Radio Nieuws. TOPS DONDERDAG 15 MEI 1930 DERDE BLAD PAG. 9 BOND VAN VEREEN. VOOR MIDDELBAAR- EN VOORBEREIDEND HOOGER ONDERWIJS waaraan wij ons moeten onderwerpen op straffe anders geldige of niet-volkomen ken nis te verkrijgen. (Vollen/hoven), 'Ém ALGEMEENE VERGADERING TE UTRECHT REFERAAT VAN A. J. DREWES B.Tzn. In bet Gebouw voor Kunsten en Weten schappen te Utrecht hield vandaag de Bond van Vereenipitipen voor Christelijk Middel- baar en Voorbereidend Hoogcr Onderwijs onder presidium van Prof. Dr. V. II. Rut gers zijn algemeene vergadering. Nadat de vergadering op de gebruikelijke wijze was geopend, werden verschillende jaarverslagen uitgebracht en eenige buishou delijke zaken behandeld. Hierna refereerde de heer A. J. D rewes over: „De beginselen, die ten grondslag die nen te liggen aan (het onderwijs in de Wis kunde op onze Scholen", Referaat A. J. Drewes B.Tzn. Het spreken voor een vergadering van niet-vakgenooten over een onderwerp uit het wiskundig gebied, noemde spr. een moeilijke taak. De wiskunde hoeft nu een maal een ongunstige reputatie; reeds tut hoofde der keuze van het veld van onder zoek heeft inleider niet aller sympathie, waarbij nog komt de moeilijkheid, hoeier de spreker zijn hoorders kan meevoeren. De keuze van het onderwerp is echter van het bestuur van den ELoid uitgegaan en spr. zal niet teveel in bijzonderheden afdalen Allereerst dient erop gewezen, dat de Kri tiek dient te gaan over de bcgni^vomiing der vakwetenschappen en daarover alleen. Het heeft natuurlijk geen zin ae vakweten- eehappelijke resultaten te loochenen. Dc wiskundige wetenschap heeft op zeker ter rein haar eigen taak te verrichten Hierbij hebben we ons echter te verwachten voor vakexpansie en voor het onjuist zien van de taak. Deze taak mogen we niet autonoom vaststellen, ze is ons door God als wetgever voorgeschreven eat bestaat an het aflezen van dc aanvankelijk voor ons veiborgen yen-ordeningen. Spr. brengt eenige belangrijke momenten uit de geschiedenis der wiskunde naai- vo ren, waaromheen zich concentreert de strijd der ideeën, waarbij eenige hoofdrichtingen la onderscheiden zijn. In de school der Pythagoreeers maken we voor het eerst kennis met de psvchomonis- tische richting in de wiskunde, die we for- malisne noemen. De ontdekking van het ir rationale getal deed voor de eerste maal on dervinden, dat de realiteit meer >s dan het denken. Zlco zien we de empiristische rich ting optreden, die het materialistisch mutis me belijdt en door het aannemen van hjno- tomen een oplossing zoekt voor de onder vonden moeilijkheid. Ten slotte van den wc de resultaten van den strijd verwerkt ln do Elementen van Euclides, geschreven onder invloed van Plato en Aristoteles. Spr. geeft vervolgens een overzicht van don strijd om het parallellenpostulaat van Euclides, die na 2000 jaar leidde tot dc ontdekking der piet-euclidische meetkunden. Deze ontdekking scheen aanvankelijk een kans te geven aan het empirisme. De ont dekking, dat de meetkunden volkomen ge lijkberechtigd naast elkaar staan uit het oogpunt der denkmqgelijkheid, deed het for malisme weer terrein winnen. Dit ziet de logische norm als het alleewbeslissend mo ment en stelt, met name in de axiomatiek, ding gelijk aan relatie. Deze richting, con sequent doorgevoerd, leidt tot de11 ontkenning van het absolute. (Mannoury). De dualistische richting in de wiskunde (het intuition!sme) erkent de eigensoortig heid van psyche en physis beiclc en past dien in het systeem der theïstische wereld beschouwing. Het leert, dat analytische intuïtie ons de momenten der reëele succes sie, door God geponeerd, doet onderscheiden Deze realiteit der successie ligt ten grond slag aan de arithmetiek; op haar berust het beginsel der volledige inductie, waardoor de mensch het eindelooze in zijn dtnken kan beüekken. (Poincaré). De ontdekking der niet-euclidischc meet kunden deed dc Kantaaansche opvatting, dat de euclidische axioma's synthetisch apri- oristische oordeelen waren, als onjuist in- rien. We moeten niet spreken van ruiuite- hituifcie. Intuïtief is slechts datgene, wat on middellijk wordt beleefd en ruimte is niet te beleven. We moeten onderscheiden ruim te-constructie