84
a
LEEDS VERANTWOORDING
WILMA, De lichte nacht. Uitgevers Mij.
Holland, Amsterdam, zonder jaartal.
De volger van Jezus kent de eigenaardige tegenstrij
digheden die het deelhebben aan twee werelden
tegelijkertijd, met zich brengt. Hij is deel van den
ouden en den nieuwen mcnscb, van Adam en van
Christus in hetzelfde moment Vandaar de sterke
•panning die er altoos in zijn leven trekt.
Tot in de titels der boeken onzer Christelijke
auteurs toe, is die wonderbare tegenstelling soms
merkbaar.
G. Schrijver schreef zijn heerlijke werk „De lichte
Jast", aan welks titel de naam van Wilma's laatst
verschenen werk sterk herinnert. Mej. J. L. F. de
liefde noemde haar mooiste book „In liefde blocycn-
de", waarin „bloeyende" tegelijk de beteekenis van
bloedend en bloeiend ln zich verecnigt. Mevr. Kraan's
roman heet „Knotwilgen", omdat zij in die boomen
die tegenstrijdigheid ziet gesymboliseerd. Mevr. G.
Scvensma-Themmen koos „De andere weg" als titel
voor haar werk, en mevr. A. Kuyper:Van Oordt nam
„De Lofzang der Schamclen" als opschrift voor een
bundel harer novellen.
Hot is do moeilijke maar dankbare opgave dor
Christelijke literatuur ons do heerlijke verzoening
van die tegenstrijdigheden ln hot leven der personen
voelbaar te maken.
Aan die taak heeft Wilma zich wederom gezet bij
bet schrijven van haar roman De lichte nacht, waar-
WLLMA.
vit al eerder in ons Christelijke literaire tijdschrift
Opwaartsche Wegen, een onkel fragment verscheen.
UiC de lezing van dit haar laatste werk, dat ons
tegen het eind van 1929 verraste, komt de gestalte
van den Man van Smarten voor onze ziel verschijnen
in Wien de verzoening is gegeven, Wiens juk zacht,
.Wiens last licht en met Wicn ook de nacht licht is.
Misschien ligt het aan de compositie van het ver
haal, dat wij door dc oplossing niet zóó bevredigd
worden als wij hoopten componccren is helaas
Wilma's zwakke kant misschien zijn wij nog te
weinig vertrouwd met de eigenaardige mystieke sfeer
dezer schrijfster, om een oplossing, die dddrin vol
doet, voor ons denken te zwak en te weinig verant
woord, niet overtuigend genoeg te achten. De richting,
waarin de zoekende ziel, beduusd en ontzet door alle
tegenstellingen en den wroeden strijd in de wereld
der verschijnselen, de harmonie vindt, die de nacht
Jicht maakt, is in elk geval de goede: „nu buigt hij
zich voor God, dus komt er evenwicht;" „ik weet,
dat de liefde de groote samenbindende kracht is, die
den ohaos in het leven overwint"
Tiet is de richting naar Jezus, en in Zijn schaduw
Strijdend liefhebben:
Wanneer Elsbcth met haar blind geworden man
spreekt over die breuk ln dc wereld, door de zonde
geslagen in gansch de schepping, en zij klaagt over
dc afgrijselijke microbe mvn-ld, ter bestrijding waar
van duizenden onnoozcle dieren moeten worden op-
geoferd als procfbccaten, antwoordt deze man, die ge
vonden heeft:
„Moéten, Elsbcth? Moeten er noodzakelijk dieren
geofferd worden? Daar zijn toch menschen geweest,
die zfcli als vrijwilligers aanljoden? Bij de gcle-koorts-
bestrijding boden zich vrijwilligers aanl Zelfs waren
er, die zich gaven op voorwaarde, dat ze er niet voor
In-laald zouden worden! En ze bobben den strijd ge
wonnen! En deze strijdmanier is toch ook alleen ge
oorloofd. liet vrij wil ligerschapl Elsbeth, Elsbcth, als
Je bet kon zien, zou je opeens gelukkig worden. Een
echten vrijwilliger béklaac je tooh niet, je kunt je
alleen niaar over hem verheugen!
Zoo Is Christus de groote Vrijwilliger van God ge
worden, daarom Jiceft Hij Je wereld overwon non.
