■T LASTIGE KIND. Moester Wol te re stootte het uit in heftlgen schrik „Ja, meester, juist toen ze uit de straat kwam kwam een auto aan. Ko wou oversteken, en werd in eens aangereden. Ze is naar het ziekenhuis gebracht. En een politieagent, die er bij was, zei. dat ze al dood was. Het hcele hoofdje kapot!" Het was den onderwijzer moeilijk dien middag sijn kinderen les te geven. Hij had zijn aandacht niet bij het werk. En de kinderen ook niet. Want allen waren met hun gedachten bij Koba, die in liet Eiekonhuis lag Dood Orli, misschien was het zóó erg toch nog niet! Marie' Saarloos zei dat wel, maar kinderen makei het dikwijls nog erger dan het is. Misschien wa Ko gewond, zwaar gewond, maar misschien, mis schim was er nog hoop! Toen om vier uur de school uitging, spoedde mees ter Woltcrs zich naar het ziekenhuis. En op zijn zacht-uitgesproken vraag, deelde do Eu ster hem mede: Koba was dood! Een zware vracht auto was haar over het hoofd gereden. De dood bijna onmiddellijk ingetreden zijn. Of mijnheer haar nog Ilij knikte slechts. Even later stond hij aan het bed, waarop het doode lichaam van Koba van Stralen was neergelegd. Zacht legde hij zijn hand op het stukgcreden hoe' je, de lantste liefdedaad aan het nu doode kind, dot in liet leven zoo weinig liefde gekend had. Si ii en rustig lag het fevcnlooze meisje in het witte bed Koba van Stralen, het „lastige" kind, met hnnr hef tig onrustig temperament, was tot rust gekomen! A. VAN ATTEN. wou? Was ze bij God NA VELE JAREN. door D. MENKENS—v. d. SPIEGEL. Vervolg). Eindelijk Oldenzaal. Of die laatste minuten uren geduurd hadden. Met zenuwachtige haast stak hij het hoofd buiten *t raampje. Maar hij zag zijn moedor nicL Zijn knie ën knikten, toen hij op liet perron liep. Werktuigelijk ■tapte hij naar het visitatielokaal, liet zijn bagage onderzoeken. De beambten hadden al don tijd. Dot ging met don D-trein wel wat vlugger. Fred Het ze zoeken. Wat deerde het hem? Hij ver yoerde geen verboden waar. Toen aan alle fonnali tciten voldaan was ging bij naar de wachtkamers. Och, dat moeder daar niet wezen zou wLst hij wel. maai zijn grootc teleurstelling dreef hem. O, hoe kón se het doen, hem zóó laten vertrekken. Hoop herleefde weer. Misschien had zo zoo roeg niet woggekund en kwam ze met een Interen trein. Maar toen die was aangekomen wist hij ook dez [Verwachting ijdel. De rnenschen begonnen hem aan tc kijken. Ja, c Was al een treintje naar Beuthcim» vertrokken. Da üiad hij wel kunnen "nemen. In Bcntheim lind hi tenminste minder kans bekenden tc ontmoeten. Neen, hij wou hier blijven, zoolang hij kon, hij woi niet vroeger vertrekken, dan hij geschreven liud. J kon nooit weten, lioe ze misschien op het laatste oog.inblik nog kwam. En toen hij in den trein stapte, dien hij beslist heb ben moest, keek hij nog verlangend uit. Maar 't was vergeefs. Groote bitterheid vervulde zijn hart. I.ag ze dui sóó aan bandon? Hij had verschrikkelijke urei doorgemaakt daar aan dat station maar voor haa Waren ze minstens even erg geweest. Hoe was zij z (doorgekomen! Eu hij had nog kunnen hopon, maar Eij had aldoor geweten, dat ze hom moest laten gaan Bonder een groet, zonder een afscheidswoord. Wn tvnders macht zoo groot of moeders moed zoo klein? Hij wist het niet. Als in een droom onderging hij passen- en bagage- conlrólo In Benthcim. Hij was blij, toen hij eindelijk in den D-trein stappen kon. Met moeite veroverde hij zich een plaatsje. Och ja, Telen maakten buitenlandsche reizen in dien stomer '22. Toen al zijn medereizigers sliepen hoefde hij zich eindelijk eens niet meer te dwingen tot praten dingen, die hem niet het minste belang inboezem. Toen kon hij denken. Nu en dan gleed een traan van tusschen zijn gesloten oogleden. Van den man, die zijn bruid èi een nieuw leven veroveren ging was slechts over de jongen, die naar