IJthkadsA Cctjfe TUnfi TWEEDE KAMER WOENSDAG 14 MEI 1930 TWEEDE BLAD PAG. 5 INDIVIDU EN GEMEENSCHAP RECHT EN POLITIEK In het bewustzijn van ieder mensch is een individualistische egoïstische trek. Wij ge voelen allen, dat ons leven een „strijd om het bestaan" is, waarin wij met energie zul len moeten vechten, om ons „ik" te handha ven. Willen wij in de maatschappij niet worden verdrongen, dan zullen al onze qualiteiten gemobiliseerd moeten worden. Intuïtief gevoelen wij den lust om vooruit te komen en ons ondanks vele moeilijkhe den en bezwaren door het leven heen te slaan. Daarnaast heeft echter Aristoteles gelijk, indien hij een mensoh een sociaal wezen noejnt. Het is niet zoo, dat de wereld be staat uit een onnoemelijk aantal indivi duen, die ieder voor zich, los van de ande ren, trachten vooruit te komen en zoo mo gelijk anderen voorbij te streven. Neen, in ieder mensoh schuilt eveneens een gameenschapstendenz. Hij heeft behoef te aan gezelligheid, vriendschap, eenheid, contact met anderen, enz. Er is een drang, om in een gemeenschapsverband te worden opgenomen. Een leven in de eenzaamheid, zondir ecnig contact met anderen, is on denkbaar. Naast den individualistischen trek is er een verlangen naar vereeniging. Hetgeen nu geldt voor den enkeling, geldt eveneens voor de maatschappij, die toch uit een verzameling van individuen bestaat Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat alle eeuwen door gestreden is voor de vraag, in hoeverre in het maatschappelijk leven de vrijheid van het individu moet worden gehandhaafd. Mag die egoïstische trek van een mensch zich maar uitleven? Wat moet er gebeuren, als hij in strijd komt met het gemeenschapsbelang? Het antwoord op deze vragen is van het hoogste gewicht, omdat daardoor onder meer de omvang van de staatstaak wordt bepaald. Om het maar heel kort te zeggen een liberaal man zal een geheel andere op vatting huldigen omtrent de bevoegdheden der overheid dan een socialist. We willen eohter in dit artikel dit staatsrechterlijk vraagstuk niet behandelen, vooral, omdat men naar onze meening dit probleem niet kan oplossen door partij te kiezen hetzij voor het individu, hetzij voor de gemeen schap, aangezien men op deze wijze óf in de fouten van het liberalisme, öf in die van het socialisme zal \ervallen. Deze vraag is dan ook te ingewikkeld, om in een enkel artikel tje te worden behandeld en hoort bovendien in deze rubriek niet thuis. Toch is deze korte schets over de verhou ding van individu en gemeenschap niet zon der eenige bedoeling geweest. De verschil lende rechterlijke colleges hebben nl.. voor al in dc laatste jaren, beslissingen moeten nomen over geschillen, waarhij de hierbo ven besproken tegenstelling tussohen indi vidu en gemeenschap een belangrijke rol speelde. Al ging het niet over de meest om vangrijke gemeenschap, den staat, het betrof toch conflicten tusschen een particulier en een organisatie. Om maar dadelijk het jongste geval bij de horens te vatten, in een der laatste afle veringen der NederJandsche Jurisprudentie worrit een conflict in kort geding voor den President der Rechtbank te Amsterdam be schreven tusschen den Grand Bazar Fran cais, aldaar, en den Algemeenen Nederland- sdhen Bond van Handels- en Kantoorbe dienden. Wat was er gebeurd? De Bazar had in ver band in et vroeger opgedane ervaringen ge weigerd, om bij interne aangelegenheden liet personeel te raadplegen. De verstandhou dirig tusschen werkgever en werknemers werd er daardoor niet beter op. De ruzie liep zelfs zoo hoog, dat dc Bond van Han dels- en Kantoorbedienden, waarbij het mee rendeel van het personeel aangesloten was, tot een offensief tegen den Bazar besloot Aan de voorbijgangers werden gratis circu laires uitgereikt, waarin het publiek op de volgende wijze werd bewogen om geen in- koopen bij don Bazar le doen: „Van de opbrengst Uwer