En wijwij mogen in Zijn srhadmv elk op ons
kleine plekje strijden, innar vrijwillig, liefstewat
ie niet vrijwillig doet, beeft geen waarde...... Zoo is
liet! Zie bet tochl"
Hot leed in de wereld Wllma is er, als elk echt
levend mcnsch, nooit mee klaar. Ze zoekt de venzoe-
nirlg voor do ellende, die het oorspronkelijk schoonc
loven heeft geteisterd en zal blijven teisteren. In elk
harer figuren bijna wordt diezelfde strijd gestreden
en worstelt dezelfde vraag om antwoord: waarom en
waartoo het leed, do groote scheur ln Gods heerlijke
schepping; waarin kan het zijn bestaansrecht gronden
en waardoor kan het aanvaard worden, vooral ook:
Wie kan het overwinnen?
Vc«r haar mystiek geaarde natuur, die zich ver
bonden weet en voelt met al haar medeschepselen, zoo
wel menschen als dieren en planten, en die in het
aanschouwen van Gods heerlijkheid jn de natuur en
het zich laten verzinken in deze eenheid met gansch
het geschapene, haar diepste genot vindt, is dc smart
zwaarder, omdat zij zoovéél mogelijk van het wereld
leed tot zioh wil trekken en er vrijwillig aan wil mee
dragen. Pijnlijk moet zij ervaren, dat dit niet kan,
tenzij met Christus. Zij sluit dc einart niet buiten,
zichzelf zorgzaam ertegen pantserende en alleen hot
persoonlijk haar bcrocrcndo toelatende zij lijdt
mede met allé schepsel, dat ach relt als in barensnood.
Haar fijngevoelige hart klopt naastaan het groot
hart van de wereld en zij regelt er haar rhythine
naar. EenenzJjds is dit haar hoogsto geluk: zichzelf
te voegen in het rhythmo van het majestucusc schcp-
pingslied anderzijds verzwaart haar smart erdoor:
wat de wereld beroert, beroert ook haar hart, dc sla
gen die de aarde treffen, slaan ook haar. Zoo is er
in haar boeken die wereld van zuiver geluk, waarin
de schepping in haar eersten ochtendstond heeft ge
ademd, en tevens die wereld van onzegbaren weedom,
dio een Godszoon noodig had en heeft ter redding.
In De lichte Nacht worstelt Elsbeth met het groote
probleem van het lijden ln de natuur: waarom wer
ken er vernietigende krachten in Gods schepping;
waarom is in die oogcnschijnlijk zoo schoone natuur
een egoïsme en wreedheid, een felle strijd om het
bestaan, die den aandachtigen beschouwer ontzet
doet staan om zijn geraffineerdheid?
Heeds in het begin van dezen roman is het leed
ook aan Elsbcth's hart gekomen: haar man zal bin
nenkort het licht in zijn oogon geheel worden uitgc-
bluscht; reeds nu sterft het langzaam; de wereld der
duisternis zal zich om hom uitstrekken en Elsbcth
lijdt het mede. Ook hierin was het leed tot haar ge
komen: dat Jimmie, haar jongste broer van dertig
van do anderen wordt ternauwernood gerept even
eens, maar al van zijn golmorte af, moet leven in
een wereld van duisternis, een artdorc, die misschien
tóch lichte nacht is: Jimmie is ln zijn gèest een kind
gebleven, hij is in de groote-mcnschepwercld een
■zwakzinnige.
Dit tweeërlei levensleed vooral maakt Elsbeth toe
gankelijk voor den strijd met het lijdensproblccni.
Ijiter komt er dan nog do smart bij in de gezinnen
barer kindoren en in andorer leven.
Ook Herman, de allengs blind wordende man, is ln
die worsteling gewikkeld, maar voor hem, met zijn
passieve, mildere natuur en zijn Christelijke opvoe
ding als predikantszoon achter zich, is het vinden der
verzoening lichter.