en ruimte-inhoud. We kunnen eoaistrueeren ruimten van elk willekeurig aantal demensies, al of niet euclidisch, on ze ruimte-indruk is echter euclidisch, drie dimensionaal. Deze voorkeur staat waar echijnlijk in verband met dc drie halfcirkel vormige kanalen in ons gehoororgaan. Dat onze logische verwerking van con- ereet-intuitieve Gegenstande in het gegeven uitkomt, is daaruit te verklaren, dat er een logische orde in ons denken is, die harmo nieert met de orde in het onafhankelijk van bet denken gegevene, wijl beide afkomstig zijn van den zelf den Logos. Anderzijds stelt en handhaaft de Geest de normen en idealen MIDDAGVERGADERING. In de middagvergadering refereerde Prof. Dr. W a t e r i n k, van Amsterdam, over: „De Geschiedenis van het Gymnasiaal On derwijs in Nederland". Spr. begint met op te merken dat het on derwerp eigenlijk veel te breed is voor een referaat van een uur. Wat hij geeft is dan ook eigenlijk meer een schema van de ge schiedenis van het gymnasiaal onderwijs. Dij een onderwerp als dit moet eerst het eindpunt bepaald worden. Dat eindpunt is de wet van 1876. Immers latere veranderin gen zijn niet zoo ingrijpend, dan dat bij den beperkten tijd van thans een bespreking noodig zou zijn. Voor 1S76 werd het gym' nasiaal onderwijs geregeld door K.B.'s. Do wet van 1878 was echter wel ingrijpend. In 184S waren er in Nederland 70 gymnasia tezamen met 2-fcl leeraren (gemiddeld dus nog geen -1), en 1888 leerlingen (gemiddeld dus 26 27). Na 1876 bleven er slechts 29 over met 430 leeraren, (gemiddeld per gym nasium dus 15 leeraren), en 2500 leerlingen (gemiddeld dus ongeveer S5 leerlingen). Dil jaartal 1876 nu kan als eindpunt van onze verhandeling beschouwd worden. Toen toch ontstond het gymnasium zooals we heUnu kennen, cn begint dus de gegenwartige%e schichte. Veel moeilijker is het te bepalen waar hef beginpunt ligt. Voor we het beginpunt be palen kunnen, moeten wc ©preken over de naam „gymnasium". Immers de latijnsche school werd niet in eens in gymnasium omgedoopt. liet woord „gymnasium" kwam in'de 14e en 15e eeuw vrij veel voor. Er werd dan gedacht aan een wonslelpark, speciaal aan een geestelijk vyorstelpark. En na de opkomst der univer siteiten ontstond het gymnasium als een soort internaat onder kerkelijk toezicht. waar jongere studenten voor de universi taire studie werden opgeleid. Zoo bijvoor beeld in Keuion in de 15e eeuw. Maar wanneer het met de gymnasia zoo ver'is, dan groeien zij in plaats van de la tijnsche 6oholen. De vraag moet gedaan wor den of de latijnsche school van de Middel eeuwen werkelijk als een soort embryonalen vorm van het gymnasium is te beschouwen Spreker geeft een overzicht van de ont wikkeling van de binnen- en buiten-klooster scholen. van de opkomst van de stedelijke latijnsche school en van het onderwijs zoo als het zich tot het eind van de 11e eeuw ontwikkelt. Naast de bestaande latijnsche school wordt nu echter een nieuwe latijnsche school opgerioht, die men werkelijk als iets anders ziet dan de oude stedelijke latijnsche school. Zoo b.v. in 1380 in Amersfoort on der leiding van de broeders des gemeenen levens, en in 1474 te Utrecht ook al wee» onder invloed, zoo niet rechi6treeks, dan toch zijdelings van de broederschap. Uit deze nieuwe scholen nu zijn de latere latijn sche 6cholen van de 16e en 17e eeuw ont 6taan. En daar ligt dus ook de oorsprong van ons gymnasium. Voor de historie van den overgang heb ben we eigenlijk weinig bronnen, ofschoon ruim voldoende om ons een juist inzicht in den toestand te geven. Intusschcn blijft de vraag onbeantwoord vanwaar nu eigenlijk die nieuwe school, zooals die dan aan het eind van dc 14e en in de 15e eeuw in Ne (Ierland werd gevonden, komt. Ten dezen opzichte beslaan er allerlei misverstanden Als curieus voorbeeld hiervan moge ge noemd worden dat op grond van liet feit. dat Melanchton praeceptor-gvmnnsine heet door èen Engelsoh auteur, die schrijft over de geschiedenis van de opvoeding, het gym nasium van Lui.k waarin Sturm het voor beeld vindt voor zijn groot gymnasium le SLrassburg, genoemd wordt als een prachtig voorbeeld van Melauch ton's invloed, omdat het naar Melanchton's eischen zou