inkoopen ont vangt het personeel in den vorm van slech te arbeidsvoorwaarden maar een klein deel; liet overgroote deel komt in de brandkast der buitonlandsche aandeelhouders. De bui- tenlandsche kapitalisten treden nog erger op dan do Nederlandsche en weigeren elk overleg met den vakbond. Zult gij bij den Franschen Bazar Uw inkoopen doen?" Ge ziet, daar is geen woord Fransch bij. De Bazar was dan ook hierover zoo gebelgd dat hij in kort geding den President vroeg, om dergelijk optreden te verbieden, aange zien deze handelwijze onrechtmatig was en hij er ernstige schade van ondervond. De Bond verdedigde zijn gedrag, door er op te wijzen, dat er voor gezorgd was. dat alleen de waarheid in de circulaires was opgenomen. Men was zoo voorzichtig mogelijk opge treden en van een onrechtmatige daad was dan ook geen sprake, zoodat, waar niets on rechtmatigs was geschied, een verbod door den President ook niet kon worden gegeven. De President koos in zijn vonnis de zijde in den Bazar. Hij was van oordeel, dat de actie, zooals deze werd gevoerd, onbetame lijk was en vond het waarschijnlijk, lat de gewone rechter het optreden van den Bond onrechtmatig zou achten. Zoo op het eerste gezicht meende hij, dat dc Bond zich aan onrechtmatige daad had schuldig ge maakt. Derhalve verbood hij, zoolang de Rechtbank de zaak niet volledig had onder zocht en beslist, het verspreiden van derge lijke circulaires. Hij bouwde dus zijn von nis op zijn aanvankelijk oordeel omtrent het later door de Rechtbank definitie! te beslis hoofdgeschil. Ongetwijfeld ee:i zeer ra- tioneele beslissing. De inhoud van de hier boven gedeeltelijk geciteerde circulaire ging inderdaad buiten de schreef. Het i3 niet ge oorloofd, om in een dusdanige opruiende taal het publiek te overreden, om in een be paal de zaak niet te koopen. Vermoedelijk heeft de Bond na de beslis sing van den President de zaak verder Jaten uston. Ik twijfel er echter niet aan o[ ook de Rechtbank, indien het geschil verder wils uitgevochten, zou de voorloopige meenin.g van den President hebben gedeeld en in de handelwijze van den Bond eon mrechtma tige daad hebben gezien. Door het eenigsains plompe optreden van don Bond was deze beslissing vrij gemak kelijk. Er zijn echter gevallen denkbaar, rin de keuze, wie der partijen gelijk heeft, niet zoo eenvoudig is. Wat moet bijv. een President loon. indien door middel van circulaires de vak honden n een of andere industrie het publiek er an op de hoogte stellen, dat een zekere verkgever niet bij een collectief contract s aangesloten, en aldaar lagere loonen wor den uitgekeerd dan bij de overige werkge vers? Er zijn Presidenten geweest, die van oor deel waren, dat elke indirecte dwang op den werkgever ontoelaatbaar is, afgezien. van de vraag, of er een onrechtmatige daad is, ja dan neen. Het komt ons voor, dat deze motiveering wel wat te ver gaat. Van tweeën een. een belemmering van de vrijheid ls rechtmatig of niet. Is ze rechtmatig, dan is niet in te zien, op welken grond een dergelijk optre den kan worden verboden. Dat er in het le en dwang mag worden uitgeoefend, daar- ver zijn we het toch allemaal eens. Zoolang die dwang nu binnen de perken blijft, mag ze onzes inziens niet worden tegengegaan. Wat nu de vraag betreft, of een mededee- ling aan het publiek omtrent het niet aan gesloten zijn bij een collectief contract on rechtmatig is, hieromtrent zijn wij van oor deel, dat zulks niet het geval is. Zoolang er maar voor gewaakt wordt, dat het publiek niet wordt verhinderd in het doen van aan- koopon en geen advies wordt gegeven om elders inkoopen te doen, zoolang maar geen •are mededeelingen worden "verstrekt en geen opruiende taal wordt gebezigd, heb- we te doen met een geoorloofd middel de vakbonden, om voor hun belangen te waken. Intusschen, zooals reeds is aangetoond, recht en politiek raken hier elkander. Een