■T LASTIGE KIND.
Moester Wol te re stootte het uit in heftlgen schrik
„Ja, meester, juist toen ze uit de straat kwam
kwam een auto aan. Ko wou oversteken, en werd in
eens aangereden. Ze is naar het ziekenhuis gebracht.
En een politieagent, die er bij was, zei. dat ze al
dood was. Het hcele hoofdje kapot!"
Het was den onderwijzer moeilijk dien middag
sijn kinderen les te geven. Hij had zijn aandacht
niet bij het werk. En de kinderen ook niet. Want
allen waren met hun gedachten bij Koba, die in liet
Eiekonhuis lag
Dood
Orli, misschien was het zóó erg toch nog niet!
Marie' Saarloos zei dat wel, maar kinderen makei
het dikwijls nog erger dan het is. Misschien wa
Ko gewond, zwaar gewond, maar misschien, mis
schim was er nog hoop!
Toen om vier uur de school uitging, spoedde mees
ter Woltcrs zich naar het ziekenhuis.
En op zijn zacht-uitgesproken vraag, deelde do
Eu ster hem mede: Koba was dood! Een zware vracht
auto was haar over het hoofd gereden. De dood
bijna onmiddellijk ingetreden zijn.
Of mijnheer haar nog
Ilij knikte slechts.
Even later stond hij aan het bed, waarop het doode
lichaam van Koba van Stralen was neergelegd.
Zacht legde hij zijn hand op het stukgcreden hoe'
je, de lantste liefdedaad aan het nu doode kind, dot
in liet leven zoo weinig liefde gekend had.
Si ii en rustig lag het fevcnlooze meisje in het witte
bed
Koba van Stralen, het „lastige" kind, met hnnr hef
tig onrustig temperament, was tot rust gekomen!
A. VAN ATTEN.
wou?
Was ze bij God
NA VELE JAREN.
door D. MENKENS—v. d. SPIEGEL.
Vervolg).
Eindelijk Oldenzaal.
Of die laatste minuten uren geduurd hadden.
Met zenuwachtige haast stak hij het hoofd buiten
*t raampje. Maar hij zag zijn moedor nicL Zijn knie
ën knikten, toen hij op liet perron liep. Werktuigelijk
■tapte hij naar het visitatielokaal, liet zijn bagage
onderzoeken. De beambten hadden al don tijd. Dot
ging met don D-trein wel wat vlugger.
Fred Het ze zoeken. Wat deerde het hem? Hij ver
yoerde geen verboden waar. Toen aan alle fonnali
tciten voldaan was ging bij naar de wachtkamers.
Och, dat moeder daar niet wezen zou wLst hij wel.
maai zijn grootc teleurstelling dreef hem. O, hoe kón
se het doen, hem zóó laten vertrekken.
Hoop herleefde weer. Misschien had zo zoo roeg
niet woggekund en kwam ze met een Interen trein.
Maar toen die was aangekomen wist hij ook dez
[Verwachting ijdel.
De rnenschen begonnen hem aan tc kijken. Ja, c
Was al een treintje naar Beuthcim» vertrokken. Da
üiad hij wel kunnen "nemen. In Bcntheim lind hi
tenminste minder kans bekenden tc ontmoeten.
Neen, hij wou hier blijven, zoolang hij kon, hij woi
niet vroeger vertrekken, dan hij geschreven liud. J
kon nooit weten, lioe ze misschien op het laatste
oog.inblik nog kwam.
En toen hij in den trein stapte, dien hij beslist heb
ben moest, keek hij nog verlangend uit.
Maar 't was vergeefs.
Groote bitterheid vervulde zijn hart. I.ag ze dui
sóó aan bandon? Hij had verschrikkelijke urei
doorgemaakt daar aan dat station maar voor haa
Waren ze minstens even erg geweest. Hoe was zij z
(doorgekomen! Eu hij had nog kunnen hopon, maar
Eij had aldoor geweten, dat ze hom moest laten gaan
Bonder een groet, zonder een afscheidswoord. Wn
tvnders macht zoo groot of moeders moed zoo klein?
