TOILET
FIJNSTE
TOILETZEEP
DIE IK OOIT
GEBRUIKT
HEB!
DONDERDAG 15 MEI 1930
TWEEDE BLAD PAG. 7
DE DUITSCHE ADEL OP DEN
KANSEL
oproep van een keizers
zoon
STRIJD TEGEN HET ONGELOOF
(Van onzen Duitschen correspondent)
Het <lag in den aard der zaak dat iedere
zoon des keizers voor den oorlog een bepaal
de positie bekleedde. Ieder hunner had
dienst te doen bij het leger en aan streng
heid liet de militaire opleiding bij geen hun
ner te wenschen over. Ook werd het vooi
vanzelfsprekend gehouden dat iedere prins
op een bepaalden leeftijd vooral niet U
laat in het huwelijk trad. De toekomstige
echtgenoote werd door den keizer uitgezoent
en natuurlijk stond zulk een keuze in eng
verband met de belangen der dynastie. Het
persoonlijk belang had ook in dezen onder
te doen voor de interessen van den staat.
Ook al bleek later, dat de keuze minder ge
lukkig was uitgevallen en dus het huwelijk
aan de gekoesterde verwachtingen aller-
minst voldeed aan echtscheiding viel niei
te denken, want de keizer liet als „Höch-
ster Herr des Hauses Hohenzollern" niet
met zich spotten.
Pas na den oorlog maakte de omwente
ling een einde aan deze ietwat
geforceerde verhoudingen
Des keizers jongste zoon, prins Joachim, de
lieveling van zijn moeder, maakte in Pots
dam een ontijdig einde aan zijn leven,
nadat zijn vrouw hem in den steek gelaten
had. Men beweert, dat aan de reeds zwaar
lijdende keizerin de ware toedracht der zaan
werd verzwegen. Nog steeds staat het stof
felijk overschot van den ongelukkige i;
kapel der Friedenskirche te Potsdam, want
in geen der beschikbare familiegraven mocht
het totdusver worden bijgezet.
Ik keek niet weinig verschrikt, toen Hor-
prediger dr. Vogel mij eens een oogenblik
in de geheimzinnig afgesloten kapel bjnnen
leidde. Verdord lagen de vele kransen over
den zwaren kist, getooid met de soldaten-
muts van den overledene. Den laatsten groet
der moeder aan haar zoon heeft men geën
cadreerd erboven gehangen. Slechts weinr-
gen in Potsdam vermoeden, dat in hun
dichte nabijheid nog heden de stoffelijke
resten van een Hohenzollernprins boven de
aarde staan en niemand weet, wanneer nu
eindelijk een keizerlijk bevel de teraarde
bestelling mogelijk zal maken.
De vrijheid herwonnen
Een der eersten, die als profijt van de
revolutie zijn vrijheid herwon, was prins
August Wilhelm, die sedertdien met zijn
zoon op de villa Liegnitz is blijven wonen
Hij houdt zich bezig met schilderen en trad
de laatste jaren als sTaalhelmer herhaalde
lijk op den voorgrond. V »ji 's keizers twee
den zoon, prins Eitel Friedrich wist men
reeds voor den oorlog, dat zijn huwelijk
yerre van gelukkig was. Ook hij liet zich
eerst twee jaar geleden scheiden en zijn
.vroegere echtgenoote trad kort daarop in
het huwelijk met den man van haar keus
Daar de waardigheid van grootmeester
de orde der Johannitens geen echtscheiding
gedoogt moest prins Eitel Fritz deze functie
afstaaai aan zijn broeder, prins Oscar, een
der weinigen, die met keizerlijke toesteu -
ming een huwelijk mocht aangaan beneden
zijn stand. Juist dit met kinderen rijkelijl
gezegend huwelijk was van den aanvang at
gelukkig.
