124
n
UIT DE KEHKGEöCHttüENlS.
POLYCARPUS
't Was door den Hecre zelf reed9 voorzegd en
Johannes had het op Padmos in de Openbaring
©pgeteekcnd, dat tie gemeente van Smyrna zou wor
der vervolgd. Doch de Heiland had aan deze vocr-
xegping toegevoegd: „Wees getrouw tot den dood en
lk zal u geven de kroon fles levens".
lloo menigmaal hadden de christenen in de rijke
koopstad Smyrna elkander aan deze woorden her
innerd en hoe menigmaal had de grijze bisschop dier
gemeente, Polycarpus, zijn broeders en zusters ge-
vvaaischuwd om, als het zoover kwam toch tot geer.
prijs den Heiland te verloochenen.
Maar de vervolging bleef uit.
Totdat onder de regeering van keizer Marcuj
Aurclius, de vervolgingen weer heviger losbraken,
dan ooit tevoren.
Nii ging ook de voorzegging over de gemeente van
Smyrna in vervulling.
Menigeen bezegelde zijn geloof met zijn bloed.
Doch den grijzen bisschop Polycarpus liet men
met rust Zelfs de heidenen hadden eerbied voor
dezen cerwaardigen grijsaard.
Bij zijn gemeente stond hij in hoog aanzien.
Hij had immerB gezeten aan de voeten van den
Apostel Johannes en uit diens eigen mond had hij
vernomen, al wat de Heiland had gesproken en ge
daan tijdens Zijn omwandeling op aurde.
Do bisschop was reeds honderd jaar oud, maar
zijn geest was nog helder en toen eindelijk de lang
gevreesde vervolging over zijn gemeente kwam
tsoostte hij hen, die in de gevangenis zuehtten er.
vergezelde degenen, die naar de strafplaats werden
geleid.
Dit verdroot de vijanden ten slotte cn men wilde
nu ook Polycarpus uit den weg ruimen.
Vrienden, die dit plan te weten waren gekomen,
waarschuwden den bisschop en drongen er bij hem
op aan de stad tc verlaten. Hij deed dit, omdat hij
bet verkeerd vond het mnrtelaarsschnp te zoeken.
Zoc verborg hij zich dan op een landhoeve buitci.
Smyrna. Doch een slaaf, die de schuilplaats wist
martelden de vervolgers zoolang, tot hij 't geheim ver
ried en toen werd een afdeeling soldaten uitgezon
den, om hem gevangen te nemen. Juist toen zij het
huis omsingelden bevond de leeraar zich op het
platte dak om te bidden.
Nog zou hij misschien over de daken hebben kun
ncn ontkomen, doch dit wilde hij niet.
„De wil des Heeren geschiede!" zeide hij eerbiedig
toen hij vernam dat men hein kwam vangen.
Hij begaf zich nu naar beneden en beval den sol
daten, die een verren tocht achter den rug hadden,
spijs en drank voor te zetten. Daarop verzocht hij in
de aangrenzende kamer een uur zich te mogen af
zonderen tot het gebed.
Dit werd toegestaan.
En toen het uur verstreken was, zette de 6toet
Zich in beweging. Uit eerbied voor den grijsaard
wilde men hem niet binden cn mocht hij op ccn ge-
zatlcldc czfcl rijden.
Op weg naar de stad ontmoette hem de Overste
der politie, die hem vriendelijk uitnoodigde op zijn
wagen plaats te nemen en zóó zich naar Smyrna te
laten voeren,
Polycarpus deed dit, doch al spoedig begreep hij,
wat de bedoeling was, die achter deze vriendelijkheid
«tak.
Hij vroeg aan Polycarpus, wat voor kwaad er toch
in zat als als men „Ilcerc Ceasar' zeide en eenige
korrels wierook brandde voor het beeld des keizers.
„Doe het toch oude man", zoo zeide dc prefect „en
ge zijt van alles af. Denk toch om uw -hoogen leeftijd".
Doch kloek en ifer verklaarde Polycarpus, dat hij
ter niet aan dacln zulks te doen.
Toen zijn aandringen niet hielp werd do prefect
boos en stiet hij den ouden man van zijn wagen.
Polycarpus bezeerde z'n been en moest nu ook nog
dc reis te voet afleggen.
To Smyrna aangekomen wordt dc honderdjarige
Voor d.ti Proconsul geleid.