Hij wist het niet.
Als in een droom onderging hij passen- en bagage-
conlrólo In Benthcim. Hij was blij, toen hij eindelijk
in den D-trein stappen kon.
Met moeite veroverde hij zich een plaatsje. Och ja,
Telen maakten buitenlandsche reizen in dien
stomer '22.
Toen al zijn medereizigers sliepen hoefde hij zich
eindelijk eens niet meer te dwingen tot praten
dingen, die hem niet het minste belang inboezem.
Toen kon hij denken.
Nu en dan gleed een traan van tusschen zijn
gesloten oogleden. Van den man, die zijn bruid èi
een nieuw leven veroveren ging was slechts over
de jongen, die naar huis, naar moeder verlangde.
III.
Nu wds hij in Leipzig.
Nu wós hij bij Ilildegard.
Ze w as aan het station geweest dien morgen, toen
hij, ziek van ellende aankwam. Ja. ze was er ge
weest, doch met haar zusje.
Zoo was de begroeiting wel wat koel geweest. De
meisjes hadden hem naar zijn hotel vergezeld.
Dat was hem óók tegengevallen.
Wat had hij dan gedacht? Dat Hildegard hem zóó
bij haar oudere brengen zou? Dat streed toch niet
allo manieren? Och ja, maar hij had zoon' behoefde
gevoeld aan medeleven, aan hartelijkheid. Ilildegard
had een avond genoemd, waarop hij kon komen, om
met haar ouders te spreken.
Of hij haar voor dien tijd nog niet eens alleen koi
zien, had hij gevraagd, toen het zusje eindelijk zo<
vriendelijk was, om een eindje vooruit te loopen.
't Zou moeilijk wezen, had ze geantwoord. Haar
ouders letten nu natuurlijk dubbel op liaar, n
wisten, dat hij in de stad was.
„Hildegard. lieveling, ik heb zoo veel verlaten on
gedaan om jóu, doe jij nu ook eens wat voor mij"
had hij gesmeekt.
Ja, ja, dat wist ze, dat waardeerde ze, dal vond
ze veel te erg, dat benauwde haar bijna, bad ze
geantwoord en, op zijn herhaald verzoek, een plaats
en uur genoemd, waarop ze elkaar zouden kunnen
ontmoeten.
't Had hem eerst een beetje onaangenaam aange
daan, toen hij merkte, hoe ze alles, wat hem betrof,
al met haar ouders besproken had, doch in zijn
rustige hotelkamer was hij tot andere gedachten
gekomen.
Door zoo open met haar ouders om te gaan, had
ze getoond, niet een van die moderne meisjes tc
zijn, die alles op eigen gelegenheid volbrengen. Neen
hij mocht er niet treurig om zijn, hij moest juis
dankbar wezen, dat ze, wat dit betrof, nog zoo van
ouden stempel was. Er werd wel beweerd, dat Duit-
fiche meisjes geraffineerd cn brutaal waren, doch dat
kou gelukkig van zijn Hildegard niet gezegd
den. Vol blijde verwachtingen had hij zich dun ook
naar de afgesproken plaats begeven. Nu zou hij mot
haar alleen zijn en z'n hart kunnen uitstorten, haar
alles kunnen zeggen, ook van zijn verdriet om moe
der.
Maar die ontmoeting was een ontgoocheling ge
weesL Wel was ze lief en zacht en teer geweest
maar méér had ze gezegd, hoe het haar benauwde
dat hij zooveel om haar verzaakt had.
„Hoe kan je je moeder zoon verdriet uandoen"
id xo gezegd.
Of hem die woorden in de ziel gezonken waren.
Hij had geantwoord, dat hij véél van zijn moeder
hield en er ook erg veel verdriet van had. dat het
zoo gdoopen was, maar dat het geweest was om haar,
dat hij haar het méést liefhad.
Of ze dit dan niet begreep?
