DE SABBATSSTRIJD IN ZEELAND INGELEID DINSDAG 24 DECEMBER 1929 VIERDE BLAD tig weer en morgen (Maandag) moest men dit weer maar afwachten. Zonde was het toch niet, volgens de gezagvolle domino Burs, maar een werk van noodzakelijkheid,! want regende het eventueel 's Maandags, dan kon er wel veel bedorven zijn. 't Sp.reekt vanzelf dat dergelijke drogre denen het. Zeeuwsche volk al verder van het pad hielpen. Zoo kon het toch niet doorgaan, want waar was dan het einde? De" Baljuwen, in de verschillende Juris dicties werden gewaarschuwd, en van deze hing veel van den gang van zaken af. I In het rechtsgebied van Zeeuwsch- 1 Vlaanderen, dat toentertijd goed Protes tant sch was, was een Baljuw, zekere Joris j Bellaert, die het volkomen met de SynoÜJ j en Willem 'I'eellinck eens was. Hij verbood ten strengste, dat er door de boeren in de Heerlijkheid Nieuw vliet Een der grootste strijdpunten, waarmede op Zondag mocht worden gewerkt, het Zeeuwsche volk zich gaarne bazig hield. Sommigen, volgelingen van Burs, trok- ken zich echter van dit bevel niets aan, en gingen kalm hun gang. Doch Baljuw Bellaert liet niet met zich spotten en daag de de Sabbatschennende boeren DE PREDIKSTOELEN DAVERDEN.. OOK LODESTEYN KOOS PARTIJ VOETIUS COITTRA COCCEJTJS (In aansluiting aan een artikel in de „Leeuwarder Kerkboete" van Ds. J. Mu.-uer over den strijd om den Sabbat, eenige we ken geleden in onze rubriek Kerknieuws overgenomen, ontvingen wij van een onzer Zeeuwsche rneuewertcers, nog een histon- scne bijdrage over dit onoerv>erp). „hoe moet de Sabbath gevierd worden". Voorwaar een vraag, die maar niet zoo opeens beantwoord kon worden en waar heel veel aan vast zat. Reeds voor deSynode van 161S was er verschil van gevoelen ontstaan over de voor de Rechtbank te Nieuwvliot om zich hierover te verantwoorden en o.a. zag zekere Joos Mehoude zich veroordeeld eüoorzaamheid ende dat „uit rede vraag, hoever de rust op Zondag moest hjj op 19 July 1665 op Zondag zijn koolzuad worden uitgestrekt. heeft laten dorschen, vvaerdoor hij den Sab- Het ging er in die bewogen dagen hard j,at des Heeren geschonden heeft, voor naar toe. De broederlijke liefde was ver te zichzelven twee rijksdaalders, mitsgaders zoeken en haitstocht had zich van velen v00r iederen persoon, die hij in d meester gemaakt. Met volle getuigd worden, dat velen warme hoofden en koude harten hadden. 't Is voorzeker interessant na te gaan, op hoe velerlei wijze deze strijd tot uitdruk king kwam. Gekuischte taal was verre zoek en men behoefde slechts een blik te slaan in diverse tijdschriften (de z.g. blouw- boekjes) om te zien, wat Je verschillende broeders van elkaar maakten en de namen Symelaar. Kribbebijter, Kerkuil enz. ge tuigen niet van den geest der Christelijke liefde, die er toch voor alles moest zijn. 't Kon dan ook niet anders of de Synode moest zich in den strijd mengen aangezien haar oordeel over deze zaak werd inge roepen. Na dagen van spanning, besliste deze, na de zaak ernstig van allen kant bekeken te hebben en na biddend overleg: „dat de Sabbat der Joden was afgeschaft, maar dat de dag des Heeren ervoor in de plaats was gekomen en door de Christenen moest geheiligd worden. Die dag moest ge heel aan den Godsdienst gewijd zijn; men moest zich van alles onthouden, uitgezon derd hetgeen van de alleruiterste noodza kelijkheid was, en de liefde vorderde". Met deze Synodale beslissing was