Deze spreekt hem vriendelijk toe en stelt alleen
den eisch, dat hij zweren zal hij den keizer en roe
pen: weg met de godloochenaars.
Polycarpus, wijzend op den woestcn volkshoop
achter zich roept wel: „Weg met dc godlooche
naars!" doch den keizer als 'n god erkennen, daar
aan denkt hij niet.
„Vloek uw Christus cn ik zal u terstond dc vrij
beid hergeven", zegt de Proconsul.
Doch op dezen eisch antwoordt dc grijsaard, me*
een blijnioedigen glimlach op het gelaat: „Zes en
tachtig jaar heb ik Hom gediend cn nooit heeft Hij
mij eenig kwaad gedaan. Hoe zou ik mijn Koning
kunnen vloeken, die mij heeft zalig gemaakt?"
och de Proconsul houdt vol.
Weer komt hij met den eisch, dat Polycarpus
Christus zal afzweren.
Maar de leeruur blijft volstandig weigeren. „Ik
hen een christen", zoo spreekt hij, „cn als gij den
ehristelijken godsdienst wilt loeren kennen bepaal
dan slechts een dag cn ik zal u or van vertellen".
De Proc.uin.ul schudt liet hoold.
Hij denkt cr niet aan zicli door Polycarpus te la
ten onderrichten en toch wil hij hem zoo gaarne
redden. Daarom zegt hij: „Overreed het volk, nis hot
volk uw dood niet wenscht, zal ik u vrij laten".
„Wij christenen hebben geleerd", zoo antwoordt
de oude man nu, „de van God gestelde machten de
eer te geven, die haar toekomt, maar voor het volk
verantwoord ik inij niet".
Nu werd de Proconsul toch kwaad op den hard
nekkigen grijsaard. Hij dreigt hem door de wilde
dieren te zullen doen verscheuren, doch Polycarpus
zeg. bedaard: „Laat ze komen; wij bckeerch ons niet
van het betere tot het slechtere".
„Dan zal ik u met vuur doen verbranden!" klinkt
het nu.
„Uw vuur, waarmee ge dreigt, brandt slechts, eer
korten tijd, maar er is een vuur, dat voor de god-
deloozen bewaard wordt en dat eeuwig brandt! Wal
wacht ge toch? Doe wat ge wilt?
't Waren krasse woorden en.er bleek duidelijk uit,
din de vreezc des doods voor den grijsaard geweken
De Proconsul liet nu door een heraut uitroepen,
dat Polycarpus had beleden een christen te zijn.
Ei. daarop gaf de woedende volksmenigte het unt
woord: „Weg met den vader der christenen, weg mei
den leeraar dor goddeloosheid; naar het vuur met
hein!"
liet lot van Polycarpus was nu beslist.
Reeds werd hout aangedragen voor den brandsta
pel en de jiaal in den grond geplant.
Men wil den grijsaard aan den paal nagelen, doch
hij voorkomt dit. „Laat dat maar", zoo zegt hij, „DL'
mij de kracht geeft om het vuur te verdragen, zal
mij'ook de kracht schenken om onbewegelijk hij den
paal te staan!"
Reeds komt men met het vuur aandragen,
Hoor de martelaar verheft zijn stem
Hij bidt tot God
„Ilcerc God, Almachtige, Vader van Uwen geza
genden Zoon, door wien wij U kennen; ik zegen l',
dat Gij mij deze dagen wel hebt waardig geoordeeld,
opdat ik mijn plaats bekleede onder het getal uwer
martelaren, en deel hebhe aan den drinkbeker van
Uwen Christus".
Dat is het gebed van den martelaar.
Ondertusschcn Is de houtmijt aangestoken.
Hoog laaien dc vlammen opzij zengen de kloe-
deren van den grijsaardzij grijpen zijrr lichaam
uan en verteren het.
De smart is kort, het loon is groot;
Wie Gode sterft, zal leven!
Aan den avond van den schrikkelijken dag, waai-
op dc grijze bisschop van Smyrna werd verbrand
komen enkele vrienden bij den verlaten aschhoop eti
zoeken daar naar het gebeenje van den martelaar
Het weinige, dat ze vinden wordt eerbiedig begraven.
DE DRIE GROOTe CHRISTENFEESTEN.
O hoe treffend,
Zielverheffend,
Is het Kcrstefest voor de zicll
't Menschdom lag verloren,
Christus is geboren,
Jubel, jubel vrij o Christenheid.