huis, naar moeder verlangde. III. Nu wds hij in Leipzig. Nu wós hij bij Ilildegard. Ze w as aan het station geweest dien morgen, toen hij, ziek van ellende aankwam. Ja. ze was er ge weest, doch met haar zusje. Zoo was de begroeiting wel wat koel geweest. De meisjes hadden hem naar zijn hotel vergezeld. Dat was hem óók tegengevallen. Wat had hij dan gedacht? Dat Hildegard hem zóó bij haar oudere brengen zou? Dat streed toch niet allo manieren? Och ja, maar hij had zoon' behoefde gevoeld aan medeleven, aan hartelijkheid. Ilildegard had een avond genoemd, waarop hij kon komen, om met haar ouders te spreken. Of hij haar voor dien tijd nog niet eens alleen koi zien, had hij gevraagd, toen het zusje eindelijk zo< vriendelijk was, om een eindje vooruit te loopen. 't Zou moeilijk wezen, had ze geantwoord. Haar ouders letten nu natuurlijk dubbel op liaar, n wisten, dat hij in de stad was. „Hildegard. lieveling, ik heb zoo veel verlaten on gedaan om jóu, doe jij nu ook eens wat voor mij" had hij gesmeekt. Ja, ja, dat wist ze, dat waardeerde ze, dal vond ze veel te erg, dat benauwde haar bijna, bad ze geantwoord en, op zijn herhaald verzoek, een plaats en uur genoemd, waarop ze elkaar zouden kunnen ontmoeten. 't Had hem eerst een beetje onaangenaam aange daan, toen hij merkte, hoe ze alles, wat hem betrof, al met haar ouders besproken had, doch in zijn rustige hotelkamer was hij tot andere gedachten gekomen. Door zoo open met haar ouders om te gaan, had ze getoond, niet een van die moderne meisjes tc zijn, die alles op eigen gelegenheid volbrengen. Neen hij mocht er niet treurig om zijn, hij moest juis dankbar wezen, dat ze, wat dit betrof, nog zoo van ouden stempel was. Er werd wel beweerd, dat Duit- fiche meisjes geraffineerd cn brutaal waren, doch dat kou gelukkig van zijn Hildegard niet gezegd den. Vol blijde verwachtingen had hij zich dun ook naar de afgesproken plaats begeven. Nu zou hij mot haar alleen zijn en z'n hart kunnen uitstorten, haar alles kunnen zeggen, ook van zijn verdriet om moe der. Maar die ontmoeting was een ontgoocheling ge weesL Wel was ze lief en zacht en teer geweest maar méér had ze gezegd, hoe het haar benauwde dat hij zooveel om haar verzaakt had. „Hoe kan je je moeder zoon verdriet uandoen" id xo gezegd. Of hem die woorden in de ziel gezonken waren. Hij had geantwoord, dat hij véél van zijn moeder hield en er ook erg veel verdriet van had. dat het zoo gdoopen was, maar dat het geweest was om haar, dat hij haar het méést liefhad. Of ze dit dan niet begreep? O ja, volkomen. Ze begreep alleen niet, waarom hij voor haar zijn studie moest opgeven. Als hij had doorgestudeerd, zouden ze over twee jaar heblicn kunnen trouwen en wat moest hij nu? Hier in Duitschland zou hij stellig geen werkkring vinden. Toen had hij maar weer getracht de zaak van den hesten kant tc bekijken. Dót was het dus. Ze wou graag zoo gauw mogelijk heelemaal hem toehehooren cn vreesde nu, dat dit jaren duren zou. Neen, daar moest ze toch niet bang voor zijn, had hij gezegd. Hij wou schrijver worden. Al wel vaker waren er schetsjes en gedichten van hem gedrukt Dit had haar wel weer toegelachen. Een man te hebben, die boe ken schreef, was toch óók mooi. „Fn als dominéesvrouw zou je erg gebonden zijn geweestbracht hijhaar nog in herinnering- „ie zoudt nooit hebben mogen deelnemen aan feestjes, die jc nu gewend bent, je zoudt nooit mogen aansen, kende ze. 