ZONDAIGSBLAD s i§ gjg UB m m li m il HS SI m r,. M m 3 m If! n m s s S I:..' ÉS m s S mm m, .11 <U*m bii c DAMRUBRIEK. Redacteur W HOEKSTRA. Tulpeboomstraat 6, Den Haag Alle nzendingen beireftende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres. Vooi alle vraags'ukken geldt: ..WIT BEGINT EN WINT". Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewachi en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubllceeid OPLOSSINGEN: No. 278. Auteur: A. VAN DOMMELEN Wit: Zwart: 1. 29-24 13—18 2. 37-31 18X20 3. 2d—22 20X30 4. 22X35 wint No. 279. Auteur: C Th. HUIZEN Wit: 1. 37—32 2. 27—21 3. 28X30 4. 30 - 24 5. 38-33 6. 36-31 7. 41X1 wint Zwart: 26X37 17X26 37-39 29X20 39X28 2GX37 10. Auteur: M. BELINFANTE Wit: 1. 49-44 2. 28X17 a 32X12 4. 12X23 5. 17—12 0. 27—2z 7. 43—39 8. 38X9 9. 37-12 10. 42X31! Zwart: 17-22 23-28 13—18 19X50 8X12 17X28 50X33 3X14 28X37 wint op tempo Goed opgelost door de heercn: J van Beek, Naaldwijk: A. van Dommelen, Botterdam; C. van der Heiden, Snssenheim; L. Mol. Loosduinen: B. C Klyn, Rotterdam; W. van der Schoor, Oud-Beijer- land: J. Vërhey. Doctincliem; G. J Bel, Asperen; A. van Mourik. Nieuwlnnd; J. Koppenaal, Oud- Beijerland: G. van der Horst, Sclieveningcn; J. Beereboom D den Hertog, P. Spruy, Den Haag: KI. Kleiwegt Nzn.. eiland Rozenburg: J. Piso, Ren kum: W. Stem, Kralingsrhe Veer; C. Hnvelaar, Dordrecht: L. Dijkshoorn, Schipluiden: L. Vos Loosduinen. CORRESPONDENTIE. J. V. te D. Misschien kunnen wij later eens aan Uw verzoek voldoen. G. v. d H. te S Zal liet nazien. Merci. W. v. d. B. te R. Bij J. W. van Dartelen, Heem stede. Vraagstukken voor Beginners No. 282. Auteur: A. VAN DOMMELEN, Rotterdam. No. 283. Auteur: Dr. M. BELINFANTE, Amsterdam Wit: 27, 34, 38, 40. 44. 48 Zwart: 9, 19, 23, 29, 32. 35 UIT DE PARTIJ. over het hoofd gezien Meestal is dat het geval wan neer het betreft een slug, welke de spelers, indien deze als opgave zou worden geplaatst, gemakkelijk zouden hebben gevonden In de partij echter wordt de combinatie niet gevonden. Dit komt doordat men gedurende de gcheele partij niet waakzaam ge noeg is. een gebrek, dat men het beste kan verhel pen door geregeld kennis to nemen van winstzei in goede partijstanden. Een tweetal daarvan volgen hier. jfljii ajEi Tuur m m I 1ft I :»0 Zwart: 6. 11, 13. 14, 16, 18, 19, 23, 24 Wit: 27, 28, 32, 33. 35. 37. 38. 42, 43 De winst wordt behaald door: Wit: Zwart: 1. 27-22 18X27 2. 32X21 23X41 3. 21—17 11X22 4. 42-37 41X32 5. 38X24 Nu een moeilijker voorbeeld p m m m vMt. ïïzv/ a nq 8 B 8» f""im i- 4b 4» nü Wit: 8, 9, 12, 13, 15, 16. 18. 19. 23, 24, 26 Zwart: 27, 28, 32, 33, 35, 37, 38, 40, 43, 45 Wit speelt 43—39. Wat moet zwart spelen? Op 12—17 wint wit. door 27—21 enz. Op 15—20 speelt wit 39—34 en zwart stnat al heel slecht door dat 20—25 niet kon geschieden. Op zwart 2430, 19 X 30 en 13X24 neemt wit dam door 3731 enz. Er blijft dus niets anders over dan 914 voor zwart, waarop wit antwoordt met: Wit: Zwart: 1. 27—22 18X27 2. 32 X 21 23X34 3. 