Daardoor verliezen Elsbeth en bij elkaar een tijd
lang: zij kin niet zoo spoedig een houding vinden
ten opzichte van het leed: togen lijdelijke berusting
verzet zich haar krachtige natuur, en tot de actieve
uanvaarding is zij nog niet gerijpt, zij, die met haar
gicrlgc oogen, welke óók moeten zien en schoonheid
ve.rzamclcn voor haar man, zoo scherp de scheur
in alles ziet, terwijl Herman in de stilte van het
afgesloten-zijn voor de zichtbare schoonheid door zijn
verinnigde levensliefde over dc berusting heen reeds
do bewuste aanvaarding van het leed heeft gegrepen.
Wanneer ook Elsbeth liet geheim van die liefde
is geopenbaard, hetwelk zo vorkregen heeft door eigen
strijd zoowel als door dc zwijgende prediking die uit
hot leven van haar man opkomt, hoeft zij hem weer
gevonden.
Zoo vindt ln dit opzicht dc roman zijn bevredigend
slot, al lijkt dit te zwak wat het probleem aangaat.
Immers dit wordt zóó scherp en zóó algemeen gesteld,
dat men ook een evenredige, sterke oplossing ver
wacht Thans echter is wel zuiver dc richting aan
gegeven, maar een op allo kanten van het vraag
stuk Ingaand antwoord ontbreekt. Dc lezer moet dit
zelf vinden.
Prof. dr. H. J. Pos iheeft op den dies natalis der
Vrije Universiteit, 21 October J.I., gesproken over het
onbepaalde in de taal en de taalkunde, en het daarbij
gehad over een verschuiving van hot bepaalde naur
het onbepaalde op het gebied der taal, een uitwendige
begeleiding van een inwendig zich voltrekkende
synthese.
Men zou hierop aansluitend een studio kunnen
geven over het onbepaalde ln Wilma's kunst, dat
zijn oorzaak vindt in haar mystiek en haar synthese
zoekende natuur, en dat zich ook in haar taal en
stijl openbaart
„Het lachen", ,Jict luisteren", „het zingen", „het
zoeken" zijn herhaaldelijk in liuar werk voorkomende
uitdrukkingswijzen.
Tn dit laatste book Ls dit onbepaalde ook weer tc
bekennen, hoewel bet minder sterk is dan in haar
eerste ■werken. Bij -de bespreking van haar vorigen
roman Moeder SHeneke (Zondagsblad van 31 Decem
ber 1926) kon ik reeds constateeren, dat dit zwevende»
hetwelk voor velen een beletsel is om haar kunst t«
genieten, minder was geworden.
Toch blijft Wilma haar aard niet verloochenen en
dat komt in dit laatste werk vooral nog d&drin uit,
dat haar personen ook hier weer meer ziel zijn dan
compleet reëel levend tnansch.
Dit te constateeren houdt geen aanmerking of af
keuring in: wij zijn lang genoeg vermoeid in de lite
ratuur met uitgcbrcido beschrijvingen van uiterlijk
heden en daaruit voortvloeiende botsingen of trage
dies. Het komt op de ziel aan immers. En bij Wilma
zijn dc ziel en haar innerlijke conflicten het voor
naamste, soms het eenige.
Doch ook wanneer do personen meer als ziel, dus
ecnigszins onbepaald, worden beschreven, dan nog
moet de verbinding met do realiteit vastgehouden
worden, en dit hier volgt wél een aanmerking
vergeet dc schrijfster wel eens. Zoo is ln 't ziololcvcn
der menschen in dit laatste bock schier niet merkbaar
een ouder worden en daardoor eon anders-- ten
opzichte van de verschijnselen komen staan; wel i3
er, zooals gezegd, een veranderen door den innerlijkcn
strijd. Elsl>eth en Herman worden hict merkbaar
ouder, hoewel er toch zeker een tien jaar liggen tus-
schcn het eerste en het laatsto hoofdstuk, hun beide
dochters in dien tijd trouwen, cn zij grootouders
worden.
Het lichamelijke komt vooral In zijn symbolischcn
zin voor. In dit boek weidt de schrijfster niet uit
over de ervaringen van Herman wanneer hij blind
is geworden, het is opmerkelijk, dat zij dit niet direct
voelbaar maakt, maar ons doet zien hoe de ziel
reageert op dit lichamelijk afgesloten zijn van ds
wereld der zichtbare dingen. Dat ook geeft aan dezen
stijl zoo iets innigs, fijn mystieks dnt ons ten slotlo
dieper aangrijpt dan een reëelc uitbeelding van Her
mans gebrekkigheid aou vermogen.