Als grootmeester der Johanniters vaardig
de deze vierde zoon van den voormaligen
keizer een oproep uit, welke de aandacht
tot ver buiten Duitschland heeft getrokken
Deze oproep is gericht aan den Duitschen
adel en geeft een typisch beeld van
wijzigde verhouding in aristocratische lcrin
gen. De prins wijst er op, hoe de adel in
den loop der eeuwen 6teeds het zijne heeft
bijgedragen tot de opvoeding van het volk
„voor tijd en eeuwigheid"
Ook voor He naaste toekomst mag men
zich aan deze taak niet onttrekken. Voor
den oorlog stond aan iederen Duitschen
aristocraat het keizerlijk leger ter beschik
king, om carrière te maken. Daar Duitsch
land Sedert de omwenteling niet meer over
een staand leger beschikt en de kansen bij
de tegenwoordige rijksweer voor de adellijke
jeugd vrij gering zijn geworden, moet er
een andere weg gevonden worden, om toch
aan de gestelde eischen van geboorte en
afkomst te voldoen. Prins Oscar vreest
en niet geheel ten onrechte dat do repu
bliek met de missie van den adel slechts
weinig rekening houdt en dat dus van dien
kant op medewerking vooralsnog niet gere
kend kan worden. Derhalve adviseert hij
nadrukkelijk de studie van voorbereiding
tot den geestelijken stand.
Prins Oscar formuleert dat in zijn oproep
Als volgt:
Ook al werden vele onzer lieve, oude ka
zernes gesloten, onze kerken staan alle open
en ze roepen luid naar mannen, naar trouwe
herders, wier opvoedende dienst ons anno
volk nog nimmer zoo bitter van noode was
als thans!
Do gedachtengang van den prins is dus:
men trekt de wapenrok uit en den toga
aan. Totdat er voor de Hohenzollern weer
betere tijden aanbreken.
Ongeloof een groot gevaar.
Het schijnt, dat de brave prins Oscar in
zijn gedachten de kruistochten herleeft, want
hij zucht:
„Net eender als voor duizend jaren onze
voorvaderen het kruis genomen hebben, om
de heerschappij der ongeloovigen over het
Heilige Land te breken, moeten thans onze
zonen, die de roeping hiertoe in zich ge
voelen, het geestelijke ambt aanvaarden, om
strijd te voeren tegen het ongeloof, hetwelk
van de vele gevaren, welke volk en vader
land bedreigen, het gevaarlijkste is".
In beginsel zijn we het met den prins
volmaakt eens, dat het ongeloof een groot
gevaar is voor vaderland en volk. Ook weten
we, dat Rusland druk doende is, om van
Moskou uit ook Berlijn en gansch Duitsch
land naar Godverloochening en vernieti
ging over te halen. Anderzijds moet echter
vastgesteld woyden, dat het kerkelijk leven
in Duitschland een tijdperk van herleving
en vernieuwing doormaakt en dat men in
breeden kring met het dreigende gevaar
rekening houdt. De scheiding tusschen staa'
en kerk is laatste ten goede gekomen en het
uittreden der duizenden, die van de kerk
niet meer wilden weten, kan nauwelijks
als een verlies worden beschouwd. Of echter
zij, die tijdens het keizerlijk bewind dia-
Kunst en Letteren.
Het Mei-nummer van „Opvvaartsche We
gen" draagt een Gezelle-karakter. W. Kra
mer levert een studie
„Wat de kunstenaar onderscheidt van de
gewone mens, is de fijnere gevoeligheid van
aarnemen, de sterkere lichtconcentra
ji zijn intuïtieve, dat is schouwende
geest, en daarbij de macht van zijn rijke
diepe visie te weerkaatsen in de zuivere
taal der zinnen hetzij in kleur en lijn, hetzij
het zinvol klankgebaar. Daarom is de
kunstenaar en leermeester der mensheid:
het gevoelig liohtvlak van zijn kunst ont
dekt ons dieper wezen in de verschijningen
allen dag, onthult ons him latente
schoonheid.