40X7 „Eenvoudig", zal men zoggen, nu men het ziet. Maar let eens op, wat er gewoonlijk in de partij van SPROKKELINGEN. ONOMKOOPBAAR. De beroemde Epaminodas was zeer arm. Zijn rijke vriend Pelopidos d"ong er herhaaldelijk bij hem op aan, dat hij met hem zijn rijkdom zou deelen. Doch hoe dankbaar voor het aanbod dankte Epaminondos voor alles. Hij hechtte aan liet bezit van geld niet de minste waarde. Tot zijn dood bleef hij arm, en bezat hij slechts één mantel en als deze gewasschen werd moest hij thuis blijven. Eens bood een Perzisch gezant hem een groote som aan, als hij maakte, dat Thebe met den Perzische koning een verbond sloot. Epami- nondas antwoordde: „Als het voor mijn land voordec- lig was, zou ik het voor niets doen, maar als het schadelijk is, voor geen schatten der wcrcidl" VARIA. IN HET LAND VAN DE RIJZENDE ZON 't Gebeurt in China nogal eens, dnt men het on derling met elkaar niet eens kon worden Dan ko men er generaals en soldaten en er wordt gevochten. Niet zoo mis! Tijdens een zoo'n burgeroorlog werd een generaal van een der parijen gevangen genomen. Zijn aanhangers boden vier majoors in ruil voor hem aan. Smadelijk werd echter dit aunhod van de bund gewezen. Toen bood de onderhands1 ïot ten einde raad, vier majoors en vier kapiteins, maar de tegenpartij, wees ook «lil aanbod af. „Ik heb strikt bevel gekregen Uw generaal onder geen voorwaarde voor minder los te laten, dan voor twaa!- bussen gecondenseerde melk', luidde onver biddelijk de eisch van de tegenpartij en na veel beraad werd eindelijk aan dezen buitensporigcn eisch voldaan. MERKWAARDIGE RECLAME. De Engclsche schrijver Shorlhouse kon voor zijn eerste werk: „John Inglesapt" geen uitgever vinden, zoodat hij eindelijk genoodzaakt was het boek op eigen kosten te laten drukken. Hij liet een oplaag drukken van 500 exemplaren, doch het publiek be kommerde zich niet om zijn werk cn alleen zijn vrienden, wicn hij een present-exemplaar had go- zonden waren met zijn boek bekend. Een dier vrien den, een photograaf, legde hei boek neer in de kamer r hij zijn klanten ontving. Op een dag trad de gevierde minister Gladstone deze ontvangkamer bin- om zijn portret te laten maken. De photograaf nam "s ministers portret op in een stoel gezeten met een boek in de hand. Het portret bleek een der best geslaagde te zijn van den „great old man' en vond grooten aftrek; duizenden werden er in Engeland en daarbuiten verkocht. Het geval nu wilde, dat "t boek, dat Gladstone op de knieën had genomen, luist het present-exemplaar van „John lnglesant" was; titel en naam vun den schrijver kwamen op t portret goed uit en ieder wilde het bock lezen, dat ook door den grooten minister werd gelezen. Alle boekhandelaren in 't vereenigde Koninkrijk kregen aunvragen naar het boek van Shorthouse en binnen korten tijd werden er 300.000 ex. van verkocht: de schrijver was ineens een rijk en beroemd man. REUZENSCHEPEN. Sedert de uitvinding van stoommachines worden er al grooter en grooter schepen gebouwd, en zouden we allicht meenen. dat er vroeger zulke groote sche pen niet waren, doch ten onrechte. Ptolemaës in Alexandrië liet een galei bouwen lang circa 140 M., breed 12 M. Voor deze galei waren 4000 roeiers noo- dig. buiten de overige bemanning. Een nog veel grooter galei werd gebouwd op last van Hiëro van Syracuse. Deze galei werd gepantserd en van acht torens voorzien. Uit deze torens konden door werpmachines steenen geslingerd worden tot op een afstand van 600 A 700 M. In die galei was o.m. een prachtig ingerichte feestzaal, een zaal voor gym nastische er andere spelen; de wanden, vervaardigd van Cypressen hout. prijkten met rijke schilderijen, in de hoeken waren prachtige standbeelden geplaatst. Voor vergeliiKing geef ik eenige cijfers betreffende „De Rotterdam". Dit moderne zeekasteel is 200 M. lang, 23 M. breed cn 10 M. diep. De bemanning be staat uit 450 rersonen, terwijl er pl.m. 4000 passa giers mee kunnen. Oo deze boot zijr. 100 