IJthkadsA Cctjfe TUnfi
TWEEDE KAMER
WOENSDAG 14 MEI 1930
TWEEDE BLAD PAG. 5
INDIVIDU EN GEMEENSCHAP
RECHT EN POLITIEK
In het bewustzijn van ieder mensch is een
individualistische egoïstische trek. Wij ge
voelen allen, dat ons leven een „strijd om
het bestaan" is, waarin wij met energie zul
len moeten vechten, om ons „ik" te handha
ven. Willen wij in de maatschappij niet
worden verdrongen, dan zullen al onze
qualiteiten gemobiliseerd moeten worden.
Intuïtief gevoelen wij den lust om vooruit
te komen en ons ondanks vele moeilijkhe
den en bezwaren door het leven heen te
slaan.
Daarnaast heeft echter Aristoteles gelijk,
indien hij een mensoh een sociaal wezen
noejnt. Het is niet zoo, dat de wereld be
staat uit een onnoemelijk aantal indivi
duen, die ieder voor zich, los van de ande
ren, trachten vooruit te komen en zoo mo
gelijk anderen voorbij te streven.
Neen, in ieder mensoh schuilt eveneens
een gameenschapstendenz. Hij heeft behoef
te aan gezelligheid, vriendschap, eenheid,
contact met anderen, enz. Er is een drang,
om in een gemeenschapsverband te worden
opgenomen. Een leven in de eenzaamheid,
zondir ecnig contact met anderen, is on
denkbaar. Naast den individualistischen
trek is er een verlangen naar vereeniging.
Hetgeen nu geldt voor den enkeling, geldt
eveneens voor de maatschappij, die toch uit
een verzameling van individuen bestaat
Het behoeft dan ook niet te verwonderen,
dat alle eeuwen door gestreden is voor de
vraag, in hoeverre in het maatschappelijk
leven de vrijheid van het individu moet
worden gehandhaafd. Mag die egoïstische
trek van een mensch zich maar uitleven?
Wat moet er gebeuren, als hij in strijd komt
met het gemeenschapsbelang?
Het antwoord op deze vragen is van het
hoogste gewicht, omdat daardoor onder
meer de omvang van de staatstaak wordt
bepaald. Om het maar heel kort te zeggen
een liberaal man zal een geheel andere op
vatting huldigen omtrent de bevoegdheden
der overheid dan een socialist. We willen
eohter in dit artikel dit staatsrechterlijk
vraagstuk niet behandelen, vooral, omdat
men naar onze meening dit probleem niet
kan oplossen door partij te kiezen hetzij
voor het individu, hetzij voor de gemeen
schap, aangezien men op deze wijze óf in de
fouten van het liberalisme, öf in die van het
socialisme zal \ervallen. Deze vraag is dan
ook te ingewikkeld, om in een enkel artikel
tje te worden behandeld en hoort bovendien
in deze rubriek niet thuis.
Toch is deze korte schets over de verhou
ding van individu en gemeenschap niet zon
der eenige bedoeling geweest. De verschil
lende rechterlijke colleges hebben nl.. voor
al in dc laatste jaren, beslissingen moeten
nomen over geschillen, waarhij de hierbo
ven besproken tegenstelling tussohen indi
vidu en gemeenschap een belangrijke rol
speelde. Al ging het niet over de meest om
vangrijke gemeenschap, den staat, het betrof
toch conflicten tusschen een particulier en
een organisatie.
Om maar dadelijk het jongste geval bij
de horens te vatten, in een der laatste afle
veringen der NederJandsche Jurisprudentie
worrit een conflict in kort geding voor den
President der Rechtbank te Amsterdam be
schreven tusschen den Grand Bazar Fran
cais, aldaar, en den Algemeenen Nederland-
sdhen Bond van Handels- en Kantoorbe
dienden.
Wat was er gebeurd? De Bazar had in ver
band in et vroeger opgedane ervaringen ge
weigerd, om bij interne aangelegenheden
liet personeel te raadplegen. De verstandhou
dirig tusschen werkgever en werknemers
werd er daardoor niet beter op. De ruzie
liep zelfs zoo hoog, dat dc Bond van Han
dels- en Kantoorbedienden, waarbij het mee
rendeel van het personeel aangesloten was,
tot een offensief tegen den Bazar besloot
Aan de voorbijgangers werden gratis circu
laires uitgereikt, waarin het publiek op de
volgende wijze werd bewogen om geen in-
koopen bij don Bazar le doen:
„Van de opbrengst Uwer inkoopen ont
vangt het personeel in den vorm van slech
te arbeidsvoorwaarden maar een klein deel;
liet overgroote deel komt in de brandkast
der buitonlandsche aandeelhouders. De bui-
tenlandsche kapitalisten treden nog erger
op dan do Nederlandsche en weigeren elk
overleg met den vakbond. Zult gij bij den
Franschen Bazar Uw inkoopen doen?"
