THEOLOGISCHE SCHOOL
TE KAMPEN
VwHuuisTofffK
PRIJSVRAAG JONGENS- EN MEISJESBOEKEN!
INGELEID
ZATERDAG 28 DECEMBER 1929 DERDE BLAD PAG. 9
HET MEERDERHEIDSRAPPORT
VAN HET CURATORIUM
INZAKE HET DOCTORAAT
BESPROKEN DOOR Dr. S. GREYDANUS,
HOOGLEERAAR AAN DE THEOL.
SCHOOL
Dr. Greydanus heeft inderdaad een goed
■werk gedaan, om in zulk een populairen
vorm het meerderheidsrapport van het Cura
torium inzake het Doctoraat aan de Theol.
School te bespreken. Vooral de kerkeraadsle-
den der Geref. kerken, die geroepen worden
zich een oordeel te vormen over deze kwes
tie, zullen dankbaar gebruik kunnen maken
van deze broohure. Dit behoeft allerminst in
te sluiten, dat men het in elk opzicht met
den Hoogleeraar eens is. Maar het is een
groote verdienste van deze broohure, dat de
zaak in kwestie zoo eenvoudig besproken
wordt, dat ieder den schr. in zijn betoog kan
volgen en het daardoor ook veel gemakkelij
ker wordt tot een eigen oordeel te komen.
Dr. Greydanus begint met eraan te herin
neren, dat op de Synode te Groningen in 1927
aan het Curatorium der Theol. School opge
dragen werd, in overleg met de Hoogleeraren
dezer School een „weloverwogen" advies aan
de e.v. Synode mede te deelen. Dit meerder
heidsrapport bevat nu dit gevraagde advies
met de gronden, waarop het berust.
Nu werd in enkele bladen de raad gegeven,
dit Rapport niet te bespreken, doch zonder
meer de Synode te laten beslissen. Maar deze
raad is door Dr. Greydanus niet opgevolgd.
De Synode toch, zegt hij, is geen bestuurs
macht, die van boven af beschikkingen treft,
welke zonder eigen overweging door de ker
ken moeten opgevolgd worden.
De Hoogleeraar heeft ernstige bezwaren te
gen het uitgebrachte meerderheidsrapport,
zoowel wat betreft de conclusies, als de daar
voor aangevoerde argumenten. Hij betoogt
zelfs, dat opvolging van clit advies moet lei
den tot het in principe loochenen van de
noodzakelijkheid van wetenschappelijke op
leiding tot den Dienst des Woords en de ker
ken voert op dualistische, Doopersche basis
,en paden.
Het meerderheidsrapport verklaart als
axioma, dat het verleenen van den doctoralen
graad, noch de daarvoor vereischte studiën,
gerekend kunnen worden tot de opleiding
voor den dienst des Woords. Men meent, dat
deze stelling voor zichzelve spreekt. De meer
derheid der Curatoren wijst in dit verband
erop, dat de kerken den titel van Doctor in
de Theologie niet als eisch stellen voor den
dienst des Woords. Maar men vergeet, vol
gens dr. G., dat de kerken bij de bepaling
der eischen voor den dienst des Woords, zich
beperken moeten tot de minimum-eischen.
En dat de kerken wel degelijk een doctora-
graad van belang achten voor den dienst,
blijkt wel uit het feit, dat de Synode in 1914
een voorstel aannam, dat de candidaten der
Theol. School zonder vernieuwd candidaats-
examen zouden toegelaten worden tot de doc
torale studie aan de V. U. Was bier geen ker
kelijk belang mee gemoeid, dan had de Sy
node zich van zulk een uitspraak moeten ont
houden, omdat op een kerkelijke vergadering
niet anders dan kerkelijke zaken mogen be
handeld worden.
Ook het beroep op de uitspraak van den
Minister, dat door de promotie, tot Doctor de
gepromoveerde bekwaam geacht wordt tot
zelfstandigen wetenschappelijken arbeid
wordt door dr. G. als niet geldig verklaard.
De bekwaming tot zelfstandige wetenschap
pelijke studie sluit opleiding tot het ambt
niet uit Indien dit zoo ware, dan moest men
ook ontkennen de samenhang tusschen we
tenschappelijke studie en opleiding tot het
candidaatsexamen. En zoo zou men tot de
'conclusie moeten komen, dat de kerken de
Wetenschappelijke vorming van haar diena
ren des Woords als een waan moesten opge
ien.