't Wa9 nu maar te hopen, dat alles met vader en moeder goed liep. Ze zouden dan overal be zoeken kunnen afleggen als verloofden. Zouden dan van dien kant óók nog moeilijkhoden te wachten zijn, vroeg hij zich af, toen hij weer al leen was. Duitsche ouders mochten wel héél geluk kig zijn, als hun dochters aan den ninn kwamen, vond hij. Nu ja op het oogenbllk had hij geen po sitie, maar die zou hij zich wel venverven. Dat de ouders van Hildegard zich gelukkig moch ten uchtcn, bedacht hij nóg eens, toen hij op den be stemden tijd de donkere, uitgesleten trap opklauter de, die naar hun woning voerde, 't Was niet bepaald een deftige buurt, waar zijn uitverkoorne woonde en het huisnou, op de trap ontmoette hij jongens, met niots aan dan een broek en een Jasje. Dót was zelfs In 't verarmde Duitschland toch wat héél erg en kan Je alleen in de arbeidersw jken verwachten. Vreemd, hoor! Hildegard was altijd zoo keurig in do kleeren. (Wordt vervolgd). GELUKKIGE MOEDERS IN DE DlERENWERtLD. Wc geven hier een drietal foto's van gelukkige moeders in do dierenwereld, 't Kost den fotograaf vaak groot geduld en heel wat teleurstellingen eer hij met zulk con klok huiswaarts kan keeren. Hoe moei lijk het is oen goede foto van kleine broer of zue machtig te worden, weten vele vaders en moedors uit eigen ervaring; maar in de dierenwereld heeft 't vaak nog heel wat meer om 't lijf. Als de „baby" eindelijk rustig is, schijnt „moe" er niet van te wil len weten. Maar ten slotte geldt ook hier: de aan houder wint, cn snapshots als dit drietal geven den fotograaf groote voldoening. Hierboven: Jonge antilope met moeder. Een echt voorjaarsbecldSchaap met lammeren. Links: Leeuwin mei welpen, 99 Geloofsvervolging in Rusland. Daar kreunt gekerm van ver over de grenzen, een befi om hulp, een bittre lijdenskreet uit bange harten onzer medemensohen, die krimpen onder 't aangedane leed. Zij, die God vloeken en 't geloof verwcnschon, koelen hun dolle haat en mart'len wreed; zij geven om geen dreigen en geen wenschen, terwijl het alles voor den heilstaat heet. God,, hoor, hoe uw gekwelde kind'rcn weenen, het mart'laarsbloed roept om Uw Godsgericht; dat 's satanswerk voor Uwe almacht zwicht'. Wil, grooto God, 't verdrukte hulp verleenen; dat 't heilig vuur van Uwe bliksemschicht 't gewold vcroiele cn den druk verlicht! r.l hare committenten in nuder deliberatie mogte wor den gelegt ende favorabelijk getermineert". De Vroed schap besloot daarop aan hoeren burgemeesteren ne vens de „politicque commissarissen" (dat waren twef leden der Vroedschap, dio namens haar do vergade ringen van don kerkeraad bijwoonden) op te dragen de op deze zaak betrekking hebbende stukken na te zien, de gecommittoorden van den kerkeraad „na der daarover to boron" en van hun bevinding rap port uit to brongen. Do notulen van den kerkeraad van 20 Maart daaruanvolgcnde vermelden dan, dat de hoeren „Commissarissen" uit naam van de Vroed schap vorzocht haddon om een afschrift te ontvangen van de akte, waarbij de loden van den kerkeraad werden afgevaardigd „om nengaende do bekende saeke van een dor predikanten descr stadt" met heeren burgemoostoren samen te spreken, zoo moge lijk ter afdoening daarvan. Aan den scriba werd op gedragen aan dit verzoek gevolg te geven en een af schrift der acte te maken, „welck acte gevonden wert op den 22 January 1703". Hoc de scriba aan dien op dracht heeft kunnen voldoen, zal wol onopgehelderd blijven- Want in het notulenboek vun den kerkeraad wordt als datum van vergaderen wel den 22cn Jan. genoemd, maarvan het toen over deze zaak besprokene is geen lettor ten papicre gebracht. De ruimte onder den datum het grootste deel der bladzijde draagt alleen do woorden: „Nihil omis- sum". Maar do scriba heeft toch een afschrift dezer akto van cummisslo vervaardigd, want or wordt niet meer over het stuk gerept! De Vroedschap behandelde dc zaak eerst op 2 April. Toen werd aan „de Heeren vande Vroedschap ver zegt dienaangaande hare godagtcn te laten gaan" om dan tot een besluit te kunnen komen. De gecom mitteerden van den kerkeraad deden hun best. In de kerkeraadsvergaderiiig van 7 Mei werd na gewonnen inlichtingen besloten hun „voor haar devoiren noch maals te bedancken" (van een vroeger bedankje ma ken de