Zulk een spiegel is de kunst van Guido
Gezelle, klaar als de „Waterspiegel, die rust
op het goudene zand", de goudgrond van
zijn alles omvattende liefde en bezielende
roomheid: het open oog, glanzend van het
wondere licht van Gods genade.
God! en geknield durf ik spreken nu
God,
ik wete U, ik kenne, ik beminne U!
God! ik alleen ben uw priester op aard,
schepping dat is mij een tempel,
en al het geschapene wilt Gij, o God,
ontvangen van uit mijne handen.
Dat is de grondtoon van Gezelle's poëzie,
de Idéé, het leven van zijn kunst. Gezelle
s priester, ook in zijn kunst, de wierook
an zijn aanbidding, „waor 't vier in speelt
en 't vonkelen van 's herten vlammen"".
„Men moet in zijn poczic niet zoeken het
geweldige, het machtige vergezicht, de be
klemmende levensvragen. Zijn vers is altijd
het innig spreken van het kind mot de Va-
van wiens liefde hij zeker is; stralend
de blijdschap een blik van zijn God te
mogen ontmoeten in elke blommenstaal,
Gods taal te mogen horen in de stem der
winden; droef alleen waar zonde en zorgen
het uitzicht bewolken".
Kramer's studie houdt zich verderop
hoofdzakelijk bezig met het bepalen van de
aesthetische structuur van Gezelle's poëzie.
Gezelle bezat van jongsaf het rijk melodisch
bewegen, het vanzelf ontspruiten van het
harmonische woord. In den aanvang ver
toonde hij de gemakkelijke schrijftrant van
Cats met „een altijd gerede didactiek", maar
in diezelfde jaren ook al die lichttintelende
visie van Het Schrijverke". En vooral later,
in de jaren van zijn rijpste ontwikkeling
nam hij geen vrede meer met het ongeveer
aanduidende, maar „hercastijdde" en „her-
kleedde" hij zijn gedichten tot zij hem wer
den „de zuivere weerklank der innerlike
stem".
Als „sprekende trekken" wijst Kramer
dan aan: de menigvuldigheid der ritmen, de
innige waarneming, zeldzaam rijke klank
expressie, de fijngevoelige karakteristiek der
consonanten, de veelvuldige alliteraties
de assonanties (klinkerrijm), de nieuvv-ge-
smedo samenstellingen, do rijmen.
„Voor Gezelle, voor wie de poëzie de na-
tuurlike taal is van de gelukkigste ogen
blikken zijns levens, zijn de prosodiese
wetten, de beperkingen van maat en rijm,
geen knellende banden, maar de krachten
die de geest dragen en stuwen in zijn vrije
vlucht Zijn vers heeft de bekoring der vrij
heid in de gebondenheid, van die volle rijke
krach ton tplooiing juist in de gebondenheid
aan de wetten van harmonie en symmetrie,
die het hoogste leven beheersen",
W. ten Kate Jzn. schrijft over
De spanning in het leven van Gezelle.
en stelt de vraag: Gezelle's poëzie de ideaal
religieuze? Ofschoon we alle waardeering
hebben voor de wijze, waarop ten Kate de
teere dingen, waarom het gaat, heeft behan
deld, kunnen we het met zijn zienswijze en
conclusie toch onmogelijk eens zijn. Wel erg
voorzichtig, maar daarom ndet minder be
slist meent de schrijver in Gezelle's gods
dienst een zeer sterke pantheïstische trek te
moeten teekenen.
..Pantheïstisch", want waar zóó de na
druk wordt gelegd op het zuiver-aardsche,
waar een zóó intense vreugde over het dies
seitige den mensch vervult, daar moét wel
het andere op den achtergrond raken, daar
toch in zekeren zin sprake van vergod
delijking van het stoffelijke,".
We volstaan met te verwijzen naar onze
eigen opvatting omtrent Gezelle als reli
gieus dichter in het artikel in ons Zondags
blad van 26 April '30. Maar toch willen we
nog een paar opmerkingen maken.