zijn op gericht. Als men nu weet. dat het gymna sium te Luik reeds vóór Melanchton be stond, blijkt wel hoe men de dingen door elkander haalt. Toch hebben we juist in dat gymnasium te Luik een mogelijkheid om den knoop, die hier ligt. te ontwarren. Langen tijd heeft men gedacht dat Sturm eigenlijk de vader was van het gymnasiaal onderwijs zooals wij het kennen. Uit het feit echter, dat liij weinig anders deed dan Luik copieeren, volgt reeds onmiddellijk dat deze opvatting onhoudbaar moet zijn. Indien nu Luik origineel was, zou de moeilijkheid misschien grooter zijn dan thans. Maar gelukkig weten we iioe de sticking in Luik ontstond. Luik is n.l. be zonnen onder invloed van de broederschap des gemeenen levens. Immers de fraters vai Den Bosch openden daar in 1496 de St. Hieronymusschool. Nu komt natuurlijk de vraag op, van waar de broeders des ge meenen levens hun schoolplan hadden. Luik moet uit den aard der zaak komen uit Den Bosch en in Den Bosch stichtten zij in 1424 een school die in korten tijd 1200 leerlingen had en een sterke concurrent werd van de school aan den IJssel. De broeders uit Den Bosch hadden hun organisa.tie echter weei overgenomen van de inrichtingen in Devon ter en Zwolle. Enkele markante punten van die school inrichting zijn b.v. deze, dat de Prof. Br. J,. WATERINK examens in den vorm van overgan; examens geregeld plaats hadden, dat er verklaringen van latijnsche teksten gegeven werden, en dat er disputaties gehouden wer den waaraan èn meester èn leerlingen deel namen. Deze markante punten vindt men juist bij de scholen van de broederschap. Het oude systeem van de triviaalschool met de drie klassen is daarmee verlaten. In de scholen van de broederschap was het lager onder wijs van het onderwijs dat we thans voor bereidend onderwijs noemen, gescheiden. Er wai bovendien reeds een begin van de differentiatie der wetenschappen. Op de scholen van de broederschap was gelegen heid zich min of meer te beperken tot een bepaald vak. Iels wat tegenover den vroeg- niiddeleeuwschcn toestand waarbij iedere geleerde encyclopedist was, een werkelijke verandering beteekent. Van waar komt nu eigenlijk die ingrijpen de wijziging? Het antwoord op die vraat; luidt, dat de wijziging het werk is van ch Zwolschen rector Jan Cele. Cele was geen lid van de broederschap, maar leefde met de broeders in de grootste vriendschap. Hij was een tijdgenoot van G?ert Groote. die van ?3401384 leefde. Het is niet mogelijk om achter Cele nog een lijn aan te wijzen, waarlangs de ont wikkeling zich bewogen heeft. Het meest waarschijnlijke is dat Zwolle onder Cele de eerste plaats geweest is waar de oude tri viaalschool den vorm aannam van de school met 6 of meer klassen. Zoo. ligt dan het begin van de geschiede nis van het gymnasiaal onderwijs in Neder land, in Zwolle, en kunnen we er zelfs of meer prat op gaan als Nederlanders dat dit Zwolsóhe voorbeeld geleidelijk in heel West-Europa werd overgenomen. Cpr. toont vervolgens aan hoe eerst lang zamerhand het besef doordrong wat de nieuwe echoolinrichting beteekonde. Nog vele jaren willen de vroedschappen b.v. dat de school in ieder geval ook dienen zal tot opleiding van goede koorknapen. Spr. schildert verder de schoolgebouwen van de 15e en de löe eeuw, en teekent de ontwikkeling van het gymnasiaal onderwijs in het plaatselijk milieu. Aan het einde van de 16e cn aan liet begin van de 17e eeuw valt de periode van de conflicten met de kerkeraden cn classes der Gereformeerde Kerk, die op verschillende plaatsen ingre pen om Roomsch-Katholieke en Remon- strantsche rectoren te doen verdrijven. In de 17e eeuw schijnen de meeste scholen 6 tot 8 klassen 'gehacl te hebben. Men telde toen van boven naar beneden: de eerste klas was toen de hoogste. De hoogste klas sen stonden onder den rector, de volgende onder den con-rector, de laagste onder de praeceptoren. Vervolgens wordt de ontwik keling van het gymnasiaal onderwijs in de 17e en lSe eeuw nagegaan. Het kan niet worden ontkend dat in velerlei opzicht een inzinking in dc wetenschappelijke waarde van het onderwijs en vooral na de z.g. Gouden Eeuw moet worden geconstateerd Dit hing op vele plaatsen samen met het feit