O hoe treffend
Zielverheffend,
Is de troost dien 't Paaschfeest schenkt.
Jezus leeft en 't leven,
Heeft Hij ons gegeven,
Jubel, jubel vnj o Christenheid.
O hoe treffend
Zielverheffend,
Is ons dierbaar Pinksterfeest!
Christus heiligt 't leven,
Door Zijn Geest te geven,
Jubel, jubel vrij o Christenheid.
Uit: Zangvogeltje J. D. FALK
WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN
No. 61
Wat stunt er tegenwoordig midden in Jeruzalem?
No. 62
Ik besta uit twee doelen. Mijn eerste doel wordt
in de school voel gebruikt, mijn tweede is eon be
kende boom. Mijn gohool noemt u don naam van een
oude stad in do provincie Zuid-Holland. Kont gij mij?
No. 63
Maak van deze lettergrepen jongens- en meisjes
namen: o a c t; i t p c; r d k i a
1 n e; 1 a s k a; 1 r a i m.
No. 64
Mijn geheel bestaat uit tien letters cn is dc naam
van een plant
1, 3, 4, 5 is om een wiel.
2, 3. 4, 5 is om een tafel.
6. 7, 8, dient om visschcn te vangen.
I), 10, wordt gebruikt door manufacturiers.
Oplossingen 5760.
No. 57 ma - j - oor majoor.
No. 58. Dc vier broers verdeelden de weide in 12
gelijke vierkanten. Daarvan kreeg ieder 3 dié aan
elkaar grensden. Zoo had dus elk een stukje weide
van denzeldfen vorm als het oorspronkelijke stuk.
No. 59. In-Februari.
No. 60. guit geit
ONS KNUTSELHOEKJE
EEN ETAGèRE.
Weer zoo'n vreemd woord, origc weck „Cache»
pot" ,nu etagère. M'n woordenboek^ zet er achter
.uitstalkasljes". Dat beter? 'k Zal er geen ruzie over
jaaken, als je maar niet denkt, dat het 'n boeken
plankje is, want dan kom je op de koffie", 't Zaakje
wordt daar niet stevig genoeg voor. 't Is voor 'n uit
stalling van leuke, kleine voorwerpjes. We gebrui
ken dik triplex. De cenigo moeilijkheid zal wel zit
ten in het opbrengen van de teekening. 't Lijkt ine
het beste, om over het plaatje in de courant ruitjes
te trekken. Kleine ruitjes van 1 C.M2. Je teekent
dan ruitjes op bet hout, maar nu wordt elk ruitje
4 X 4 16 c.M2. Doe je dit, dan zul je zien, dat
het best.meevalt. Laat de teekening je dus niet af
schrikken. Daarbij, je kunt het geheel zelf best wat
eenvoudiger maken. Je laat dan enkele kleine cirkel-
boogjes weg en trekt daar een gebogen lijn voor.
Maar eerst probeoren. 't Is allemaal passerwerk,
dus 't lukt je zeker.
OPLOSSING VAN DEN VORIGEN REBUS.
REBUS
BONT ALLERLEI
VERTROUWEN
Van een kaaskoopcr, die in de 17e eeuw te Hoorn
leefde, wordt verhaald, dat hij eens des nachts on
raad bespeurde. Een dief op den zolder vermoedende,
riep hij: „Vriend, kom beneden, U zal geen leed ge
achieden".
De ontdekte inbreker, die geen kans zag te ont
snappen, kwam omlaag. Op de vraag, waarom hij
daar was, gaf hij ten antwoord, dat hij geen werk
had en zijn gezin honger leed. Toen zei de kaaskoo
pcr: „Ga nu heen, maar kom morgen bij mij op 't
kantoor".
De man kwam cn werd terstond aangesteld als op
zichter over het kaaspakhuis. Toen jaren daarna de
man overleed, kon de koopman getuigen, dat hij
nooit één kaas gemist had.
KRUIMELS
Verlies geen enkele minuut
Zij "kan U veel cn weinig gaven,
-Er komen uren, dagen van
En eind'lljk een verloren leven.
Een hoofd zonder gedachten is als een huis zonder
bewoners ledige huizon ?aken spoedig in verval.
Niets is dengene, die wil, onmogelijk.