er een vaste lijn in de Sabbatsbeschouwing vast gesteld. Nu kon de strijd gaan vóór of tégen de Synode. De strijd nam in kerkelijk Nederland in vollen omvang aan, zoowel op straat, als thuis en in de kerk. Do gildekamers, waar de diverse neerin- gen bijeenkwamen, waren soms theologi sche debatkamers. De beroemde Willem Teellmck nam in 1621 de pen op, om dit Synodale besluit te verdedigen, dat geheel in de lijn der Kerk vaders was. Niet alleen ijverde deze Zeeuwsche predi ker met woord en pen, maar ook met de daad toonde hij duidelijk aan waar hij we zen wilde en hoe zijns inziens de Sabbat moest gevierd. In Zeeland had deze vrome Leeraar veel invloed. Niet alleen in het toen nog bloeien de stadie Arnemuiden, maar ook in het naburige invloedrijk® VHssingen ■wist hij het van de Magistraat dezer stad te verkrijgen, dat de Zondagmarkt verbeden werd ,verk had, #n dat de Vlissingsche poorten bl cn voor alle vervoer. Alleen kon men op zekere uren, door een s.g. kinket te voet de stad Vlissingen bin nen komen, wel een bewijs hoe streng de Magistraat haar taak opvatte, inzake de I Zondagsrust. Ook Voetius mende zich in den strnd, toen de Zeeuwsche predikant Jacokus Burs, die de kerk van Middelburg diende, in 1627 pleitte voor een veel ruimere opvatting en beweerde, dat de Synode met baar besluit een volkomen Jodendom wilde Invoeren onder de Christenen. Volgens deze Middelburgsche leeraar be hoefde men den Zondag niet zoo stipt te houden en mocht men wel werk verrich ten, zooals zaaien, ploegen, oogsten en rei zen enz. Met kracht stond Burs deze vrije opvat ting in zijn prediking voor en het gevolg was natuurlijk dat deze in het gevlei kwam bij diegenen, die niet veel voor de strenge Sabbatsheiliging voelden. Al heel gauw werd er, dank zij deze pre diking, ook door andere leeraars overgeno men, misbruik van gemaakt. Zeeuwsche boeren begonnen handarbeid op Zondag 1 rijksdaalder". Niet alleen golden deze strenge bepalin gen voor den Zondag, maar ook de Bid dag werd streng gehandhaafd. Als er een Biddagbrief bij de Magistraat der Zeeuwsche steden binnenkwam, be richtte deze dit onmiddellijk aan den Pre dikant. Dadelijk werden dan maatregelen geno men, dat op dezen door de Begeering vast- gestel-den Biddag, alle herbergen gesloten moesten worden. Allle publieke vermakelijk heden werden verboden en evenmin mocht op den biddag openbare arbeid verricht worden. Lang heeft deze strenge Biddagvle- ring zich gehandhaafd. Nog zijn er in Zee land wel sporen van te ontdekken, en is et een zekere groep die niet eet, voordat de middaggodsdienstoefening voorbij is, daar men het zoo beschouwde, dat men in gebed nuchter voor God moest verschijnen. Men duide dit die menschen niet euvel, zij meenen het goed. Zooals gezegd, nam de strijd in vollen omvang aan. Gomarus, Rivet, Waleus, wier pen zich ook met hun gezag in den strijd en het werd een pennenstrijd Ook' godvruchtige en alom beminde Lodens, .1 bleef niet achter. Deze dichter- predikant, dreef de zaak tot het uiterste. Dr. Troost, die een proefschrift aan Lo- densteyn wijdde, deelt in zijn dissertatie (pag. 177) mede: „dat toen Lodesteijn ruim een maand te So e. termeer was, hij zijn Kerkeraad be richtte, dat hij tegen de ontheiliging van den Sabbat zou prediken en hij verzocht den Kerkeraad, dat zij in handel en wan del voor zou gaan, en dat niemand eenige winste, of achtinge en plezier mocht stel