ZONDAGSBLAD SCHAAKRUBRIEK. :a fa "-'L i 8 1 y i m m m m s m m P 1 Ia H d Redacteur: W J H. CARON, Haarlemmermeerstraat 168, Amsterdam-W. Men wordt verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 213 Van: S. LOYD i lf.1 a 1 li i BL1L j - i a 3 m Wit begint cn geeft mat in twee zetten Wit (7>t Kal. Dc7, Tb3. Tb5, Lel. Pc5. Pf2 Zw. (10) Kc2. Dh3, Ta7. Tg3, Lhl. Pel, Ph8, pi.a2, b7,f3 Probleem no. 21< Van: L. CERIANI Si® i a A a m a ISU i m A SÜ it a m n®» m a S 1 Wit begint en geeft mat in twee zetten. Wit (12): Kei. I)c2, Tc*, Te8, Ld8, Pc5. Pg8, pl.bl, <17. f3 g6. Ii5 Zwart Kf5, Dc7, pi.g7 Men wordt verzocht do oplossingen binnen acht Sagen in te zenden. Oplossing van probleem no. 212 Van: II. LEHNER Wit (8): Kf7 De2. Te*. Lr5. Pd7. Ph5, pi.b*, 16 Zwart (7): Kd5, Dc3, Lc6, Pf8, pi 1>5. c3, g5 Mat In twee zetten Sloutclzct: 1. Dc2—c2! Niot goed Is: 1. De2—g* wegens 1'. Dc3— d3! Oplossing van bet eindspel van HORWITZ Wit (3): Kd2. Tc7. Pdl Zwart (2): Ka2, l>al Wit begint cn wint 1. Tc7—n7t Niet 1. Pc3t wegens Kb3 (en niet Kb2) 1Ka2—bi 2. To7 1.7* Do variant 2 Pc3t Kb2 3. Tb7f Kn3 4. Kc2 eindigt Ünr.r Dcl:f 6. Kcl: in een verrassend pat 2Kbla2 3. Kd'2- 2 I)aldé Om Ta7t tc verhinderen. 4. Pdl—e3f Ka2-a3 5. Tb7b3 mat of Kn2—al 5. Tb7—bl* Enkele oplossers wilden na Ku3 door 5. rtijf de Dame winnen. Dit knn Inderdaad maar is, Zoo men ziel, geheel overbodig. Do kortste weg moet steeds genomen worden. Goede oplossingen ontvangen van: R. Droppert (212, eindspel). G de Oude (212), Rotterdam; Ph. J. van der Linden felndep. ged.). Leiden; L. Mol (212. eindspel), losduinen: 11. T. Nieuwhuls (212) Amersfoort; M Opbreek (212. elndsp. ged.). II. C J. 8pler (212 eindspel). Den Hung; J. Priingiiinn (212, eindspel). Schevcmng »n; J. F. C_ Slelnfuort (210 vun de vorige mnal). Millegom; A. Verduijn (212, oindsp. ged.). Ilonerlersdljk. In do jaren 1027—1929 hchbcn tien Pultschc schn kers legen even r<>o\elo Fransrhe elk <-ca (weetal corrcniiondentir partijen gespoeld. De strlUPndigde onlteshsi roet 1UX ld. liet is te verwachten, dat d>ss moi-ato partijen \ri| lang worden, dsar immers de spolers gernimcn tijd kunnen nndonkni cn de si*' lingeu kun non analyseren, zoodat blund «rs niet SPAANSCHE OPENING Wit: BLUMICII Zwart: RENAUD 1. e2—et e7—e5 2.- Pgl—f3 Pb8—c6 3. Lflb5 a7—aG 4 Lb5Xc6 d7Xc6 5. Pblc3 Lf8co r.. d2d3 Dd8e7 7. Lele3 Lc8—g-i 8. Le3Xc5 De7Xc5 9. Ddld2 Pg8e7 10. Dd*2gó Daar de Dame nu g*, e5 en g7 aanvalt, is de vol gende ruil gedwongen. Wit krijgt daarna de open g-baan in zijn bezit. Zwart had beter 9f716 kunnen spelen om Dg5 te verhinderen. 10. Lg*X f3 11. g2Xf3 Pe7g6 12. Dg5e3! Hierdoor wordt pion 12 gedekt cn dus de lange rocliade mogelijk gemaakt Als Zwart de Dame af ruilt, houdt Wit wel het beste eindspel. 12. Dc5b* 13. 