badkamers. WREED MAAR DAPPER. Louis Jacques van Coehoorn, Brigade-Generaal on der Napoleon (een afstammeling van den neef van den beroemden Nederlandscho Ingenieur Menno van Coehoorn), was even berucht orn zijn spilzucht als beroemd om zijn dapperheid. Op den 3en Mei, 1809, had hij de kleine stad Ebers- berg in Oostenrijk stormenderhand ingenomen en was tusschen het vuur van twaalf stukken geschut, onder een hagel van schroot, de brug overgetrokken, die de stad verdedigde. De helft van zijn volk was op de plek geblevenmaar de overwinning was be haald. Den volgenden dag hield de keizer wapenschouw en zeide op ernstigen toon: „Generaal! gij zijt al te vermetel geweest gisteren 1" „Sire! de roem is als chamnagnu hij maakt dronken!" „Maar, Generat.1! het bloed van mijne soldaten Is geen gelddat kunt go verspillen zooveel go wilt; met het eerste behoort men zuinig te zijn. Ziel wat rest er van uw brigade? Nauwelijks de helft! „Sire! jui-t genoeg om nog eon stud in te nemenl" DRIE KOGELS. Bij «len aanvang van den zeeslag bij Gibraltar, den 25sten April 1607, zond een Spaansch hoofdofficier een zijner matrozen naar het Admiraalschip van Don Juan Alvaree d' Avila, met de opdracht, dat de gevangen Hollandsche matrozen, die op het schip waren, terstond moesten opgehangen worden. Een kanonskogel ontnam dezen bode het leven, \oor hij zich van zijn opdracht gekweten had. Een twee de bode trof het zelfde lot, ook hij word door 'n ka nonskogel gedood, voor hij zijn boodschap overge bracht had. Men verhaalt vorder dat een derde ko gel de boeien stuk schoot, waarmede do Hollanders aan elkander geklonken waren, zoodat zo hun le ven door de vlucht konden redden. WAT NIET IEDEREEN WEET. Een volwassen mcnsch met normalen haargroei Volgens de resultaten van onderzoekingen van den Munchener professor Walther Straub, heeft ieder mcnsch in zijn bloed 0.002alcohol. Naar zeer nauwkeurige schatting zijn er op de we reld op het oogenblik 200.000 olifanten, die in het Wild leven. ie; ffbpuari Mo 7 JAARGANG 1P30 NIEUWE LEIDSCHE COURANT EEN ALTAAR TOT GETUIGE een: Ziet dc gedaante van HEEREN hetwelk onze va hebben, niet ten brandoffer ma&r het la een getuige tussi Misverstand kan ook tusschen broeders vallen. Zelfs al is de onderlinge verhouding nog zoo uitnemend. We zijn zoo beperkt in onzen blik. We krijgen elkanders handelingen te zien onder omstandigheden die ze in ecu valsch licht stellen. Maar daar komt ook bij de zondige neiging van ons hart om kwaqd te denken. Zelfs waar we uit den aard der liefde zooken naar een gunstige verkla ring van elkanders daden gelukt ons dit niet altijd. Aan den anderen kant vermijden we bij onze daden niet altijd genoeg den kwaden schijn. We geven door onvoorzichtigheid meer dan eens aanleiding tot kwa de gedachten over wat wij doen. Dit alles moot ons wel tot bedachtzaamheid in het oordeelen leiden. En toch, hoe vaak wordt tegen het: oordeelt niet opdat gij niet geoordeeld wordt, gozon- digd. Vooral in onzen haastigen tijd. Een bijzonder leerrijk voorbeeld hiervan is wat het hoek Jozua verhaalt van het altaar dat de over-jordaanschc stammen bij de rivier bouwden na hun terugkeer van de verovering van het hei lige land. Hier ontstond een misverstand dat bijna tot een burgeroorlog zou geleid hebben. En toch was do bedoeling van beide zijden zuiver en op hetzelfde gericht. De bouwers van het altaar hadden het gedaan om niet van hun broeders en van den dienst des IIccrcn te vervreemden Daarom had