zeer sterk aanhanger van de onbeperkte vrijheid der individuen zal ongetwijfeld spoediger in het optreden van de vakbonden onrechtmatige daad zien dan iemand, die meer sociaal georiënteerd is. Een voorstander van de verbindendver klaring van liet collectief arbeidscontract zal den vakbonden heel wat meer bewegings vrijheid willen geven dan een tegenstander Ook hieruit blijkt weer eens, lioe moeilijk het vaak is het recht te vinden. Het is maar niet een toepassen van de wet Integendeel, de oplossing van vele reohtsvragen is weer afhankelijk van de levenshouding, die iemand inneemt Een reden te meer, om voor een veelzijdi ge samenstelling onzer rechterlijke macht te pleiten. Mr. H. BAVINCK. Leger en Vloot. VOLKSWEERBAARHEID. De feestviering ter herdenking van het 30 jarige bestaan van do vereeniging Volks weerbaarheid zal plaats hebben in de groot< zaal van De Twee Steden, Buitenhof in Den Haag op Vrijdag 6 Juni, des avonds S uur. Dr. L. N. Deckers, minister van defensie dr. J. Th. de Visser, oud-minister, mr. J. A N. Patijn, burgemeester van Don Haag, en dr. J.^ P. Fockema Andreae, burgemeester van Utrecht, zullen er spreken. HERDENKING VAN Mr. TROELSTRA HERZIENING DER GEMEENTEWET Vergadering van 13 Mei 1930. De Tweede Kamer heeft kort maai; waar dig haar oud-lid, wijlen Mr. Troelstra, her dacht. Een groot deel der tegenwoordige le den heeft hem nimmer in zijn kracht gekend, toen aan het parlementair tournooi nog door ridders van groote reputatie werd deelge nomen. Als vurig, behendig parlementair de bater evenaarden hem weinigen. Met scherpe zeggingskracht flitsten naar alle kanten zijn principieels on dialectische argumenten. Hij kon imponceren als hij daar in de volle ont plooiing van zijn talenten als redenaar en politiek volksleider hoog opgericht in, liefst buiten zijn bank stond en de impulsen van zijn klassenstrijdsentiment in het scherpste sarcasme met krakende stem in volle fiolen over zijn tegenstanders uitgoot. Dan stond hij daar doorgloeid van diepe eigen overtui ging, de groote vellen papier in dc hand en iedereen luisterde, moest luisteren. Later is dat anders geworden. Wie hem had gekend in zijn kracht» voel de groeiende deernis met dezen man, toen hij na de revolutie-periode innerlijk gebro ken was geworden. De bekoring, die van zijn spreken uitging vervaagde. Hij boeidp menigmaal niet meer, om het slechts nega tief uit te drukken. In 1925 verliet hij het Parlement. Na vier jaren van veel lijden is hij thans bezweken Zijn lichaam keert tot stof, maar zijn levens werk, zijn groot, in onbaatzuchtigheid ge wrocht levenswerk blijft onder ons. Het was begrijpelijk, dat de Kamer dezen groote uit haar midden zou herdenken: het bericht van zijn overlijden bleek reeds in gekomen. Alle leden stohden -erbiedig op, toen de voorzitter na de opening der zitting, de vol gende rede uitsprak: .Geachte medeleden! De daareven voorgelezen mededeeling aat onze Kamer niet onbewogen. Te zamen met wijlen den heer van Kol >n 1897 lid van dit college geworden, is nr. Pieter Jelles Troelstra behoudens een korte onderbreking tot 1925 volksverte Tcnwoordiger gebleven. Een politieke persoonlijkheid van na ionale beteekenis is met hem heenge Buiten het Parlement was hij de gecst- lriftige en bezielende leider der sociaal democratische partij, die door hem is ge worden en groot geworden. Zijn in onze vergaderingen gehouden 'irillante redevoeringen zijn even zoovele Todenkteekcncn van blijvende parlemen- Niet het minst door zijn parlementai ren arbeid slaagde hij er in zijn duizen den volgelingen en vereerders de lichten de kimmen voor te houden van de betere samcnlóving, die hem voor oogen stond. Troel stras eerbiedwekkende strijd voor de verheffing van de arbeiders stempelt hem trots verdeeldheid van inzicht over zijn optreden tot een blijvende en historische figuur, ook als lid dezer