len, boven de zuivere viering van den Sab bat, uitgedrukt in het uitgedrukte Woord Gods". Toen dan ook Lodesteijn naar Slui Zeeland trok, had hij er een moeilijken strijd, maar hij wist de Sabatsheiliging met kracht door te zetten. Ofschoon wij voor het geestelijk lev in Zeeland veel aan Lodesteijn te danken hebben en hem daarom in dankbare her' nering houden, moet men echter ook kennen dat Lodesteijn aan eene zijde over dreef. Deze wilde zelfs den ganschen Zondag vasten en zich opsluiten in huis en kerk. Deze idee DE PRINS, DE PRINSES EN HET SPROOKJE Sprookjes eindigen in den regel: toen leefden „zij" lange jaren gelukkig en tevreden; ze beginnen doorgaans bij een prins of een prinses. Zoo'n sprookje wordt thans ook ver teld van ön-'.e Prinses; hoe kort geleden is 't dat zij nog „Juliaantje" heette! De Prins zou ditmaal Wilhelm von Erbach- Sohönburg zijn, een neef van Koningin Emma. Is het een sprookje, ofeen sprookje dat werkelijkheid wordt verschillende personen zijn, die deze stren ge Sabbatsviering beleven, en niet zullen eten van hetgeen des Zondags „klaar" ge maakt is. Daarentegen zijn er weer anderen, die er niets van moesten hebben. Niet dat zij den Zondag verachten, 0 neen, dat niet, maar zoo beweerde men: „In het kerkgaan zit het niet! Als je maar Zondag in het hart viert! Kousen stoppen is ook Gadsdienst!" en dan sleept men verschillende teksten uit Gods Woord erbij om dit te staven. Wij zullen thans deze historische bijdra ge niet langer maken, maar besluiten met een alleraardigste vertelling, die ook po historische gronden rust en die voorviel in een tijd toen Voetius en Coccejus elkaar zeer fel bestreden en de predikstoelen da verden om elkaar te bestoken. De practijk bracht soms vreemde dingen mee. Zulk een conflict tusschen leer en ven, viel hier in Zeeland voor. In de nabijheid van Zeeland's hoofdstad ligt het kleine dorpje Arnemuiden, en gaan heden ten dage sommige personen uit die plaats wel eens een „overstap" maken naar Middelburg, om deze of gene leeraar te be luisteren, die „naam" heeft, dit was vroe ger eveneens het geval. Zoo was er In Arnemuiden een visoh- vrouw, die van ganscher harte de Voetiaau- sche of beter gezegd, de beginselen, die naar Gods Woord zijn, was toegedaan Het spreekt vanzelve dat deze Voetiaansche vischvrouw geheel in de Sabbatskwestie meeleefde. Nu had zij hooren zeggen, dat er in Mid delburg een leeraar zijn intrede had ge daan, die zeer veel volk trok, maar reedf spoedig den naam had, dat hij niet zuiver in de leer was en een aanhanger van Coc cejus was. Onze vischvrouw moest er het hare van hebben. Zij stelde zich niet tevreden met het hooren zeggen, maar wilde het zelf eens hooren. Zij trok Zondags naar Middelburg en mocht een betoog aan'nooren over de stel ling, dat de Sabbat van het vierde gebod, in den dood, de begrafenii van Christus vervuld was en de Christenen mitsdien den eersten dag der week gods dienstig vierden, niet krachtens eenig stel lig uitgedrukt gebod van God, maar uit het beginsel der Christelijke vrijheid. Deze preek was de Voetiaansche visch- allesbehalve naar den zin en ten 11 tien soclzaliRcn Lodesteijn vond in Zee- j zeerste on,stjoht was zij uit de kerk geko- land veel ingang, voorzoover het dit laat ste betreft en nog zijn er in Zeeland talrijke dorpen, waar men des middags niemand op de straat ziet. Voorzoover men niet ter kerk is, blijft men thuis, wï