O ja, volkomen. Ze begreep alleen niet, waarom
hij voor haar zijn studie moest opgeven. Als hij had
doorgestudeerd, zouden ze over twee jaar heblicn
kunnen trouwen en wat moest hij nu? Hier in
Duitschland zou hij stellig geen werkkring vinden.
Toen had hij maar weer getracht de zaak van den
hesten kant tc bekijken. Dót was het dus. Ze wou
graag zoo gauw mogelijk heelemaal hem toehehooren
cn vreesde nu, dat dit jaren duren zou. Neen, daar
moest ze toch niet bang voor zijn, had hij gezegd.
Hij wou schrijver worden. Al wel vaker waren er
schetsjes en gedichten van hem gedrukt Dit had haar
wel weer toegelachen. Een man te hebben, die boe
ken schreef, was toch óók mooi.
„Fn als dominéesvrouw zou je erg gebonden zijn
geweestbracht hijhaar nog in herinnering- „ie
zoudt nooit hebben mogen deelnemen aan feestjes,
die jc nu gewend bent, je zoudt nooit mogen aansen,
kende ze. 't Wa9 nu maar te hopen, dat alles met
vader en moeder goed liep. Ze zouden dan overal be
zoeken kunnen afleggen als verloofden.
Zouden dan van dien kant óók nog moeilijkhoden
te wachten zijn, vroeg hij zich af, toen hij weer al
leen was. Duitsche ouders mochten wel héél geluk
kig zijn, als hun dochters aan den ninn kwamen,
vond hij. Nu ja op het oogenbllk had hij geen po
sitie, maar die zou hij zich wel venverven.
Dat de ouders van Hildegard zich gelukkig moch
ten uchtcn, bedacht hij nóg eens, toen hij op den be
stemden tijd de donkere, uitgesleten trap opklauter
de, die naar hun woning voerde, 't Was niet bepaald
een deftige buurt, waar zijn uitverkoorne woonde en
het huisnou, op de trap ontmoette hij jongens,
met niots aan dan een broek en een Jasje. Dót was
zelfs In 't verarmde Duitschland toch wat héél erg
en kan Je alleen in de arbeidersw jken verwachten.
Vreemd, hoor! Hildegard was altijd zoo keurig in
do kleeren.
(Wordt vervolgd).
GELUKKIGE MOEDERS IN DE
DlERENWERtLD.
Wc geven hier een drietal foto's van gelukkige
moeders in do dierenwereld, 't Kost den fotograaf vaak
groot geduld en heel wat teleurstellingen eer hij
met zulk con klok huiswaarts kan keeren. Hoe moei
lijk het is oen goede foto van kleine broer of zue
machtig te worden, weten vele vaders en moedors
uit eigen ervaring; maar in de dierenwereld heeft
't vaak nog heel wat meer om 't lijf. Als de „baby"
eindelijk rustig is, schijnt „moe" er niet van te wil
len weten. Maar ten slotte geldt ook hier: de aan
houder wint, cn snapshots als dit drietal geven den
fotograaf groote voldoening.
Hierboven: Jonge antilope met moeder.
Een echt voorjaarsbecldSchaap met lammeren.
Links: Leeuwin mei welpen,
99
Geloofsvervolging in Rusland.
Daar kreunt gekerm van ver over de grenzen,
een befi om hulp, een bittre lijdenskreet
uit bange harten onzer medemensohen,
die krimpen onder 't aangedane leed.
Zij, die God vloeken en 't geloof verwcnschon,
koelen hun dolle haat en mart'len wreed;
zij geven om geen dreigen en geen wenschen,
terwijl het alles voor den heilstaat heet.
God,, hoor, hoe uw gekwelde kind'rcn weenen,
het mart'laarsbloed roept om Uw Godsgericht;
dat 's satanswerk voor Uwe almacht zwicht'.
