©S <iOrg(H)@© m ff 896 a ZIJN GROOTE VRIEND. II (Slot). „Natuurlijk, moet je eerst groot zijn, en dan niet Biet agenten vechten, zooals je vader!" „Vader is zoo sterk, maar gelukkig heb je een andere wijk en kom je niet bij ons in de straat hè!" Ze praatten nog wat samen en Sam was maar blij, dat zijn agent niet in hun straat kwam. Sammie's blijdschap was echter van korten duur, want zijn agent kreeg 'n nieuwe buurt en juist die waar Sam woonde. Den eersten den besten avond, dat hij in z'n nieuwe Wijk de ronde deed kwam Sam in de duisternis Btilletjes naar hom toe en fluisterde: „Kijk maar goed uit! Mijn vader is weer los!" De agent wist het Wist dat Sam's vader een be ruchte dief en vechtersbaas was en dat was juist de reden, waarom hij deze buurt gekregen had. „Maar Sam, ik kan me toch niet verstoppen. Ik moet hier mijn plicht doen!", antwoordde hij. „Je plicht doen.... dat is waarvoor je een medaille kunt krijgen". „Ja maar daar mag je het toch niet om doen. Je plicht moet je doen omdat het van je gecischt wordt! Snap je?" Sam ging heen. „Plicht", dacht hij. Wat is nou je plicht? Moest hij vertellen dat z'n vader met de anderen z'n vriend te lijf wilden? Was dat z'n plicht? Was hij dan geen verrader? Sam kon het niet met zichzelf eens worden. Maar hoor, wat is dat? Ruwe stemmen vloeken geluid van slagen van een awaren val. „Trap 'm!" „Sla 'm dood!", hoorde hij z'n vader roepen. Sam vloog naar de plaats waar het geluid van daan kwam. i Daar zag hij zijn vriend bewusteloos op den grond liggen. Z'n vader en de anderen sloegen en schop ten hem nog. Sam vloog op z'n vader toe. „Vader niet doen!", schreeuwde hij. ,,'t Is mijn SLECHTS 83 EEN FIRMA KAN UIT DE VELE VERSCHIL LENDE SOORTEN KOFFIE SAMENSTELLEN POND POND KAN IS af^JfeUNNlNK KAMPEN 68 <3 £3 83 E3 £3 £3 £3 83 83 E3E3E3E3S3£383E38383E3£383£3£3 VRAAGT ZE UWEN WINKELIER. vriend. Hij gaf me de centen, die ik verloren had!" Maar z'n vader gooide hem van zich af en ging door met den armen agent te mishandelen. Daar zag Sam het signaalfluitje van den agent hangen ei) voor iemand cr erg in had bukte hij zich cn floot er op. Twee, drie keer klonk het schelle gefluit door de duistere straat. Toen kwamen zware vocstappen nader. Drie stevig gebouwde politieagenten verschenen op het tooneel cr ontstond een hevig godrang een gevecht maar van dit alles bemerkte Sam niet meer, want een zware laars had hem bewusteloos naast zijn vriend geschopt Op de stille ziekenzaal ligt in *n klein helder wit l>cdje, 'n aardige krullebol. Pleegzusters loopen on hoorbaar af en aan. Een buigt zich over het kleine ventje, dat door zoo bleek en zoo stilletjes neerligt Met zachte hand beurt ze zijn kopje wat op. De blauwe kijkers openen zich en zien verwonderd rond Zwijgend laat de zuster het joggic wat drinken en legt daarna zijn hoofdje weer neer. De oogen vallen vanzelf weer toe. Hij is zoo moe, die kleine Sam en alles doet hem pijn. Slapen wil hij maar, al maar slapen. De zuster vertelt hem, dat de agent al lang weer beter is cn eiken dag naar hem komt kijken. „Als jij niet gefloten had, zouden zc hem vermoord hebben. Aan jou heeft hij zijn leven te danken. Ja, je ben. een held", zegt de zuster en ze drukt *n ku9 op de donkere krullen van het ventje. Dien avond zat zijn groote vriend bij z'n bedje en 'hield het kleine handje vast. Praten deed hij niet, maar Sam voelde zich zoo gelukkig, nu hij zijn vriend bij zich wist. „Wat is 'n held?" vroeg Sam plotseling. „Een held?" Jij bent een held!" „Ja, dat zegt de zuster, maar wat