wandelen is zondig. In den Sabbatsstrijd berde gebracht. Vragen als „mag men vuur aanmaken, ldeeren borstelen, eten klaar maken" maakten strijdpunten uit Schrijver] te vangen. Zoo'n leer kon bij haar niet door' dezes kan verzekeren, dat er in Zeeland nog t den beugel en hiertegen wilde zij op besliste j volgens haar een valsche leer wend verkondigd. Op den terugweg van Middelburg naar Arnemuiden had zij rijkelijk den tijd om K J' I haar gedachten eens te laten gaan zij het aan moest vangen om den tverd van alles te y dominé in zijn eigen netten wijze protest aanteekenen. Na de geheele week gepeinsd te heb ben, hoe zij dit eens aan moest pakken, had zij het eindelijk gevonden. Allereerst informeerde zij goed of dominé des Zondags toch wel in Middelburg was om voor de gemeente op te treden en hier- zekerheid bekomen hebbende, trok zij des Zondags haar alledaagsche plunje aan, het vischjuk op hare schouders, waar aan een tweetal flinke korven bengelden, velke een ruime voorraad zeebankei aanwezig was. I11 goeden welstand kwam zij te Middel burg aan en trok zich niets aan van de vreemde blikken die op haar geworpen wer den. Onmiddellijk na kerktijd, toen zij ver moedde dat de dominé binnen was, belde j aan de pastorie aan. Zij behoefde niet lang te wachten, want onmiddellijk deed de dienstbode'" open en roeg ten zeerste verwonderd wat zij ,'enschte. „Ik kom eens kijken of dominé eens geen lekkere kabeljauw lust!" klonk het onver vaard. „Maar mensch, je bent niet wijs' Schaam en dat op Zondag!" was het antwoord 1flap.... daar sloeg de deur voor de neus van de Arnemuidsche vrouw dicht. t was dus mis, maar daarom liet zij den moed niet zakken. Zij zoü en moést den dominé hebben. Voor den vorm ging zij even heen, doch vijf minuten later belde zij weer aan. Weer ging de deur open, maar nu was zij de dienstbode te slim af, want eer dat deze haar weer dicht kon flappen, had de visch vrouw er haar klomp tusschen gezet, zoo dat dit niet kon. Een heftige woordenwisseling ontstond tusschen de dienstbode en de vischvrouw, welke laatste er bij de dienstbode op aan drong, dat zij den dominé zou gaan vragen of hij geen lekker zoodje visch wilde koo- pen, hetwelk de dienstbode pertinent wei gerde te doen. De schrille stem der Arnemuidsche drong ook tot dominé's kamer door, die eens pools hoogte wilde nemen wat voor spectakel op Zondag aan de dear voorviel en derhalve ook naar voren kwam. „Zie zoo!" dacht de vischvrouw, „nou heb ik je!" Zonder zich verder om de dienstbode te bekommeren, wendde zij zie., direct tot den predikant cn zeide: „Goeden morgen dominé! Mooi weertje he? Dominé ik kom eens kijken of je nu niet eens een lekker zoodje heerlijke ver- sche visch wilt koopen, ze „Maar vrouwtje, hoe heb ik het toch met je? Je weet toch zeker wel dat het Zondag is en dat dan „Nou ja dominé", onderbrak de vurige koopvrouw, „wat zou dat? U preekt en ik leur met visch om een boterham te verdie nen. dat maakt zoo geen verschil....'" „Wat? Wat? Geen verschil? Maar vrouw tje hoe kan je dat nu zeggen! Jou leuren op den dag des Heeren is zondig -n ..Nou nog mooier dominé! Hoe heb ik het nu met je? Vorige week Zondag hebt u in de kerk staan betoogen over de Chris telijke Vrijheid en toen hebt u dit en dat beweerd. Zooals u ziet ben ik consequent, 11 moet dat ook zijn. gelooft niet aan het gebod „gij zult geen werk doen op den Sabbat", maar de vrijheid