kerkeroadsnotulcn geen melding), „met ver soek om in de verder uytwerekinge van dien te con tinueren". Do broeders hieven hun best doen. Maar do gedachten der Vroedschapsleden gingen een tra gen gang. Eindelijk, den 4on Februari 1704, molden de Vroedschapsnotulen, dat de zaak „in deliberatie geleyd" werd. „Gelét op dn iterative versoeken ende intercession vande kerkeraad door derzclver gecom mitteerden, ten eynde die saak favorabelijk mogt worden ten eynde gebracht ende wel inzonderheid reflectie genomen zijnde op de resolutie van de Eerw. groote kerkenraadt van data den 22en January 1703", waarbij aan vier zijner leden, „dewelke ook verklaar den zulx met kennisse ende ten genoege van Da Van den Hengel te geschieden", oj>gedragcn werd uit naam van don kerkeraad tusschen beidon te ko men om te trachten een eind aan do zaak te maken, besloot de Vroedschap („eniglijk reflecterende op de vöorss. intercession van de Eenv. Groten kerken raadt") nu eindelijk om „do onvoorzigtige expres- siën van Do. David van den Hengel, in zijne prc- dicatien gebruykt, gratiou.solijk over te zien". Om den wille van do onophoudelijke verzoeken van den kerkeraad dus, was de Vroedschap zoo grootmoedig de door Ds. Van den Hengel gebezigde uitdrukkin gen te laten voor wat zij waren, de predikant zelf werd hierbij uitgeschakeld. Aan Ds. Van den Hengel werd toegestaan zijn ingekomen tractement te gaan innen. Zou hij voldoening gehad hebben van de beëindi ging der zaak op déze wijze? G. PIETERSZN. Lustige kinderen! Och, het was niet alleen meester Wolters, die er mee tobde; zijn colLega's hadden ook vaak kinderen in de klos, waar zo moeite mee haddon. Dat waren nu eenmaal van dio verdrietelijkheden, die bij liet beroep behoorden. En het was maar het beste, om de narigheid, die jo vun dio kinderen had, in de school te laten, en er na schooltijd niet meer aan te don ken. Zoo redeneerden zijn collega's. Maar moester Woltors kon dat niet. Hij wilde dat ook niet. En avond aan avond droeg hij al zijn kinderen, maar in het bijzonder die lastige kinderen, op aan Hem, Die gezegd had: „Lant do kinderkens tot Mij komen, cn verhindert zo niet En telkens weer had hij, dat zijn optreden fn school och .•verhinderd werden tot Jezus te gaan. Als hij dat bad. dan dacht hij in het bijzonder aan die lastige kinderen Gedragen door zijn gebed, deed hij zijn arbeid op school, het hart vervuld van liefde voor dc kleinen, die aan hem toevertrouwd waren. De kinderen schenen te voelen, dat do meester van hen liield, cn zelden had hij moeite met hen. Do andere onderwljzore zelden dikwijls van een lastig kind, waarmee ze niet konden opschieten: „Ik zal blij zijn. als het naar do klua van Wolters gaat; die zal liet wel klein krijgen". Dc lastigste kinderen werdon gewoonlijk bij mees ter Wolters volgzaam en gedwee, Maar toch Aan „klein krijgen" dacht hij nooit. Koba van Stralen was nu al onkclo jaren op school. „Dat kind hoort cigonlijk niot op een Christelijke school", zelden sommigen. En precies hetzelfde had haar moeder ook drie jaren geleden gezegd tegen het hoofd der school, toon ze het kind gebracht had. „La we maar ocrlijk wezen, mohcor", had ze ge zegd, „het kind hoort hier niet, want lk ben heele maal niet van die fijne beweging gediend, en me man nog minder. Maar de openbare school is te ver uit de huurt, dus als jo zo hebben wilJe zal ze op de Christelijke school gekomon. Haar moeder had niets te veel gezegd, toen ze voorspeld had. dat do onderwijzers lost met het kind zouden hebben. Als Iets niet naar den zin van Koba ging, belette ze de heele klns om te werken. Dan gooide ze baar ellebogen op de bank. en gilde ze en stampvoette ze, dat het in dc andere lokalen gehoord werd, en ook daar het werk belemmerde. En nu, na de verhooging, kwam zo bij meester Wolters in de klas. „Als je dat wilde schaap