Ge ziet, daar is geen woord Fransch bij.
De Bazar was dan ook hierover zoo gebelgd
dat hij in kort geding den President vroeg,
om dergelijk optreden te verbieden, aange
zien deze handelwijze onrechtmatig was en
hij er ernstige schade van ondervond.
De Bond verdedigde zijn gedrag, door er
op te wijzen, dat er voor gezorgd was. dat
alleen de waarheid in de circulaires was
opgenomen.
Men was zoo voorzichtig mogelijk opge
treden en van een onrechtmatige daad was
dan ook geen sprake, zoodat, waar niets on
rechtmatigs was geschied, een verbod door
den President ook niet kon worden gegeven.
De President koos in zijn vonnis de zijde
in den Bazar. Hij was van oordeel, dat de
actie, zooals deze werd gevoerd, onbetame
lijk was en vond het waarschijnlijk, lat de
gewone rechter het optreden van den Bond
onrechtmatig zou achten. Zoo op het eerste
gezicht meende hij, dat dc Bond zich aan
onrechtmatige daad had schuldig ge
maakt. Derhalve verbood hij, zoolang de
Rechtbank de zaak niet volledig had onder
zocht en beslist, het verspreiden van derge
lijke circulaires. Hij bouwde dus zijn von
nis op zijn aanvankelijk oordeel omtrent het
later door de Rechtbank definitie! te beslis
hoofdgeschil. Ongetwijfeld ee:i zeer ra-
tioneele beslissing. De inhoud van de hier
boven gedeeltelijk geciteerde circulaire ging
inderdaad buiten de schreef. Het i3 niet ge
oorloofd, om in een dusdanige opruiende
taal het publiek te overreden, om in een be
paal de zaak niet te koopen.
Vermoedelijk heeft de Bond na de beslis
sing van den President de zaak verder Jaten
uston. Ik twijfel er echter niet aan o[ ook
de Rechtbank, indien het geschil verder wils
uitgevochten, zou de voorloopige meenin.g
van den President hebben gedeeld en in de
handelwijze van den Bond eon mrechtma
tige daad hebben gezien.
Door het eenigsains plompe optreden van
don Bond was deze beslissing vrij gemak
kelijk. Er zijn echter gevallen denkbaar,
rin de keuze, wie der partijen gelijk
heeft, niet zoo eenvoudig is.
Wat moet bijv. een President loon. indien
door middel van circulaires de vak honden
n een of andere industrie het publiek er
an op de hoogte stellen, dat een zekere
verkgever niet bij een collectief contract
s aangesloten, en aldaar lagere loonen wor
den uitgekeerd dan bij de overige werkge
vers?
Er zijn Presidenten geweest, die van oor
deel waren, dat elke indirecte dwang
op den werkgever ontoelaatbaar is, afgezien.
van de vraag, of er een onrechtmatige
daad is, ja dan neen.
Het komt ons voor, dat deze motiveering
wel wat te ver gaat. Van tweeën een. een
belemmering van de vrijheid ls rechtmatig
of niet. Is ze rechtmatig, dan is niet in te
zien, op welken grond een dergelijk optre
den kan worden verboden. Dat er in het le
en dwang mag worden uitgeoefend, daar-
ver zijn we het toch allemaal eens. Zoolang
die dwang nu binnen de perken blijft, mag
ze onzes inziens niet worden tegengegaan.
Wat nu de vraag betreft, of een mededee-
ling aan het publiek omtrent het niet aan
gesloten zijn bij een collectief contract on
rechtmatig is, hieromtrent zijn wij van oor
deel, dat zulks niet het geval is. Zoolang er
maar voor gewaakt wordt, dat het publiek
niet wordt verhinderd in het doen van aan-
koopon en geen advies wordt gegeven om
elders inkoopen te doen, zoolang maar geen
•are mededeelingen worden "verstrekt en
geen opruiende taal wordt gebezigd, heb-
we te doen met een geoorloofd middel
de vakbonden, om voor hun belangen
te waken.
Intusschen, zooals reeds is aangetoond,
recht en politiek raken hier elkander. Een
zeer sterk aanhanger van de onbeperkte
vrijheid der individuen zal ongetwijfeld
spoediger in het optreden van de vakbonden
onrechtmatige daad zien dan iemand,
die meer sociaal georiënteerd is.