dat een zeker conservatisme aan het reformeeren van het gymnasiaal onderwijs naar den geest van den tijd, in den weg slaat. De geheel nieuwe denkmethode, die na Baco van Verulam veld won, drong eerst geleidelijk in het gymnasium door en eerst langzamerhand kregen de wiskundige vak ken een beurt. Zelfs moet worden geconsta teerd dat op enkele plaatsen de oude latija sche school nimmer tot het doceeren van de wis- en natuurkundige vakken overging. Spr. geeft tenslotte een teekening van het gymnasiaal onderwijs in de 19e eeuw vóór de wet van 1876. De toestand was op ver schillende gymnasia meer dan droevig. Om veel leerlingen naar liet eigen gymnasium te halen, maakte men het verkrijgen van een toegangsbewijs voor de Hoogeschool heel gemakkelijk. De geringe eischen die de Hoogeschool bij het toelatingsexamen stelde, waren niet bevorderlijk voor de opleiding van de gymnasia. Van goede gymnasia kon den de leerlingen die in aanmerking kwa men voor de bevordering naar de Hooge school, heel gemakkelijk een toelatings examen voor de Universiteit doen. Aan een kleine latijnsche school, die .wegens invoering van de wet van 1876 in October 1881 moest worden opgeheven, wer den eindbullen uitgereikt aan leerlingen, die pas in September van dat zelfde jaar op het gymnasium gekomen waren. Spr. eindigt met de verwachting uit te spreken dat het gymnasiaal onderwijs, dal helaas door de jongste verandering minder het karakter van het oude gymnasium ver toont dan gewenscht is, toch voor de toe komst van ons volk een groote beteekenis hebben zal. NATIONALE CHRISTEN ONDEROFFICIEREN-VEREEN. Algemeene vergadering te Utrecht EEN BEMOEDIGEND WOORD VAN DEN VOORZITTER „l LGE31EEXE VEPEEXIG/.VC OF VAKVEREEXIGISG" het Tehuis voor Militairen, Wed, Utrecht, wei'd heden de algemeene vergade ring der Nationale Christen Onderofficieren eniging gehouden. t samenzijn werd geopend met het zin van Gezang 22 1, 2 en 3. Daarna werd gelezen Psalm 73 en geiteden. Nadat de Ge loofsbelijdenis is gelezen hield de vjorzitter de heer C. Oran j e, van Deventer, een Openingstoespraak, waarin hij allereerst herdacht dc overleden leden De Korte, Van Keulen, Van Wijck en Bos alsmeae hun nagelaten weduwen kinderen. De vergadering hoorde dit woord ter gedachtenis siahnde aan. Spr. wenschte op deze algemeene verga dering, de eerste die hij als voorzitter der Vereen iging leiden mag, een bemoedigend wooaxl sproken. Dat hébben we immers allen noodig. Vooral wij, die het betuigen, buiten Jezus niets te bezitten. Vooral noodig in onzen tijd, waarin schier alles en een ieder zat van onrust is, in deze wereld van het krom me, dat niet recht gemaakt kan worden. De roep om broederschap en vrede wordt overstemd door de kreten van vijandschap cm klassestrijd. De geest van toenadering tusschen de volkeren wordt verdrongen door het eigenbelang. De vlootconferentae mislukte en Italië be sloot tot den bouw van 30 cwrlogschepen. Up de ontwapeningsconferenties komt men met verder, dan in verband met eigen liglieid toelaatbaar is. Op economisch gebied is de stijgende lijn verre te zoeken. Schier elkeen spreekt van malaise en achteruitgang van zaken. Onze tijd kenmerkt zich, zegt spr., als een tijd van levensmoeheid, 't Is een tijd van op stand en verzet tegen het gezag, van vijand schap tegen God, van inirgeroorlog en van revolutionaire wtoelingen. Ook in de onderofncierswereld treft men die onrust aan. Gij ondervindt liet elk op uw manier hoe de toestand onbevredigd heid schenkt. Men behoeft slechts het woord „reorgani satie" te noemen om de heerschcnde onrust aan te wakkeren. Vooral de geschiedenis der laatste jaren wettigt die vrees dan ook voldoende. Het ging steeds in dalende lijn. Ook thans worden weer plannen uitgewerkt voor een nieuwe herziening van de organi satie der weermacht. Wij weten niet wat van deze dingen worden zal, want over al les hangt een sluier van geheimenis. De rust in bet korps zal eerst weerkeeren, wanneer dat alles openbaar zal zijn gewor den. Spr. meont echter heden die onrust niet te mogen voeden en evenmin te moeten wij zen op al de mistoestanden in het leger, tenge\ olge van vurige reorganisaties, als daar zijn