temmen kunt. neem ik mijn hoed voor jo af!" Met die woorden had hij het kind van zijn collega gekregen. En hij had hot kind In zijn klas genomen, niet om het to „temmen", maar om het, met Gods hulp, te vinnen door liefde. Nu stond ze voor hom: mager en spichtig, in een vies, gesc'ueurd jurkje, groezelig, sprieterig haar, dat slordig afhing langs de ingevallen wangen, en twee oogen, dio hem met wat schuwe belangstelling aan keken. Even zag hij haar aandachtig aan. Ze sloeg de oogen neer. En ze stond daar als een toonbeeld van armoe cn verwaarloozing Meester Wolters nam haar hand. „Kom maar mee. Koba, dan zullen we Je eens en mooi plaatsje geven". Koba blikte den nieuwen moester een oogenblik fel aan. De meester was vriendelijk, maar zou hij het meenen? Toch ging ze gewillig met hem mee, en zette ze zich stil op de plaats, dio haar aangewezen werd. Kinderen hebben niet veel woorden noodig. Ze schijnen ook zonder veel woorden te voelen, hoe oudere rnenschen tegenover haar staan. En Koba van Stralen begreep blijkbaar, dat meester Wolters' vrien delijkheid oprecht was. 't Ging boven verwachting goed met haar. Vrien delijk was ze nog wel niet, maar ze was stil cn ge hoorzaam en deed haar best. In het hart van den onderwijzer groeide genegen heid voor dit kind. dat als lastig bekend stond. En het was een bijzonder soort genegenheid, omdat h;i voelde, dat dit kind groote znrg noodig had. Zorg en liefde. En vurig hoopte hij, dat het meisjes hem een blik mocht laten slaan in haar ziel, cn hij dit kind mocht winnen voor zich en voor den Heiland. 't Was op een Maandagmorgen. Even voor schooltijd was hij In hot lokaal, en schreef een som op het bord. Plotseling voelde hij zich aan zijn jas getrokken. Koba stond voor hem. „Hier, meester, voor u!" Mot hoogroode kleur reikte zo hem een toffeo toe, gewikkeld in een kleverig papiertje. Moester Wolters voelde iets In zich trillen. Iets teers on Iets dankbaars. „Dank jo wel, hoor Ko, straks zal ik het lekker op eten". In Kobas oogen lichtto blijde donkbaarheid. Ontroerd streolde <lo onderwijzer even hot armoe dige hoofdje. Het kind was blijkbaar niot door be wijzen van tcoderhold verwend, en een traan rolde I over haar tnager gezichtje# Toen keerde ze zich' bruusk om, cn ging naar haar plaats. Het bleef goed gaan met Koba. Wekenlang. Tot het ineens weer mis werd. Op een morgen kwam ze binnen op een manier, die den onderwijzer direct opmerkzaam op haar maakte. Er lag een harde, onverschillige trek om haar mond, en het piekerige haar hing slordig over de oogen. Al gauw was ze aan het kibbelen met het meisje, dat naast haar zat. Meester Wolters begreep het: ze had weer een van hanr buien! Hij keek naar haar, maar zij vermeed zijn blik. Ze bleef doorruziën, met nijdige oogen en driftige be wegingen. De meester merkte het wel: ze wilde on deugend zijn! In zijn hart voelde hij groote droefheid. Had hij met al zijn zorg en liefde, en met al zijn bidden, dat hij voor dit kind gedaan had, nu toch nog niets be reikt? En hoe moest hij het meisje nu aanpakken? Met straf zou hij niets bereiken. Koba's heftig ka rakter zou in opstand komen tegen hem, en hij zou er meer mee verliezen dan winnen. Neon, met hard heid zou hij niets hereiken. Misschien, dat een zacht woord helpen kon. Rustig klonk zijn stem door de klas: „Koba, wil jij even dien bloempot, die op do verwarming staat, in het raamkozijn zetten Ze ji'elp hem wel meer, en was altijd blij, als zo wat voor hem doen inocliLNu keek zo liern schuw aan Moei.t zij. die zoo ondeugend was, nu toch nog den meester helpen? Verlegen need ze, wal haai gevraagd was. b'i> toen tv weer op haai plaats zat, viel zo met het hoofd op ile bank, on door dc klas klonk huur heftig, zenuwachtig snikken. McosVr Wa ters ging naar haar toe. .Ko. kom eens met mi mee op do gang, on vertel me dan