V
140
O
wueeo ot j
de béide zwervers.
Wad ruk verboden.
HOOFDSTUK I.
Een lange wandeling
Harc Evaers liad nu dc laatste hand aan het zadel
gelegd.
Gisterenavond al had hij gezien, dat er iets haper
de aan den linkcr-buikriem, maai- H was toen reeds
schemeravond geweest en daarom had hij dat werk
je maar uitgesteld tot den volgenden morgen.
Voor dag en dauw was hij nu op dezen mooicn
Juli-morgen i.*. r.ijn pothuis geweest, om den riem
te repareeren en terwijl hij daar bij het open ge
worpen raam op z'n dncstaocl zat floot hij 'n lustig
deuntje.
Geen zadelmaker in heel Utrecht, die altijd zM
vroeg uit de vee ren was als Harc en ook niemand,
die zoo prompt op tijd zijn werk afleverde.
't Ging uitstekend de laatste jaren en menig pond
Silver had baas Harc al In T uiterste hookje van dc
spinde verborgen, 't Is waar, hij moest het met pen
ningen bij elkaar verdienen, maar elke tweo pen
ningen was tooli weer een dcnaric en iedere twintig
denariiin jcooi ingewisseld worden voor een ons, ter
wijl hij, telkens wanneer hij weer twaalf onsen hij
elkaar haul spoedig cr voor zorgde dat hij er een
pond \oor in ruil kreeg.
Er wend veel meer verdiend dan in vroeger dagen.
Voor de kruistochten was 't aunoe lijden, had hij z'n
giootmoeder dikwijte hooren vertellen, moor de
kruistochten hadden een angekenden omkeer te
weeg gehraclit la plaats van de tallooze lijfeigenen
waren er nu nijvere vrije burgers gekomen, men-
schen, die hard werkten voor hun gezin en die zoo
doende 'n ambachtsman nog eens wat konden laten
verdienen.
Over tlic kruistochten zelf was Harc nooit zoo heet
ic sproken geweest Hij vond het dwaasl>cd<l, om
zoohi verren tocht te maken cn te trachten dc Tur
ken uit liet heilige land te verdrijven.
Wat drommel, waarom lieten ze die menschen
ttiot met rust; ze woonden daar nu eenmaal cn wie
wil er nu graag uit z'n woonplaats verdreven wor
den? 'n Turk natuurlijk net zoo min als 'n ohristcn-
tnenseh. Ja, die Turken schenen wel niet malse!i te
zijn. Ze moesten in vroeger tijd de pelgrims, die op
het graf van den Heere gingen hidden, veel kwaad
bobben gedaan, maar dc pelgrims zouden ook wel
li iet zulke gemakkelijke jongens geweest tijn.
Neen Ilarc moest er niemendal van hebben. Zijn
grootvaders vader mcnsohcnlief wat was dat long
geleden was ook meegetrokken. Hij was gansch
ia» vervoering gekomen door de prediking van een
kluizenaar en hij had ook mee geschreeuwd: „God
wtil het, God wil het!"
Maar de goede man was nooit terug gekomen;
men had zelfs nooit meer iets van hem gehoord.
Als kleine jongen had Harc dit verhaal al gehoord
en zich toen reeds vast voorgenomen, nooit met een
kruistocht mee te doen.
..Klop!", die zat
Dc laatste pen was in den zadel riem geslagen.
„Morgen, Harc! als jij niet rijk wordt, wie wordt
bet dan wel?"
Lieve menschen, is «lat schrikken!
„O zoo, ben jij dat Leunis; je moet con mensch op
den vreegen morgen niet zoo laten schrikken, want
dat is veel te slecht voor 't hart".
„Je was zoo in gedachten verzonken, dat ik wel
luid roepen meost, waar dacht jij zoo over? Je
peinsde als een monnik".
,,'n Monnik ben ik gelukkig niet, maar daarom
mag "n menscli alevcl wel cons denken. En ik zat
nu net te denken over do kruistochten. Die hebben
toch maar heel wat vertier gebracht.
„Dat hebben ze wis en drie", zoi Leunis de laken
koopman", „ik zei gisteren nog tegen m'n vrouw,
het beste kanefas werd vroeger alleen maar door de
edelen gekocht cn gedragen. Welk burger zou het
toen in z'n hoofd lubben gekregen, om uit henncp-
geweven stoffen te dragen cn nu nu gebruikt do
vrouw van Harc Evaers dc zadelmaker liet zelfs".