Een voorstander van de verbindendver
klaring van liet collectief arbeidscontract zal
den vakbonden heel wat meer bewegings
vrijheid willen geven dan een tegenstander
Ook hieruit blijkt weer eens, lioe moeilijk
het vaak is het recht te vinden. Het is maar
niet een toepassen van de wet Integendeel,
de oplossing van vele reohtsvragen is weer
afhankelijk van de levenshouding, die
iemand inneemt
Een reden te meer, om voor een veelzijdi
ge samenstelling onzer rechterlijke macht
te pleiten.
Mr. H. BAVINCK.
Leger en Vloot.
VOLKSWEERBAARHEID.
De feestviering ter herdenking van het 30
jarige bestaan van do vereeniging Volks
weerbaarheid zal plaats hebben in de groot<
zaal van De Twee Steden, Buitenhof in Den
Haag op Vrijdag 6 Juni, des avonds S uur.
Dr. L. N. Deckers, minister van defensie
dr. J. Th. de Visser, oud-minister, mr. J. A
N. Patijn, burgemeester van Don Haag, en
dr. J.^ P. Fockema Andreae, burgemeester
van Utrecht, zullen er spreken.
HERDENKING VAN Mr. TROELSTRA
HERZIENING DER GEMEENTEWET
Vergadering van 13 Mei 1930.
De Tweede Kamer heeft kort maai; waar
dig haar oud-lid, wijlen Mr. Troelstra, her
dacht. Een groot deel der tegenwoordige le
den heeft hem nimmer in zijn kracht gekend,
toen aan het parlementair tournooi nog door
ridders van groote reputatie werd deelge
nomen. Als vurig, behendig parlementair de
bater evenaarden hem weinigen. Met scherpe
zeggingskracht flitsten naar alle kanten zijn
principieels on dialectische argumenten. Hij
kon imponceren als hij daar in de volle ont
plooiing van zijn talenten als redenaar en
politiek volksleider hoog opgericht in, liefst
buiten zijn bank stond en de impulsen van
zijn klassenstrijdsentiment in het scherpste
sarcasme met krakende stem in volle fiolen
over zijn tegenstanders uitgoot. Dan stond
hij daar doorgloeid van diepe eigen overtui
ging, de groote vellen papier in dc hand en
iedereen luisterde, moest luisteren.
Later is dat anders geworden.
Wie hem had gekend in zijn kracht» voel
de groeiende deernis met dezen man, toen
hij na de revolutie-periode innerlijk gebro
ken was geworden. De bekoring, die van
zijn spreken uitging vervaagde. Hij boeidp
menigmaal niet meer, om het slechts nega
tief uit te drukken.
In 1925 verliet hij het Parlement. Na vier
jaren van veel lijden is hij thans bezweken
Zijn lichaam keert tot stof, maar zijn levens
werk, zijn groot, in onbaatzuchtigheid ge
wrocht levenswerk blijft onder ons.
Het was begrijpelijk, dat de Kamer dezen
groote uit haar midden zou herdenken: het
bericht van zijn overlijden bleek reeds in
gekomen.
Alle leden stohden -erbiedig op, toen de
voorzitter na de opening der zitting, de vol
gende rede uitsprak:
.Geachte medeleden!
De daareven voorgelezen mededeeling
aat onze Kamer niet onbewogen.
Te zamen met wijlen den heer van Kol
>n 1897 lid van dit college geworden, is
nr. Pieter Jelles Troelstra behoudens een
korte onderbreking tot 1925 volksverte
Tcnwoordiger gebleven.
Een politieke persoonlijkheid van na
ionale beteekenis is met hem heenge
Buiten het Parlement was hij de gecst-
lriftige en bezielende leider der sociaal
democratische partij, die door hem is ge
worden en groot geworden.
Zijn in onze vergaderingen gehouden
'irillante redevoeringen zijn even zoovele
Todenkteekcncn van blijvende parlemen-
Niet het minst door zijn parlementai
ren arbeid slaagde hij er in zijn duizen
den volgelingen en vereerders de lichten
de kimmen voor te houden van de betere
samcnlóving, die hem voor oogen stond.
Troel stras eerbiedwekkende strijd voor
de verheffing van de arbeiders stempelt
hem trots verdeeldheid van inzicht
over zijn optreden tot een blijvende en
historische figuur, ook als lid dezer volks
vertegen wooëdigipg."
Bij monde van den minister van B i n-
nenl andschc Zaken sloot zich de Re
geering bij deze woorden aan. Hij sprak als
volgt:
„Bij de woorden, die gij
Kamer gewijd hebt aan de' nagedachtenis
van haar oud-lid, den heer Troelstra.
moge ik mij namens de Regeering aan
sluiten.
Tientallen leden der Kamer en niet wei
nige ministère der Kroon, hebben gedu
rende vele fciren met den overledene in
deze vergai®reaal aar. de beraadslagin
gen deelgenomen.
