest, en maak nu
maar gauw, dat je wegkomt Staar me toch
niet langer zoo aan!"
„Ik ki-ck alleen maar. hoe het toch kwam.
dat u er zoo netjes uitziet", antwoordde
Tops mot een snik.
„Juffrouw Guhbins ziet alleen mijn slordi
ge jurk", zei ze hij zich zelf, „maar zij weet
niets van mijn gouden medaillon. Zij heeft
alleen maar een gitten broche cn getroost
stapte zij hun woning binnen.
Juffrouw Wells zat nog not, als toch Tops
haar verlaten had. Zij zag, a.s 't kon, ert.og
een beetje slordiger uit dan gewoonlijk.
Tops zette gauw de thee. en juffrouw
Wells at blijkbaar met smaak haar haring
op, terwijl Tops er hij stond en een stuk
droog brood opknabbelde. Dat zij niets van
den haring kreeg, verbaasde haar niet zoo
zeer, als «ie gulzigheid, waarmee haar moe
der die naar binnen werkte onder de om
standigheden. Nu cn dan ze: tc een enkel
woord tegen Tops, maar altijd over hetzelf
de onderwerp: dat zc niets meer met haar
te maken had, dat zo nu maar moest zien,
hoe ze haar brood kon vendienen.
Tops voelde nog eens tersluiks naar haar
medaillon en dacht: „Ik hoop mijn moedor
tot eer te zijn. Ik zal wel mijn hosi^en
om werk te vinden".
ij hield echter veel van de kinderen.
Wat zou er van hen worden, als hnar moe
der hij haar plan bleef en haar op straat
zette?
..Ik zal maar niet weggaan, voor ze het
nog eens zegt", dacht Tops en toon ging re
naar boven m ping naast kleine Annie lig
gen en nam bet handje van het kiene kind
in de hare en kuste het Kleine Ubert lag
in de wieg naast haar bed en ze boog zirh
over hem heen en gaf ook hem heel zacht-
Ijw een kus.
De maan scheen helder door het kleine
zenster Tops vergat wel eens haar avond
gebed te doen. maar nu had ze er behoefte
aan, om te bidden, /ij leg.k het handje van
Annie neer, vouwde haar handen samen en
zei: ..O, Ileor. nu heb ik niemand meer, om
mij lief te hebben, dan IJ en Tohy. Helpt V
mij, ais je blieft, om te worden, zooals moe
der was. Amen".
(Wordt vervolgd.)"