van den Sabbat predikt u. „Welnu dominé, ik ga met u nu hetzelfde pad op! Ik ga nu voortaan Zondags leu ren en kom iiu bij u aan of ik niets aan u kan verdienen. Als 'de zaken op Zondag coed gaan, zullen er wel meerdere vrouwen komen leuren, wees daar maar verzekerd van. Van u, die het als 't ware zelf aan- preekt. wacht ik geen complimenten af, ik breng uwe preek in practijk". Op zulk een klemmende wijze bracht zij den dominé in het nauw, die nu terug deinsde voor de practischo gevolgen zijner leer. In gedachten zag hij reeds groenteboe ren. broodbakkers enz., des Zondags aan de pastoriedeur komen. Door deze practische onderwijzing ge leerd, werd hij bekeerd van de dwaalweg van Coccejus, tot de zuivere leer van Gods Woord door Voetius voorgestaan. Moge het in Zeeland, dat steeds den naam had, dat het de Zondag in hooge eere hield, zoo blijven; want in den weg van Gods geboden en de heiliging van Zijnen dag, kan gewisselijk Zijn zegen worden ver- A. M. WESSELS. UIT HET SOCIALE LEVEN DE VAKBEWEGING OP 1 JANUARI 1929 Dezer dagen verscheen de Statistiek van den omvang der vakbeweging van het Cen traal Bui eau voor de Statistiek. Daaruit blijkt, dat liet aantal georganiseerde werk- ners in ons land in het jaar 1928 gestegen an 520.100 op 1 Jan. 1928 tot 552.100 op 1 Januari 1929. Dc stijging bedroeg dus 6 pet. tegen 3 pet. in 1927 en 2 pet in 1926. Bij de drie grootste vakcentralen was de stijging het sterkst. Het N. V. V. ging met 11.350 (7 pet.), het R. K. Werkl. Verbon/l met 8.300 (S pet.) en het Chr. Nat Vakverbond met 4.800 (9 pet.) vooruit Procentsgewijs was dus van deze drie bij het C. N. V. zelfs de grootste vooruitgang. Van de kleinere vakcentralen had het N. A. S. een vooruitgang van 1800 (13 pet.). Het Neutrale Vakverbond van 300 (3 pet.) en het Verbond van Hoofdarbeiders van 200 (1 pet.) De syndicalistische vakbeweging schrom pelde'in van 4700 tot 2950 leden en telt dus nauwelijks meer mee. Grootendeels kwam zeker het verlies der Syndicalistische Vak centrale aan. het N. A. S. ten goede. Ook nu hadden, evenals de beide vorige jaren, de organisaties van werknemers in het z.g. „vrije bedrijf" het grootste aandeel in den groei. Gezamenlijk een stijging van 22.800 (7% pet) tegen 8000 4y2 pet.) voor de groep per soneel in Overheidsdienst en 1200 3 pet.) voor de groep administratief ea technisch personeel. Sedert 1919 was het verloop van het aantal vereenigden in de drie groepen als volgt: Aantal ledgn op 1 Januari: 1919 1920 1928 1929 Werklieden 303,200 428.700 294.100 316.900 Adm. en techn. pers35,900 52,900 43,700 44,900 Pers. in openb. dienst 175,500 201,900 182,300 190,300 REIZEN EN TREKKEN Dr. Ado BSssIer, de onderzoekingsreiziger, die door vele gevaren bedreigd de onbekende oerwoudgebieden van Zuid-Amerika door kruiste. Totaal 514,600 683,500 520,100 552,100 Ledental 1 Jan. waarv.inde 1928 1929 4 gr. steden Nat. Arb. Secr. 14,250 16,100 67 N. V. V203,050 217,400 42 Chr. Nat Vakv. 52,700 57,500 30 R.-K. W. V. 102,100 110,400 16 Neut Vakverb. 12,300 12,600 48 Synd. Vakverb. 4,700 2,950 69 Ver. v. Hfdarb. 15,600 15,800 49 Niet bij centr. 