volks vertegen wooëdigipg." Bij monde van den minister van B i n- nenl andschc Zaken sloot zich de Re geering bij deze woorden aan. Hij sprak als volgt: „Bij de woorden, die gij Kamer gewijd hebt aan de' nagedachtenis van haar oud-lid, den heer Troelstra. moge ik mij namens de Regeering aan sluiten. Tientallen leden der Kamer en niet wei nige ministère der Kroon, hebben gedu rende vele fciren met den overledene in deze vergai®reaal aar. de beraadslagin gen deelgenomen. Het gedeelte der oppositie, waaraan hij uitnemende leiding gaf, mocht fier gaan op haar aanvoerder. Ware van klein geestigheid, breed van opvatting, met groote oratorische gaven toegerust, was de heer Troclstra een sieraad van het parlement Zijn warm kloppend hart voor de noo den des volks; het kon zich verplaatsen cn meeleven in den gedachtengang van hen, die met hem van meening verschil 'den. Aan zijn uitnemende eigenschappen van geest en hart bewaart ook de regeering een dankbare herinnering". In de grootste stilte werden deze bei do INGEZONDEN MEDEDEELING. toespraken aangehoord. De dood is een ma jesteit, die we in onzen eerbied stil, maar echt erkennen. Daarna werd het werk van iederen dag veer voortgezet: herziening der Gemeentewet Aan de orde was art. XIV met het amen dement-Ketelaar betreffende dc punten, waarover alleen een besluit kan worden ge nomen. De heer Vliegen (s.d.) bestreed het amendement, dat echter den minister niet onwelgevallig was. De heer Ketelaar bestreed het betoog van den heer Vliegen en wees er op, dat zijn amendement noodzakelijk was, daar het amendement-Vliegen te ver ging. De heer Vliegen (rok zijn amendement in, waarna het amendement-Ketelaar z.h.s. word aangenomen met aanteekening van den heer Wijnkoop dat hij geacht wil wor den te hebben tegengestemd. De heer v. D ij k (a r.) lichtte een amende ment toe om in art. 64 der Gemeentewet te bepalen, dat dc burgemeester door de Kroon kan worden ontheven van het verrichten van wcrkelijken militairen dienst. Hij moet reserve-officier kunnen blijven. De heer Ketelaar (v.d.) en de mi nister hadden bezwaren. Juist in critieke tijden moet een burgemeester in zijn ge meente zijn. De heer Schaepman (r.lt.) merkte op dat de zaak reeds geregeld is in het Kon. besluit van 3 April 1923. Het amendement werd vcrwor pen met 45 tegen 30 stemmen. Bij het artikel, volgens hetwelk de burge meester bevoegd is aan den raad voor te stellen, aan een lid dat door zijn gedra gingen den geregelden gang van zaken be lemmert, den toegang tot dc vergaderingen te ontzeggen, kwam de heer W ij n k o o p (c.p.) op tegen deze bepaling en wees op de willekeur van tal van burgemeesters te dezer zake. Hij zou die bepaling liever niet in de wet De minister merkte op. dat de burge meester alleen niaar een voorstel doet, en dat het ten slotte de raad is. die een be slissing neemt Het artikel werd goedgekeurd met de stem van den heer Wijnkoop tegen. Daarna verdedigde de heer M a r c h a n t (v.d.) een amendement dat bedoelde het college van B. en W. ook aan den Raad verantwoording schuldig te doen zijn we gens zijn handelingen als orgaan van plaat selijk zelfbestuur en om den burgemeester verantwoordelijkheid aan den Raad op te leggen voor de uitvoering van dc besluiten van het college van B. en W. Zijn bedoeling was, om z. i. een tegen strijdigheid tusschen art. 70 en 179 der Ge meentewet weg te nemen. Een amendement, door den heer v. Hel lenberg Hubar (r.k.) ingediend, be doelde den Raad en het college van B. en W. te machtigen om de uitvoering van hun besluilen, voor zoover deze vallen onder hel burgerlijk recht, aan een ander op te dra gen dan aan B. en W., resp. den burge meester. De heer v. d. Bergh (s.d.) kon zich in zooverre met het amendement-Marchanl vereenigen als daarin aan den burgemees ter verantwoordelijkheid wordt opgelegd aan den Raad. Mr. Heemskerk (a.r.) was