Feitelijk komen de curatoren zelf op hun
stelling eenigszins terug, wanneer zij later in
hun rapport een beperking maken door te
zeggen, dat de speciale studie voor een proef
schrift zich niet richt op de voorbereiding tot
het ambt, maar dat dit niet ten volle gezegd
lean worden van de daaraan voorafgaande
doctorale studie.
Dat de kerk doctorale studie niet als eisch
Stelt voor het ambt, is evenmin een argu
ment De kerk stelt vast, wat voor allen noo-
dig is, maar spreekt daarmede niet uit, wat
zij als het hoogste en ideale der opleiding j
beschouwt. - I
In dit verband vestigt dr. G. de aandacht
erop, dat de Curatoren zich zoo sterk moge
lijk uitspreken, wanneer zij zeggen, dat de
doctorale studie niet tot de opleiding gere
kend KAN worden, d. w. z., dat dit eenvou
dig onmogelijk is vanwege den aard dier stu
diën en het karakter der opleiding. Hij stelt
hierop de vraag, of allen die deze doctorale
studiën volbracht hebben, hiermede kunnen
instemmen, dat zij aan die studiën niets ge
had hebben voor him vorming tot het ambt.
Niemand, die verder studeert, mag dit dus
doen om meerdere vorming en bekwaming
tot het ambt. Hieruit volgt, dat de kerken
aan hare alumni geen hulp of gelegenheid
belmoren te geven voor de beoefening van
doctorale studiën, want de kerken mogen
zich alleen met. kerkelijke zaken bemoeien.
Daarbij komt, dat de doctorale studiën voor
een groot deel voortzetting zijn van die voor
het candidaatsexamen, alleen wat uitgebrei
der en dieper.
Diezelfde studiën zijn tot een zekere
grens vereischt, maar daarover heen kunnen
ze zelfs niet tot de opleiding gerekend wor
den. Dan kan de geheele wetenschappelijke
studie voor de opleiding vervallen. Op die
wijze geraken we op het Anabaptitische
dualistische, Doopersche standpunt, dat door
sommige Oud-Gereformeerden wordt ingeno:
men. Is dan de dienst des Woords niet zóó
gewichtig en moeilijk, dat de opleiding daar
toe ook de uitnemendste en meest volledige
wetenschappelijke vorming vereischt?
Wat nu het proefschrift en de promotie be
treft, wordt opgemerkt, dat het wellicht mo
gelijk is dissertaties te schrijven, die van
weinig waarde zijn voor de vorming tot het
ambt. Maar zijn er niet vele dissertaties
denkbaar, die nauw verband houden met de
opleiding, b.v. de uitlegging van een Schrift
gedeelte (Maleachi, I-Iabakuk, c.a.).
Zoo ja, dan ware het alleen gewcnscht
de Theol. School, dat er een regeling getrof
fen werd, waarbij onderwerpen voor disser
taties gekozen werden, die beteekenis hadden
voor de opleiding.
Wanneer men het absoluut gemis van
menhang der studiën met de opleiding hand
haaft dan moet men er logisch en consequent
toekomen, ook den samenhang van de weten
schappelijke studiën voor het candidaatsexa
men met de opleiding te loochenen.
Doctorale promotie in wezen iets anders?
In het meerderheidsrapport staat, dat doc
torale promotie jn wezen iets anders is
dan wetenschappelijke opleiding voor
ambt of betrekking. Men zoekt hier, in ver
band met de Memorie van Toelichting van 1
Maart 1920 op de I-Iooger Onderwijswet, een
w e z e n 1 ij k verschil tusschen het doctoraal
examen en het verwerven van den doctors
titel. Maar dit is, volgens dr. G., niet vol te
houden. Het doctoraat zegt, dat iemand er
i s, het candidaats- en het doctoraal-examen,
dat iemand reeds een eind,of wel zeer ver
gevorde rt is tot zijn doel. Daartusschen is
geen wezenlijk, maar alleen een gradueel ver
schil. Indien de Theol. School dus de Theo
logie wetenschappelijk mag beoefenen, dan
■heeft zij recht tot het verleenen van een we
tenschappelijken graad.
Dragen Kerk en Theologische weten
schap een principieel onderscheiden
karakter?