115,500 119,350 34 INGEZONDEN KEDEDEELINfï. GOED BEGIN 1S T HALVE WERK EET DAAROM ELKEN MORGEN Totaal 520,100 552,100 35 In deze ledentallen zijn niet begrepen do adspirantleden. Begin 1929 was dit getal in totaal 10.300. Het aantal georganiseerde vrou wen steeg van 33,600 tot 36,500 of met 8 pet. Van de georganiseerden aangesloten bij een Vakcentrale, is het cijfer voor de werk lieden ook nu veel gunstiger dan voor het administratief en technisch personeel in Overheidsdienst. Dat blijkt wel uit de vol gende cijfers: Aant. georg. waarv. in In op 1 Jan. '29 vakcentr. Adm. en techn. pers44,900 26,950 60.— Werklieden 316,800 806,850 96.9 Pers. in openb. dienst 190,300 98,900 52.— Totaal 552,100 N. A. S.... 71 N. V. V.... 72 C. N. V.... 72 R. K.W.... 80 A. N. V.... 28 N. S. V.... 73 V. V. H.... CHR. METAALBEWERKERSBOND VERGADERING TE UTRECHT VAN DEN ALGEMEENEN RAAD. Te Utrecht vergaderde de algemeen© Raad van bovengenoemden Bond, onder voorzitter schap van den heer F. Eikerbout, uit Leiden. In zijn openingswoord werd gewezen op den groeten bloei van den Bond, die in de elf afgeloopen maanden met 1100 leden vermeer, derde en tot bijna 7000 leden klom. Veel kon in het belang van de metaalarbeiders worden verricht door het afsluiten van goede contracten. Hierna deelde de voorzitter mee, dat ver wacht kan worden, dat het contract met den Metaalbond spoedig :n werking zal kunnen treden. Eveneens werden mededeelingen ver strekt inzake de actie met den R.-K. Me taalbond, Gewezen werd op den tragen gang van zaken. Bedrijfsvereenigingen werden op gericht met den Metaalbond, den R.-K. Me taalbond, den bond van Loodgieters en fit ters. Ook in de Verwarmingsindustrie is een Bedrijfsvereeniging opgericht. In den breedè werden mededeelingen verstrekt over de gei voerde onderhandelingen. De secretaris-penningmeester, de heer Grotenhuis, deelde een en ander mee over de statutenwijziging, welke zooveel moeilijk- 1 oplevert, vooral ten aanzien van de werkloosheidskas, dat het hoofdbestuur voor stelt deze zaak nogmaals op de e.v. algemeenfli gadering in behandeling te nemen, waar- e men accoord gaat. )e commissie uit de verschillende andere organisatie® in de metaalindustrie, om eenheid te brengen in contributieheffing en uitkeerings bepalingen, bracht een rapport uit, welks con clusies door den R.-K. en den Chr. Bond wer den aangenomen, doch door den Bondsraad van den Alg. Bond verworpen. De kwestie is hier mee van de haan. De finaneieele toestand van Bonds- en Werkeloosheidskas geeft aanleiding tot tevredenheid. Het hoofdbestuur kon zich niet vereenigen met de uitspraak van de commissie inzake de grensregelingskwestie, waarbij het hoofdbe stuur van meening is, dat de loodgieters niet bij de bouwvakken, doch by de metaalbewer kers behooren. Na korte bespreking werd be sloten, dat het hoofdbestuur van deze uit spraak in beroep zal gaan bij het algemeen be stuur van het C.N.V. Na eenige bespreking werd de begrooting voor 1930, die aan ontvangst en uitgaaf %"uit met een bedrag van f 260.460, goedgekeurd. Het hoofdbestuur stelde voor een extra maand te bestemmen voor propaganda voor den Bond, welk voorstel werd aangenomen. Na rondvraag ging de heer G. Hordyk, vnfl Rotterdam, in dankzegging voor, 77 23 Het statistisch overzicht bevat verder al lerlei uitvoerige gegevens. Niet alleen ledentallen, doch ook geldmiddelen, voor naamste voorvallen in de vakbeweging hier en in 't buitenland, hun instellingen en adressen enz. BLOEMBOLLENARBEIDERS KINDERBIJSLAG. Volgens het voor de bloembollenstreek be staande collectieve contract ontvangen de huwde arbeiders met drie en meer kinderen een kinderbijslag. In 192S/'29 werd aan 410 hoo'den van