Het opmerkelijke is dan ook, dat dit onbepaalde,
zwevende, dit scheppen van worstelende zielen meer
dan van handelende personen, toch geen beletsel is
om ons dc figuren naar hun eigenlijke wezen duide
lijk te teokenen. Het zijn levende menschen, dis
Wilina uitbeeldt, al zijn ze dan misschien niet zoo
„compleet recel levend" als een ^belijnd" mcnsch zs
gaarne zou zien.
Ook ln dit bock is weer het onbepaalde angstgevoel,
dat in al Wilma's werken sterk of zwak door ds
menschen wordt geleden: een bang zijn voor don
verschrikkelijk duisteren ondergrond van het leven,
een siddering voor het geheimzinnige, hot satanische.
Het wordt gesymboliseerd ln do figuren van Jiminie
en van Daan, den luien en bedrieglijken pleegzoon
van Elsbcth en Horman, „met slechte neigingen, als
een noodlijpe vrucht, die spoedig rotte plekken vor-
toont". Ook „Ditje" én „Vriendje", echte gestalten uit
Wilma's wereld, worden door die duistere maent.,
waarvoor dc hoofdfiguren sidderen, overmocht: Ditje
wordt er haar gansche leven door geboeid, en vindt
haar redding evenals Jimmie cn Daan in de liefdo
Vriendje wordt er ten slotte uit gebrek aan lief Ja
door verwonnen en niet meer gered.
Het zijn allen gestalten uit de wereld van het
groote lijden, en ze verzwaren door hun verschijning
wel sterk het hoofdmotief van dit bock: het probleem
van het leed.
Zeldzaam teer, van een zoo zuivere innigheid als ln
do literatuur maar schaars wordt bereikt, zijn do
weinige bladzijden over Ditje, het eenzame meisje,
dat zich, wanneer zij tekort had aarj geld, het brood
liet geven in ruil voor het kostbaarste dat ze bezat.
Het milde licht dor vergeving in Christus straalt
heerlijk over deze schildering.
Éven schoon ls het hoofdstuk waarin Vriendjes vol
hardend idealisme wel zegeviert over dc wreeds
zakelijkheid der wereld, maar ook zichzelf overstijgt
in waanzinnigen angst om zijn wanhopige machte
loosheid. Ilior botst Wil,ma's ideëclc wereld wel zeer
sterk tegen de harde rcëcle, en het pleit voor haur
gevoel van den ernst dozer beide, dat zij hior géén
gemakkelijke oplossing forceert.
En Jimmy ook hij ls zoo zuiver gezien en go-
teekend: Jimmie, het' kind ln manslichaom.
„„Man! man!" roept hij. Zijn groot, onbeholj>cn
lichaam wankelt onder dien lach op zijn zwakke
voeten."
Hoe sterk geeft dio óéne roep Jimmies' toestand
aan!
Jimmic's handen zijn altijd blauw-rood, altijd koud.
IIoc voelbaar wordt hier het anders-zijn van dezen
zwakzinnige, dit oude kindl Jimmie wordt onrustig
bij elk dctonccren van stemmen, bij elke boosheid la
dc lucht. Dan schuift hij zijn stoel hoon en weer ëni
strekt zijn hulpclooze handen uit, naar wie ze maar
vatten wil.
Hoe innig-fijn is deze kindsche ziel hier gepeild!
En als Herman, dc bijna blinde, die zoo óntrocrenJ
liefderijk, teerder dan een vrouw, met Jimmie kan
omgaan, hem over Jezus spreekt, dan kijkt Jimniio
zijn zwager aan „met oogen, die luisteren, waarachter
de mcnsch ls opgestaan."
IIoc goed van symboliek: Jezus kent dc kinderen cn
laat ze tot Hein komen, en zij kennen Hem, want
hunner is het Koninkrijk Gods.
89
NIEUWE STUDIES
Die kort-verhaal as kunsvorm,
door Dr. F. E. J. Malherbe.
Dr. F. E. J. Malherbe, welke dezer dagen tot profes
sor werd benoemd, hoeft zijn Die kort-verhaal as
kunsvorm geschreven op verzoek van baie onder-
Wijzers.