Het gedeelte der oppositie, waaraan hij
uitnemende leiding gaf, mocht fier gaan
op haar aanvoerder. Ware van klein
geestigheid, breed van opvatting, met
groote oratorische gaven toegerust, was
de heer Troclstra een sieraad van het
parlement
Zijn warm kloppend hart voor de noo
den des volks; het kon zich verplaatsen
cn meeleven in den gedachtengang van
hen, die met hem van meening verschil
'den.
Aan zijn uitnemende eigenschappen van
geest en hart bewaart ook de regeering
een dankbare herinnering".
In de grootste stilte werden deze bei do
INGEZONDEN MEDEDEELING.
toespraken aangehoord. De dood is een ma
jesteit, die we in onzen eerbied stil, maar
echt erkennen.
Daarna werd het werk van iederen dag
veer voortgezet:
herziening der Gemeentewet
Aan de orde was art. XIV met het amen
dement-Ketelaar betreffende dc punten,
waarover alleen een besluit kan worden ge
nomen.
De heer Vliegen (s.d.) bestreed het
amendement, dat echter den minister
niet onwelgevallig was.
De heer Ketelaar bestreed het betoog
van den heer Vliegen en wees er op, dat
zijn amendement noodzakelijk was, daar
het amendement-Vliegen te ver ging.
De heer Vliegen (rok zijn amendement
in, waarna het amendement-Ketelaar z.h.s.
word aangenomen met aanteekening van
den heer Wijnkoop dat hij geacht wil wor
den te hebben tegengestemd.
De heer v. D ij k (a r.) lichtte een amende
ment toe om in art. 64 der Gemeentewet te
bepalen, dat dc burgemeester door de Kroon
kan worden ontheven van het verrichten
van wcrkelijken militairen dienst. Hij moet
reserve-officier kunnen blijven.
De heer Ketelaar (v.d.) en de mi
nister hadden bezwaren. Juist in critieke
tijden moet een burgemeester in zijn ge
meente zijn.
De heer Schaepman (r.lt.) merkte op
dat de zaak reeds geregeld is in het Kon.
besluit van 3 April 1923.
Het amendement werd vcrwor pen
met 45 tegen 30 stemmen.
Bij het artikel, volgens hetwelk de burge
meester bevoegd is aan den raad voor te
stellen, aan een lid dat door zijn gedra
gingen den geregelden gang van zaken be
lemmert, den toegang tot dc vergaderingen
te ontzeggen, kwam de heer W ij n k o o p
(c.p.) op tegen deze bepaling en wees op
de willekeur van tal van burgemeesters te
dezer zake.
Hij zou die bepaling liever niet in de wet
De minister merkte op. dat de burge
meester alleen niaar een voorstel doet, en
dat het ten slotte de raad is. die een be
slissing neemt
Het artikel werd goedgekeurd met de stem
van den heer Wijnkoop tegen.
Daarna verdedigde de heer M a r c h a n t
(v.d.) een amendement dat bedoelde het
college van B. en W. ook aan den Raad
verantwoording schuldig te doen zijn we
gens zijn handelingen als orgaan van plaat
selijk zelfbestuur en om den burgemeester
verantwoordelijkheid aan den Raad op te
leggen voor de uitvoering van dc besluiten
van het college van B. en W.
Zijn bedoeling was, om z. i. een tegen
strijdigheid tusschen art. 70 en 179 der Ge
meentewet weg te nemen.
Een amendement, door den heer v. Hel
lenberg Hubar (r.k.) ingediend, be
doelde den Raad en het college van B. en
W. te machtigen om de uitvoering van hun
besluilen, voor zoover deze vallen onder hel
burgerlijk recht, aan een ander op te dra
gen dan aan B. en W., resp. den burge
meester.
De heer v. d. Bergh (s.d.) kon zich in
zooverre met het amendement-Marchanl
vereenigen als daarin aan den burgemees
ter verantwoordelijkheid wordt opgelegd
aan den Raad.
Mr. Heemskerk (a.r.) was van gevoe
len, dat de aan de orde gestelde kwestie
niet zoo incidenteel geregeld moet worden
De kwestie dient vooraf rustig bekeken te
worden, juist omdat de verantwoordelijk
heid er bij betrokken is.
De Minister gaf een uitvoerig over
zicht over de geschiedenis der artt 70 qn
179 en bestreed de beweerde tegenstrijdig
heid er tusschen. De uitvoering van niet
alle raadsbesluiten behoort hij B. on W. Be
sluiten, die slechts mechanische uitvoering
noodig hebben, zijn ter uitvoering aan den
burgemeester opgedragen in art 70. Voor
het amendement-Marchant voelde de Mini»
ter heel weinig.