is dat nu eigen lijk?" De goede agent wist niet goed wat hij zeggen Sam trachtte hem wat op weg te helpen. „Is dat soms iemand die een medaille krijgt?" vroeg hij. „Veel beter Sam. Een held is 'n dappere jongen, die als mijn zoontje bij mij thuis komt Wil je dat Sam? Dan zal ik voortaan voor je zorgenl" Of Sam het wou? Nooit meer slaag krijgen en al tijd lekker eten! Nu óf Sam het wou! WU0BO OEJ WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN. Hier volgen de oplossingen der raadsels van de vorige week, de nos. 181184. No. 181. ratel-slang ratelslang. No. 182. zebra, Belg, scheef, stoel, zeef, degen, le der, pad, Drecht slecht gezelschap bederft de goede ZtNo.''l83 Schimmel. No. 184. Amandeltaai u Ouder gewoonte geven we in dit laatste nummer van het jaar geen nieuwe raadsels. Mij dunkt je hebt aardig je portie gehad. Niet minder dan 184 raadsels gemakkelijke cn moei lijke hob je op te lossen gekregen. Nu mag je op je lauweren rusten tot D.V. de volgende week, dan beginnen wc weer met nieuwen moed. ONS KNUTSELHOEKJE. Tot nu toe hebben we alleen langs rechte lijnen ge sneden, welnu deze week probceren we, om een cir kel uit te snijden Dat is niet zoo gemakkelijk, omdat we nu niet langs een lat kunnen snijden. Begin met heel ondiep langs den heelen omtrek in te snijden, dan nog eens twee keer, telkens wat, die per; ziezoo, nu zai het mes zoo gauw niet uitglijden en je kunt gerust flink aandrukken. Bij A II een schermpje. De stippellijnen ritsen. We gebruiken niet al te dun karton. De B-ers maken een hanger voor visitekaartjes. Het hakje (onderaan) maken we afzonderlijk. Den uit slag hiervoor zie je bij B II. Het bovenste vakje bij 'B I stelt een leitje voor. Je snijdt dus eerst dat recht hoekig uit en omrandt het. Dan het leitje er achter bevestigen. Het bakje plak je met gluton op liet schild. De C-ers maken oen maand-kalcnder. Eerst een rechthoek groot 15 bij 12 cM. Nu komt er langs den onderkant en 'bijna langs de geheele zij kanten een strook karton 1 cM. breed, waar we de kaartjes tusschenstekcn. Hiervoor maken we twee van die randen. Een van 1 cM. en een van 1 y2 cM. breed. Deze beide randen plakken we op elkaar en HAfjgervanr iTefaVfcs flZDnrfA*?. y f flmAniM.9 Z 1 ip/fi5dA9 Jj 1 1 P 1 i l - V aan het schild vast Omranden cn met sierpapier be plakken. Voor den kalender maken we twaalf afzon derlijke kaartjes van stevig teekenpapier. Rechthoe ken van 13 bij 9 cM. en teekenen daarop den naam van de maand, de dagen der week en de cijfers van het aantal dagen. Zie verder teekening. DE KOKSMAAT VAN DE DROMEDARIS 'n Verhaal over de vestiging der Hollanders aan de Kaap. (Slot). HOOFDSTUK XIX. Aan de Kaap terug. De kleine expeditie was vertrokken. Korporaal Willem Muller met negen man voorzien van een voldoende voorraad koper om vee te koopen werd begeleid door Harry. Ze waren nog maar nau welijks op weg, toen een tweetal Hottcntotten zich bij hen voegden- Het waren de vrienden Oesaba en Kalandoe, die het niet hadden aangedurfd in hot fort te verschijnen, maar die zich nu bij het gezelschap Intusschen beviel dit Muller heel matig, ofschoon Harry duizendmaal verzekerde, dat de beide mannen niets kwaads in den zin hadden, maar heel trouwe vrienden van hem waren, die slechts mee gingen om hem van dienst te zijn. Muller liet Harry maar praten, doch hield hem goed in de gaten. Hij zag opperbest, dat de veedief voortdurend druk in gesprek was met zijn makkers en dat maakte hem ongerust. „Zou die zwarte rakker soms bezig zijn me in een hinderlaag te