Maar, alhoewel het bock uit dien hooide, vooral
gericht word op schoolgebruik is het toch van zooveel
beteekenis voor dc literatuurstudie in het algemeen,
dat wij een bespreking ervan hier op haar plaats
achten.
Do moeilijkheden, die do leerling ondervindt bij het
Ibestudecren der letterkunde, ondervinden óók do
leze I-s van proza en poëzie huiten dc school. Ook de
laatsten behoeven inzicht in de bouw van proza-kunst
en kennis van de osscntiöcle dingen, van dc roman,
om méér genot en vrucht van hun lectuur te hebben.
„Ons wil geen skoonheid onder formules bring nio.
Ons kan dit nie ontleed nio. Ons kan die wonder
xiie dclinicër nie. Maar tog kan ons ons siel voor-
berei vir dio onmiddcllike werking van skoonheid.
Oomkkiclliko skoonJ ie ids we rki ng, soos dio mistcric
van dio natuur ons onmiddcllik kan geopenbaar
^ord
„Ook die kort-verhaal is 'n lied opgevang uit die
1evenssce deur die wesenlikc ineru wat dlgter is."
Het kort-verhaal (do novcllo en schets) als kunst
genre moet vanzelf voldoen aan de algcmcene eisohen
van aesthctica.
Go kent ze. Allereerst oorspronkelijkheid. Dat is
niet het uitdenken van telkens oen volslagen nieuwe
gebeurtenis. Oorspronkelijkheid toont do kunstenaar
minder in 't vinden, dan wel in liet bewerken der
stof: do compositie, de karakteruitbeelding, het schep
pen van sfeer, de psychologie, daaraan kan men de
ware artiest van de broddelaar onderscheiden.
Vervolgens moet kunst geven waarheid. Dat is nog
Iets anders als „uitboeIdling naar het leven", iets
anders als politieke, godsdienstige, sociale, weten
schappelijke waarhei j.
i)o waarheid in do kunst is „het werk van die
Skcppende Verbeelding, en spreek oortuigend tot ons
gees en gemoed, soos die lowo in 'n boom en die mis-
terio van die see ons 'n gemoedsoortuiging gee van
die Wonder van die lewe om en in ons." „Bij kuns
waarheid kan ons nie twyfcl nie. Al is die eintlike
golH'urtenis 'n „verdigto", dit kom daar nie op aan
nie. Wat ons dan tref as waar, is dio psigologiese
bcolding, die psigologios juiste wat in elke stap van
die ontwikkeling te bespeur la Die leser voelt orals
die kausale verband: wie met so'n aard in son
situasie gcplaats word, moet so reageer, en daaruit
is die gevolge te verklaar. Daar is 'n logiese dwang
in karakter en omstandighodc wat tot 'n bepaalde
resultaat lei."
Het begrip realisme is een heftig omstreden bc
grip gowecst lange tijd, maar is thans een versleten
muntstuk. Kunst, die geheel en al losgemaakt is van
de werkelijkheid, is onbestaanbaar; kunst, welke al
leen de werkelijkheid nabootst, ovcnzcer.
„Kuns is gocn afgakykte, nagebootste natuur nie;
kunt is die realisme van temperament."
Vorm en inhoud één, zeiden de Tachtigers. „Die
gedig as indiwiduclc Skcpping is geheel vorm, wat
nie vorm Is nie, is nio poösio nio. Genie kristalliseer
tot vorm.".
De strovingen, de begeerten dor ziel behoeven su-
hlimeerlng, vóór ze tot kunst kunnen worden, cn 's
aan dezo voorwaarde voldaan, dan kan zij te grooter
worden, naarmate fijner intellekt in de schepper
aanwezig is. Voor kunstscheppen is diepo en rijpe
ervaring cn levenskennis oen vercischte. Rainer Ma
ria Rilke heeft die cisch misschien wat overdre
ven aldus geformuleerd: „Ach, maar met venzen
Js het zoo weinig gedaan, als men zo vroeg schrijft.