NIELS FINSEN
Wie Niels Finsen was? In zijn jeugd een zwakke,
schuchtere teere knaap, van wicn niemand dacht
dat hij ooit eenipen arbeid zou kunnen verrichten.
Steeds was hij ziekelijk cn zoo kon hij dus slechts
leeren en werken in de korto tusschenpoozen, waar
dooi de'eene ziekte van de andere gescheiden was.
Hij werd den 5en Dcc. I860 te Thorliaven op de
Far eilanden (ten N. van Engeland) geboren, ging
op school te Reikjavik op IJsland, werd student In
1882 te Kopenhagen. (Daar de Far eilanden tot De
nemarken behooren is Niels Finsen dus een Deen).
Later werd hij leeraar nan de heelkundige Academie
te Kopenhagen. Hij wijdde zijn leven aan de studie
van de werking van het licht en vond, dat hot licht
een doodende werking heeft op de bacteriën van een
ziekte, die men lupus noemt. Lupus is een ziekte, die
den neus, hot oog. do wang, de lippen en het oor
aantast, en maakt den aangetaste tot een afzichtelijk
wezen Hondorden zijn door Finsen's uitvinding ge
nezen.
Voor zijn geneeswijze is te Kopenhagen het-Finsen-
Institut opgericht Ook in ons land. te Rotterdam
kunnen lupus-lijders genezing vinden.
Finsen overleed in September 1904. Bij zijn teraar
debestelling waren on. de koning van Denemarken
en de koningin van Engeland.
DE KOOPMAN VAN NOWGOROD.
E«n legende uit Rusland.
H.
Daarna ging Sadko op een der rijk gcbceidhouwoe
banken zitten, greep zijn goósli cn begon enkele
«choone liederen te spelen. Maar midden in het spel
hield hij plotseling op. De gasten keken onzen speel
man vragen aan, alsof ze zeggen wilden: hoe hebben
we het nu. wil jij niet meer spelen of is de goésli
«tuk. Doch Sadko liet hen niet lang in het onzekere.
„Burgers van Nowgorodl" zoo zeide hij, „ik kan u
iets heel merkwaardige vertellen. Wist gij wol, dat er
In het Ilmen-mocr een vischsoort leeft, die gouden
vinnei. heeft?"
„Gouden vinnen?" vroegen sommigen ongeloovic
„maar dat kan niet, Sadko, dat is malligheid man,
daarvan hebben wc nog nooit gehoord".
„Dat kan best zijn, maar ik verzeker u, dat het zoo
en ik kan die visschcn vangen ook!"
„Nu nog mooier, neen maar zoo iets geks hebben
e nng nooit gehoord; Sadko kan visschcn vangen
met gouden vinnen. Och, och, arme Sadko, do wijn
is naar je hoofd gestegen cn daarom vertel je ons
zulke vreemde dingen!"
„Néén, neen, ik weet heel goed, wat ik zeg, maar
ik dacht wel, dat gij mij niet geloovcn zoudt, daar
om zal ik met u een weddenschap aangaan".
,Ja, ja, dat is goed", riepen de gasten, we willen
weidden met Sadko, dat hij geen visschen kan van
gen met gouden vinnen, zeg 'op Sadko, wat zal dc in
zet zijn?"
,ïk ben maar een arme jongen", zei Sadko lachend,
„ik bezit niets dan mijn hoofd en daarom moogt gij,
ik het verlies, mijn hoofd afslaan. Maar indien
gij het verliest, moet gij mij negen winkels geven,
gevuld met allerlei kostbare weefsels".
.Uitstckendl" uitstekend!" riepen do kooplieden,
„dat wordt een mooie grap. Sadko ge zult do win
kcls hebben hoor en boordevol met goederen, als je
ons maar eerst je visschcn laat zien, met gouden
Zoodra het feest geëindigd was, groette Sadko de
kooplieden en begaf zich naar de voormannen van
de visschere, die het recht hadden om in het llmcn-
•mecr te visschen.
„Wccst gegroet, oversten van het visschersgilde",
zoo sprak hij hen aan, „wilt gij mij enkele uwer net
ten leenen en ook een aantal bekwame knechten. Ik
wil in het Ilinen-mecr gaan visschcn en zal u rijke
lijk beloonen".