lokken?' dacht hij. Ondenkbaar zou dat niet zijn. Muller had een groote partij koper bij zich, waar mee heel wat koeien gekocht konden worden. Voorts waren de klccrcn en de wapenen van de soldaten buitengewoon begeerlijk voor Ilarry. Als het hem dus gejukte de kleine expeditie om het leven te brengen, zou hij zich daarmee geweldig kunnen bevoordee- lcn. Al deze overwogingen cn de geheimzinnige manier van doen van Ilarry maakten Muller werkelijk een beetje bang en die vrees werd ten slotte zoo erg, dat hij niet meer verder durfde. Hij sprak er met z'n mannen over en deze gaven hem den raad een bode naar het fort terug te zenden met het verzoek nog een aantal mannen mee te zen den en goed wat kruit en kogels. Men kon dan weer verder trekken en zou bij 'n mogelijken overval beter tegen de zwarten kunnen praten. Zoo gezegd zoo gedaan. Weldra waren er twee mannen op stap naar het fort, terwijl dc anderen zoolang gingen kampeeren, om op de nieuwe manschappen te wachten. 't Speet Van Riebeeck geweldig toen hij van do 397 REBUS beide boden hoorde wat er aan de hand was. Hij was zoo dringend om vee verlegen en nu kwam er nog weer een oponthoud van enkele dagen. Maar hij begreep toch ook, dat Muller niet anders had kunnen handelen. Als hij reden had om te ver moeden dat de zwarten hem in de val wilden lokken, wel dan moest hij op z'n tellen passen. Dat was heel verstandig. En de Commandeur besloot dadelijk nog negen mannen met de twee boden mee te zenden. Tot dit nieuwe negental behoorde ook Koen Brec- vaart schoon hij daartegen ernstig geprotesteerd had. H Hielp niet, hij moest mee en wel honderdmaal ver zekerde hij aan z'n vrienden, dat de zwarten, als zij hem soms wilden opeten, aan hem geen gemak kelijk kluifje zouden hebben. Z'n makkers lachten maar eens wat, gaven elkaar *n knipoogje. Ze begrepen best, dat al deze bewerin gen van Koen voortkwamen uit een zeer benauwd hart. Vol moed togen de mannen op weg en na een Cr dagen waren ze in het kamp aangekomen, waar lier hen wachtte. Nu werd de tocht voortgezet. Muller had nu achttien man onder zijn bevelen. Allen waren goed van wapenen voorzien en zou den dus in geval van nood zich nog wel kunnen verdedigen. Doch als de overmacht te groot wordt? Ja, als er honderden, misschien wel duizenden Hot tcntotten op hen afkwamen, waren zij natuurlijk ver loren. Intusschen bleef Ilarry vreemd doen. Nu en dan passeerde men een kleinen stam Hotten- totten, waarmee Harry op Muil er's bevel moest trach ten zaken te doen, doch steeds liepen deze zaken op niets uit. 't Kostte altijd 'n beetje koper of tabak, zonder dat men er één koe voor terug kreeg. Harry betuigde dan wel z'n spijt over den mis lukten handel, maar daarbij bleef het dan ook. Po gingen om meer succes te behalen wendden de Hot- tentotten niet aan. Daar kwam nog bij dat Harry allerlei wonderlijke wegen bewandelde. 't Spreekt vanzelf, dat men niet langs mooie ge baande wegen kon gaan, maar ook de voetpaden, die door de inboorlingen misschien reeds eeuwen bewan deld waren, vermeed de zwarte gids. Korporaal Muller begon ten slotte 'n sterk vermoe den te krijgen, dat het werkelijk Harry's bedoeling zou zijn de kleine troep Hollanders naar een plaats te voeren, waar ze gemakkelijk overvallen en ver moord kon worden. Het doel van de reis was het land van de Cochoquas te bereiken en daar Wijnand los te koopen als het maar eenigszins mogelijk was. H Had er echter alles van, dat dit doel nooit zou worden bereikt en daarom achtte Muller het na ver loop van een paar