Men moet er mee wachten cn wijs cn zoets verza
melen oen hooi loven lang cn dan tenslotte, mis
schien zou men dan tien regels kunnen schrijven, die
goed zijn. Want verzen zijn niet, zooals de menschen
denken, gevoelens (die beeft men genoeg), het zijn
ervaringen. Een vera terwille moet men vele steden
gicn, menschen cn dingen, men moet do dieren ken
nen, men moet voelen, hoo do vogels vliegen en het
gebaar weten, waarmee do kleine bloemen zich
*s morgens openen. Mon moet terog kunnen denken
san wegen en onbokendo streken, aan onverwachto
ontmoetingen en aan afscheiden, die men lang al
komen zag, aan kindheids dngen, die nog onopgo-
klaard zijn, aan zijn ouders, die men krenken moest,
als ze ons vreugdo brachten en men begreep haar
wiet (het was de vreugde voor oen ander)' aan kindc
ziekten, die zoo vreemd beginnen met telkens dio
Naslonalo Pers Bepërb, Kaapstad 1929.
diepe veranderingen, aan dagen ln stille zwijgende
kamers cn aan ochtenden aan zee, aan de zee in 't
algemeen, aan zeeën, aan rcisnachtcn, die hoog weg-
ruischten en met alle sterren vlogen en het is nog
wiet genoeg als men aan dat alles denken mag
Bc-lmlvo aan de algemeeno kunst-oischen, moet
novcllistiok echter óók voldoen aan speciale voor
waarden. Het kort-verhaal is sterk geconcentreerd.
„Dio ruimte van dio roman vir 'n langsame ontwik
kelingsgang van persone, vir dio veclsydigheid en
ingewikkeldheid van die lewe ondor steeds weer wis
selende omstandighede, ontbreek hier." Geldt voor
hsdcr kunstenacr, dat hij in beheorsching tot beper
king zijn krocht openbaart, in 't bizonder geldt dit
voor do novellist „Hy gcc alleen dié dingen wat sy
doel onmiddcllik kan dien. En as dio klicmaks bereik
ls, aan sit hy óf 'u punt, óf gec op treffende wyso
suggestief dio afloop van die spanning aan."'
Da novelle beweegt zich niet om meerdere middel
punten, werpt niet onderscheiden vraagpunten op,
maar richt zich op één ding, een enkelvoudige indruk,
doch tracht deze zoo suggestief mogelijk tc maken.
Waar gecompliceerdheid uitgesloten is cn alle aan
dacht wordt samengetrokken op één idéc, kan de
iikdruk daarvan des te intenser zijn.
in het hoofdstuk tussclien de beide, waarin Dr.
MaLhcrbe de algemecne cn dc speciale eisclien, aan
dc novelle to stellen, bespreekt, gaat hij in *t kort de
geschiedenis van het kort-vcrliaal na. Schrijver schijnt
ccr. aanhanger te zijn van dc evolutie-theorie, althans
vraagt hij, handelende over do oudsto verhalen in de
bloemlezing Great Short Stories of the World vau
Hcincman: „En Wie sal dit betwis dat die gevalle
Bisou van Altmira, 50.000 jaar gelode teen grotmuro
gcsklkler, nie aanleiding tot, of die resultaat van 'n
kort verhaal gcwccs het nie?"
In <le late Middeleeuwen treffen wij in deize landen
verschillende short stories aan: Fcrguut, Vier Heems
kinderen, Maria-legenden, Iielnaert.
In de 18e eeuw krijgt (in Engeland met Steele en
Addison, in Nederland met Justus van Effen) het
kort verhaal opnieuw oen kans. Het vindt eenige tijd
later een orgaan in de magazine.
De 19e eeuw brengt drie richtingen:
L do Copicerlust des dagclijkschcn levens van de
kring-IIcilo (Beets, Hasobrook, Knoppelhout)
2. hot historisch verhaaJ van Van Lcnncp (navol
ging van Scott).
3. het didactisch-natiioiiaal vcrlmal van Potgieter.
Do Beweging van Tachtig, die bet aanzijn gaf aan
een geheel nieuwe poëzie cn proza-kunst, deed ook
de novello opleven; Van Looy, Van Schcndel, Coenen,
de Meester, Augusta dc Wit, Haspels, Ina Boudi.
Bakker, Top Nacff, Hcycrmans cm. hebben zich aan
het genre gewaagd.
Do uiteenzettingen van Dr. Malherbe over de bouw
cn bestunddeclcn, dc techniek dus van do novelle,
zijn zeer instructief, ook, ja niet het minst voor jonge
auteurs.