Deze stelling komt in het meerderheidsrap
port. voor. Als deze juist is, zegt dr. G., dan
staat de zaak zoo, dat aan de Theol. School
óf geen Theologie werd onderwezen óf dat dit
niet op wetenschappelijke wijze geschiedde.
Maar dan rijst de vraag, wat de Synode van
1893 bedoeld heeft met „Theologische Stu
diën" en „de geheele Theologische vorming"
door de School der Kerken. Bovendien, in
de kerk'is kennis Gods. Elke geloovige heeft
als zoodanig in beginsel de rechte kennis
Gods in het aangezicht van den Heere Jezus.
Is er nu principieel onderscheid tusschen
die kennis Gods en de Theol. Wetenschap?
Immers neen. Het object van bedde is het
zelfde: God, in Zijne Openbbaring, inzonder
heid in de H. Schrift. En beider kenbron is
ook dezelfde, n.l. de Zelfopenbaring Gods,
voornamelijk de Heilige Schrift.
Evenmin kan als argument gelden, dat
Christus aan de kerk \oor de wetenschap
pelijke beoefening der Theologie geen ambt
heeft gegeven. Dr. G. stelt de vraag, of er
dan buiten de kerk zulk een ambt bestaat
buiten de kerk Goddelijke roeping tot
de wetenschappelijke beoefening der Theo
logie en wordt die roeping binnen de kerk
gemist?
God heeft wetenschap en leven verbon
den. Zonder het leven is wetenschap niet
mogelijk, cle wetenschap dient het leven.
Nu heeft God aan Zijn kerk de gaveiv gege-
voorziening in hare behoeften te
kunnen ontvangen; ook door wetenschappe
lijke beoefeing der Theologie. God heeft in.
het leeraarsambt van den Dienaar des
Woords het ambt gegeven voor de weten
schappelijke beoefening der Theologie. Wa-
dit niet zoo, dan zou een Hoogleeraar in
de Theologie bij zijn benoeming tot en zijn
optreden als Hoogleeraar tot een anderen
staat des levens zijn overgegaan en zijne ra
dicaal van Dienaar des Woords niet mogen
behouden.
Bijkomstige bezwaren tegen het Doctoraat
Er wordt in het meerderheidsrapport op
gewezen, dat het voor het Doctoraat soms
noodig is, in enkele niet-Theologische vak
ken te studeeren, om op eenig punt der god
geleerdheid dieper in te dringen. Die colle
ges kunnen aan de Theol. School niet ge
volgd worden en dus zou het Doctoraat
daardoor minderwaardig worden. Maar de
ze bewering gaat niet op. Hoogstens zou het
kunnen voorkomen, dat iemand die aan de
Theol. School wenschte te promoveeren re-
INGEZONDEN MEBEDEELING.
Een goede piano
„Waf kunt U voor dezen prijs
meer verlangen?" zoo hoort
men dikwijls zeggen. Maar de
„Bender" plano van f630,- is
goed, geheel afgezien van den
prijs, daar staan wij U borg voor.
ÜBIEWIBIEDS
kening moest houden met de vakken, die aan
de School onderwezen worden of kunnen
worden. Doch de wetenschappelijke waarde
van het Doctoraat moet niet gezien worden
inde hoeveelheid van vakk
maar in het gehalte van het c
d e r w ij s.
Een ander naar voren gebracht bezwaar
is, dat de kerken verantwoordelijkheid die
nen te dragen voor den inhoud van disser
taties en stellingen, waarop gepromoveerd
wordt, zoowel wat hun wetenschappelijk
als confessioneel karakter betreft. Dr. G.
merkt hierbij op, dat de natuurlijke verhou
dingen uit het oog worden verloren en ca-
ricaturen geteekend worden. Immers, ook
bij de Universiteiten kan niet gezegd wor
den, dat de Curatoren allen mannen zijn,
die hun sporen verdiend hebben speciaal
door wetenschappelijke praestaties. Boven
dien gaat het niet aan ,om te zeggen, dat
elke stelling of dissertatie bij promotie aan
de Theol. School den ijk der rechtzinnigheid
draagt, omdat deze promotie plaats heeft
aan de School der kerken. Ware dit zoo,
dan moest alles, wat de Hoogleeraren pu-
bliceeren in kerkelijke bladen, wetenschap
pelijke werken en populaire boeken den ijk
der rechtzinnigheid dragen, alleen door het
feit, dat zij werkzaam zijn aan de School
der kerken. Niemand, die deze stelling durft
te aanvaarden.