weken geraden zoo spoedig moge lijk naar het fort terug te keeren. Muller deelde zijn besluit aan Harry meer. Deze toonde zich zeer teleurgesteld. *t Begon nu zoo verzekerde hij juist goed te worden. Ze begonnen nu flink op te schieten. Ze naderden nu het doel van den tocht en zeker zou het hun gelukken de vrijheid van Wijnand te verwerven. Ook kon Muller er op rekenen, dat ze nu spoedig vee zouden kunnen koopen. Alles goed en best, maar Muller bedankte er voor ©m zich nog langer door den zwarten veedief bij den neus te laten nemen. Hij had cr nu genoeg van. *t Stond nu bij hem vast, dat hij moest keeren en wel zoo spoedig mogelijk. Ilarry protesteerde hier tegen wat hij kon, maar 't hielp niets. Muller bleef bij zijn plan. Nu had hij nog de gelegenheid om te rug te keeren, nu zou het hem wellicht gelukken ongedeerd het fort weer te bereiken, hij mocht die gelegenheid niet voorbij laten gaan. Toen Harry bemerkte dat er aan het besluit van den korporaal toch niet te tornen viel, begon hij over wat anders. Hij drong er op aan, dat Muller hem al het koper zou geven, dat deze als ruilmiddel had meegenomen. Hij zou dan z'n best doen om bij de Cochoquas niet alleen Wijnand los te koopen, maar ook vee te ruilen en dit zou hij dan netjes op het fort komen afleveren. Aanvankelijk had Muller weinig ooren naar dit plan. Hij vreesde, dat Harry dc buit netjes voor zichzelf zou houden en nooit met het vee zou komen opdagen, "t Was dus heel wat gewaagd om hem 't koper mee te geven. Maar daar tegenover stond weer, dat als hij Harry geen koper meegaf, hij dan zeker geen enkel stuk vee zou brengen cn bovendien de gelegenheid zou missen, om den koksmaat los te koopen. Hij moest het er dus maar op wagen. Was 't koper weg, nu ja, dan was er niets aan te doen. Zoo 'gar hij dan eindelijk toe cn kreeg Harry al het koper, dat do Commandeur aan Muller had meege geven voor den veehandel. Hij drukte Harry nog eens goed op 't hart om nu geen streken uit te halen, maar flink op te passen cn te zorgen dat Wijnand terug kwam. Daar moest hij in hoofdzaak voor zor gen. Ook voor vee, maar Harry wist evengoed als Muller, tlat de Commandeur erg op den koksmaat was gesteld. Nog alle dagen was hij er verdrietig over, dat Wijnand weg was en als Harry w:er heele- maal in dc gunst wilde komen bij den Commandeur, moest hij er t oor zorgen, dat de jongen terugkwam. Harry beloofde z'n best te zullen doen en met vele goede voornemens bezield vertrok hij met zijn beide vrienden naar het Noorden. Muller keerde niet zijn achttien manschappen naar de Kaap terug. Van Riebeeck was niet weinig teleurgesteld toen Muller onverrichterzake terugkeerde en het meest speet het hem nog, dat Wijnand er niet wa9. Want eerlijk gezegd had hij weinig verwachting van Har ry's trouw en hij vermoedde dan ook, dat hij den schelm nooit zou terugzien. Maar dit vermoeden bleek toch niet juist want na verloop van een paar maanden daagde Harry eens klaps op. 't Was Koen Breevaart, die hem het eerst ont moette. Hij haastte zich de Commandeur in kennis te stellen met Harry's nadering. „Dat zwarte schepsel komt daar ginds weer aan, Commandeur," zcide hij. Van Riebeeck behoefde niet te vragen, wie hij met dat zwarte schepsel bedoelde, dat was natuurlijk niemand anders dan Ilarry. „Heeft hij vee bij zich?" vroeg Van Riebeeck „Ik heb geen enkelen koeienkop gezien, dus dat zal wel mis zijn, alleen zijn z'n twee trouwe kameraden weer bij hem." „Maar wat doet de kerel dan hier? Hij weet toch dat we vee noodig hebben en Muller