Het kort-verhaal moet flink inzetten, er is i
ruimte voor lange inleidingen tot het onderwerp. Uit
do voorstelling moet ons duidelijk worden, waar wij
ons bevinden cn met wio wij tc doen hebben. Dc span
ning moet snel toenemen tot bij de climax. Dc oplos
sing moet absoluut gemotiveerd zijn, de afloop moet
ons overtuigen, als sluitstuk op do afgelegde ontwik-
koling, maar hij moet tovens iets pakkends, iets
verrassends hebben.
De gang van het kortverhaal kan in hoofdzaak
drieërlei zijn: vooruit, vooruit-achteruit-vooruit; ach
teruit.
Do oersto categorie is do moest natuurlijke. De
Auteur noemt als voorbeelden: Rutli, Lazarus,
verloren Zoon. „Menige moderne kunsverhaal vol
slelsuitplulsing en krui6endo vcrtcllync, staan baie
armclik naas die rustige klaarheid cn slclsopenbaring
en dirok-werkende indruk van die hoerlikc verhalo.
De tweodo soort verhalen werpen ons dadelijk mid
den in de intrige, gaan daarna achteruit, om dc
.dingen, die dan reods geschied rijn, te verduidelijken
en vervolgen allengs de gang der geschiedenis tot het
slot. Het groote voordeel van dezo mctliode van no-
vellon-bouw is, dat wcinig-bcteekencnde leiten, dio
chronologisch aan het begin moesten komen, maar
daar een slecht figuur zouden slaan, nu terloops
kunnen worden gomemoroerd.
Sommige schrijvers ten slotte, beginnen bij het eind,
stellen de slotindruk voorop en ontwikkelen vandaar
uit do gcscliicdenis cn dc niotioven, wclkp tot dit slot
hebben geleid (o.a. in Tsjcchow's Weddenschap, Top
Naeff's Een Mcnsch).
De intrige is één der voornaamste elementen van
elk verhaal. Omdat een novello pns kunst wordt door
do bewerking van dc stof, is liot noodzakelijk, dat het
onderwerp ligt binnen do sfeer en. macht van do
aufour. Hij moet de stof bclieorschen.
Gelijk bij allo kunst guat het ook bij het enkel-
voudigste verhaal leuaioue om do menseii. Dr. Mal
herbe formuleert het ideaal van do goede romancier
en novellist aldu9: zij moeten geven karakter-in-aksie.
Het kort-verhaal vertoont bij sommige auteurs nau
we verwantschap aan het drama. Welnu, hoe forschcr
dramatische karakteruitbeelding met pakkende situa
ties, csscntiëele handeling, suggestie cn ontwikkeling,
hoo dichter de novelle haar artistiok ideaal benadert
„Er zijn minuten, aldus Top Nacff, die verleden, he
den en toekomst omvatten, waarin oen kind tot
mensch rijpt en mysterieën worden onthuld". „Geluk
kig skrywer wat sulke minuten dcurskou en hul b»
tokenis kies tot wcsenlike inhoud vau die kort-ven-
haal die seltlsame kritieke oomblikkcn van 'li
lewe waarin die lewcnsvlam meteen hoë- opgcblua»
word, of momentc waarin die slu'er van d:e allo
daagse afgoruk word van ons sielo en ons verborgen-
sto rocrsclo geopenbaar word."
Naast beschrijving en handoliug is do dialoog eon
geschikt middel tot karakteruitbeelding. Ook de
novelle kan er niet buiten.
De Auteur somt enkel'' soorten dialoog op: de
natuurlijke, maar nicts-zcgigendo; do on-natuurlijko»
dc karikatuur-; de rcthorischo; de typeer-; dc drama-
tisch-bocldcndc; de epische dialoog. Do beide laatste
genres alleen zijn dc dialoóg dor ware kunst.
„Ons wil persone van binnc-uit leer ken, hul essen*
siëlo wose deurgrond; en waar dit nodig is, is dialoog
die krnohtigsto middel daartoe, cu tcgnics van so
voel belang omdat dit tewens dramatics is. Alleen
intuïticwc stylvennoë kan 9ulk karakters skep mu
eic taal, kan dus ware dialoog lower."