Vooreerst, dat het o.i. onjuist is naast Ge
zelle's religieuze gedichten b.v. die van A.
Roland Hol9t te zetten zelfs alleen maar. Ja
waarlijk, Gezelle is wèl anders!
Dat Gezelle ons nergens „de inhoud van
het conflict" zelf geeft, het is waar, maar
bewijst dat reeds dat het niet bestaan heeft
zijn leven?
in is nu het bestaan van hot conflict, ge
lijk ten Kate zich dat voorstelt, persé nood
zakelijk om Gezelle tot een waarachtig
Christelijke dichter te maken? Wij ook zien
een zekere eenzijdigheid. Hij kan niet tegen
het zitten in de donker. Hij bemint de zon,
maan, de sterren en de winden.
..Karakteristiek zegt Kramer terecht
hoe deze gevoelige dichterziel, met zijn be
hoefte aan warmte en liefde zich altijd keert
naar het licht".
Het donkere, diepe, brandende, afgronde
lijke mist Gezelle's poëzie cn leven. Waar
om? Wij meenen, omdat deze dichter een
was, die gelijk Obadja den Heere
vreesde van zijn jeugd aan. Hij heeft niet
gekend, althans voor zoover uit zijn verzen
op te maken valt, dat conflict, die strijd,
die Paulusbekeering. Zijn vroomheid ont
kiemde als Godgevallig zaad reeds van zijn
jonge dagen af in zijn hart en ioven. En
uit die vroomheid leefdee n dichtte hij.
Die heeft zijn natuurvisie, zijn natuurliefde
geadeld en gelouterd en gekroond. En zeker
heeft Gezelle erg veel nadruk gelegd op de
Godssymboliek, op de immanente aanwezig
heid Gods in de natuur, maar waar is het
bewijs, dat hij de transcendente Majesteit
r disputabel stelde? En, wat voor
ons de doorslag geeft, geldt als een overtui
gend bewijs van de echt-Christelijke struc
tuur van Gezelle's vroomheid, is zijn zon
debesef. Gezelle ziet het kwaad niet
gel ij k de nat uurmysticus, als on-
olkomenheid, maar als straf
bard i g e schending van Gods
ril.
gonders of ulanen hadden te worden, ge
schikt zullen blijken, om van den kansel af
het 'evangelie te prediken en den vrede te
erkondigen, welke alle verstand te boven
gaat, is een vraag, welke ik niet zonder
meer zou durven beantwoorden!
IEDER IS VERRUKT OVER
HET HEERLIJKE SCHUIM-
OVERVLOEDIG IN WELK
WATER OOK
Lux Toilet Zeep is een zeep die
iedereen bekoort. Mannen zeggen
dat ze heerlijk is omdat ze zulk
prachtig schuim geeft in welk water
ook warm of koud. Kinderen
genieten van de heilzame werking
van het zachte schuim op de huid,
die door goedkoope zeepen zoo
zeer kan worden geschaad en
vrouwen zijn verrukt over Lux
Toilet Zeep, omdat het haar huid
verfraait door de heilzame werking
van de zuivere grondstoffen. En
Lux Toilet Zeep is zoo zuinig
zeggen zij. Neem eens proef!
De prijs is slechts 25 ets,'
per stuk.
irsn ï&k N.V. de LEVER'S ZEEP MAATSCHAPPIJ. VLAARDINOEN'
Rechtzaken.
haagsch gerechtshof
ARRESTEN.
Het Hof heeft arrest gewezen In de vol
gende zaken:
De chauffeur B. W. uit Rotterdam is door
de Rechtbank aldaar, wegens het veroor
zaken van lichamelijk letsel door schuin,
veroordeeld tot 1 maand hechtenis met ont
zegging van de bevoegdheid om motir-
rijtuigen te besturen voor den tijd van 6
maanden. Het Hof legde een zelfde straf op.