0-0—0 c6c5 Om d3d* te verhinderen. Zwart had niet lang kunnen rocheeren wegens 14 Da7t 14 Pc3d5 Db*a5 15. h2—b* c7c6 Zwart moet dit lastige paard verjagen, daar f3f4! dreigt 16. b*—h5 Het is duidelijk, dat Wit na 16. Pc3 niet tot f* komt, wegens h7—h5 16c6Xd5 17. h5XgG HXg6 18. De3g5!f Zwart geeft op Na 18. ed5: zou Zwart nog bevredigend kunnen voortzetten met 0—0 19. De5: Tae8. Na den tekstzet is de rochade verhinderd, want na 0—0 volgt 19. De5: (dreigt Dd5:f Kh8 Th7:t en mat op den volgen den zet) 19h6 20. Dd5:t gevolgd door Tgl en Zwart verliest. Op 18. Dr7 volgt heel mooi 19. Th7:l Th7: 20. Dgb:f en 21. Dh7: Slotstand na 18. De3g5l I ÉtSi mm I i i i i A i PÜ i i s n A A 1 A M //■WA g CORRESPONDENTIE J. J. H. te D. H. Uw inzending was op tijd. Op 1. Ld6 KdO: kan geen mat op den tweeden zet volgen. J. E. C. S. te H Uw vorig schrijven heeft vertraging gehad wegens adresseering: Haarlemmerstraat. Dat is een klein uurtje bij mij vandaan! Ph. J. v. d- L. te L. Dank voor probleem. Zal hot nazien. In Uw andere probleem wees de heer Praag man volgende nevenoplossing aan: 1. Kd3Xc3f KdO c* 2. Tf6—fit- 't Is wel een koppig ding. Kunnen dc pionnen f2 en f3 niet verdwijnen? H. C. J. S. te D. H. Dank voor partij. Zal haar plaatsen. VARIA DE OUDSTE UNIVERSITEIT DER WERELD. Vclo scholen waren er In het oude Griekenland, in Rome cn wellicht ook in do vroegere beschaafde slaton der oudheid. Maar geen van deze scholen ver diende den naam van universiteit, want geen van deze Inrichtingen was te vergelijken met die. welke we thans onder „universiteiten" verstaan. Do eigen lijke universiteit hebben wc, als zoovele andero din gen aan de Arabieren to danken. Al Muizz, khnlief van Cairo, stichtte do „Al Azzaar" in de 10e eeuw. In Europa ontstonden dc eerste universiteiten eerst de lie en 15e e«-uw. Heidelberg, Bologna, Wccnen. Parijs, waren beroemdo plantscn der wotenschnp. ,.\l Azzhar". de bloem der geleerdheid, zooals zo door do Arabieren werd genoemd cn tegenwoordig nog heet. stond cn staat natuurlijk in directe verbinding met den Islam en neemt een andere plaats in als do universiteit \an l»ot Westen. Ofschoon eerst bedoeld als bakermat van kerkelijke on wereldlijke wolen- «•Wiiip beeft Al Azzhar zich toch in een andere ridding ontwikkeld. PAASCHLIED. Het zoekende licht, wil door bladeren dicht tot diep in de dokerte schijnen En wachters verheugd, (met den dag komt weer vreugd) zien 't naro donker verdwijnen Daar schiet van omhoog O, een Licht, dot hun oog door hemel klaart moet verblinden.... Zie, de helden daar staan dood'lijk ontdaan. Dan vluchten zo naar hun vrinden. Een Engel wiekt neer, raakt den grafsteenDe Heer, Verwinnaar van dood treedt naar buiten...... En 't hemellicht zingt een wonder gedicht cn vogels jubelend fluiten Op vleugels van licht en met stralend gezicht Is de Dag uit het donker gekomen Wijd over de aard klinkt een jubel Hem waard. Die verlost van den dood al Zijn vromen. O, Heiland, maak mij door Uw opstaan ook blij. En geef dat ook ik U mag roemen U, (Die in den dood gingt door smarten groot) voor eeuwig n.ijn Jezus mng noemen. P. A. DE ROVER. Over de stichting van deze universiteit hooren we het volgende: In het jaar 960 overwon Jonbar, een generaal van Al Muizz, <lo Abassidon in Egypte en in Syrië. Al Muizz werd Khalief en stichtte een nieuwe dynastie, de l'ntimidcn. dio in de volgende drie eeuwen geheel