En niet vergeten mag worden, dat tenge
volge van het contractueel verband der V.
U. met de Geref. Kerken, van examens en
promoties aan de Theol. faculteit twee da
gen te voren kennis gegeven moet worden
aan de kerkelijke Deputaten. Deze Deputa-
ten kunnen dan toch evenmin de verant
woordelijkheid dragen en zou de conclusie
niet anders kunnen zijn, dan dat het con
tractueel verband der kerken met de V. U.
werd verbroken.
Vervolgens wordt in het Rapport gespro
ken, dat het de voorkeur verdient, het
recht van promoveeren tot doctor in de
theologie tot de universiteiten te beperken.
Maar de hoofdvraag blijft hierbij onbe
sproken, of de historische ontwikkeling,
waardoor ook aan Hoogescholen (zooals b.v.
de Polytechnische hoogeschool), die geen
Universiteiten zijn, het recht ontvangen
hebben den Doctorstitel te verleenen, met
wezen der wetenschap accordeert of er
tegen ingaat. De vraag is, wie heeft recht
den Doctorstitel te verleenen? Dit bezit al
leen een wetenschappelijk persoon of Col
lege, dus niet de Overheid of Staat, ook niet
eene Vereeniging als die vóór Hooger On
derwijs op Geref. grondslag, ook niet de
kerk. Al deze genoemde lichamen kunnen
slechts inrichtingen voor Hooger Onderwijs
oprichten en onderhouden.
Nu kan een College van mannen op het
gebied der wetenschap van het Recht na
tuurlijk niet den titel van Doctor in de
Theologie verleenen, noch omgekeerd. Elke
faculteit moet dus in zichzelf het weten
schappelijk recht bezitten, om in haar we
tenschap den Doctorstitel te verleenen. Een
regeling, waarbij alleen aan een Universi
teit (dus een Hoogeschool met meerdere fa
culteiten) het promotie-recht verleend wordt,
kan alleen in utiliteitsoverwegingen haren
grond hebben, niet in prtncipieele. Ook de
Hoogleeraren aan de Theol. School hebben
zich het wetenschappelijk recht tot het
geven van colleges voor doctorale studiën,
en tot leiding der studiën voor de promotie
tot Doctor. Aangezien zij echter niet wer
ken aan een door henzelf opgerichte school,
maar aan de School der kerken, kunnen zij
dat recht niet uitoefenen dan met toestem
ming der kerken. Nu een volledige oplei
ding voor den Dienst des Woords eischt,
dat ook verdere studie aan de School moge
lijk is dan die voor het candidaatsexamen,
missen Synode en Curatoren volgens dr. G.
het zedelijk recht, om aan de Hoogleeraren
het promotierecht te onthouden.
Wij raden allen aan, die het meerder
heids- en het minderheiclsrapport gelezen
hebben, ook van deze brochure kennis te ne-
Men moge met dr. G. in meening ver
schillen, niemand zal ontkennen, dat hij de
kwestie scherp weet te stellen, helder te be
lichten en eenvoudig te bespreken.
En als de verdere besprekingen in kerke
lijke pers of brochures of in kerkelijke ver
gaderingen in denzelfden toon als dien van
dr. G. 'worden voortgezet, kan het niet an
ders, of die objectieve wijze van behande
ling moet krachtig meewerken tot verhel
dering van inzicht in een kwestie, die reeds
vele jaren in den boezem der Geref. kerken
het middelpunt der belangstelling staat.
DE BERLUNSCHE
KLADDERADATSCH
WOEKERGEWASSEN OP 'T GEBIED
DER STEDELIJKE FINANCIEN
Wanbeheer dat de overheid voor
tariefverhoogingen plaatst
GAAT DE HOOFDSTAD ONDER
CURATEELE?
(Van onzen Duitschen correspondent.)
Een kwaad kan niet verholpen worden
vooraleer men zijn oorsprong nagaat. Do
laatste weken van een veelbewogen jaar doet
do stad Berlijn de gansche wereld op een
verre van roemrijke wijze over zich spre
ken, het prestige der magistraat Wordt te
grabbel gegooid en de groote massa neemt
een loopje met de waardigheid der stads-
vaderen, sedert ze weet, wat zich achter de
coulissen der Königstrasse heeft afgespeeld
De
financieelc zorgen van Berlijn
vinden hun oorzaak in het bedenkelijke
feit, dat van stedelijke gelden allerlei maat
schappijen werden opgericht, welke zich ge
heel zelfstandig en volmaakt onafhankelijk
voelden, dien overeenkomstig kredieten op
namen zonder nader overleg en wederzijd-
sche goedkeuring.