gezinnen f. 13.892 utgekeerd. tec f. 12.141 in l928/'28. De kosten van dien bijslag worden geheel door de werkge vers gedragen, die voor dat doel betalen 2 ct. per Rynland sche roede. PERSONEELRAAD NEDERL. SPOORWEGEN Men deelt ons mede: De Personeelsraad der Ned. Spoorwegen vergaderde vorige week. De voorzitter bracht, in verband met bet aftreden van den heer J. Augustijn, als iict van den Raad, een woord van dank voor de wijze, waarop hij gedurende vier jaren deze taak heeft vervuld. Langdurige besprekingen vonden plaats inzake de elassificatieregeling. Met algemeene stemmen werd vastge- £e'd'dat de toepassing van dienstordefl 2317 ex tra-ui tkeerin) inzake het werk- plaatspersoneel juist is geschied. Voorts besloot de Raad zich alsnog tot dd directie to wenden, en de bepalingen van dienstorder 2317 voor personeel onder R, D.V.-verband, dat wegens ziekte afwezig is geweest en voor personeel, wiens los dionst verband aansliutt aan het R.D.V.-verbancL ruim toe te passen. BONNA WIEGERS-GROENEVELT. (23 Toen scheen hij te bedaren om haar. Met groote passen liep hij heen en weer, bleef dan weer staan. „Ben jo blij, als'ik weg ga?" O, dat ontroerend angstige in die stem, weer huiverde ze. „Nee, nee". Ze zag het opklaren van z'n gezicht. „Thea", begon hij voor 't eerst, zich sterk bebeerscltend, „als ik je zeg, dat er veel aan ge'cgcn ligt, gééf je dan antwoord?" ,,'t Was niet om jóu, 't was om me zelf", haperde ze, met afgewend hoofd, maar hij zag line het blozen trok tot in heur lials en her lippen trilden. „Thea!" rien liii uit, haar pols omklem mend, „begrijn ik goed?!" O, nu wist ze. Zag on eens hunkering naar her liefde in z'» opgewondenheid, ze ztisr hem vóór zich als de eenzame strijder v'pos l'efde haar begeeren was, en wil lend hel nen ja. hem willend beschermen, sloeg ze beide pinnen om hem heen. „Tm ik hou 700 héél vcél van je". Hij verborg z'n gezicht aan haar schouder en ze liet hem zoo, zelf de rust hervindend. „Thea", bracht hij eindelijk uit. „Stil maar Piet, nu weten we immers allebei". „Dat jedat jeHij knerste z'n tanden op elkaar, om z'n aandoening mees tor te worden, richtte zich op, leunend z'n handen op haar schouders. „Dat jo van mij houdt". „Van jou, zooals je bent". „Wéét je dan, hoe ik ben?" „Ik ken je willen en je streven, ik hel) je lief", zei ze innig-oveptuigend. Nu was hij. gegaan door de poort, in het geluk, in heftige ontroering blikte hij in haar oogen, die hem tegenglansden toen omsloot hij haar met z'n armen en kusten ze elkaarZe merkten het niet, dat Gré, die door de opene tuindeuren binnen was gegaan, met blijen glimlach ook weer weg sloop, boe ze zacht in de keuken thee ging zetten en waarschuwend Huug begroette ze waren slechts voor elkaar. „Hoe kwam je toch zoo terug?" wou Thea eindelijk weten. „M:n fietsband klanté, en eerlijk ge zegd, ik was er blij om". „Ik nu ook", zei ze eenvoudig, in blije rust Hij keek haar aan, haar vergelijkend met zich zo'f. „Als 'k je nou straks es tegenval", gaf hij z'n gedachten weer. ..Dat doe ie niet. Al kennen we ellcaar nog niet in alles, de liefde zoekt overal het goe de 11 it". „Maar 'k heb zooveel gebreken", wierp hi' tegen. „Dacht je dnn. dat 'k graag een volmaak te jongen had? Wat moest ik dan wel met al mijn fouten doen?" „Maar je ként ze niet". „Jij de mijne ook nog niet". „Maar als je eens wist, hoe ik thuis ben. 