Noord-Afrika behccrschten. Al Muizz vierde zijn triomfon door het stichten van een nieuwe residentie, Kaliira (Cario) of do stad van do over winning. Vier Jaar later werd door hem de eersio steen gelegd voor een moskee Al Azzhar, waaraan een groote bibliotheek was verbonden. Tegelijkertijd ontstonden, in verbinding met de moskee cn de bi bliotheek een groep van onderwijsinrichtingen, de z.g.n. „Medrcssch". De studenten kregen onderricht in grammatica, literatuur, verklaring van den Ko ran, in jurisprudentie, geneeskunde, mathematica cn geschiedenis. Khalief Muizz was zelf een beschaafd man, zooals er meer in de eerste eeuwen van den Islam waren. Do op deze wijze gestichte universiteit bloeide reeds in de eerste Jaren op een wijze, dat weldra leerlin gen uit alle dcelen van Noord-Afrika, zelfs uit Indië, Afghanistan, uit Pcrzië en Arabiö kwamen. Reeds vroeg schitterde Al Azzhar over de geheele wereld van den Islam. De beheerschers van Egypto zorgden cr voor, dat dezo kweekplaats der weten schap rijkelijk werd bedeeld cn haar roem werd ver spreid. De boofdfacultcit is natuurlijk, als vroeger, thans nog dc theologie. De concurrentie der Euro- pcesclic universiteiten had tot diep in de 19de eeuw geen invloed op haar. Te stevig was do roem ge vestigd In de wereld van den Islam. In overeenstem ming met de scheuringen onder dc aanhangers van den Islam zelf, zijn er tal van verschillende theolo gische faculteiten voor verschillende sccten, onder welke do vier orthodoxe eccten der Hannki, der Schnfi der Maliki en der HinbftM de xMangrijkstc zijn. Het is moeilijk, in verband met de neiging van de Ooster lingen om tc overdrijven, het aantal der studenten nauwkeurig tc kunm-n vaststellen. Men spreekt van 20.000 toehoorders. Het is beslist bewezen, dat nog vier jaar geleden minstens 10.000 jonge lieden stu denten aan deze Arabische universiteit waren. Van deze wonen 2000 in do universiteit Voortdurend wordt beweerd dat de universiteit Al Azzhar niet het cosmopolitisch karakter heeft van voorheen cn dat de studenten, In hoofdzaak Egyptenaren zijn. Dc juistheid is moeilijk vast tc stellen, daar de re gisters niet erg goed worden bijgehouden. Vcrmoldcnswaard is, dat reeds kinderen in den ouderdom van acht Jaar in het verband van do uni versiteit worden opgenomen. Zo leeren daar den Ko ran lezen cn beëindigen hun eerste onderwijsjaar op con leeftijd van 10 tot 12 jaar. Wie zich verder aan de uitlegging van den Koran, do Mohammedaanscjio wetten wil wijden, kan in do ouderdom van 21 of 22 Jaar den titel van mudari (professor) of sjeik (dokter) verwerven. Zoo uitge rust gaan zo do wereld in, als hoeders der eeuwen oude eerwaardige tradities van den Islam. Sinds het doordringen van Engeland in Egypte heeft Al Azzhar, dio vroeger als plaats dor reactie een hciligo strijd togen de vrijzinnige Jdoön voerde, ann invloed gewonnen. Zo stichtte zelfs zuster-universiteiton in Alexandriö, Tanlah en ccnige andero kleinere plant- sen. Do tegenwoordige beteek en Is van Al Azzhar voor Egypte en do wereld van den Isloxn wordt dikwerf betoogd, doch op verschilende wijze beoordeeld. Vele .