Voor hot kort-verhaal is do dialoog uiteraard van
nog meer beteekenis dan voor de zooveel omvang-
rijkor roman. Er rijn schrijvers zooals Hcyermans in
zijn Falklandjcs die schetsen schrijven bijna geheel
bestaande uit dialoog, anderen kenmerken zich door
heel weinig samenspraak. Dit hangt geheel.af van
het temperament en dc geaardheid vuil de kunstenaar,
van dc grondidée, die hij belichamen, van de hoofd
indruk welke hij wekken wil. Maar wat daarvan ook
<zij, vast staat, dat hij een kunstvorm „met so strenge
bou, waarin tcgnicse onvolmaakthedo en oortollighede
so gou skadclik werk vir die eenheid van doel en
eenheid van indruk en die drnmaticse intensiteit vart
gedagto en vorm, dat ook die dialoog op 'n gone
schaaltj ie van doeltreffendheid moet gewecg word om
alleen dié gewig te verkry wat in volmaakte verhou
ding is tot die geheel."
Zal oen schrijv r iets van zijn onderwerp terecht
brengen dan moet bij het milieu, waarin hij zijn
figuren laat optreden, door-en-door-kennen. Sahgivo
kim zoo meesterlijk schrijven over het dierenleven,
omdat liij dit in zijn natuurlijke staat van alle rijden
heeft geobserveerd.
Met dc bccldiDg der natuur is het precies zoo.
Slechts diepere kennismaking met de adel van de
natuur behoedt de kunstenaar voor melodramatisch
gelyrisecr en onechto landschapsschildering.
Geen kunstwerk ook is volmuakt, wanneer het
taal- en stijlonzuivenhedcn bevat. Stijl is de heels
persoonlijklicid. „Hoëre stgleenhcid cn daarop kom
dit aan in die kort-verhaal vcral is alleen daar
waar die materie vergecslelik is in alle clemente".
In het tweede deel van-zijn boek past Dr. Malherbe
de in-hoofdzaak-theoretische bcsoliouwlngcn, van
welke wij hier een korte samenvatting gaven, toe op
verschillende kunstproducten uit vroeger cn later tijd:
het verhaal van Van Lenncp; Lcipoldt's „Waar Spoka
Speel"; Langcnhoven'9 „Gecste op Aarde"; Hildc*
brand's Camera Obscura; Die Bocsmanland van De
Roubaix; Bywoners van Van Bruggen; Die Pilatus
van Langcnhovcn en Top Naeff's Klein Avontuur.
Zelden is ore een boeit onder oogen gekomen dat
zóó Inziclitgcvend en prcttig-leesbaar tot do tealmi-
sche kwesties van proza-bouw inleidt als Die kort
verhaal as kunsvorm. Malhcrbe's studie is de rijpe
vrucht van rijke belezenheid en fijne kunstsmaak.
Voor een enkele opmerking is hier nog pluats. Tel
kens cn telkens weer trekt de Auteur te velde tegen
de moralistische tendem in do literatuur. In dit op-
zicht, i» Dr. M. dan ook een overtuigd volgeling van
Tachtig. Nu overdrijft Dr. M. soms. Tegen Potgieter's
novelle Albert of Hanna voert hij als bezwaar aan:
„bowoal, het dit nie skoonheid nie, maar strekking
tot doell" Het is onbillijk een schrijver zijn doel te
verwijten, men mag hem alleen verwijten dat zijn
work qua kunst mislukt is cn dit verklaren uit een
to overheerschende tendenz-jacht.
,,'n JJock is nog nie mooi as kuns omdat die bron
van inspiratie so hoog of so édel of so rein is nie.**
Noen, maar bij voldoende artistiok talent kan de
kunst wol te edeler worden, naarmate de bron van
Inspiratio reiner is. Mon leest nu eenmaal ook op
litcrairo akker geen druif van bramen cn een vijg
van doornen. De groote kunstenaars van allo tijden
bobben do niet-aesthctischo elementen in hun werk
kuinnen opnemen, in kunst kunnen omzetten.
Een innig en door-alles-heen beleden religieus of
sociaal dogma kan dc kunst opstuwen tot een hoogte,
wclko rij anders niet zou bobben bereikt. Neem uit
Vondel het geloof en uit Henriëtto Roland Holst 't
communisme weg, cn wat blijft van beider werk overï