„Zeg jij lange lakcnleurder, moet jij m'n vrouw
„Mare, Harc, wat ben jij aan 't oppijpen in den
vroegen morgen".
't Was Brechtc, de vrouw van Harc, die de werk
plaats van haai* man kwam binnen stappen en niet
eens haar gewonen morgengroet kon spreken, om
dat Harc zoo te keer ging tegen Leunis.
Nu moest «Ie zadelmaker verslag doen.
Leunis liet hem maar stil praten.
Lachend viel vrouw Brcchtc haar man eindelijk in
de rede: „Maar Hare, Leunis heeft toch gelijk, zie
maar hij heeft den lap kanefas, dien ik hem be
st* ld liob op z'n arm".
Ja, nu zag Harc hot ook.
„Wist ik, dat die lange leurder hier moest zijn",
cn door het raam heen liet rolletje kanefas aanpak
kend gaf hij het aan zijn vrouw, die er zich mee
naar het woonvertrek begaf. Maar op den drempel
nep Harc haar terug. „Brcohte ia Wulfert al op, hij
moet zoo dadelijk naar Houten, ik ben met het za
del klaar".
„Ik zal hem wekken Harc, dc jongen slaapt nog".
Leunis stond nog voor het raam van het pothuis,
hi Paar varkens, die zoo pos uit hun hok waren ge
laten, snuffelden knorrend om hem heen, maar hij
gaf ze een schop en met een schreeuw gingen de
beesten op de vlucht en zetten koers naar dc over
zijde van de straat.
,Ja <iie kruistochten hebben heel wat vertier ge
bracht, dat stem ik je toe", vatt Leunis den draad
eer op. „Er is nu voor nering
doenden cn "ambachtslui wat te verdienen cn wat
over te houden ook. Daar was vroeger geen denken
aan".
.,'t Is anders dc grootste gekheid, die je Je kunt
denken", meende Harc cn hij begon nu z'n hart te
luchten over de dwaasheid van dc kruistochten.
„Praat je van dwaasheid", vroeg Leunis nu. „Man
de grootste gekheid moet nog beginnen. Ik had gis
teren een Vlaamschcn wolkammer bij me en die ver
telde me wat, dat nog gokker is «Ion alles wat we nu
sedert Poter de kluizenaar beleefd hebben. Begrijp
nu toch eens aan, in Frankrijk zijn ze bezig een
kinderkruistocht te prediken".
„Wat zeg je daar?"
„Wel, dat hoor Jc toch, ze gaan met een kinder
kruistocht beginnen. Duizenden jongens en meisjes
moeten van plan zijn naar 't heilige land te trek
ken, om tegen de Turken te vechten. Ze beweren,
dat de vorige kruistochten mislukt zijn, omdat de
menschen, die er aan deelnamen, zulke grootc zon
daars voor God waren. Maar kinderen zijn niet zul
ke groote zondaars en daarom zullen due rekenen
kunnen op dc hulp van God cn de lieve heiligen".
„Maar Leunis, dat is toch allemaal onzin, wat je
me nu vertelt?"
„*t Moet werkelijk zoo zijn, de Vlaams cl »e wol
kammer, die het mij vertelde, l>ad het weer gc-
hoond van ©en koopman, die uit Frankrijk kwam
tlic het zelf gehoord en gezien had.
„Vindt de paus zulke dwaasheden wel goed?"
„H Schijnt dat paus Innoccntiue III er zijn goed
keuring al aan gegeven heeft.
'n Boereknaap, Steven heet hij, is er mee begon
nen. Hij vertelt, dat hij visioenen hoeft gezien en
dat het hem int den hemel bevolen is".
„Allemaal dwaasheid, allemaal dwaasheid, Leu
nis; wat zullen kinderen nu tegen de Turken ver
mogen. Dc groote Kruislegere hebben ze
niet
eens onder kunnen krijgen, wat zouden zulke kin
deren dan".
,/k Ben 't goed met Je eens Hare, t is groote
dwaasheid.
„Ik zou dien Steven wel eens niet m'n spanriem
willen bewerken", bromde Harc, „als dat een jon
gen van mij was, zou Ik het hem afloeren, dat ver
zeker ik je".
,,'t Is je toevertrouwd, maar kom, ik sta mijn tijd
loclijk te verpraten, je vrouw heeft d'r kanefas cn
nu moet ik er op uit om hier en daar nog wat te
verkoopen. Gcgiroot Harc".