De timmerman J. S., uit Den Haag, is door
de Haagsche Rechtbank, wegens een soortge
lijk schuldmisdrijf, veroordeeld tot 14 dagen
gevangenisstraf met ontzegging van de be
voegdheid om motorrijtuigen te besturen voor
den tijd van een jaar. Het Hof bevestigde dit
vonnis.
De meubelmaker D. W. K., uit Rotterdam,
is door de Rechtbank aldaar, wegens oplich
ting veroordeeld tot 6 maanden gevangenis
straf. Het Hof legde een zelfde straf op.
De vischwerker B. R., uit Rotterdam, is door
de Rechtbank aldaar, wegens diefstal, veroor
deeld tot 3 maanden gevangenisstraf. Het
Hof sprak dezen verdachte vry.
De bakkersknecht W. F. H., uit Rotterdam,
is door den Politierechter aldaar, wegens ver
duistering in dienstbetrekking, veroordeeld
tot 2 maanden gevangenisstraf. Hot Hof be
vestigde dit vonnis.
De los werkman L. J. v. A., uit Rotterdam,
is door denzelfden Politierechter, wegens mis
handeling van een ambtenaar in functie, ver
oordeeld tot f 75 boete subs. 50 dagen hechte
nis. Het Hof legde verdachte 1 maand gevan-
gennisstraf op.
De 15-jarige J. S., zonder beroep te Rotter
dam is door den Kinderrechter alaaar, wegens
diefstal, ter beschikking van ae Kcgeering ge
steld. Het Hof pa3te dezen maatregel voor
waardelijk toe.
Het Hof bevestigde voorts:
het vonnis van de Haagsche Rechtbank,
waarbij de reiziger G. J. de B., uit Den Hang,
wegens openbare schennis der eerbaarheid, is
veroordeeld tot 3 weken gevangenisstraf.
het vonnis van den Politierechter te Rot
terdam, waarbij de koopman C. L. W. K., al
daar, wegens dierenmishandeling, is veroor
deeld tot 14 dagen gevangenisstraf;
het vonnis van de Rechtbank te Rotterdam,
waarbij A. K., pensionhoudster aldaar, wegens
heling, is veroordeeld tot 8 maanden gevan
genisstraf;
het vonnis van de zelfde Rechtbank, waarbij
R. R. B., broodbezorger te Roterdam, wegens
een misdrijf tegen de zeden, is veroordeeld tot
9 maanden gevangenisstraf;
het vonnis van den Politierechter te Dor
drecht, waarbij de los-werkman B. S. N., al
daar, wegens oplichting is veroordeeld tot 2
maanden gevangenisstraf;
het vonnis van den zelfden Politierechter,
waarbij T. C. v. d. A., dekknecht te Sliedrecht,
wegens wederspanningheid, is veroordeeld tot
drie weken gevangenisstraf.
kantongerecht den haag
EEN TOLKWESTIE
Va-
De Kantonrechter-plaatsvervanger,
renkamp, heeft vonnis gewezen in een kwes
tie betreffende den tol op den Delftweg.
Als verdachte had terecht gestaan de tol
gaarder A. H. J. S., wien ten laste was ge
legd, dat hg op 13 November 1929 in Rijswijk
zonder verlof van het bevoegd gezag den open
baren landweg, den Delftweg ter plaatse van
den tol heeft versperd, althans het verkeer
daarop belemmerd, door het rechtergedeelte
van den weg, bestemd voor het verkeer in do
richting Delft, met een ketting gesloten to
houden, zich voor een vierwielig motorrijtuig
te plaatsen en te weigeren aan het motorrijtuig
den doorgang te verleenen, zoolang door den
bestuurder (den handelsagent W.) bedragen
van 20 cent, daarna 30 cent en tenslotte 1
gulden, niet werden betaald, waardoor dat mo
torrijtuig circa 20 minuten verhinderd werd
door te rijden.