Boven het amende<nent-v. d. Bergh, be
doelende dat de burgemeester zich bij bui
tengerechtelijke handelingen kan doen ver
vangen door een gemachtigde, werd de
voorkeur gegeven aan het amendement-v
Hellenberg Hubar, dat wenschte, dat B. en
W. bevoegd zouden worden de uitvoering
van burgerrechtelijke besluiten op te dra
gen aan een ander dan aan B. en W., resp.
den burgemeester.
Bij de replieken nam de heer Mar
hant de eerste helft van zijn amende
ment terug en handhaafde alleen de ver
antwoordelijkbeid van don burgemeester
aan den Raad voor de uitvoering van do
besluiten van B. en W.
Mr. Heemskerk (a.r.) vond die spe
ciale bepaling voor de burgemeesters niel
noodig; vaak kunnen ook wethouders de
verantwoordelijke personen zijn, maar van
hen wordt niet gesproken.
De heer v. d. Bergh (s.d.) was het mei
deze opvatting eens; hij wijzigde zijn amen
dement en sprak van „rechtshandelingen"
De heer v. Hellenberg Hubar
bracht ook een redactiewijziging in zijn
amendement aan.
Maar de Minister vond alles minder
goed dan de Regeering had voorgesteld.
D.w.z. verwierp ze alle drie maar.
BINNENLAND.
MR. P. J. TROELSTRA T
DE BEGRAFENIS.
In de zitting van het Uitvoerend Comité
der Soc. Arbeiders-Internationale te Berlijn,
heeft de leider der Belgische Werklieden
partij, Emil Yandervelde, een rede gchui*
den ter nagedachtenis van mr. Troelstra.
Hij wees er op dat de gansche Internatio
nale onder dit verlies lijdt. De heeren
Albarda en Wibaut zijn in verband met hei
overlijden van mr. Troelstra naar Neder
land teruggekeerd.
De regeling van de begrafenis van mr
P. J. Troelstra op Vrijdag a.s. is zoo
danig getroffen, dat in de rijtuigen alleen
zullen plaatsnemen de familieleden en
naaste vrienden van mr. Troelstra, bene
vens Jan Oudegeest en Wouden
berg, voorzitter en secretaris van hel
partijbestuur, A1 b a r d a, politiek leider
van de S.D.A.P. en Kupers en v. d
W a 11 e, vertegenwoordigend het N.V.Y.
De kist zal worden gedekt door de partij-
vlag.
's Middags 1 uur precies vertrekt de stoel
uit de Leuvenschestraat te Scheveningen.
Partijgenooten, geestverwanten en verder»»
belangstellenden zullen onmiddellijk achter
de rijtuigen aansluiten om den gang naar
de begraafplaats mee te maken.
De opstelling van den stoet met om
floersde vaandels en vlaggen heeft plaats
om twaalf uur aan dien Badhuisweg mei
den kop van den stoet aan de Brusselsche
laan.
De plechtigheid op de begraafplaats zal
bestaan uit een dëfilé langs de op een ver
hooging geplaatste baar waaromheen alleen
de familie zal zijn geschaard. Dit défilé za'
omstreeks kwart voor twee beginnen. F.i
worden op verzoek van de familie gevn
bloemen meegevoerd.
Terwijl de stoet naar het Gebouw voor
K. en W. marcheert, zal de begrafenis plaats
hebben, waarbij slechts de familie en eenige
intieme vrienden tegenwoordig zullen zijn
Men venvacht, dat de herdenkingsplech
tigheid tot ca. 6 uur n.m zal duren.
Ten huize van de weduwe van mr. Trocl
stra werden bezoeken van rouwbeklag afge
legd door de heeren Woudenberg na
mens het partijbestuur der S.D.A.P.,
D r e e s, voorzitter van de Haagsche Fede
ratie, en IJzerman, secretaris der Tweede
Kamerfractie.
In het gebouw van Kunsten en Weten
schap zal Vrijdagmiddag een herdenkings
samenkomst gehouden worden, welke door
de VARA wordt uitgezonden.
Het program van de AVRO op Vrijdag
middag 16 Mei van 36 uur zal hier komen
te vervallen.
Het amcndement-Marchant werd v er-
worpen met 39 togen 34 stemmen; dat
van den heer v. Hellenberg Hubar
onderging hetzelfde lot met 69 tegen 4 stem
men en dat van den heer v. d. Bergh
werd goedgekeurd z. h. s.
Verworpen werd een amendement-W e s
terman (lib.) om burgemeesters, die van
meer dan één gemeente burgemeester zijn.
te verplichten meer dan eens per week
spreekuur in iedere gemeente te houden.