Zoo heeft, om een voorbeeld te noemen, de
maatschappij „Berolina" een „Grundstucks-
gesellschaft" op de Alexanderplatz grond en
huizen aangekocht, waartoe een leening van
150 millioen rijksmark werd aangegaan.
Men versta dit wel: een ongedekte leening
waarvoor de stad Berlijn aansprakelijk
wordt gesteld! Natuurlijk bestaat de moge
lijkheid, dat deze grondstukken op een goe
den dag met winst of tegen denzelfden prijs
weer van de hand worden gedaan, maar
wat beteekent zulks op een kritiek oogen-
blik? De stad Berlijn heeft in. dezen een
schuld van 150 millioen mark en beschikt
niet over de middelen, om deze schuld te
betalen, beschikt niet over de daartoe noo-
dige realiseerbare waarden.
Het is teekenend, wanneer men nagaat,
hoe deza maatschappij tot stand kwam,
teekenend voor het magistraal bewind. Oor
spronkelijk was deze „Berolina" een kleine,
particuliere onderneming. Op een goeden
dag ging ze over in stedelijke handen. De
beheerder der stedelijke financiën gaf het
voor den aankoop benoodigde geld, betaal
de de daartoe benoodigde salarissen. Er wer
den directeuren met een enorm inkomen be
noemd, zonder dat hiervan ter bevoegder
plaatse nadere mededeelingen werden ge
daan. Burgemeester Schollz, die sedert het
verlengd verlof van den eersten burgemees
ter dr. Böss in dezen de leiding heeft, wist
hiervan hoegenaamd niets af. De gemeente
raad was evenmin op de hoogte, ja zelfs de
raad van toezicht op 't verkeersgebied was
niet georiënteerd! Pas kort geleden werd hij
ingelicht over de enorme schulden, welke-
de stad Berlijn in dezen heeft to torsen. Aan
zijn doortastend optreden is het te danken,
dat de lasten niet zwaarder werden dan ze
op het oogenblik reeds zijn. Door hem wer
den de maatregelen genomen, om een cata
strophe te voorkomen. Noodlottiger is het
beheer van een beheerder der stedelijke fi
nanciën nog nooit tevoren geweest.
De bevolking van Berlijn zou de voorge
stelde en doorgevoerde verhooging van gas
en electrisch licht, van tram en ondergrond
aanvaarden en zonder verder protest dra
gen, wanneer deze verhoogingen van tarief
gevoeld konden worden als een logisch ge
volg van den algemeenen toestand, maar
zulks is niet het geval.
Deze tariefverhoogingen zijn grootendeels
het gevolg van
een uiterst lichtzinnig beheer
en dus valt de algemeene ontstemming dei-
bevolking te begrijpen. Van alle kanten
wordt de eisch gesold, dat de verantwoor
delijke ambtenaren voor de booze gevolgen
van hun beleid ter verantwoording worden
geroepen.
Velen van hen beschikken nog heden over
een groot inkomen en het is de vraag, of zij
onder de nieuwe tariefverhooging te lijden
hebben. De middenstand echter en de bree-
de lagen der bevolking van Berlijn hebben
dat wel. Een kennis vertelde me, dat zijn
maandelijks abonnement voor de Stadtbahn
verhoogd wordt van 24 op 38 marlt, wat hem
zeer onredelijk toescheen. De hoogere ge
meente-ambtenaren, waar het in dezen om
gaat, beschikken veelal over een auto, krij
gen een toelage voor hun woningen en voe
len dus weinig van deze verhooging!
Berlijn voelt zich door deze tariefverhoo
ging overrompeld en dat nog wel in een
jaargetijde, dat door duizenden met zorg
wordt tegemoet gezien.