o.a. bevordering, dienst- en rust- tijdon en nog zooveel meer. Neen,,wij gaan die nooden niet onbewogen Voorbij, zegt spr. Ook al zouden ze ons zelf niet betrcfien, dan nog gebiedt ons beginsel ons, om het kromme te helpen recht te ma- kon. Immers het kromme is verstoring, dis harmonie. Dat past niet in een Christelijke samenleving. Dat strekt niet tot Gixls eer en daarom hebben wij te jagen naar de vol maaktheid, ook op maatschappelijk gebied. Het is des Christens kraoht, dat hij door het geloof niet onder de nooden bedblven raakt. In 't geloof zien wij de dingen in hoo- ger licht en al begrijpen we de wegen niet altijd, die God met ons houdt, wij gelöoven toch dat al deze dingen ons ten goede mede moeten werken. Hoe het ook met ons ga in dit leven, vast staat, dat we reizigers naar de eeuwigheid zijn. Temeer hebben we dan quk te luiste ren naar de roepstemmen, die ons dagelijks tcgenklinken. Dat we dan den tijd mogen uitkoopen.dat we werken zoolang als het dag is, met al de gaVon en krachten, die God in ons gelegd heeft, zóó alsof we hier eeuwig zouden moe ien blijven, maar ook zóó alsof wc elk oogen blik opgeroepen' zullen worden cn reken schap af te leggen van hetgeen we gedaan hebben, hetzij goed hetzij kwaad. Straks, als Jezus Ghristus alle diingen on derworpen zullen zijn, zal ook de Zoon zelf onderwdrpen worden, Dien Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij al les in allen. Dan geen sociale nooden meer, geen ziek te en geen pijn, daar uurden alle tranen san de oogen afgcwischt en zal het eeuwige heerlijkheid zijn. Als we zoo in de toekomst blikken, als we ons leven, ook als onderofficier in hooger in eeuwigheidslicht bezien, dan, gaan we vol vertrouwen voorwaarts. In de morgerrvergadering werden verder verschillende liuislioudelijke zaken behan deld. MIDDAGVERGADERING Middags sprak het Tweede Kamerlid H. W. T i 1 a n u s over: „Algemeene Yereeni ging of Vakvereeniging'. De hoer T i 1 a n u s bogon te herinneren xii een artikel door hem in December 1918 geschreven in „Dc Nederlander", waarin luj aanspoorde tol de rierenvereeniging in •en Chr. Militaire ereen iging; hij stel de de vraag of thans, twaalf jaar later, con zelfde aansporing nog" noodig is. Het door hem 1oen ge schrevene behoort in dc eerste plaats be zien te worden in het kader van dien tijd, toen de Onder of fioieren veroen i- ging „Ons Belang", die meer het karakter akoigaeiisalie draagt dan de N.CO.O.V. zich, blijkens haar proclamatie en 14 N" 1918, in dien voor dc Regeering zoo moei lijken revolutionairen tijd, niet met kracht schaarde om Kroon en gezag. Dit opt real en deed de noodzakelijkheid inzien van hel bestaan eener organisatie die, hoe ook hare wenschen zijn op sociaal en maatschappelijk gebied, door een zuiver geluid ieder revolu tionair optreden afwijst. Spr. stond vervolgens stil bij het onder scheid dat er beslaat tusschen een „alge- meenen bond", die een nuttig tegenwicht ormt tegen het te veel opgaan in stoffelijke belangen oai het oog vestigt op den geeste lijken achtergrond der dingen en daarom ook vraagstukken onder het oog ziet betref fende zedelijkheid, drankbestrijding, huwe lijksopvatting e.d. en cem „vakorganisatie" die tot doel heeft terug te geven, wat ten aanzien van organisatie en band tusschen patroon en arbeider, bij de opheffing der gilden is verloren gegaan? Hij vestigt er de aandacht op, dat klassen strijd en vakorganisatie in wezen tegen el kaar indruischen. De gevaren, aan een te zeer op de materie gerichte vakorganisatie speciaal voor militairen toont hij aan. door te wijzen op sommige uitingen van ganen van Chr. Onderwijzers en zelfs he' optreden van den Bond van Ned. Prodi kanten. Dc vraag of een militaire vakbond toe Iaatibaar is, waar omtrent Talma in 1907 aarzelend stond, en Slotemaker de'Bruine zijn „Chr. Sociale Studiën" door een juiste onderscheiding tusschen hetgeen eonerzijdi het actief optreden van de troep aangaat en anderzijds de niet zuiver militaire a&ngc legen he den betreft, een positief geluid deed hooron, is door de Regeering in 1910, vestigden zin beantwoord, door een Ministe rieelo beschikking, thans ook in den In wendipen Dienst opgenomen, waarin het verleg