De heer v. d. Bergh (s.d.) wenschte bij
staking van stemmen over benoemingen
van personen in het college van B. en W.
alleen na herstemming het lot te doen be
slissen.
Het amendement werd door den Minis-
t e r overgenomen.
Hetzelfde geschiedde met nog een redac
tiewijziging, waarin een betere omschrij
ving van het college van B. en W. werd ge
geven, dan nu in de wet staat.
Heden gaan we met deze interessante
dingen verder.
Radio Nieuws.
DOXDERDAG IS MEI.
HUIZEN' (1873 M.) 8-15 Tijdsein. 8.1S—9 3G
het L'sm-e-
10.10 Tljd-
10—10-30 Zur
1.30—12.30 Uurtje
H. PiloTi. hoofd der Land-
Achterveld (U.
Tijdsein. 12.30-
- de Vries, fluit: Jai
spraak. 8. Gebed. 9. Zint
6. 3.— Tijdsein. 5—6
Tijdsein. 6—7 50 C»
6. Zingen*
lte der toe-
1S3 1. 4 en
't 'de Geref
Tijdse
...Jdsein. - .- ---
Kerk mm de Parkstraat te Velp.
het Kinderkoor ..Zangvogeltjes" te Velp. o. 1.
van den heer J. Oostenbrink. Uitgevoerd zal
worden de Klndereantatc „Mlchlel Adriaans.*..
de Uuyter", voor Soli. Koor en Piano. 7.5"—8
Politieberichten. S.— Tijdsein. 88.10 „Colum-
08.30 Spreker: Dr. H. Schokking.
ed. te Den Haag. Onderwerp: ..Vcr-
N'ed Herv.
of
HILVERSUM (Vódr
S.308.40 „Col ui
298 M.. nA G
erfc 8.50
•atie. 7.45—8 Gramofoon-
S.01 Concert. 8 30 Solist.-»,-
oncert 9.15 Voort*. Soll*-
z. concert. 10— Persbe-
rt. 11.— Concert. 12. Slul-
WIJZIGIXG RADIO-PROGRAMMA.
De herdenkingsbijeenkomst, gewijd aan de
nagedachtenis van ^Troelstra.^die Vrijdag na de
ge. wordt uitgezonden door de V.A.R.A. Het
programma van de A.VRO op Vrijlagmiddag
16 Mei van 3 tot i uur zal hierdoor kbmen te
vervallen.
DE „REICHSRI XDPt"VK-GKSELLSCHAFT**
Een bijzondere nltsendlng.
Op Donderdag 15 Mei. den dag waarop de
Relchsrundfunkgesellschaft 5 Jaar bestaat, or
de BerlIJnsche
In de Pfc
Berlljm
19 35 uur A T. in de Phtlharmome ee
sch omroeporl
Scherchen. hei
Voorts draagt Edwin Fischer Beethoven's
ïo-concert No. 5 in Es-Dur. opus 73 voor.
BATAVIABUENOSAYR ES VIA BERI.I.
Een rn ill o-telefoongesprek over 23000 KA
Te Nauen bij Berlijn klopt bet radiohart
len Batavia
afstand welke In dit geval het gesproken woor
moest afleggen bedroeg plm. 23O0U K M. of mee
dan .le halve omtrek der aarde.
Dat een en ander even helder en duidelijk ver
staunbiiar was uls bij een gewoon tclefoongt
sprelt over een afstand van enkele kilomei. r
pleit wol voor de hooge ontwikkeling der mo
.lerne rndlo-technlek. Een woord van hulde voo
de bekwame Ingenieurs van Telcfunkeu. die <11
experiment met zooveel succes bekroond zager
Is hier wel c.p zijn plaats.
Het ligt In de bedo.
DE KALIMIJN TE BIENBURG
VOOR HONDERD JAAR
Door S. VAN WOUDEN.
t»
Falck heeft, ook in zijn particuliere leven,
een voorbeeld gegeven, dat hij de Belgen
als zijn iamdgenooten beschouwde door zijn
huwelijk niet Barones de Roisin, een Bel
gisehe van aanzienlijken huize.
Men beschouwe deze opmerking niet als
een gewilde aardigheid. Juist dit huwelijk
is oorzaak geworden, dat men Falck ver
weten heeft, de Belgische belangen te veel
voor te staan. Niets is minder waar dan
deze beschuldiging. Falck was geen Belg
geworden, maar sinds de vereeniging voelde
hij zich Groot-Nederlander. En toen de on
gelukkige twisten uitbraken, koos Falck
welbewust partij. Géén Belg maar Neder
lander was en bleef hij!