Wil, grooto God, 't verdrukte hulp verleenen;
dat 't heilig vuur van Uwe bliksemschicht
't gewold vcroiele cn den druk verlicht!
r.l
hare committenten in nuder deliberatie mogte wor
den gelegt ende favorabelijk getermineert". De Vroed
schap besloot daarop aan hoeren burgemeesteren ne
vens de „politicque commissarissen" (dat waren twef
leden der Vroedschap, dio namens haar do vergade
ringen van don kerkeraad bijwoonden) op te dragen
de op deze zaak betrekking hebbende stukken na
te zien, de gecommittoorden van den kerkeraad „na
der daarover to boron" en van hun bevinding rap
port uit to brongen. Do notulen van den kerkeraad
van 20 Maart daaruanvolgcnde vermelden dan, dat
de hoeren „Commissarissen" uit naam van de Vroed
schap vorzocht haddon om een afschrift te ontvangen
van de akte, waarbij de loden van den kerkeraad
werden afgevaardigd „om nengaende do bekende
saeke van een dor predikanten descr stadt" met
heeren burgemoostoren samen te spreken, zoo moge
lijk ter afdoening daarvan. Aan den scriba werd op
gedragen aan dit verzoek gevolg te geven en een af
schrift der acte te maken, „welck acte gevonden wert
op den 22 January 1703". Hoc de scriba aan dien op
dracht heeft kunnen voldoen, zal wol onopgehelderd
blijven- Want in het notulenboek vun den kerkeraad
wordt als datum van vergaderen wel den 22cn Jan.
genoemd, maarvan het toen over deze zaak
besprokene is geen lettor ten papicre gebracht. De
ruimte onder den datum het grootste deel der
bladzijde draagt alleen do woorden: „Nihil omis-
sum". Maar do scriba heeft toch een afschrift dezer
akto van cummisslo vervaardigd, want or wordt niet
meer over het stuk gerept!
De Vroedschap behandelde dc zaak eerst op 2 April.
Toen werd aan „de Heeren vande Vroedschap ver
zegt dienaangaande hare godagtcn te laten gaan"
om dan tot een besluit te kunnen komen. De gecom
mitteerden van den kerkeraad deden hun best. In de
kerkeraadsvergaderiiig van 7 Mei werd na gewonnen
inlichtingen besloten hun „voor haar devoiren noch
maals te bedancken" (van een vroeger bedankje ma
ken de kerkeroadsnotulcn geen melding), „met ver
soek om in de verder uytwerekinge van dien te con
tinueren". Do broeders hieven hun best doen. Maar
do gedachten der Vroedschapsleden gingen een tra
gen gang. Eindelijk, den 4on Februari 1704, molden
de Vroedschapsnotulen, dat de zaak „in deliberatie
geleyd" werd. „Gelét op dn iterative versoeken ende
intercession vande kerkeraad door derzclver gecom
mitteerden, ten eynde die saak favorabelijk mogt
worden ten eynde gebracht ende wel inzonderheid
reflectie genomen zijnde op de resolutie van de Eerw.
groote kerkenraadt van data den 22en January 1703",
waarbij aan vier zijner leden, „dewelke ook verklaar
den zulx met kennisse ende ten genoege van Da
Van den Hengel te geschieden", oj>gedragcn werd
uit naam van don kerkeraad tusschen beidon te ko
men om te trachten een eind aan do zaak te maken,
besloot de Vroedschap („eniglijk reflecterende op de
vöorss. intercession van de Eenv. Groten kerken
raadt") nu eindelijk om „do onvoorzigtige expres-
siën van Do. David van den Hengel, in zijne prc-
dicatien gebruykt, gratiou.solijk over te zien". Om
den wille van do onophoudelijke verzoeken van den
kerkeraad dus, was de Vroedschap zoo grootmoedig
de door Ds. Van den Hengel gebezigde uitdrukkin
gen te laten voor wat zij waren, de predikant zelf
werd hierbij uitgeschakeld. Aan Ds. Van den Hengel
werd toegestaan zijn ingekomen tractement te gaan
innen.
Zou hij voldoening gehad hebben van de beëindi
ging der zaak op déze wijze?
G. PIETERSZN.
Lustige kinderen!