„sjeiks" dio aan dezo universiteit promovccren, wor den als een wonder van geleerdheid geprezen. Des niettegenstaande wordt do invloed van de Europee- tche geleerdheid gevoeld. Hoe ineor kinderen van hot land, buitenlundsche, moderne unlversilolten leeren kennen, des te luider klinkt do wcnsch naar hervorming van dezo Arabische universiteit, naar een betere aanpassing aan do behoeften van den tc- gonwoordfgen tijd. ATFRDAG 19 APRIL Mo 16 JAARGANG 1930. beltoorendeJt^r^ bij l NIEUWE "HTSCHE COURANT! DOOD GEWEEST (PAS CHEN) En dlc leef cn Ik ben dood gewooat, on zto lk ben levend In alle eeuwigheid. Amon, En lk heb do sleutels der hel en des doods. Openbaring 1 18. Elk voorjaar weer is het ons als een wondor na do lange wintermaanden, waarin het geboomte doodsch en kaal stond en veld en akker vaal on zwart als verstorven leken, het eerste schuchtere groen to zien verschijnen. Voorbode van milder dagen, bolofto van Bomerloven cn .zomerweelde. Maar grooter wonder is het in onze oogen, zoo Wijzelven of een der onzen door ernstige krankheid nabij den dood waren gebracht of in gevaarlijke operatie het laatste redmiddel togen een anders Wissen dood moesten aangrijpen, en dan door Gods goedheid aanvankelijk mochten horstellen. Dan zingen wij zoo blij en van heeler harte dat vers uit den 30cn Psalm: Gij hebt mijn ziel door angst beroerd, Als uit het graf weer opgevoerd. Toch ie er nog heerlijker dan dit alles to vormeiden Op het Paaschfeest, dat wij ons opmaken weder te vieren. Want Paschen spreekt ons van een wonder van geheel andere orde. Het getuigt van Hem, die leeft cn dood geweest is cn nu levend is in alle eeuwigheid. Immers, dat wonder van do herlevende natuur, van de sparing en redding van het bedrcigdo leven is toch maar een wonder in subjcctieven zin. Niet, dat wij Gods hand erin voorbijzien. Hoo zou het? Gods hand is immers In alle .dingen. Zelfs de haren onzes hoofds zijn allo geteld cn door die hand onzes Gods heengegaan. Maar de herleving der natuur mogen wo telken jaro naar Gods belofte tegemoet zien. En ook de verrassende blijdschap van herstel uit levensgevaar gaat niet om buiten do middelen dio God in de schepping heeft gelegd van den beginno af. Daarentegen spreekt hot Paaschovnngclie ons van dingen dio verre boven dut alles uitgaan. Hier werken nieuwe krachten, die in de schepping aller dingen nog niet van den God dei krachten waren uitgegaan. Krachten, die de Aüuacritigr bad gereserveerd om ze niet eerder in werking te stellen dan wanneer het noodig zou geworden zijn door hot intreden van oe zonde en het doorbreken van dood cn verderf. Dio krachten zien* we alleen werken op het terrein, dat God heeft afgebakend oin or zijn verlossingswerk te beginnen. Iets ervan is roods getoond in do bohoudonls van Noachs gezin in do ark. Waarlijk een wonder, dat ongcloovigo critiek to vergeefs loochent of zookt te beknibbelon on to klelncercn. Wonderlijker nog U die reddendo almacht Gods getoond in Israels bevrijding uit Egypte en zijn be veiliging voor Farao's wocdo in don doortocht