Met groote stappen verdween dc lakenkoopman in
de lange modderige straat.
Harc stond op om wat schoenen cn laarzen te
gaan ophangen. Dat was 's morgens altijd zijn eer
ste werk. Buiten onder de luifel ha<! hij een ijzeren
balk met haken laten aanbrengen cn daaraan wer
den de producten von Hare's noesten arbeid opg«!-
li&ngen, zoodat men in dc verte al zien kon, dat
daar een schoen- en zadelmaker woonde.
Van morgen was Harc van z'n gewoonte afgewe
ken omdat nu eerst het zadel afgemaakt moest wor
den. Wulfert moest er mee naar Ilouten cn dat was
een verre wandeling 't Was zaak, dat hij vroeg op
pad ging, anders kon hij niet voor 't poort sluiten
terug zijn.
„Waar blijft dc jongen nu", mompelde Harc, toen
liij zijn pothuis weer binnen stapte, „ik heb het
zadel nu gereed, als Wulf nu ook klaar is kan hij
dadelijk v«n*trckkcn".
In zich zelf brommend liep hij door naar het
woonvertrek, om te zien of de jongen soms nog op
z'n bed lag.
(Wordt vervolgd).
ONS KNUTSELHOEKJE
VLECHTEN MET TOUW
„Vlechten met touw", schrijf ik hierboven. Maar
't kan ook met raffia, wol, gekleurd of niet gekleurd.
Alleen, met touw gaat het vlechten het gemakke
lijkste en daarom beginnen met touw. Ilcb je den
slag goed te pakken, dan neem je raffia of tapijtwol,
waar je aardiger werkstukjes mee maken kunt. De
eenvoudigste vlechten zijn de platte vlechten of plat
tingen. Onthoud nu goed: Moet de cone draad over
den anderen geslagen, dan schrijf ik hiervoor het
„+"-teeken, gaat de draad onder een ander door,
dan gebruik ik het „—"-toeken. De draad aan de
linkerhand noem ik 1. Vlechten we dus mot drie
draden en schrijf ik 1 2 3 dan wil dit zeggen,
«lat dc eerste draad over den tweeden' gaat cn onder
den derden door.
Voor deze week geef ik het vlechten met drie,
en zes draden. Gaat jc dat handig af, dan kun
jo met elk willekeurig aantal draden vlechten,
Met drie draden vlechten wc 1 2 3; met vier
PLATTE VLE-EHTE.N
PLATTING 3H# 33T CNTZX
draden 1 2 3 4; met zee draden 1 -t- 2 8
4 5 6. We nemen dc draden niet even lang.
lis dan *n draad bijna op, dan leggen we een nieu
wen draad langs het overgeschoten stukje en vlech
ten met deze twee draden of liet één draad was.
Doordat de traden niet even lang zijn, komen d4
aanhechtingen op verschillende hoogte, dit staat
veel netter.
LACHPLAATJE
De pianist Rumverski kocht een nieuwen hoed...
WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN J
Leest gij mij van voren naar achteren, dan ben Ik
nat; maar l«x\st gij mij van achteren naar voren dao
ben ik zwart. Kent gij mij?
D
141
Oplossingen No. 6568.
No. 65. Vingerhoed.
No. 00. ell-el
No. G7 Maarten Luther: Maart; lente; rum; hut.
No. 68. Klaas-Waal Klaaswaal.
REBUS
EVENTJES LACHEN
Wie de anto het meest had!
„Dc Yon Weelde reus hebben een auto tegenwoor-
toigl"
„Ja, ze chauffeercn allemaal: Pa, de drie zoons en
de vier dochters.
En wie heeft den wagen het meest?"
,,De reparateur".
Nog zoo dom niet.
r
In de Diergaarde is dc kleine Emmy haar vader
kwijt geraakt Parmantig stapt zij op een oppasser
toe en vraagt beleefd: „Mijnheer, heeft u niet een
meneer zonder een klein meisje gezien?"
Hij liet ze staan.
Onderwijzer: „Dirk wat weet Je van Columbus?"
Dirk: „Dat hij niet van eieren hield",
daarbij".
Onderwijzer: „Och, diaIIc jongen, hoe kom jc
Dirk: „Wel mijnheer, hij liet ze toeli stnan?"
Nero.
Juffrouw: „Jan, heb je wel eens iota van Nero ge
boord?"
J«n: „Natuurlijk Juffrouw."