Verhooging van huur, van gas en licht,
van algemeen verkeer (en wie weet, wat
ons in dezen nog meer te wachten staat!)
maakt de menschen, die deze verhóogingen
het zwaarst aan hun beurs voelen, wanho
pig, ontevreden, opstandig. De Sklarek-af-
faire kan, onderstreept door deze merkwaar
dige maatregelen, voor Berlijn
booze gevolgen
hebben! Ik las in de zeer bezadigde „Deut
sche Allgemeine Zeitung" een uitlating,
welke me frappeerde:
„Wie zulk een merkwaardige huishou
ding heeft geleid, die mist het recht, om
een andere oplossing, desnoods een ver-
INGEZONBEN :EDEDEELING.
NOG STEEDS DE BESTE
kooping van gemeentelijke eigendommen
als „undiskutirbar" van de hand te wij
zen!"
Men vergete niet: Berlijn geldt nog steeds
als een der rijkste, steden van Europa. Het
beschikt over geweldig groote eigendommen
en zou dus in staat zijn, om de financieele
leemte zelf te dekken.
Reeds lioort men fluisteren, dat voor een
strenge controle in alle financieele aange
legenheden een speciale staatscommissaris
zal worden benoemd. Daartoe zou dan de
„Oberprasident" van Pruisen moeten ingrij
pen. Het is niet de eerste keer, dat de stad
Berlijn met zulk een
toezicht van staatswege
wordt bedreigd. Ik herinner mij, hoe drié
jaar geleden de gemeentelijke begrooting ook
niet klopte en ook toen werd erover gedacht,
zulk een controje in te stellen.
In kritieke tijden zijn drastische maatrege
len vaak noodig.
Men beweert, dat door dr. Schacht's in
grijpen het afsluiten vam een Amerikaan-
sche leening werd verhinderd. Men maakt
dr. Schacht ernstige verwijten en vraagt,
wie er eigenlijk in Dujtschland en Berlijn
regeert. Door een Duitsch bank-consortium
zal nu een kortstondige leenirag tot stand
worden gebracht maar al voorziet deze
ook in de oogenblikkelijke behoeften
men zal moeten erkennen, dat de totdusver
gevolgde financieele tactiek veel te weinig
rekening houdt met den noodtoestand,
waarin Duitschland en dus ook de hoofd
stad des rijks "verkeert!
TNGEZONDEN KEDEDEELING.
Pastoor Neumann's
Geneesmiddelen
1 steeds ook voorradig in het
Alleen-depot.-
la. A. W. VAN DIN EINS.
ROTTERDAM - HOOFDSTEE* 19
Til. 54111 POSTGIRO 150519
ik it„d, ...k.lltb.if
'sDl.rg.nmmdld.l.n
Het groote Pastoor Beun ann-
'-.'cefc 353 bladzijden. loO afb.
nlcangt gratis en franco ieder
ezer.dieeffn adresinzendtaan
L. Heumann en Co., Am
sterdam C 91. Staalkade4
Brietlaart voldoende.
Opgenomen worclen 36 plaatjes, genummerd van 1 tot 36. Als alle plaatjes afgedrukt zijn moet van alle tegelijk
opgegeven worden uit welk boek ze afkomstig zijn. De inzending moet geschieden in de week van 5 tot 11 I
Januari. De deelname staat open voor jongens en meisjes (kinderen van abonné's) die niet ouder zijn dan 17
jaar. Er zijn zestig prijzen.
FEUILLETON
BONNA WIEGERS-GROENEVELT.
Korte inhoud van het voorgaande.
Het verhaal be&lnt ala de hoofdper
soon. Mies de Waard, de Kweekschool
komt ze veel thuis bij een col-
Walten, een ruatnuur e
heeft zich verloofd me
len. Gré's zuster.
Het hoofd der school,
is bij Huug:
het bosc
- Mies werk-
Tuinman. Hij is een on
rechtvaardig man, die slechte inlichtin
gen geeft als Mies naar Ouddijk solli
citeert.
Herms Tuinman, de zoon van het
hoofd, houdt van Mies, maar zij wil niets
van hem weten.
Mies verlooft zich met Bart Verhaar,
die voor predikant studeert.
Hij is de zoon van een bekende archi
tect en kende Mies al, toen zij beiden nog
op school gingen.
Hij helpt haar in haar strijd tegen de
noodleuger
Het ge<"
vergader)
Ouddijk
waarop de sollicitaties
Den meester durfde hij eigenlijk niet
aanZ'n vrouw, die- geen best leven bij
hem had, had het hem wel es verweten
„tegen de goeicn durf je," had ze eens ge
zegd, „en je verkneutert je er in, als je die
es de waarheid hebt gezegd, maar -bij de
menschen, die jou aandurven, kruip j' in de
schulp je bent 'n lafaard".