door de Roodo Zoe. Nog wonderlijker is wat het onfeilbaar historieblad in do Oud-testamcntischo geschiedenis vermeldt van dooden, dio weder levend zijn goworden. Niet schijn dooden, bij wlo alleen geen teckenen van leven meer waren te bekennen; want bij zulkcn heeft het loven zich slechts teruggetrokken ln een niet ontdekte schuilhoek. Neon, hier staat ge voor liet door geen wetenschap te verklaren verschijnsel, dat do onherroepelijke, onverbiddelijke dood is ingetreden, cn dat nu toch gebeurt wat bij do mcnschcn onmogelijk Is. Dio dood geweest is wordt levend als te voren. Als de opstanding van Christus uit de dooden deze wonderenrccks slechts met een nieuw geval had vermeerderd, zou cr geen aanleiding voor ons Paascli- fecst-viorcn zijn. Waarom dan niet ook een dag ter gedachtenis van Lazarus' opwekking? En van het dochtcrko van Jaïrus, cn van den jongeling te Naïn, cn van Dorkosga zoo maar voort. Maar do opstanding van Christus is meer dan die alle. Bij die anderen was dc opwekking slechts een tijdelijke terugkeer in het leven. Om Gods wonder macht dio de dooden levend maakt to dcmonstrcercn. Om het geloof in zijn reddende almacht nieuw stcunscl to geven. Straks moesten zo weer sterven. Jezus' opstanding gaat verre boven al die wonde ren uit. Want hij kan zeggen, gelijk hij ook doet: Ik leef en ik ben dood geweest en zie, ik ben levend in allo eeuwigheid. Meer nog: ik heb dc sleutels der hel en des doods. Hij heeft zcif den dood overwonnen. En nu is de dood machteloos tegenover hem. Daarom moet ge cr allen nadruk op leggen, dat Jezus dood geweest is, waarlijk dood en geheel dood, zoodat er geen leven meer in was. Alleen zoo is de overwinning over dood cn graf een voldongen feit. Was cr nog iets in den dood overgcblevon waar Jezus niet aan toe was gekomen, dan zou do overwinning slechts gedeeltelijk ge weest zijn. Maar nu i3 er niets in den dood wat hij niet hooft geproefd. liet is niet maar geweest een meten van de krncliten, zooals wanneer gevaarlijke ziekte uw gestel aantast, maar onder Gods zegen uw gestel de ziekte overwint en weer uitdrijft. En het sten-en van Jezus is niet geweest de vol tooiing van een natuurproces, waarin de krachten der ontbinding den natuurlijken weerstand van liet leven Neen, Jezus' dood is geweest het dragen vnn den toorn Gods tegen do zonde. Ilij heeft dan ook niet geworsteld om den dood van zich af tc houden, rnaar juist omgekeerd: om dien In zijn vollen omvang cn in al zijn diepte te grijpen cn zoo te overwinnen. Jezus' sterven is geweest in den volsten zin des woords een daad. Ons sterven is een lot (Int wij onder gaan. Als hot goed is ondergaan we het gewillig En zoo kan er i n ons sterven ook een dnad van onszelf zijn. Maar liet sterven zelf hangt niet aan onzen wil evenmin als het geboren worden. Bij Jezus was dit zoo geheel anders. Hij heeft zijn leven afgelegd, gelijk bij eens dat leven, dat mensche- lijk leven had aangenomen uit dn maagd Maria. En als do uro van den Vader bopauld daar is, dan brengt hij zijn leven ten offer. Als Stefanus sterft dan bidt hij: Heoro Jezus, ontvang