Och, het was niet alleen meester Wolters, die er
mee tobde; zijn colLega's hadden ook vaak kinderen
in de klos, waar zo moeite mee haddon. Dat waren
nu eenmaal van dio verdrietelijkheden, die bij liet
beroep behoorden. En het was maar het beste, om de
narigheid, die jo vun dio kinderen had, in de school
te laten, en er na schooltijd niet meer aan te don
ken.
Zoo redeneerden zijn collega's.
Maar moester Woltors kon dat niet.
Hij wilde dat ook niet.
En avond aan avond droeg hij al zijn kinderen,
maar in het bijzonder die lastige kinderen, op aan
Hem, Die gezegd had: „Lant do kinderkens tot Mij
komen, cn verhindert zo niet
En telkens weer had hij, dat zijn optreden fn school
och
.•verhinderd werden tot Jezus te gaan.
Als hij dat bad. dan dacht hij in het bijzonder
aan die lastige kinderen
Gedragen door zijn gebed, deed hij zijn arbeid op
school, het hart vervuld van liefde voor dc kleinen,
die aan hem toevertrouwd waren.
De kinderen schenen te voelen, dat do meester van
hen liield, cn zelden had hij moeite met hen.
Do andere onderwljzore zelden dikwijls van een
lastig kind, waarmee ze niet konden opschieten: „Ik
zal blij zijn. als het naar do klua van Wolters gaat;
die zal liet wel klein krijgen".
Dc lastigste kinderen werdon gewoonlijk bij mees
ter Wolters volgzaam en gedwee,
Maar toch
Aan „klein krijgen" dacht hij nooit.
Koba van Stralen was nu al onkclo jaren op school.
„Dat kind hoort cigonlijk niot op een Christelijke
school", zelden sommigen. En precies hetzelfde had
haar moeder ook drie jaren geleden gezegd tegen
het hoofd der school, toon ze het kind gebracht had.
„La we maar ocrlijk wezen, mohcor", had ze ge
zegd, „het kind hoort hier niet, want lk ben heele
maal niet van die fijne beweging gediend, en me
man nog minder. Maar de openbare school is te ver
uit de huurt, dus als jo zo hebben wilJe zal
ze op de Christelijke school gekomon.
Haar moeder had niets te veel gezegd, toen ze
voorspeld had. dat do onderwijzers lost met het kind
zouden hebben. Als Iets niet naar den zin van Koba
ging, belette ze de heele klns om te werken. Dan
gooide ze baar ellebogen op de bank. en gilde ze en
stampvoette ze, dat het in dc andere lokalen gehoord
werd, en ook daar het werk belemmerde.
En nu, na de verhooging, kwam zo bij meester
Wolters in de klas.
„Als je dat wilde schaap temmen kunt. neem ik
mijn hoed voor jo af!"
Met die woorden had hij het kind van zijn collega
gekregen. En hij had hot kind In zijn klas genomen,
niet om het to „temmen", maar om het, met Gods
hulp, te vinnen door liefde.
Nu stond ze voor hom: mager en spichtig, in een
vies, gesc'ueurd jurkje, groezelig, sprieterig haar, dat
slordig afhing langs de ingevallen wangen, en twee
oogen, dio hem met wat schuwe belangstelling aan
keken.
Even zag hij haar aandachtig aan.
Ze sloeg de oogen neer.
En ze stond daar als een toonbeeld van armoe cn
verwaarloozing
Meester Wolters nam haar hand.
„Kom maar mee. Koba, dan zullen we Je eens en
mooi plaatsje geven".
Koba blikte den nieuwen moester een oogenblik fel
aan. De meester was vriendelijk, maar zou hij het
meenen?
Toch ging ze gewillig met hem mee, en zette ze
zich stil op de plaats, dio haar aangewezen werd.
Kinderen hebben niet veel woorden noodig. Ze
schijnen ook zonder veel woorden te voelen, hoe
oudere rnenschen tegenover haar staan. En Koba van
Stralen begreep blijkbaar, dat meester Wolters' vrien
delijkheid oprecht was.