Verdachte had W. niet willen doorlaten, om-
omdat deze weigerde achterstallig tolgeld te
De kantonrechter overwoog, dat niet wettig
en vertuigend bewezen is, hetgeen verdachte
is ten laste gelegd, met name niet, dat hij
heeft gehandeld zonder verlof van het bevoegd
gezag, zoodat verdachte behoort te worden
vrijgesproken. In zijn vonnis overwoog de
kantonrechter, dat de openbare landweg Delft
—Hoornbrug behoort aan de gemeente Delft,
en dat deze gemeente, op welke de verplichting
tot onderstand van den weg rust, het bevoegd
gezag is om tolgelden daarop te heffen, ter
wijl bovendien bij Kon. besluit van 22 Novem
ber 1919 aan Delft concessie is verleend tot
het heffen van tolgeldne. welke concessie na
dien telkens opnieuw is verleend en thans
nog bestaat.
Aan de gemeente Delft kwam dus het recht
toe wegens passeeren van den weg een bij
tarief vastgesteld tolrecht te heffen en dit
recht brengt, om niet waardeloos te zijn de
bevoegdheid mede, om in geval van weige
ring van betaling van het tarief (voor motor
rijtuigen op meer dan 2 wielen 10 cent) den
weg af te sluiten, welke bevoegdheid trou
wens is erkend bij de Kon. besluiten van 29
October '833 en 5 Mei 1850.
Op grond hiervan overwoog de kantonrech
ter, dat verdach'e niet zonder verlof van het
bevoegd gezag handelde toen hy al? tolgaar
der den handelsagent W., die met z\jn vier
wielig motor wilde passeeren en het gevor
derde tolgeld niet wilde betalen, den doorgang
weigerde, vermits immers niet alleen de tol-
heffer zelf den doorgang kan weigeren, doch
ook de tolgaarder die op last van den tolge-
rechtigde zulks doet.
De kantonrechter memoreerde hiertoe da
getuigenverklaring van den ontvanger van
Delft, v. d. Lee, die aLs orgaan der gemeen
te den tol onder zyn beheer heeft, en die me
dedeelde, dat het meermalen voorkomt, dat
autobestuurders zonder tolgeld te betalen
door den tol ryden, en dat door de eenigen tyd
geleden plaats gehad hebbende tolrelletjes h<-t
zoo erg werd, dat maatregelen genomen
moesten worden en dat toen midden op den
weg een paal geplaatst en door 2 kettingen da
beide weghelften voor het verkeer konden
afgesloten. Voorts heeft h\j toen in 1928 aan
de tolgaarders een algemcene opdracht gege
ven, de achterstallige tolgelden t« innen, zoo
dat het onderwrrpelgk geval onder die op
dracht kan worden gerangschikt, terwijl hif
voorts den tolgaarders heeft gezegd naar om
standigheden te handelen.
Ka overwogen te hebben, dat de handels
agent W. heeft toegegeven den t- 1 w^^na
zonder betaling te zyn gepasseerd, Liafll da
kantonrechter in zijn vonnis aan art. 4 \xn
het Kon. besluit van 29 October 183.3; „Nie
mand zal de betaling van den tol aan de tol-
palen of tolboomon mogen weigeren. De ge
vorderde tol niet verschuldigd achtend, zal
de reiziger bjj de betaling kwitantie van den
tolpnchter of gaarder kunnen vragen om na
derhand zijn recht te doen gelden. Bij weige
ring van betaling zal de doorgang worden ba
let. Degecn die don tolpoal of tolboom door
trekt zonder betaling van de tol zal een vijftig
dubbelen tol verschuldigd zy'n".
In deze bepaling, zooa's ze is geredigeerd,
ligt opgesloten, dat wel degelijk achterstallig
tolgeld kan worden gevorderd met het gevolg
bjj met-betaling daaraan verbonden, ook dan,
wanneer de verschuldigdheid van het ala
achterstallig gevorderd- wordt betwist. Da
kantonrechter sprak den verdachte dan ook
vry.