mijnen geest. Maar als Jezus sterft, dan zegt hij: Vader, in uwe handen bovcel ik mijnen geest Hij beschikt over zijn levensgeest. En doarmedo grijpt hij den dood zelf nun, om door zijnen dood tc niet te doen dcugenc die het gewold des doods had, dat is den duivel. Dan komt dc spanning. Want nu ligt hij onder in den dood. Mnar aan den morgen van den derden dag ver- brcokt hij do bonden des doods en treedt hij zege vierend to voorschijn. En nu heeft do .dood tegen hem geen wapen meer. Do dood is verslagen. Juist omdat zijn sterven was do betaling voor onzo zonden, het dragen van de vollo straf. Aan hot recht Gods is voldaan. En datzelfde recht Gods kent hem do overwinning toe. liet zou onrecht zijn, zoo hij in don dood gebleven ware. Ilij heeft liet loven verdiend cn verworven. En dit niet voor zichzelven, muur voor al de zijnen, voor wier zonden hij in den dood ging. Dat is onzo Paaschjuhel. En zoo gij maar z1 I, dat voor uw redding olies nan Jezus- hangt, dan jubelt gij ook mede. Want dan hebt gij bij liet lijden on sterven van Jezus verstaan: Nu gaat het erom. Jezus nog in den dood, dat zou dc onherroepelijk® afsnijding zijn van uw hope. Maar ook Jezus levend, dat is uw zegepraal. Want nu maakt hij ook de banden los, waarmede gij gebonden ligt. De banden des oordecis, waarmede gij gebonden zijt ondor het recht Gods. De banden der vrees, waardoor gij den dood ducht. Dc banden der zonde, die uw ziel omknellen en het u onmogelijk maken om voor uw God te leven. De banden des verderfs, waarmede uw vlecsch omkneld is en dio uw lichaam eens zullen neertrek ken in het graf. Dan moogt ook gij zeggen door het geloof, gelijk de apostel het aan dio van Efcze schreef: u Jiceft hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door do misdaden cn de zonden (Ef. 2 1). Als uw stervensure slaat, gaat uw ziel binnen in het ccuwigo leven. En eens, als zijn stern uilgaat over de graven, dan cischt hij ook uw vlocsch op van den lood. Dan tal hct*van al de zijnen werkelijkheid worden: dood geweest, cn levend geworden, om eeuwig met hem tc lev-jR. Oosfandingsmorgen in den Hol. Zijn vrienden zochten daar den grooten Doodo -* En Jezus leefde! Ilij rees, toen 't bliksemde, toen beefde De aard' Tan sterke donderslagen, Dc rotsen dreunden Sidd'rcnd zagen Dc wachters cnglcn, hel van vuur. Die wentelden van voor den muur Dc grafspelonk den zworen steen. Manr vóór de Levende verscheen, Vloden de krijgers bl?ode Nu staat dc stilt' om 't leoge graf, Gewijde rust Rn somb'rc jong'ren, droeve vrouwen, Dc schamclo kudde, die hun trouwen, Geslagen, Herder pijnlijk missen. Staan stom van smart in cind'loos gissen, Wie stal hun Heer, waar zij Hem legden. Manr Jezus zorgde: cng'icn zegden Zijn boodschap hun, dio vrede gaf; „Ilij lééft! Wordt u bewust, „Dat Hij u zei: Ik ga u voor „Nnur Galileo. Volg mijn spoor. „Aldaar zult gij Hem zien'1. Die U liet vinden, van dio U zochten, Troost onze zielen ook met Uw vree. Leer ons U zoeken, doe ons U vinden, Maak Gij ons stugge hart gedwee! JOH AN ÜOOSSKN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 11