Juffrouw: En wat kun Je me dan ven Iiern ver
tellen?"
Jan: „Hij heeft vannacht zoo vreeselijk gejankt, dat
niemand in huis slapen kon".
(Ingezonden door Corrie i
den moordenaar zelf niet tc pakken kunnen krijgen,
dood en zc iemand van zijn stam en dan zijn ze
tevreden.
De stamgenootcn van don gestorven Papoea gingen
«lus op pad om een krokodil tc zoeken. En het geluk
was hun gunstig.
Zc troffen een patrouille gewapende politiedienaren
an, die pas z«>o'n monster gevangen hadden. Ge
wapend met hun speren en messen stormden ze op
het l»ee<st toe en onder vreeselijk geschreeuw en getier
staken on sneden ze het, waar zc het maar raken
konden.
Het kamptrnghoofd hakte liet dier «ten kop af en
do antlere Papoea's sneden het in kleine stukjes.
De kop van «ten krokodil werd toen naar het huis
van den overledene gebracht.
Al de k(unpongl>ewon4Mn kwamen tcxisnellcn. Ze
zongen en «lansUrn, speelden op hun muziekinstru
menten cn versierden de hulzen met vlaggetjes.
Toen verzamelden allen zich rond«nm den kroko-
dillenkop.
Het kamponghoofd trad naar voren, sprak eenlge
woorden en sloeg met een steen tweemaal op den
kop. De oom van den dood en Papoea sloeg er drie
maal op en zijn moeder tweemaal. Toen was de
plechtigheid afgeloopen.
Sommigen van de hampongbewoncra waren niet
thuis te waren het btxeh ingegaan om dam ar te
zoeken. Toen allen na eonigc dagen thuiskwamen,
werd het groote doodenfeest gevierd.
Ieder kreeg een stukje van het gedroogde kroko-
dülenvleeech te eten, allen waren opgewekt en blij,
want nu had men alles gedaan, wat de adat eischic
en men behoefde dus voor den boozen ge eet niet meer
te vreezen.
Arme Papoea's! Wanneer zulten ze hun heëdcnsche
dwaasheden laten varen? Gelukkig zijn er al enkele
honderden Papoea's, die de booze geesten niet meer
EEN KROKODIL, DIE ZIJN STRAF
NIET ONTGING.
Bijnu loothcoht vielen de vermengende zonnestralen
op het kalme water ven een der rivieren van Nieuw-
Guinea. Aan den oever lag een prauw, die pas door
de roeiers verlaten was. Een enkele Papciea was
achtergebleven om het vaartuigje te bewaken. Het
duurde niet lang, of hij was vast in slaap. Er was
immers geen gevaar te vreezen.
Maar wat was dat?
Er kwam beweging in het stille water der rivier
en vlak bij de boot dook een groote kop op boven den
waterspiegel. Een paar loerende oogen keken naar den
slaper, een paar reusachtige kaken openden zich en
do Papoea werd meegesleurd in de diepte.
Zijn makkers hoorden een gil, een plons en toon
zc haastig kwamen toeschieten, zagen ze niets meer
dan groote kringen op het water. Do boot was leeg
en dadelijk begrepen ze, dat de achtergebleven roeier
het slachtoffer was geworden van. een krokodil.
't Was niet dc eerste keer, dat ze zoo iets bijwoon
den cn ze wisten, wat ze doen moesten, om hun mak
ker misschien nog te redden. Ze begonnen uit alle
macht te solreeuwen en lawaai te maken, waarop
het monster zijn prooi losliet en ijlings op de vlucht
ging. Men haalde den man uit het water en verbond
gijn wonden zoo goed mogelijk.
Maar het bloedverlies was tc groot geweest; na
enkele uren stierf dc ongelukkige Papoea. Het lijk
werd in de prauw gelegd, naar de kampong gebracht
en nog denzeifden dag begraven.
Er heersohtc in de kampong grootc schrik. Men
.vreesde voor den geest van den gestorvene. Die
zwierf nu rond cn trachtte dc menschen kwaad te
doen. Om den geest buiten «1e liu^n to houden,
plantte men groote nipokbladc. -n aan den ingang
.van 't erf en nam do trap weg.
Toen de avond was gevallen,, waagde riemand
ziel» meer buitenshuis.
Men sloeg tegen dc wanden cn de zolders en maakte
allerlei geluiden om den ge vroor den getst buiten tc
houden. Niemand sliop er dien nacht; angstig luis
terden de menschen naar elk ongewoon geluid.