van gevoe len, dat de aan de orde gestelde kwestie niet zoo incidenteel geregeld moet worden De kwestie dient vooraf rustig bekeken te worden, juist omdat de verantwoordelijk heid er bij betrokken is. De Minister gaf een uitvoerig over zicht over de geschiedenis der artt 70 qn 179 en bestreed de beweerde tegenstrijdig heid er tusschen. De uitvoering van niet alle raadsbesluiten behoort hij B. on W. Be sluiten, die slechts mechanische uitvoering noodig hebben, zijn ter uitvoering aan den burgemeester opgedragen in art 70. Voor het amendement-Marchant voelde de Mini» ter heel weinig. Boven het amende<nent-v. d. Bergh, be doelende dat de burgemeester zich bij bui tengerechtelijke handelingen kan doen ver vangen door een gemachtigde, werd de voorkeur gegeven aan het amendement-v Hellenberg Hubar, dat wenschte, dat B. en W. bevoegd zouden worden de uitvoering van burgerrechtelijke besluiten op te dra gen aan een ander dan aan B. en W., resp. den burgemeester. Bij de replieken nam de heer Mar hant de eerste helft van zijn amende ment terug en handhaafde alleen de ver antwoordelijkbeid van don burgemeester aan den Raad voor de uitvoering van do besluiten van B. en W. Mr. Heemskerk (a.r.) vond die spe ciale bepaling voor de burgemeesters niel noodig; vaak kunnen ook wethouders de verantwoordelijke personen zijn, maar van hen wordt niet gesproken. De heer v. d. Bergh (s.d.) was het mei deze opvatting eens; hij wijzigde zijn amen dement en sprak van „rechtshandelingen" De heer v. Hellenberg Hubar bracht ook een redactiewijziging in zijn amendement aan. Maar de Minister vond alles minder goed dan de Regeering had voorgesteld. D.w.z. verwierp ze alle drie maar. BINNENLAND. MR. P. J. TROELSTRA T DE BEGRAFENIS. In de zitting van het Uitvoerend Comité der Soc. Arbeiders-Internationale te Berlijn, heeft de leider der Belgische Werklieden partij, Emil Yandervelde, een rede gchui* den ter nagedachtenis van mr. Troelstra. Hij wees er op dat de gansche Internatio nale onder dit verlies lijdt. De heeren Albarda en Wibaut zijn in verband met hei overlijden van mr. Troelstra naar Neder land teruggekeerd. De regeling van de begrafenis van mr P. J. Troelstra op Vrijdag a.s. is zoo danig getroffen, dat in de rijtuigen alleen zullen plaatsnemen de familieleden en naaste vrienden van mr. Troelstra, bene vens Jan Oudegeest en Wouden berg, voorzitter en secretaris van hel partijbestuur, A1 b a r d a, politiek leider van de S.D.A.P. en Kupers en v. d W a 11 e, vertegenwoordigend het N.V.Y. De kist zal worden gedekt door de partij- vlag. 's Middags 1 uur precies vertrekt de stoel uit de Leuvenschestraat te Scheveningen. Partijgenooten, geestverwanten en verder»» belangstellenden zullen onmiddellijk achter de rijtuigen aansluiten om den gang naar de begraafplaats mee te maken. De opstelling van den stoet met om floersde vaandels en vlaggen heeft plaats om twaalf uur aan dien Badhuisweg mei den kop van den stoet aan de Brusselsche laan. De plechtigheid op de begraafplaats zal bestaan uit een dëfilé langs de op een ver hooging geplaatste baar waaromheen alleen de familie zal zijn geschaard. Dit défilé za' omstreeks kwart voor twee beginnen. F.i worden op verzoek van de familie gevn bloemen meegevoerd. Terwijl de stoet naar het Gebouw voor K. en W. marcheert, zal de begrafenis plaats hebben, waarbij slechts de familie en eenige intieme vrienden tegenwoordig zullen zijn Men venvacht, dat de herdenkingsplech tigheid tot ca. 6 uur n.m zal duren. Ten huize van de weduwe van mr. Trocl stra werden bezoeken van rouwbeklag afge legd door de heeren Woudenberg na mens het partijbestuur der S.D.A.P., D r e e s, voorzitter van de Haagsche Fede ratie, en IJzerman, secretaris der Tweede Kamerfractie. In het gebouw van Kunsten en Weten schap zal Vrijdagmiddag een herdenkings samenkomst gehouden worden, welke door de VARA