't Ging boven verwachting goed met haar. Vrien
delijk was ze nog wel niet, maar ze was stil cn ge
hoorzaam en deed haar best.
In het hart van den onderwijzer groeide genegen
heid voor dit kind. dat als lastig bekend stond. En
het was een bijzonder soort genegenheid, omdat h;i
voelde, dat dit kind groote znrg noodig had. Zorg en
liefde. En vurig hoopte hij, dat het meisjes hem een
blik mocht laten slaan in haar ziel, cn hij dit kind
mocht winnen voor zich en voor den Heiland.
't Was op een Maandagmorgen.
Even voor schooltijd was hij In hot lokaal, en
schreef een som op het bord. Plotseling voelde hij
zich aan zijn jas getrokken. Koba stond voor hem.
„Hier, meester, voor u!"
Mot hoogroode kleur reikte zo hem een toffeo toe,
gewikkeld in een kleverig papiertje.
Moester Wolters voelde iets In zich trillen. Iets
teers on Iets dankbaars.
„Dank jo wel, hoor Ko, straks zal ik het lekker op
eten".
In Kobas oogen lichtto blijde donkbaarheid.
Ontroerd streolde <lo onderwijzer even hot armoe
dige hoofdje. Het kind was blijkbaar niot door be
wijzen van tcoderhold verwend, en een traan rolde I
over haar tnager gezichtje# Toen keerde ze zich'
bruusk om, cn ging naar haar plaats.
Het bleef goed gaan met Koba. Wekenlang.
Tot het ineens weer mis werd.
Op een morgen kwam ze binnen op een manier,
die den onderwijzer direct opmerkzaam op haar
maakte. Er lag een harde, onverschillige trek om
haar mond, en het piekerige haar hing slordig over
de oogen. Al gauw was ze aan het kibbelen met het
meisje, dat naast haar zat. Meester Wolters begreep
het: ze had weer een van hanr buien!
Hij keek naar haar, maar zij vermeed zijn blik. Ze
bleef doorruziën, met nijdige oogen en driftige be
wegingen. De meester merkte het wel: ze wilde on
deugend zijn!
In zijn hart voelde hij groote droefheid. Had hij
met al zijn zorg en liefde, en met al zijn bidden, dat
hij voor dit kind gedaan had, nu toch nog niets be
reikt? En hoe moest hij het meisje nu aanpakken?
Met straf zou hij niets bereiken. Koba's heftig ka
rakter zou in opstand komen tegen hem, en hij zou
er meer mee verliezen dan winnen. Neon, met hard
heid zou hij niets hereiken. Misschien, dat een zacht
woord helpen kon.
Rustig klonk zijn stem door de klas: „Koba, wil
jij even dien bloempot, die op do verwarming staat,
in het raamkozijn zetten
Ze ji'elp hem wel meer, en was altijd blij, als zo
wat voor hem doen inocliLNu keek zo liern schuw
aan Moei.t zij. die zoo ondeugend was, nu toch nog
den meester helpen?
Verlegen need ze, wal haai gevraagd was.
b'i> toen tv weer op haai plaats zat, viel zo met het
hoofd op ile bank, on door dc klas klonk huur heftig,
zenuwachtig snikken.
McosVr Wa ters ging naar haar toe.
.Ko. kom eens met mi mee op do gang, on vertel
me dan eens, wat er aan scheelt".
III» voeido, dut het in dat kinderhartje stormde.
En ir. de Mille gang mei het snikkende hoofdje
tegen den meester aan, huilde ze uit haar groot ver
driet cn verfc.'uo hem hour It cd.
K.nderleed'
Maai dn* kaderleed wa: heel groot, en heel zwaar.
Vader was oen hooien nacht niet thuis geweest.
Dat gebeurde wel meer. Maar vanmorgen was hij
dronken thuis gekornon. Moeder had er wat van ge
zegd, en teen had vader vrceselijk gevloekt, en een
bloempot stuk gegooid.