heeft hem zakken vol koper meegegeven. Als dat nu alles weg is be hoeft hij werkelijk niet hier te komen om het mij te vertellen". „Moet ik zeggen, dat hij hij u mag komen?" vroeg Koen. „Ja, laat hem dadelijk hier komen". Enkele oogenblikken later trad Harry het vertrok van Van Riebeeck binnen. Z'n twee vrienden Kalan doe en Oesaba bleven maar buiten, ze achtten het blijkbaar maar beter dat Ilarry dat zaakje alleen op knapte. De veedief droog nog steed z'n halfversleten pan tervel om de schouders. Den flaphoed hield hij ver frommeld in de hand en zoo stond hij daar in dee moedige houding voor den Commandeur van de Kaap. „Wel Harry, wat kom je doen?" vroeg hij. „Ik kom u vertellen, wat ik voor u gedaan heb heer, ik heb 'n groot ongeluk gehad heer". „Dat dacht ik wel; jij bent zelf één groot ongeluk Harry! Maar vertel op, 'k heb nog meer te doen cn kan niet naar lange verhalen luisteren". „Ik zal het kort vertellen heer. *n Hottentottenhende heeft me overrompeld heer, en ze hebben me bestolen; de Hottcntotten zijn echte dieven heer". „Ja, daar weet ik van mee te praten, maar vertel verder, wat hebben ze van je gestolen?". „Zc hebben vier zakken koper en al m'n tabak ge stolen heer, ik kan cr niets aan doen heer, ze hebben mij en m'n vrienden overvallen, 't was een heele bende en wij konden niet tegen hen vechten, heer, anders „Ja, natuurlijk, anders zou jij als een leeuw mijn koper en mijn tabak hebben verdedigd, daarvoor ken ik je wel". Van Riebeeck lachte terwijl hij dit zeide; hij was vandaag in een bijzonder goed humeur en het lompe bedrog van dezen Hottentot kon hem tot goede hu meur niet ontnemen. Want dat Harry aan 't liegen was stond bij hem vast. „Vier zakken koper", zeide Van Riebeeck lang zaam, „maar Ilarry je had toch veel meer dan vier zakken?" „Ja heer, maar van liet andere koper heb ik ook koeien gekocht, dat had korporaal Muller mij im mers opgedragen?" „Heb je dan vee?" „Ja heer ,ik heb toch nog koeien gekocht". „Wel lummel, zeg me dat dan dadelijk, je weet, dat ik ze noodig heb, hoeveel heb je er?" „Dertien heer, dertien beesten heb ik maar kunnen koopen, 't is niet veel heer, maar ik zeide al dat de Hottentotten vier zakken koper gestolen hebben en ik moest ook nog „Dat weet ik nu al, maar ik moet zeggen, dat je dc beesten dan schandelijk duur gekocht hebt. Dertien beesten voor zoovéél koper, hoe kom je er bij kerel?" „Het vrij koopen van die Hollanders kostte zooveel heer. Koning Ocdasoa was er lang niet goedkoop mee, hij wilde veel koper hebben heer en ook uw hulp heer, want de Namaquas willen hem aanvallen". „Wat zeg je daar? Heb je Wijnand meegebracht; zeg dat dan toch eerst. Is de jongen er werkelijk?" Ineens was Van Riebeeck de dure koeien vergeten zóó blij was hij, dat de koksmaat weer terug was. „Ik heb nog een Hollander losgekocht heer, Wij- nands vader, die is cr ook bij, ik heb hem meege bracht uit het land van de Cochoqua's". „Heb je Hendrik Troost meegebi'acht? Was die daar dan?" „Ja heer, die man was daar bij de Cochoquas en Oedasoa wilde hem niet missen heer, maar als U hem helpen wilde „Schei maar uit met je piraatjes, die hoor ik later wel, haal nu maar gauw die menschen, ik wil ze da delijk zien". Maar Harry ging niet Hij verfrommelde z'n flaphoed al tusschen z'n han den en in eens viel hij op z'n knieën voor Van Rie- beekek neer. „Heer", smeekt hij, „wilt u nu Harry al z'n schelm stukken vergeven?" Ik hem nu vee gekocht en ik heb dc menschen teruggebracht en ik zal nu nog veel meer, \ee koopen heer". „Sta op