wordt uitgezonden. Het program van de AVRO op Vrijdag middag 16 Mei van 36 uur zal hier komen te vervallen. Het amcndement-Marchant werd v er- worpen met 39 togen 34 stemmen; dat van den heer v. Hellenberg Hubar onderging hetzelfde lot met 69 tegen 4 stem men en dat van den heer v. d. Bergh werd goedgekeurd z. h. s. Verworpen werd een amendement-W e s terman (lib.) om burgemeesters, die van meer dan één gemeente burgemeester zijn. te verplichten meer dan eens per week spreekuur in iedere gemeente te houden. De heer v. d. Bergh (s.d.) wenschte bij staking van stemmen over benoemingen van personen in het college van B. en W. alleen na herstemming het lot te doen be slissen. Het amendement werd door den Minis- t e r overgenomen. Hetzelfde geschiedde met nog een redac tiewijziging, waarin een betere omschrij ving van het college van B. en W. werd ge geven, dan nu in de wet staat. Heden gaan we met deze interessante dingen verder. Radio Nieuws. DOXDERDAG IS MEI. HUIZEN' (1873 M.) 8-15 Tijdsein. 8.1S—9 3G het L'sm-e- 10.10 Tljd- 10—10-30 Zur 1.30—12.30 Uurtje H. PiloTi. hoofd der Land- Achterveld (U. Tijdsein. 12.30- - de Vries, fluit: Jai spraak. 8. Gebed. 9. Zint 6. 3.— Tijdsein. 5—6 Tijdsein. 6—7 50 C» 6. Zingen* lte der toe- 1S3 1. 4 en 't 'de Geref Tijdse ...Jdsein. - .- --- Kerk mm de Parkstraat te Velp. het Kinderkoor ..Zangvogeltjes" te Velp. o. 1. van den heer J. Oostenbrink. Uitgevoerd zal worden de Klndereantatc „Mlchlel Adriaans.*.. de Uuyter", voor Soli. Koor en Piano. 7.5"—8 Politieberichten. S.— Tijdsein. 88.10 „Colum- 08.30 Spreker: Dr. H. Schokking. ed. te Den Haag. Onderwerp: ..Vcr- N'ed Herv. of HILVERSUM (Vódr S.308.40 „Col ui 298 M.. nA G erfc 8.50 •atie. 7.45—8 Gramofoon- S.01 Concert. 8 30 Solist.-»,- oncert 9.15 Voort*. Soll*- z. concert. 10— Persbe- rt. 11.— Concert. 12. Slul- WIJZIGIXG RADIO-PROGRAMMA. De herdenkingsbijeenkomst, gewijd aan de nagedachtenis van ^Troelstra.^die Vrijdag na de ge. wordt uitgezonden door de V.A.R.A. Het programma van de A.VRO op Vrijlagmiddag 16 Mei van 3 tot i uur zal hierdoor kbmen te vervallen. DE „REICHSRI XDPt"VK-GKSELLSCHAFT** Een bijzondere nltsendlng. Op Donderdag 15 Mei. den dag waarop de Relchsrundfunkgesellschaft 5 Jaar bestaat, or de BerlIJnsche In de Pfc Berlljm 19 35 uur A T. in de Phtlharmome ee sch omroeporl Scherchen. hei Voorts draagt Edwin Fischer Beethoven's ïo-concert No. 5 in Es-Dur. opus 73 voor. BATAVIABUENOSAYR ES VIA BERI.I. Een rn ill o-telefoongesprek over 23000 KA Te Nauen bij Berlijn klopt bet radiohart len Batavia afstand welke In dit geval het gesproken woor moest afleggen bedroeg plm. 23O0U K M. of mee dan .le halve omtrek der aarde. Dat een en ander even helder en duidelijk ver staunbiiar was uls bij een gewoon tclefoongt sprelt over een afstand van enkele kilomei. r pleit wol voor de hooge ontwikkeling der mo .lerne rndlo-technlek. Een woord van hulde voo de bekwame Ingenieurs van Telcfunkeu. die <11 experiment met zooveel succes bekroond zager Is hier wel c.p zijn plaats. Het ligt In de bedo. DE KALIMIJN TE BIENBURG VOOR HONDERD JAAR Door S. VAN WOUDEN. t» Falck heeft, ook in zijn particuliere leven, een voorbeeld gegeven, dat hij de Belgen als zijn iamdgenooten beschouwde door zijn huwelijk niet Barones de Roisin, een Bel gisehe van aanzienlijken huize. Men beschouwe deze opmerking niet als een gewilde aardigheid. Juist dit huwelijk is oorzaak geworden, dat men Falck ver weten heeft, de Belgische belangen te veel voor te staan. Niets is minder waar dan deze beschuldiging. Falck was geen Belg geworden, maar sinds de vereeniging voelde hij zich Groot-Nederlander. En toen de on gelukkige twisten uitbraken, koos Falck welbewust partij. Géén Belg maar Neder lander was en bleef hij! Toen hij door den Koning na den Opstand naar Londen gezonden werd, om bij de ver gadering der confereerende Mogendheden