Toen hij door den Koning na den Opstand
naar Londen gezonden werd, om bij de ver
gadering der confereerende Mogendheden
Nederland te vertegenwoordigen, schreef
Falck aan zijn vriend Siccama:
toen ik in 1S14 te Parijs deel nam
aan de opstelling der huwelijksvoorwaar
den, dacht ik weinig, dat ik eens te
Londen geroepen zou worden om te arbei
den aan het regelen der echtscheiding; en
voor dit gedeelte van mijn lot zoude ik,
had het van mij afgehangen, gaarne
bedankt hebben
Hot was schertsend gezegd. Maar tusschen
deze schertsende woorden door is duidelijk
op tc merken, dat de vader van de Adit
Artikelen zeer veel leed had, omdat zijn
levenswerk, de verocuiging van Noord en
Zuid, was mislukt. En toch, zoo waarlijk
was Falck Nederlander hij onderwierp
zich aan het bevel van den Koning, om naar
Londen te gaan en er de „echtscheiding" te
regelen. En ook waarlijk als een held ge-
droog hij zich daar, toen hij nadrukkelijk
protesteerde tegen het geheel willekeurig
besluit der Londcnsche Conferentie van 20
December 1830, waarhij de Gezanten der vijf
Mogendheden het wettig erkende Konink
rijk der Nederlanden ontbonden verklaar
den, En voor het goede recht van Willem I
bleef hij strijden, ook toen hij in later jaren
den Koning hij een der Hoffeesten in
Brussel vertegenwoordigde. Prof. Jorissen
vertelt er van:
binnentredende, hoorde hij zich door
den lakei aan de deur aankondigen als
„l'envoyé du Roi Hol lande". Nauwelijks
had de bediende geëindigd, of men hoorde
tot iedere verbazing, een stem, die hem
verving cn verbeterde en op denzelfden
dreun vervolgde: „l'envoye du Roi des
Pavs-Bas". Het was Falck zelf, die den
titel zijns kemings handhaafde
En nu moge men in België van Falck
gezegd hebben, dat hij de goede genius was
van het Belgische volk onomstootelijke
waarheid is, dat Falck voor alles oprechl
Nederlander gebleven is.
Anton Reinhaid Falck is de eere waard,
die Prof. Jorissen hem gunde: opgenomen
te worden in zijn galerij van historische
karakters.
Wij, in onze dagen, zouden hem een
groot-Ncderlader noemen, omdat hij werke
lijk een groot Nederlander was
Helaas, Koning Willem I kon het met zijn
Minister van Onderwijs, Nijverheid en Kolo
niön 181S—1824 ook al niet vinden. Al
word hij niet, zooals Gijsbert Karei van
Hogcndnrp geheel op zij gezet haast
sohrecf ik: op het grievendst beleedigdl
als Ambassadeur aan het Engelsche Hof
(van 1824 tot 1832) werd hij uit de omgeving
van den Koning verwijderd.
Was Falck voor Willem I een te veel
zelf-denkend man?
Maar en dit is misschien wel mee de
grootste eer, die Prof. Jorissen aan Falck
geeft hij deed niet mee in het koor van
hen, die later den eersten Willen zoo hebben
verguisd en veroordeeld. Prof. Jorissen
schrijft er van:
hoeveel redenen tot geringe inge-
nomendheid niet Willem I hij ook mocht
llebben, zij verleidden hem niet tot onbil
ijke veroordeeling. De brieven liggen voor
>ns, waarin bij den ouden koning, die,
eenmaal door het volk verheerlijkt en aan
gebeden, onder bittere verwijten der natie
aftrad, als bet ware in bescherming nam
en tegen onbillijke eischen verdedigde
Falek het moet worden herhaald is
eet der groote mannen van het eerste
Koninkrijk geweest 1
Willem I, Koning der Nederlanden
(1813-1840).
De plicht, om in een korte schets. Koning
Willem I te beschrijven, valt niet gemak
kelijk te volbrengen. Hij is waarlijk een
groot en edel vorst gowecst, al valt er veed
in zijn regeeringsbeleid te gispen. En ails
mensoh behoort liij tot degenen, die tot de
schouderen en opwaarts ver boven anderen
uitsteken, hoewel er in zijn optreden naar
buiten ongetwijfeld ook veel is, dat afstoot.