kerel", zeide Van Riebeeck kort, „ge moogt alleen voor God knielen, vooruit haal de menschen en het vee en ik zal je voor je schelmstukken geen straf geven, dat beloof ik je". Nu klaarde Harry's gezicht op. Ijlings verwijderde hij zich nu en weldra stapten Hendrik Troost en Wijnand de woning van den Com mandeur binnen. Koen was met het groote nieuws het fort doorge sneld en bij Hendrik Bom had hij het zoo maar over de onderdeur geroepen. Heiltje was er van geschokken en schreiend van blijdschap kwam zij weldra bij den Commandeur binnen. Dat was een vreugde. Van Hiebeek trok zich terug in een onder vertrek en liet de gelukkige vader met zijn beide kinderen alleen. Toen de eerst opwelling van vreugde voorbij was knielden deze drie menschen s~- ïen neer en met een voudige woorden dankte Hendrik Troost den Heer© voor Zijn genadige uitredding. „Als moeder dat nog eens had mogen beleven", zeide Heiltje zacht. Dien dag bleef de familie Troost bij Van Riebeeck. Er werd heel wat gepraat en de Commandeur kwam er nu achter, waarom Harry zoo eigenaardig had gedaan. De schelm had voor de vier zakken kopci', die ge stolen hecten te zijn, koeien voor zich zelf gekocht en wat nog veel ex-ger was, niet de Kaapmans, maar Harry had den diefstal en den moord op z'n ge weten. Wijnand's vei-haal was precies hetzelfde, dat ook Pieter Joohcmsz had verteld. Maar hij had nu de ver geving van Van Riebeeck en dus liet deze hem met rust. Doch meer dan vroeger hield hij hem in 't oog. Den ^ondag daarop, toen de kleine gemeente in het kerkje bijeen was en de ziekentrooster Willem Wylandt weer als gewoonlijk een preek zou voorlezen sprak hij niet het voorgeschreven gebed uit Feitelijk mocht hij dit niet doen. De Hoeren in Amsterdam hadden een gebed voorgeschreven en dat moest in elke godsdienstoefening worden uitgesproken. Maar ditmaal week Wylant daarvan af, met goed vinden van Van Riebeeck cn in eenvoudige en harte lijke woorden dankte hij den Heere voor Zijn gena dige uitredding. Kort daarop begon Van Riebeeck grond weg te schenken, waarop kolonisten als z.g.n. vrije burgei's vo^r zichzelf moesten werken. Een der eersten die zich een stuk land zag toege wezen was Hendrik Troost. Er verrees een eenvoudige woning en daai'in nam Troost met z'n beide kinderen z'n intrek. Gijsbert kwam natuurlijk dikwijls praten als de dagtaak was verricht en vaak werd de geschiedenis van de koks maat opgehaald, die in een beschuitton was meege gaan naar de Kaap. Daar werd het vroegere knechtje van Melis Dii-ksen een van de kloekste burgers van het nieuwe Holland- sche volk, dat zich aan de Kaap zou ontwikkelen tot een vrije, krachtige natie, waarboven in later eeuwen de schoone Prinsenvlag frank en vrij zou wapperen. ONS TEEKENHOEKJE. De laatste week van het jaar een zeilschip als voor beeld om na te teekenen. OPLOSSING REBUSSEN DECEMBER. I. Aandeel in de Winst. II. Opstandelingen. III. Een linieschip of visschershulk op zee, Is eveneens, voer 't U slechts naar de ï'eè. IV. Gehoorzaamheid eischt grooter geesteskracht,, Dan de ongehoorzaamheid ooit in haar waan bedacht TEN BESLUITE Zie zoo vrienden en vriendinnen, dit nummer is bet laatste van dezen jaargang. Velen zullen de Zon dagsbladen van dit jaar wel bewaard hebben en als die nu ingebende- worden, kunt ge nog eens al de jeugdrubrieken doorsnuffelen. Nu wenschen we jullie allemaal een gezegend 1930. We hopen D.V. weer te zorgen voor prettige lectuur, raadsels, rebnssen, enz. DE JEUGDREDACTEUR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 14