Nederland te vertegenwoordigen, schreef Falck aan zijn vriend Siccama: toen ik in 1S14 te Parijs deel nam aan de opstelling der huwelijksvoorwaar den, dacht ik weinig, dat ik eens te Londen geroepen zou worden om te arbei den aan het regelen der echtscheiding; en voor dit gedeelte van mijn lot zoude ik, had het van mij afgehangen, gaarne bedankt hebben Hot was schertsend gezegd. Maar tusschen deze schertsende woorden door is duidelijk op tc merken, dat de vader van de Adit Artikelen zeer veel leed had, omdat zijn levenswerk, de verocuiging van Noord en Zuid, was mislukt. En toch, zoo waarlijk was Falck Nederlander hij onderwierp zich aan het bevel van den Koning, om naar Londen te gaan en er de „echtscheiding" te regelen. En ook waarlijk als een held ge- droog hij zich daar, toen hij nadrukkelijk protesteerde tegen het geheel willekeurig besluit der Londcnsche Conferentie van 20 December 1830, waarhij de Gezanten der vijf Mogendheden het wettig erkende Konink rijk der Nederlanden ontbonden verklaar den, En voor het goede recht van Willem I bleef hij strijden, ook toen hij in later jaren den Koning hij een der Hoffeesten in Brussel vertegenwoordigde. Prof. Jorissen vertelt er van: binnentredende, hoorde hij zich door den lakei aan de deur aankondigen als „l'envoyé du Roi Hol lande". Nauwelijks had de bediende geëindigd, of men hoorde tot iedere verbazing, een stem, die hem verving cn verbeterde en op denzelfden dreun vervolgde: „l'envoye du Roi des Pavs-Bas". Het was Falck zelf, die den titel zijns kemings handhaafde En nu moge men in België van Falck gezegd hebben, dat hij de goede genius was van het Belgische volk onomstootelijke waarheid is, dat Falck voor alles oprechl Nederlander gebleven is. Anton Reinhaid Falck is de eere waard, die Prof. Jorissen hem gunde: opgenomen te worden in zijn galerij van historische karakters. Wij, in onze dagen, zouden hem een groot-Ncderlader noemen, omdat hij werke lijk een groot Nederlander was Helaas, Koning Willem I kon het met zijn Minister van Onderwijs, Nijverheid en Kolo niön 181S—1824 ook al niet vinden. Al word hij niet, zooals Gijsbert Karei van Hogcndnrp geheel op zij gezet haast sohrecf ik: op het grievendst beleedigdl als Ambassadeur aan het Engelsche Hof (van 1824 tot 1832) werd hij uit de omgeving van den Koning verwijderd. Was Falck voor Willem I een te veel zelf-denkend man? Maar en dit is misschien wel mee de grootste eer, die Prof. Jorissen aan Falck geeft hij deed niet mee in het koor van hen, die later den eersten Willen zoo hebben verguisd en veroordeeld. Prof. Jorissen schrijft er van: hoeveel redenen tot geringe inge- nomendheid niet Willem I hij ook mocht llebben, zij verleidden hem niet tot onbil ijke veroordeeling. De brieven liggen voor >ns, waarin bij den ouden koning, die, eenmaal door het volk verheerlijkt en aan gebeden, onder bittere verwijten der natie aftrad, als bet ware in bescherming nam en tegen onbillijke eischen verdedigde Falek het moet worden herhaald is eet der groote mannen van het eerste Koninkrijk geweest 1 Willem I, Koning der Nederlanden (1813-1840). De plicht, om in een korte schets. Koning Willem I te beschrijven, valt niet gemak kelijk te volbrengen. Hij is waarlijk een groot en edel vorst gowecst, al valt er veed in zijn regeeringsbeleid te gispen. En ails mensoh behoort liij tot degenen, die tot de schouderen en opwaarts ver boven anderen uitsteken, hoewel er in zijn optreden naar buiten ongetwijfeld ook veel is, dat afstoot. Willem I is, zei Prof. Jorissen, verheerlijkt en aangebeden. Hij is ook verguisd en aan gevallen, zooals het slechts weinigen man- schen overkwam. Misschien de vergelij king valt mij in, terwijl ik schrijf kan Koning Willem I vergeleken worden met Keizer Wilhelm II. Men weet, hoe eertijds Duitschland's gewezen heerschar zoowel in als buiten zijn land werd