Willem I is, zei Prof. Jorissen, verheerlijkt
en aangebeden. Hij is ook verguisd en aan
gevallen, zooals het slechts weinigen man-
schen overkwam. Misschien de vergelij
king valt mij in, terwijl ik schrijf kan
Koning Willem I vergeleken worden met
Keizer Wilhelm II. Men weet, hoe eertijds
Duitschland's gewezen heerschar zoowel in
als buiten zijn land werd geëerd. Vooral in
Duitschland zelf. Den vredos-kcizer noemde
men hem. En men prees hem. Wat hij deed
was voortreffelijk en goed. Niemand ver
oorloofde zich eenige aanmerking op zijn
beleid; alleen in stilte werd wel eens cri-
tiek op zijn daden geoefend. En thans? Is
er iemand, die na den grooten oorlog méér
besproken en méér becritisecrd is dan de
voorheen zoo bewierookte? Ja, inderdaad,
degenen, die vóór 1914 den Duitschon Kei
zer soms het luidst hebben geprezen en die
werkelijk ook niet weinig aan hem te dan
ken hebben, spreken nu hun Anathema
uit over den gevallen vorst.
En zoo verging het in 1S10, en reeds lang
daarvoor, Koning Willem I.
Neen. ik wil lang niet alles goed prijzen,
wat onze eerste Koning heeft gedaan. Reed*,
uit wat ik hiervoor schreef, moge het dui
delijk zijn geworden, dat ik na nauwkeu
rige bestudeering der mij ten dienste staan
de bronnen, méér dan één daad van Wil
lem I aan rritiek onderhevig acht Maar ik
hef mijn stem op tegen hen, die ouk nu
nog Koning Willem een ongeluk voor
Nederland noemen, en hem durven smaden
"n onteoren.
En luid wil ik het uitzeggen, dat Koning
Willem I een vorst is geweest, die oprecht
het goede voor zijn land heeft gezocht; die
voor de Belgen heeft willen zijn, wat hij
n zijn éérste proclamatie beloofde: ecu
vriend en een vader!
En even luid wil ik het uitzeggen, dat
do Belgen zelf dc schuld zijn van den on-
gelukkigen twist, die do Vlamingen ik
spreek niet van de Franschgezinde Walen!
van hun broedervolk heeft afgescheurd!
Maar ik kom in het vervolg van mijn
artikelen hiorop nog terug.
Thans bespreek ik eerst Koning Wil
lem I. Men vergunne mij, dat ik in dit ge
val méér citaten geef dan ik bij de beschrij
ving van Van Hogcndorp, Van Maancn en
Falck heb gebruikt.
In zijn „Staatkundige Geschiedenis van
•Nederland tot 1830" geeft Jhr. Mr. de Bosch
Kemper de volgende karakterschets van
Koning Willem I:
Willem I bedoelde in opregtheid
eene nauwe vereeniging der Noordelijke
en Zuidelijke provinciën; het prikkelde
zijne eerzucht, het nieuwe Rijk spoedig
tot den hoogst mogelijken trap van wel
vaart en geluk te verheffen. In vele op
'igten was hij een buitengewoon mensch
cn een buitengewoon Vorst. Zijn geheugen
grensde aan het wonderbare; hij begreep
gemakkelijk den omvang van finantiéle
en economische plannen; hij stelde be
lang in zeer veel, zoodat hij zelfs tot d«
bijzondere aangelegenheden van zijne on
derdanen afdaalde. Zuinig, bijna karig
voor zich zeiven, waardig in zijne hof
houding, was hij zeer vrijgevig en waag
de gaarne groote sommen, ook uit eigen
kas, waar hij meende dat dc uitgaven tot
vermeerdering van don algomcenon rijk
dom of ter loeniging van geleden verlie
zen konden dienenZoo hij in het par
ticuliere leven zwakheden moge gekend
hebben, als Vorst had hij geen anderen
hnrtstogt, dan om Nederland sj>oeilig
groot en welvarend tc zien. Maar juist
door dit hartstogtelijk verlangen voortg»-
dreven, wachtte hij niet af de geleidelijk*
ontwikkeling van bedachtzaam gestrooid
zaad; hij was door zijn karakter het stel
sel van krarhlige bescherming van indus
trie en handel toegedaan en een d»>ordrij-
vcr van hetgeen hij goed oordeelde. D>»
partijzucht heeft hem den bijnaam 4n
„koppige" gegeven: er ligt daarin oenigo
waarheid. Hij hield vol hetgeen hij e«u»*
maal voor goed en regt had erkend. Ja,
hij kon het mocielijk van zijne staatsdie
naren verdragen, wanneer zijne mesmin-
gen van hen tegenspraak ondervonden;
hij meende dat daardoor zijn regeenng».
beleid verzwakt werd. Zijn karakter hel
de naar het onbuigzame; maar toch wtu
hij niet wars om op genomen besluiten
'enig to komen, wanneer hij het wenscho-
ijk achtte; maar hij wilde met gedwon-
«n zijnTot zijne ministers en hoofd-
imbtenaren koos hij bekwnme mannen;
cn hen. die hem voigiaam dienden, be
hield hij in zijn dienst
(Wordt vervolgd)