den ze een vergrootc afbeelding van het altaar des tabernakels gebouwd tot een teeken van hun si hoorighcid tot Israëls eeredienst, Maar de andere stammen van Israël hadden deze bedoeling geen kennis. Ze hoorden en zagen alleen, dat er een altaar werd gebouwd behalve het altaar in den tabernakel te Silo. En in hun ijver om den dienst des Heeren in den tabernakel te hand haven tegenover allen eigenwilligen godsdienst maak ten zij zich op om desnoods met geweld deze zonde te keeren. Nu was hier aan beide zijden tekortkoming. Vooreerst hadden de overjordaansche stammen in deze zaak, die het volk gemeenschappelijk aanging, de overige stammen in kennis moeten stellen van hun voornomen of althans hun een verklaring moeten geven van wat zij met dat altaar bedoelden. Toch was het ook weer verklaarbaar dat zij in hun argeloosheid, terwijl zij er in de verste vork niet aan dachten ooit op dit altaar te offeren, geen aanleiding vonden om dit misverstand bij anderen tegen te gaan. Trouwens een altaar van zoo groote afmetingen leende zich daartoe al heel slecht Aan den anderen kant waren de overige stammen wel wat heel vlug met hun oordeel klaar. Ze had den niet aanstonds aan het ergste moeten denken. Maar daar staat ook weer tegenover, dat de bouw van zoo'n buitengewoon groot altaar dat zoo spre kende gelijkenis met 't altaar des Heeren vertoonde moeilijk viel to verklaren. Hoe konden de andere stammen vermoeden dat de bedoeling was zooais achteraf bleek? Ge kunt dus bij het indenken van den stand zaken noch do cene noch de andere partij geheel vrijpleiten. En evenmin kunt ge een van beiden de schuld geven van het dreigend conflict Waartoe ook? Do zaak is lang voorbij. Zo is door de betrokken partijen opgelost. Rët zou dwaasheid zijn or nog over to willen naplelton. Alleen voor- zoover er Iets van blijvende beteekenis uit af te lei den viel, zou het van belang kunnen zijn. En dat is metterdaad het geval. Doch niet voor de oplossing van do schuldvraag. Maar wel vooi beantwoording van de vraag, hoe zulke moeilijk heden zijn op to lossen. En dan is het juist zoo opmerkelijk, dat de par tijen in dit geding niet zich schrap tegenover elkaar gezet hebben, maar met goedwilligheid het misver stand uit den weg hebben geruimd. Do eene partij door haar handelwijze te verklaren, de andere door die verklaring te aanvaarden en zich tevreden te stellen. Hot had ook heel anders kunnen gaan. De beschuldiging van het volk tegen de overjor daansche stammen was in nogal krasse bewoordin gen vervat. Het bouwen van het altaar wordt genoemd een overtreding, een afkeering, een wederspannigheid (vs. 16). Er wordt herinnerd aan de gruwelijke afgo derij met Baül-Pcor cn aan den roof van Achan, en daarmede wordt het bouwen van dit altaar zoowat op één lijn geplaatst Hoe licht hadden do aldus beschuldigden door deze aanklacht en dit verwijt zich geprikkeld kunnen voelen en een of ander hard antwoord kunnen geven, waardoor 't volk nog meer van hen vervreemd was geworden. Het ls waar, de vertegenwoordigers van het volk lieten ook de mogelijkheid open van een verschoo- nende verklaring. Het kon zijn dat ze het over-jor- daansche voor onrein land hielden. Dit was dus een zwakke poging om het doen van hun broederen te rechtvaardigen. Maar de onwaarschijnlijkheid van deze verklaring bewijst wel, hoe zeker ze met hun beschuldiging meenden te staan. Er was dus wel zachtmoedigheid voor de twee stammen noodig om de bevrediging te geven, die dc