„En dien h.oompnt had ik aan mijn moeder gege
ven, tot-.n ze jarig was. moester. Van mijn eigen
centen, die ik 's Zondags altijd krijg, opgespaard,
om hem te kunnen koopon. En nunu heeft vader
hem kapot gegooid!"
Dat vader dronkou geweest was, schoen ze zoo erg
niet te vinden. Maar dut hij dion mooicn bloempot
stuk gesmeten bad, waur zo zoo lang voor had ge
spaard dat was hot ergste.
Heftig schokten de schouders vun het meisje tegen
meestere borst Meester Wolters voelde mee het groo
to leed van dit verwaarloosde kind, dat in haar lo
ven zoo weinig zonneschijn kende. Hij ging even
op de trap zitten, nam hot meisje bij dc hand, cn
suste het met woordjes van liefde, die ze zoo zel
den hoorde.
En langzaam bedaarde het snikken
„Kom, Ko, laten we nu maar weor in de klas gaan.
Als straks do school uitgaat, kunnen we nog wel
een oogenblikje praten".
Koba hief haar betraande oogon tot den meester
op. In die oogen lag groot verdriet
Het was tijd voor rekenen. Maar de onderwijzer
week deze keer van hot rooster af, en vertelde den
kinderen de ontroerende geschiedenis van Jezus voor
het Sanhedrin.
Hij sprak van den Heilund, dio door ruwe haters
gspuwd en geslagen werd, maar Die, als Hij leed,
niet dreigde, en als HIJ gescholden werd niet weder-
schold.
„En als we den Heero Jezus llof willen hebben, jon
gens on meisjes, cn later bij Hem in don hemel wil
len komen, dan moeten we trachten in Zijn voetstap
pen te wandelen, en evenals Hij zachtmoedig zijn,
en bidden voor de.geneu, die ons geweld aandoen. Dan
moeten we strijden tegen de gedachten van wrok en
haat, die telkens in ons op komen".
ond< .-wijzer vertelde voor alle kinderen. Maar
in het bijzonder voor Koba. en hij begreep dat het
voor haar. met haar onstuimig karakter, heel moei
lijk zou zijn on veel zelfverloochening zou vragen om
den Heere Jezus to volgen, waar Hij ook zou henen
gaan.
Om twaalf uur luidde do bel.
De kinderen stormden vroolijk en luidruchtig het
schoollokaal uit
Koba bleef zitten op haar plaats.
Meester Wolters ging naast haar zitten, en sloeg
zijn arm om haar heen.
„Koba, denk je, dat do Heere Jezus het goed vond,
dat je zoo hoos was?"
Beschroomd kwam het antwoord.
„Neen, meester. Maarmaar vader mocht toch
die mooie bloempot ouk niet kapot gooien. Rn va
der mag toch ook njot telkens dronken zijn, en mo»
der en mij slaan? Moeder slaat me ook dikwijls
en snauwt ook altijd, maar 's Zondags geeft ze mc
toch altijd een paur centen, cn van vader krijg ik
nooit wat! Hij houdt heelemaal niet van me!"
„Ko, do Hecro Jezus houdt veel van je. En ik hou
ook veel van jo. Geloof je dat?"
„Ja, meester!"
„Willen we nu samen eens bidden, of Jo ouders
ook veel van den Ileero Jezus willen gaan houden,
en ook van jou? En willen we dan ook eons aan den
Holland vragen, of Hij jou geduldig en zachtmoedig
wil maken?"
In een eenvoudig, ernstig gobod bracht meester
Wolters den nood van dit kind voor don troon van
God.
Toen hij „Amen" gezegd had, vleide Koba zich
dicht tegen hem aan.
„Meester, Lk wil alles doen voor den Ilocre Jezus,
en heel veel van Hom houden. En van u ook".
Toen ging 210 naar huis
's Middags stonndo Mario Saarloos, dio hij Koba
in de buurt woonde, hot lokaal binnen.
„Meester, Ko is ovorrodon door eon auto, cn ze ia
al dood ook!"
fJBU virvolff bladnjjdt 102).