geëerd. Vooral in Duitschland zelf. Den vredos-kcizer noemde men hem. En men prees hem. Wat hij deed was voortreffelijk en goed. Niemand ver oorloofde zich eenige aanmerking op zijn beleid; alleen in stilte werd wel eens cri- tiek op zijn daden geoefend. En thans? Is er iemand, die na den grooten oorlog méér besproken en méér becritisecrd is dan de voorheen zoo bewierookte? Ja, inderdaad, degenen, die vóór 1914 den Duitschon Kei zer soms het luidst hebben geprezen en die werkelijk ook niet weinig aan hem te dan ken hebben, spreken nu hun Anathema uit over den gevallen vorst. En zoo verging het in 1S10, en reeds lang daarvoor, Koning Willem I. Neen. ik wil lang niet alles goed prijzen, wat onze eerste Koning heeft gedaan. Reed*, uit wat ik hiervoor schreef, moge het dui delijk zijn geworden, dat ik na nauwkeu rige bestudeering der mij ten dienste staan de bronnen, méér dan één daad van Wil lem I aan rritiek onderhevig acht Maar ik hef mijn stem op tegen hen, die ouk nu nog Koning Willem een ongeluk voor Nederland noemen, en hem durven smaden "n onteoren. En luid wil ik het uitzeggen, dat Koning Willem I een vorst is geweest, die oprecht het goede voor zijn land heeft gezocht; die voor de Belgen heeft willen zijn, wat hij n zijn éérste proclamatie beloofde: ecu vriend en een vader! En even luid wil ik het uitzeggen, dat do Belgen zelf dc schuld zijn van den on- gelukkigen twist, die do Vlamingen ik spreek niet van de Franschgezinde Walen! van hun broedervolk heeft afgescheurd! Maar ik kom in het vervolg van mijn artikelen hiorop nog terug. Thans bespreek ik eerst Koning Wil lem I. Men vergunne mij, dat ik in dit ge val méér citaten geef dan ik bij de beschrij ving van Van Hogcndorp, Van Maancn en Falck heb gebruikt. In zijn „Staatkundige Geschiedenis van •Nederland tot 1830" geeft Jhr. Mr. de Bosch Kemper de volgende karakterschets van Koning Willem I: Willem I bedoelde in opregtheid eene nauwe vereeniging der Noordelijke en Zuidelijke provinciën; het prikkelde zijne eerzucht, het nieuwe Rijk spoedig tot den hoogst mogelijken trap van wel vaart en geluk te verheffen. In vele op 'igten was hij een buitengewoon mensch cn een buitengewoon Vorst. Zijn geheugen grensde aan het wonderbare; hij begreep gemakkelijk den omvang van finantiéle en economische plannen; hij stelde be lang in zeer veel, zoodat hij zelfs tot d« bijzondere aangelegenheden van zijne on derdanen afdaalde. Zuinig, bijna karig voor zich zeiven, waardig in zijne hof houding, was hij zeer vrijgevig en waag de gaarne groote sommen, ook uit eigen kas, waar hij meende dat dc uitgaven tot vermeerdering van don algomcenon rijk dom of ter loeniging van geleden verlie zen konden dienenZoo hij in het par ticuliere leven zwakheden moge gekend hebben, als Vorst had hij geen anderen hnrtstogt, dan om Nederland sj>oeilig groot en welvarend tc zien. Maar juist door dit hartstogtelijk verlangen voortg»- dreven, wachtte hij niet af de geleidelijk* ontwikkeling van bedachtzaam gestrooid zaad; hij was door zijn karakter het stel sel van krarhlige bescherming van indus trie en handel toegedaan en een d»>ordrij- vcr van hetgeen hij goed oordeelde. D>» partijzucht heeft hem den bijnaam 4n „koppige" gegeven: er ligt daarin oenigo waarheid. Hij hield vol hetgeen hij e«u»* maal voor goed en regt had erkend. Ja, hij kon het mocielijk van zijne staatsdie naren verdragen, wanneer zijne mesmin- gen van hen tegenspraak ondervonden; hij meende dat daardoor zijn regeenng». beleid verzwakt werd. Zijn karakter hel de naar het onbuigzame; maar toch wtu hij niet wars om op genomen besluiten 'enig to komen, wanneer hij het wenscho- ijk achtte; maar hij wilde met gedwon- «n zijnTot zijne ministers en hoofd- imbtenaren koos hij bekwnme mannen; cn hen. die hem voigiaam dienden, be hield hij in zijn dienst (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5