meerderheid der broeders verlangde. Maar dat hebben ze dan ook gedaan. Zij hebben zich verdedigd en gezuiverd van den blaam, die onverdiend op hen werd gelegd. Ze hebben daarmede zichzelf maar ook den broede ren een dienst gedaan. Ze hebben zich aan de broe derlijke critick niet onttrokken. Maar ze hebben tevens dc onjuistheid ervan aangetoond. Daardoor zijn de beschuldigers wel beschaamd. Maar er was toch ook nog een ander element in de aanklacht Het was niet een hooghartige veroor deeling zonder meer. Er was ook droefheid in over dc afwijking van den Heere die ze bij hun broederen meenden to zien. Het was een ijveren voor des Heeren jdiensten 'n ijveren voor het heil der broederen dat daaraan verbonden was. En deze goede, waarlijk godvruchtige beweegrede nen hebben do aangeklaagden in hun aanklager» geëerd met zich te verdedigen. Zij hebben daarmede het hart cn de consciëntie der broeders ontlast Deze geschiedenis is dan ook een treffende illustra tie van hetgeen in het slot van het boek Jozua wordt bericht, dat Israël den Heere diende al de dagen van Jozua en al de dagen van de oudsten die lang na Jozua leefden, die at het werk des Heeren wisten hetwelk Hij aan Israël gedaan had (hfdst. 24 31). Ze toont ook hoe oprechte ijver voor des Heeren dienst gepaard gaat, wel met gestrengheid tegen het kwaad, maar tevens met goedwilligheid jegens den naaste. Er blijkt uit deze gezondheid van de verhoudingen voor alle tijden, dat twisten tusschen broeders in dit zondige en gebrekkige .even niet altijd uitblijven. L>at er ook wel eens onnoodige twisten kunnen uitbreken. Maar er is altijd een oplossing, als maar beiden Gods oor cn elkanders heil en vrede zoeken. Er be hoeven niet altijd lieve woorden gewisseld te wor den. Do vlam van verontwaardiging kan wel eens hoog oplaaien. Maar dat alles schaadt de rechte verhouding op den duur niet Wat schaadt, dat ls de onoprechtheid. Wat schaadt dat is het zoeken van eigen eer. Wat schaadt dat is de geprikkeldheid als anderen onze mocning niet deelen. Wat schaadt, dat is het over elkaar willen heerschen. Wat schaadt, het is in één woord het gemis aan liefde. De liefde doet den naaste geen kwaad. Dio liefde maakt alios goed. Ze toomt het booze in. Zo keert het kwade af. Die liefde die allereerst zuivere liefde is tot God en zijn Woord, zijn recht, zijn dienst is de wortel van alle ware naastenliefde. Het gemis daarvan is met niets te vergoeden. Maar ook dio liefde maakt veel gemis van andere dingen goed. GEBED Ilc kom tot U, o Heer', met alle mijne zonden, Ik kom tot U met al mijn zorg cn leed, Want Gij hebt balsem voor de pijnelijkste wonden, En zijt te allen tijd tot mijne hulp gereed. Ik kom met schreiend hart tot U, o Heer', gevloden. Wijl 'k in de wereld vreê noch vreugde vind. Voor U leg ik terneer mijn jammer cn mijn nooden, En vraag U wecnende: „Heer', maak mij tot Uw kind!" Ik wil zoo gaarne, Heer', geheel aan U mij geven; Ik wil zoo gaarne enkel d' Uwe zijn En tochen toch wordt telkens weer mijn leven Verblind door 's werelds klatergoud en schijn. O God, laat mij steeds meer der wereld toch verzaken. Zij gaf mij immers nooit, wat ik haar vroeg. Zij gaf mij geen geluk, en aan haar schijnvermaken Had mijn geprangde ziele niet genoeg. O God. laat mij U Vader mogen noemen O Heere, wil mij maken tot Uw kind Dan weet ik, dat 'k van vreugde blij zal roemen. Omdat 'k in U mijn hoogsto blijdschap vind! A. VAN ATTEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 13