Toen had-ie haar aan willen vliegen,
maar juist was de bel gegaan, en had zij
de deur, die tusschen de kamer en den win
kel was, opengerukt.
„Ik vind dat we de dames moeten be
zoeken," zei de penningmeester opeens.
„Proefles geven lijkt me verkeerd."
„En dan wou jij zeker heen een reisje
maken," plaagde goedig Jansen, de kruide
nier, die in zaken niet best mee kon spre
ken, maar blij was nu ook wat te kunnen
zeggen.
„Jij mag wel gaan hoor, als je graag wilt.
Maar jullie weten wel, nTn zoon is ook
meester, en dan verneem ik wel es, dat
proefles geven die menschen zenuwachtig
maakt, ze kunnen soms haast niet ver
tellen."
„Bezoeken heeft wat voor," zei meester
Hemmes, „je ziet hun werk. Maar dan zijn
ze even goed zenuwachtig. En dan... proef
les geven is aangenomen regel".
„We willen allemaal weten, wie we krij
gen of d'r al een of twee heen gaan, dat
zegt niks," besliste een eenvoudige boer,
die hij meester Hemmes zat"
„Vooral die met de korte rokken," spotte
Mulder.
„Dat trotsche nest," viel z'n buurman bij.
Meester Hemmes nam het stapeltje brie
ven op.
j.Uit welk plaatsje kwam die brief weet
jij het nog, De Vries?"
„Uit Wal ten, van 'n zekeren Tuinman."
,,'n Vreemde brief was dat."
Meester Hemmes zocht ein uit de ande
ren en maakte hem weer open.
„Inlichtingen zeggen soms zoo weinig.
Er zijn hoofden van scholen, die sympathiek
tegenover hun onderwijzers staan, en daar
door hun fouten vergoelijken, om ze te hel
pen, en er zijn ook, dio uit antipathie ze
graag een hak willen zetten."
„M'n zoon vertelde anders, dat hun bo
venmeester mooie inlichtingen van de juf
frouw gaf om ze kwijt te raken."
„Zoo kan 't ook," lachte meester Hem
mes. „Dan krijg ik toch gelijk. Maar ik vind
dezen brief zoo eigenaardig, al was net
alleen maai- om 't begin: Haar onderwijs
moet ik afblijven, dat is goed, maarEn
dan komen allerlei bedenkingen tegen haar
persoon, terwijl we vroegen"naar 't werk.
Als ik m'n meening mag zeggen, dan moe
ten we hier antipathie tegen die juffrouw...
juffrouw Do Waard uit lezen."
„Zoo zie ik het ook," bevestigde De Vries.
„Maar die man wil ons misschien waar
schuwen," merkte de eenvoudige „boer weer
op, met bezorgd gezicht. Hij had 'n schrik
van al die stadsche dametjes.
„Laten we nog es lezen. Ze hooft korte
rokken en is te ver gedécolleteerd, 't Is nog
een vraag door welken bril die Tuinman
kiikt. En heeft-ie gelijk, dan zou ze 't' mis
schien wel willen veranderen. Dan is ze te
trotsch om met dorpsmenschen om te gaan
Nou ,als ze proefles komt geven, kunnen
we dat zelf beoordeelen, is 't niet zoo?"
„Vast cn zeker," knikte de penning
meester, die aan z'n zoon dacht, en vooi
alle onderwijzers wilde vechten.
„Dan heeft ze veel hoofdpijn. Wie heeft
dat niet in den tegenwoordigen tijd mis
schien hoeft ze er niet om verzuimen
En dan dat andereja, daar heb 'k al
in me zelf om zitten lachenwie zet
dat nou in zoo'n briefZe maakt de jon
gens het hoofd op hol."
Een gelach klonk op uit de vergadering.
De penningmeester klapte zich op de knie:
„Dan is 't vast een aardige meid."
Alleen Mulder zat met grimmig gezicht
voor zich uit te kijken, z'n lange, spichtige
beenen over elkaar.
„Zulke vrouwen hoef je anders 't dorp
niet in te halen", bitste hij naar den Pen
ningmeester.
„Och, ze laat jou wel met rust", lachte
de secretaris, „jij bent getrouwd".