mot militairen en militaire vereen gingen nauw is omschreven. Spr. beziet die ministerieele beschikking nader, mede erband met een geschil daarover gerezen met een van de Militaire Commandanten Tenslotte overweegt hij de vraag, in li mtc do N.CO.O.V. een juiston weg bew deld heeft, ten aanzien van de kwestie „al gemeenen bond" en „vakorganisatie". Gelei op artikel 2 der Statuten cn opmerkend da' het Christendom niet beteekent stilstand, maar kracht, ook voor dc maatschappelijk" sociale verhoudingen, en aan de hand van enkele punten uit de beginsel verklaring det Nat. Chr. Onderoff. vereent ging in 1919 trent haar houding tot wet, orde, gezag en belang concludeett hij dat z.i. de vereeniging den goeden weg heeft ingeslagen, cn in te genstclling tot andere organisaties, naast liet opkomen voor de sociale on maatschappelijke vakbelangen harer leden er naar streeft den geestelijken achtergrond der dingen niet uit het oog te verliezen en zoodoende den goe don geest in het leger bevordert. J.C.R.V. 10.30 Tijdsein. ltcn.>t. tc lelden door Os. ïerv. pred. tc O.id-Loos- Oodsd. halfuurtje. 12.— 'liticberichten, 12. 151.15 foonpl alen. :—J Flaten- 2»8 11. nS UIT HET SOCIALE LEVEN PRIJZEN VAN TA BA K SF A BR IK ATEN Op uitnoodiging van de Ned. Bond van Siga- renwinkeliersvereenigingen hebben 10 organi saties van belanghebbenden by de bescher- j van de prijzen van tabaksfabrikaten te Utrecht vergaderd. Men wil komen tot alge- heele prysbescherming van cigarettcn cn boy- van hen, die de pry zen niet handhaven. Maar kwam in beginsel overeen; ter berech ting van het gestelde »k>el een federatief lei dend lichaam in te stellen, gebaseerd op een overeenkomst waarbij met tto belangen van alle aangeslotenen wordt gerekend. HERSTELLINGSOORD SPOOR- EN TRAMWEGPERSONEEL. Te Utrecht wordt 26 dezer een buitenge wone algemeene vergadering gehouden van de Herstellingsoord-Vereeniging van personeel in dienst van spoor- en tramwegen en andere aan het spoor- cn trambedrijf verwante trans portondernemingen. Op de agenda komt een Wstuursvoorstel voor tot wijziging van het huishoudelijk regle ment beoogende het bestuur, bestaande uit ten hoogste 17 personen, groepsgewijze te doen samenstellen, in dier voege, dat daarin ge kozen worden 9 leden der Nederl. Vereeni ging van Spoor- cn Tramwegpersoneel, 2 leden van den Prot. Chr. Bond van Spoor- en Tramweg-personeel, 2 leden van «ion bond van ambtenaren in dienst bij de Neder!. Spoor wegen, 2 leden van den Centralen Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel, en 1 lid niet behoorer.de tot een der vorengenoemde gToc- pen. Voorts wordt een crediet van f 58.00b voor den bouw van een kinderhuis aange vraagd. l WERKTIJDEN PERSONEEL P. T. T. In een vergadering van de ofdeelhlg Am sterdam van den Centralen Bond van P.T.T. personeel, in de Koopmansbeurs gehouden, werd met algemeene stemmen een nvlie aangenomen, waarin een dringend beroep wordt gedaan op den minister van W ater staat en den directeur-gen era al der P.T.T. om de beslissing inzake den drie bostelIei gendienst spoedig te nemen en waarin het lager en technisch personeel <icr P I T. nis zijn oordeel uitspreekt, dal «le werktijd op hoogstens 48 uur per week dient tc worden bepaald, waarbij voor het technisch perso neel reistijd als werktijd moet worden ge steld. Tenslotte wordt in dc motie gewezen op het fait, dat door dc rationalisatie van den dienst een werkweek van minder dan 48 uur in alle opzichten te verdedigen zou zijn. EEN KROKODILLEN-TRANSPORT In Berlijn is een zending van duizend krokodillen aangekomen uit Florida (Ver Staten). Zij waren in kisten verpakt en hadden gedurende de reis niets te eten gekregen. Een oppasser is bezig aan een hunner „sclirobbecring" to geve FEUILLETON Vrij naar het Engelsch. door P. W. J. J. „Ik zal hem ook gauw zijn avondeten ge ven, don schat", zei Tops op moederlijken toon, terwijl ze het zware kind van Toby overnam. Zij ging daarop in de achterkamer met hem op schoot zit/ten en of de maaltijd van geweekt brood met reuzel misschien wat zwaar voor hem was, hij viel tenminste dadelijk weer in slaap en werd door Tops te bed gelegd. Daarop haalde zij een kom met water, Waschte