Als er een kalong klapwiekend langs dc huizen
Vloog, dachten zo. dat do booze geest hen kwam op
zoeken. En ze sidderden van angst. Dat duurde zoo,
tot de nieuwe dag aanbrak.
Toen gingen te mannen er op uit om den krokodil
te zooken en te dooden, want dat eischt de adat. De
moordenaar moet toch gestraft worden!
Maar hoe zal men den schuldige vinden? Dat Is
gemakkelijk, want er zijn krokodillen genoeg en als
men den schuldige zelf niet in handen krijgt, dan
vindt men toch zeker wel een familielid van hem
en dat Is voldoende.
JüUt menschop, doen de Papoea's net zoo. Als ze
Oord, 9 jaar, Werkendam).
gezichtsbedrog.
'k Heb liet met m'n eigen oogen gezien!Dub
•is het zoo!
Dacht jc dat? Wat zie je hier met je eigen oogenf
Lijn B. is veel grootcr dan A. Die lijn door die tweo
latjes is op twee plaatsen afgebroken; daaronder twee
lijnen welke niet evenwijdig zijn, en heel onderaan, dc
horizontale lijn korter don «1e verticale!
Dacht je? Lekker mis. Je eigen oogen bedriegen je.
A is evcnlang als B. Door die twee latjes gaat één
rechte lijn. De twee lijnen daaronder zijn evenwij
dig en de horizontale lijn is precies zoo lang als «ie
verticale!
O zoo!
De zendelingen hebben hun verteld, dat er een
liefderijke God in den hemel is, die machtiger is dan
alle goden en geesten samen.
ONS TEEKENHOEKJE
het kinderlijk geluk.
Ik bon een kind.
Van God bemind,
En tot geluk geschapen.
Zijn liefde is groot;
'k Heb speelgoed, klecd'ren, melk en brood,
Een bed om in te slapen.
Ik leef gerust;
Ik loer met lust;
Ik weet nog van geen zorgen.
Van spelen moe,
Sluit ik mijn oogjes 's avonds toe,
En slaap tot aan den morgen.
H. VAN ALPHEN.
BONT ALLERLEI
EEN GEVAARLIJKE WONING.
Van al de vreemde plekjes, die een vogel zou kun
nen kiezen, om zijn nest tc bouwen, is er geen zoo
ongeschikt, zou men zeggen, rJs een spoorweg. Zoo
vond eens een sp«»rwegwachter, nabij Zalt-Bommel,
een paar vogeltjes dio bezig waren hun nestje tc bou
wen in het midden van den weg, juist op oen kruis
punt Hij stoorde hen niet en t«xn het nestje gebouwd
was, lagen cr spoedig daarna vier eitjes in. Doch na
werd ook dc aandacht van iedereen, die iets op het
station te maken had, door deze vogeltjes getrokken
en men besloot al het mogelijke te doen, om de
«hertjes te beschermen. Maar ook de vogeltjes zei»
schenen meer cn meer het gevaar te beseffen, dat hen
elk oogonblik bedreigde. Het was aardig tc zien, hoe
het vrouwtje, dat op 't nest zat, het kopje Ixiog, als
er een trein voorbijkwam en blijde opkeek, als bet
dreunende monster voorbij was. Op tien gewonen tijd
kwamen drie kleine kopjes uit «ten dop kijken en de
diertjes groei«lcn voorspoedig op. Op zekeren dog
wipte een hunner uit het nest en ging juist op de
rails zitten op 't oogenblik, dat er een trein in aan
tocht was. Tevergeefs riepen cn waarschuwden do
ouders; het beestje bleef op zijn gevaarlijk plekje
zitten, zijn dood scheen onvermijdelijk. Toen dc tre..i
echter vlak bij was, vloog dc moeder uit hrt nest,
greep het bij den kop en slingerde het over de rails,
terwijl zij zelve het kopje boog, tot het gevaar voorbij
was. Dc treinwachter, die dit toonecltjc bijgewoond
had, besloot nu, om het nest met zijn geheelen Inhoud
te verplaatsen. Hij nam het zorgvuldig op en bracht
het in een weide langs den spoordijk. Dc oude vogels
volgden hem op den voet cn deden menigen angst
kreet hooren, die echter in luide vreugdekreten ove»-
gingen, toen zij het welgelegen plekje aanschouwden-
waar liet nestje was neergelegd.