„En veel te mager", flapte Mulders buur
man er weer uit.
Toen nam de voorzitter de brief nog es
in de hand.
„Ze is verloofd, menschen ik meende
't al ze is verloofd".
Meester Hemmes keek rustig de verga
dering rond.
„Nog es als ik m'n meening mag zeg
gen, dan komt deze onderwijzeres op 't
drietal."
„U schijnt er op d'r hand te zijn", merkte
de secretaris op.
.,'k Heb medelijden met ze'k denk
aan me zelf, toen 'k jong onderwijzer
wasDe baas zooals we dan zeiden,
mocht me graag negeeren, en door dubbel
zinnige inlichtingen heeft hij me toch tot
driemaal toe belet een betere betrekking te
krijgen.
„Sjonge, sjonge", verschoof de penning
meester zich op z'n stoel.
„Toen heb 'lc eindelijk den schoolopziener
in den arm genomenIk wou dit er
maar mee zeggen, dat 't ook wel zoo met
deze onderwijzeres kan gaan, want 'k proef
een verkeerden geest uit dien brief...... We
kunnen ze toch op 't drietal zetten, en dan
zelf zien?"
,,'tvLijkt mij best", stemde de Vries mee.
„En mii", riep de penningmeester.
De secretaris vond het wat onvoorzichtig,
omdat er toch keus genoeg was, en Meester
Hemmes' buurman schudde beslist ontken
nend z'n lioófd. Hij hield niet van moderne
kleeding.
„En ik zeg maar, men noemt geen koe
bont, of er zit een vlekje aan ik moet
ze niet", zei Mulder stug.
Meester Hemmes lachte: ,,'t Viel me al
mee Mulder, dat jij je zoo lang stil hield",
en de Vries schopte even den secretaris
voet
„Stem vóór als was 't alleen om Mul
der", fluisterde hij achter z'n hand.
De secretaris knikte.
„Ik moet ze óók niet", zei Mulders buur
man, „want onze Trientje zit nog in de
eerste".
„En Jansen?", vroeg de voorzitter nu
verder.
„Ik ben d'r vóór", zei de kruidenier, die
altijd op de hand van Meester Hemmes was.
„En de secretaris ben je nou eigemijk
vóór of tégen?", informeerde de Vries goed
luid.
„Vóór d'r komen toch nog twee bij".
„Vier vóór drie tegen ze komen op
't drietal", besloot de voorzitter met trium-
fantelijkcn blik naar Mulder en Meester
Hemmes, bedaard dien brief terzijde lig
gend, zei: „Nu ixog de andere twee".
Om elf uur verliet 't gezelschap met
groote rumoerigheid de school.
„Denk er wat om, de menschen slaperig
waarschuwde Meester Hemmes nog.
Mulder liep met den kruidenier ze
woonden naast elkaar.
„Dat jij je stem kan geven Jansen, aan
zoo'n mensch."
„We kénnen haar toch niet".
„Maar je hebt 'r genoeg van gehoord
en jouw meisjes krijgt ze op de breischool
dat trotsche nest".
„Maak je toch niet zoo dik, man ze is
er nog nietEn, als ze niet goed is, wil
Meester Hemmes ze toch niet hebben".
„Net, of dié het voor 't zeggen heeft", zei
Mulder met nijd. „Hij heeft niks, niks bij
te brengen".
„Kom nou", deed Jansen ongeloovig.
„Hij is toch geen lid van 't Bestuur
en 't Schoolbestuur benoemtMaar de
Meester meent, dat ie koning van 't dorp
is heeft altoos z'n mond vooran".
„Zei je ook niet, als ie d'r bij was, baasje
Hou zouden wij schoolzaken in orde
brengen, zonder een meester".
En in de stad dan? Daar vergadert
Bestuur zónder den bovenmeester mag
ie even binnen komen, als er wat te vragen
is, of op te merkenz'n hoed in de hand
meneerDat is je ware".
„Dan zitten daar zeker geleerder men
schen in 't bestuur dan jij of ik," gaf Jan
sen een steek.
„Wat jij ook in 't schoolbestuur doet snap
ik niks van," ketste Mulder geërgerd terug»
,,'k Ben er niet om te kiften, zooalp jij."
„Om je stem te geven aan meester Hem
mes z'n kant," J
iWord/ vervolgd^ j