het gezicht en de handen van dc twee andere kinderen en stopte die ook in bed, en of de vetgesmeerde boterhammen hen ook wat zwaar lagen misschien, zij vie len tenminste ook dadelijk in slaap. Nu had Tops voor het eerst sedert dien tniddag een oogenblik om over alles na te donken. Ze was benieuwd, hoe laat haar stiefmoeder thuis zou komen en wat ze wel eeggen zou. Toen herinnerde zij zich, wat haar vader gezegd had en dat ze haar best moest doen, om haar eigen moeder tot eer te zijn. Tops Wilde, dat zij maar geweten had, hoe clie moeder geweest was. „Ik weet, tenminste, dat zij ook een vader had, die van haar hield," zei ze bij zichzelf terwijl ze het medaillon door haar vingers Met glijden. Daarop deed ze het even af, om het wat beter tc bekijken en zag nu, dat het open kon en twee portretten bevatte, een van een vriendelijk uitzienden man en een een vrouw, die haar met teederen blik aankeek, zoo leek het haar tenminste. „De vader en moeder van mijn moeder", zei ze, „dan zijn het mijn grootvader en mijn grootmoeder. Wat zien ze er lief uit! Wat zou ik graag weten, waar ze wonen!" Ze keek eens naar haar slordige kleeren „Ik zie er heelemaal niet uit, alsof ik fa milie van hen was. Dat dacht vader zeker ook vanmiddag." Maar hoe zou ze daar verandering in brengen? Juffrouw Wills had haar niet de mhiste .netheid geleerd. Haar ideaal, wat netheid betrof, was juffrouw Guhbins. Als ze er maar zoo uit kon zien! „Ik zal mijn best doen," fluisterde ze en stopte gauw het medaillon tusschen haar blouse, want zij hoorde haar moedor aan komen. Ondertusschen voelde juffrouw Guhbins zich ver van op haar gemak achter de toon bank van haar winkeltje. Ze verkocht dien avond veel meer harin gen dan gewoonlijk en van verscheidene van haar klanten hoorde zij van het onge val, dat Tom Wells gehad had. en haar geweien plaagde haar wel wat, als ze er aan dacht, hoe hard ze tegen zijn kind was ge weest, terwijl die in zoo'n groot verdriet was. Toen zei ze echter weer bij zichzelf: „Je moet met dat soort, mensahen oppassen als je een beetje vriendelijk tegen hen bent, maken ze er dadelijk gebruik van. Veel kon ze ook niet gevoeld hebben, anders zou ze niet zoo'n behoefte aan reuzel ge had hebben op zoo'n tijd. Een ander kind zou mict eens trek in eten hebben gehad." Rust had juffrouw Gubhins er echter niet onder. „Toby," riep zp, terwijl zij zijn avond eten klaar maakte, „heb je gehoord, dat Wells van hiernaast een ongeluk gehad heeft en vanmiddag overleden is?" „Ja, dat heb ik. en die kleine Tops is het dapperste kleine ding, dat ik ken. Die moe der deugt tot niets." „Ik mag ze geen van allen lijden, Tohy, en ik denk er hard over, oni aan den huisheer te vragen, of hij ze er niet uit kan zetten." „Als iemand een helpende hand uitstak naar Tops, dan zou daar wel wat van te maken zijn. Kan u zich niet misschien over haar ontfermen?" Juffrouw Guhbins gaf geen antwoord, maar deetl dc keukendeur met, een ©lag dicht, om te laten zien, dat zijn opmerking haar goedkeuring niet wegdroeg. HOOFDSTUK IV. Dakloos. „Een mooie dochter heb ik aan jou!" was de begroeting van juffrouw Wells. Zij ging op den stoel zitten, waar Tops gauw van op was gestaan, zoodra ze haar hoorde aan komen. „Om geen oogenblik moeite te doen, om mij te vinden, terwijl je arme. goede vader «laar lag te eterven. Ik heb nog nooit van zoo iets gehoord. Om daar maar zoo naar het Ziekenhuis te gaan in je eentje, om de familie te vertegenwoordigen, en mij, die er had moeten wezen, in on wetendheid te laten. Ik geloof niet, dat je een greintje gevoel heb in je heele lichaam; maar je zult wel gauw een toontje lager gaan zingen. Je hebt hier lang genoeg lui rondgeloopcn, al wou je vader dat niet in zien, Zorg nu maar, dat ik gauw wat te eten krijg, en sta me niet zoo aan te kijken." Tops voelde zich heelemaal versuft, en daarbij was 'liet niet gemakkelijk, om voor eten te zorgen, als de kast leeg is. „We hebben alleen nog wat brood In huis," antwoordde ze gemelijk, „maar ik kan wel een kopje thee voor u zetten. Er is nog een half schepje in liet kistje. Het is Vrij dagavond, dut weet u." Zoo zeggende stak Tops liet petroleum stel aan en zette den