eens, wat er aan scheelt". III» voeido, dut het in dat kinderhartje stormde. En ir. de Mille gang mei het snikkende hoofdje tegen den meester aan, huilde ze uit haar groot ver driet cn verfc.'uo hem hour It cd. K.nderleed' Maai dn* kaderleed wa: heel groot, en heel zwaar. Vader was oen hooien nacht niet thuis geweest. Dat gebeurde wel meer. Maar vanmorgen was hij dronken thuis gekornon. Moeder had er wat van ge zegd, en teen had vader vrceselijk gevloekt, en een bloempot stuk gegooid. „En dien h.oompnt had ik aan mijn moeder gege ven, tot-.n ze jarig was. moester. Van mijn eigen centen, die ik 's Zondags altijd krijg, opgespaard, om hem te kunnen koopon. En nunu heeft vader hem kapot gegooid!" Dat vader dronkou geweest was, schoen ze zoo erg niet te vinden. Maar dut hij dion mooicn bloempot stuk gesmeten bad, waur zo zoo lang voor had ge spaard dat was hot ergste. Heftig schokten de schouders vun het meisje tegen meestere borst Meester Wolters voelde mee het groo to leed van dit verwaarloosde kind, dat in haar lo ven zoo weinig zonneschijn kende. Hij ging even op de trap zitten, nam hot meisje bij dc hand, cn suste het met woordjes van liefde, die ze zoo zel den hoorde. En langzaam bedaarde het snikken „Kom, Ko, laten we nu maar weor in de klas gaan. Als straks do school uitgaat, kunnen we nog wel een oogenblikje praten". Koba hief haar betraande oogon tot den meester op. In die oogen lag groot verdriet Het was tijd voor rekenen. Maar de onderwijzer week deze keer van hot rooster af, en vertelde den kinderen de ontroerende geschiedenis van Jezus voor het Sanhedrin. Hij sprak van den Heilund, dio door ruwe haters gspuwd en geslagen werd, maar Die, als Hij leed, niet dreigde, en als HIJ gescholden werd niet weder- schold. „En als we den Heero Jezus llof willen hebben, jon gens on meisjes, cn later bij Hem in don hemel wil len komen, dan moeten we trachten in Zijn voetstap pen te wandelen, en evenals Hij zachtmoedig zijn, en bidden voor de.geneu, die ons geweld aandoen. Dan moeten we strijden tegen de gedachten van wrok en haat, die telkens in ons op komen". ond< .-wijzer vertelde voor alle kinderen. Maar in het bijzonder voor Koba. en hij begreep dat het voor haar. met haar onstuimig karakter, heel moei lijk zou zijn on veel zelfverloochening zou vragen om den Heere Jezus to volgen, waar Hij ook zou henen gaan. Om twaalf uur luidde do bel. De kinderen stormden vroolijk en luidruchtig het schoollokaal uit Koba bleef zitten op haar plaats. Meester Wolters ging naast haar zitten, en sloeg zijn arm om haar heen. „Koba, denk je, dat do Heere Jezus het goed vond, dat je zoo hoos was?" Beschroomd kwam het antwoord. „Neen, meester. Maarmaar vader mocht toch die mooie bloempot ouk niet kapot gooien. Rn va der mag toch ook njot telkens dronken zijn, en mo» der en mij slaan? Moeder slaat me ook dikwijls en snauwt ook altijd, maar 's Zondags geeft ze mc toch altijd een paur centen, cn van vader krijg ik nooit wat! Hij houdt heelemaal niet van me!" „Ko, do Hecro Jezus houdt veel van je. En ik hou ook veel van jo. Geloof je dat?" „Ja, meester!" „Willen we nu samen eens bidden, of Jo ouders ook veel van den Ileero Jezus willen gaan houden, en ook van jou? En willen we dan ook eons aan den Holland vragen, of Hij jou geduldig en zachtmoedig wil maken?" In een eenvoudig, ernstig gobod bracht meester Wolters den nood van dit kind voor don troon van God. Toen hij „Amen" gezegd had, vleide Koba zich dicht tegen hem aan. „Meester, Lk wil alles doen voor den Ilocre Jezus, en heel veel van Hom houden. En van u ook". Toen ging 210 naar huis 's Middags stonndo Mario Saarloos, dio hij Koba in de buurt woonde, hot lokaal binnen. „Meester, Ko is ovorrodon door eon auto, cn ze ia al dood ook!" fJBU virvolff bladnjjdt 102).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 15