De visschers vonden het goed cn weldra voeren
drie bóóten op het meer, bemand met kloeke sterke
visschere, die spoedig drie groote stevige netten in
het meer hadden uitgezet
Toen de mannen de netten na verloop van tijd
weer ophaalden zaten er in het net veel mooie blan-
ko visschcn, het tweede net was ook boordevol met
dczeldfe visschen, maar in het derde net wemelde
het Van groote roodc '"isschen.
Zwaar met visch beladen keerden de drie schui
ten naar Nowgorod terug.
Daar nam Sadko de visch in ontvangst. Ieder net
werd geledigd in een afzonderlijken kelder, de deu
ren der kelders werden stevig gesloten en voor de
deuren werden wachtposten geplaatst om de rijke
vangst te bewaken.
De visschers kregen ieder honderd roebel als be
looning voor hun moeite; de arme jongen had ze na
tuurlijk moeten leenen, maar hij geloofde zóó vast
in de belofte van den koning, dot hij dit wel wagen
durfde.
Den volgenden dag begaf hij zich naar de markt,
waar hij de kooplieden aantrof, met wie hij een wed
denschap had aangegaan.
„Kooplieden van Nowgorod, ik heb een wedden
schap met U aangegaan, wilt gij met mij meegaan
om U te overtuigen, wie de weddenschap heeft ge
wonnen?"
irja graag Sadko, wij zijn heel nieuwsgierig, naar
je wonderlijke visschcn".
Al dc kooplieden volgden Sadko, die hen naar de
kelders bracht, waarin den vorigen dag de visch ge
borgen was.
Met groote moeite werd de deur van den eereten
kelder geopend en hun verbaasde oogen zagen nu
ccn berg van klein zilvergeld liggen.
De tweede deur werd geopend cn daar was wee
hetzelfde te zien: ook daar een groote massa zilver
geld met gouden dukaten er tusschen. Nu werd do
derde deur geopend, maar hier steeg de verbazinit
ton top, want deze derde kelder was vol mooie groo
te goudstukken.
„Dat zijn geen visschen, dat is zilver- en goui
geld, neen Sadko, ge hebt ons wat wijs gemaakt"
riep oen der kooplieden.
Wacht nog even met uw oordeel mijnheer", zeid-
Sadko toen, wees niet tc haastig, ik zal de voor
mannen van het visschersgilde laten roepen".
De voormannen verschenen cn verklaarden, dat
den vorigen avond die kelders volgcgooid waren mei
visch. visch uit het Ilmcn-meer.
Onder eede legden zij deze verklaring af. ook ver
zekerden de mannen, die dc wacht gehouden had
den, dat er niets bijzonders met dc visch gebeurd
was. Er was niemand bij de kelders geweest, Toen
moesten de kooplieden zich gewonnen geven en zij
zeiden: „Gij hebt do weddenschap gewonnen, wij
kunnen er niets tegen inbrengen".
Natuurlijk hielden zij hun woord: zij gaven aan
Sadko dc negen beloofde winkels vol met kostbare
goederen.
Hierdoor cn niet het minst door het zilver en het
goud uit de kelders, was dc arme Sadko, de eenvou
dige goésti-spcler, opcen9 een der rijkste kooplieden
van Nowgorod geworden.
Het spreekt vanzelf, dat Sadko nu geen goésti-
speler bleef.
Dat behoefde nu ook niet meer.
Vroeger was hij blij geweest, als hij op een feest,
werd uitgenoodigd en met het schamele loon, dat hij
voor zijn spel ontving, voorzag hij in zijn onderhoud.
Hoe gelukkig gevoelde hij zich, omdat dit nu niet
meer noodig was. Hij had nu volop al wat hij noodig
had, Ja hij had overvloed en weldra zou het blijken,
dat hij de rijkste man van Nowgorod was.
Hij trouwde niet lang daarna met een aanzienlijk
meisje, een dochter van een voornamen koopman en
nu liet hij zich een huis bouwen, zóó prachtig alB er
In heel het groote Nowgorod geen meer stond.
't Leek wel een paleis, zooveel kamers waren er
ln en alles was versierd met fraaie steenen en
móóie houtsoorten. Ieder sprak vo! bewondering over
het mooie huis van den rijken Sadko.
iSlot volgt).
ONS TEEKENHOEKJE
Nu een grijze roodstaart, gctcckend door F. Groo-
tenbocr, oud 11 jaar, te Willemstad.
SCHADUWBEELDEN
.Vier hondenkoppen op den wand.