waterketel er op. Het feit, dat de kast leeg was, verbaasde juffrouw Wells geenszins. Ze voelde in baar zak en haalde er een stuiver uit „Hier," zei ze, „ga gauw een gerookten haring voor me halen bij juffrouw Guhbins, maar een met een 'hom, denk er aan. Let goed op, wat ze je geeft, want ik heb "trek." Tops deed wat haar gezegd werd. liet was al laat, en juffrouw Guhbins dacht er juist over, om te gaan sluiten. Zij vvns zeer verbaasd haar al weer binnen te zien ko men en zei bij zichzelf: „Als ik niet oppas, krijg ik gerust nog last van haar." Tops daarentegen, was nog altijd vervuld van de noodzakelijkheid om een verbetering in baar uiterlijk tc brengen, wilde zij ooit haar moeders familie eer aan doen. Zij staarde juffrouw Guhbins nu zelfs met een zekere v ereering aan. „Als ik er maar zoo uit kon zien, als zij", dacht, zij bij zich zelf en ging eens na wat juffrouw Guhbins er toch zoo netjes deed uitzien. F.en zwarte kanton muts, heel glad gekamd haar, met een scheiding in het mid den, een zwarte alpaca japon met git nfge- zet, eon wit boezelaar, een kanten kraagje en een groote gitten broche. Tops had alles goed in zich opgenomen. Zc voelde eens naar haar kostbaar, gouden medaillon. „Eón ding heb ik toch beter dan juffrouw Gubhins, al weet ze het niet", en ze liet haar blik weer op de gitten gitten broche rusten. „Wel, wat was er?" vroeg juffrouw Guh bins ongeduldig. „Je moest al lang in bed liggen, /.ou ik zeggen". ..Heeft u ook zoo n haring voor me. zoo als ik vanmiddag voor u besteld heb?". „Heb je ook nog meer noodig? Al hen ik nu ëón keer eens vriendelijk voor je ge werst, den behoef je niet uieteen nog eens te komen. Ik wist al. dat ik er spijt van zou hebben". „Hier is het geld", zei Tops op trotschen toon. „Ik kom dezen keer niet om een gunst vragen". Juffrouw Guhbins had bet land, dat zo zich zoo haastig had uitgesproken en pokte den haring gauw in een stuk van een cou rant „Het is er toch wel een met een hom?" vroeg Tops. „Mpeder zei. dat ik goed op moest letton, wat ik kreeg „Als jullie maar bereddering genoeg hebben voor je stuiver", zei juffrouw Gub hins knorrig. „Had het er dan meteen hij gezegd, wat het wezen moest, en maak nu maar gauw, dat je wegkomt Staar me toch niet langer zoo aan!" „Ik ki-ck alleen maar. hoe het toch kwam. dat u er zoo netjes uitziet", antwoordde Tops mot een snik. „Juffrouw Guhbins ziet alleen mijn slordi ge jurk", zei ze hij zich zelf, „maar zij weet niets van mijn gouden medaillon. Zij heeft alleen maar een gitten broche cn getroost stapte zij hun woning binnen. Juffrouw Wells zat nog not, als toch Tops haar verlaten had. Zij zag, a.s 't kon, ert.og een beetje slordiger uit dan gewoonlijk. Tops zette gauw de thee. en juffrouw Wells at blijkbaar met smaak haar haring op, terwijl Tops er hij stond en een stuk droog brood opknabbelde. Dat zij niets van den haring kreeg, verbaasde haar niet zoo zeer, als «ie gulzigheid, waarmee haar moe der die naar binnen werkte onder de om standigheden. Nu cn dan ze: tc een enkel woord tegen Tops, maar altijd over hetzelf de onderwerp: dat zc niets meer met haar te maken had, dat zo nu maar moest zien, hoe ze haar brood kon vendienen. Tops voelde nog eens tersluiks naar haar medaillon en dacht: „Ik hoop mijn moedor tot eer te zijn. Ik zal wel mijn hosi^en om werk te vinden". ij hield echter veel van de kinderen. Wat zou er van hen worden, als hnar moe der hij haar plan bleef en haar op straat zette? ..Ik zal maar niet weggaan, voor ze het nog eens zegt", dacht Tops en toon ging re naar boven m ping naast kleine Annie lig gen en nam bet handje van het kiene kind in de hare en kuste het Kleine Ubert lag in de wieg naast haar bed en ze boog zirh over hem heen en gaf ook hem heel zacht- Ijw een kus. De maan scheen helder door het kleine zenster Tops vergat wel eens haar avond gebed te doen. maar nu had ze er behoefte aan, om te bidden, /ij leg.k het handje van Annie neer, vouwde haar handen samen en zei: ..O, Ileor. nu heb ik niemand meer, om mij lief te hebben, dan IJ en Tohy. Helpt V mij, ais je blieft, om te worden, zooals moe der was. Amen". (Wordt vervolgd.)"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9