'k Heb vaak gezegd, dat Mies een schip is zonder roer, maar mijn roer wil altijd naai den verkeerden kant uit". „Als je 't zélf in handen neemt, ja, da's hij iedereen zoo. Je moet het besturen overla ten aan God." ,En ik wil zelf. Jij bent zoo heel anders en ik zoo vol vertrouwen. Alleen, toen 'k ellendig en zwak was, toen heb 'k m'n kleinheid voor God gevoeld, 'n stofje aan de weegschaal. Daar heb jij ook toe meegehol pen, TheaMaar je oude natuur komt altijd weer boven, 'k Geloof, dat ik pas in een andere omgeving ook een ander mensch kan worden". „Niet een ander, maar je zelf," verbeterde ze hem. „Jij liefste." Bewogenheid trilde in z'n stem. „En als ik nou straks naar huis ga, wil je dan met me mee, m'n meisje?" „Graag 0 zoo graag weer Ze hield blozend op. „Toe maar," moedigde hij aan. „Weer vader en moeder laten zeggen, da's 7.00 mooi," lei ze d'r hoofd aan z'n schou der. Toen drukte hij een kus in haar dichte haar, en bedacht hoe ze ook was, zonder eigen tehuis Langzaam ging de deur openeerst kwamen twee bouquetjes rozen dan tw lachende gezichten. ,,'t Is feest vandaag," zei Huug. „Groot feest," vulde Gré aan, gauw hem voorbij loopend. „Tea. Piet, wat ben ik blij." Ze kuste haar zuster, en pakte bei Piet's handen. Toen kwam Huug. „Maar hoe weten jullie toch?!" vroeg Thea, verbaasd. ,0 kindje, ik zag 't zooeven al jullie r samen. Maar je hebt me gelukkig niet gehoord en kijk nou es." Ze hield de vazen met rozen omhoog. „Ja, heerlijk, mooi! En ik zag 't al 't jn die rozen, waar jij niet aan mag ko men waar Huug zoo zuinig op is." „Dan kun je zien, hoe 'k de verloving op prijs stel," boog hij even. ,,'t Is toch wel echt groot feest" Geroerd ging Thea de kamer uit, terwijl Gre de bloe men plaatste. Ze ging naar boven, omdat ze danken moest Na 't eten kwam Mies. Niet opgewekt was ze, want 's middags bij Van Huizen was haar gezegd, dat ze niet terug hoefde te ko men, Jat de juffrouw van de openbare school 't wel wilde doen, en boekjes zou kiezen, die ze geschikter vonden voor hun jongen, dan die van Mies, met zooveel Chris telijkheid erin. „U is dus niet meer noodig," had de moeder gezegd, en haar de hand toestekend, weer even flauwtjes als ze 't altijd had ge daan, had 7.0 haar zonder meer uitgelaten, niet eens bedankt voor al de moeite. Zo ging er niet graag naar toe, dat was waar, want dc kilheid van die moeder en 't halsstarrig zwijgen van dat meisje maak ten haar zenuwachtig-gedwongen en het was alleen het blije schitteren van Jan's oogen, dat haar vertelde, hoe hij genoot, cn heur wi', om doop te zetten wat ze begon gesteund door Bart dat haar deed blij ven hpengaan, maar nu zóó'n slotZe wist bet wel, niet om de belooning moest je het goede doen, maar om zóó behandeld te worden In die stemming was ze gekomen. En nu stond ze stil in de kamerdeur, groot van erbazing d'r oogen, vergetend wat was geweest „Wat is hier te doen?" Ze zag op de tafel het Goudsche schaaltje met diep-blauwe viooltjes er in op het orgel de rose-en-wit gekleurde gladiolen uit den voortuin, en in den erker twee rozen- ruikers ze zag in Thea's haar en in Piet's knoopsgat een margriet ze zag zwijgende, glundere gezichten „Wat is er toch?" ,,'t Is feest," zei toen Piet, z'n hand op Thea's schouder leggend, en in eens begrij pend, schoot Mies de kamer in op Thea af. „Dat ik daar nooit aan gedacht heb o meid, wat dol nou worden we zusters." Ze kuste Thea wild trok Piet aan z'n kuif, en waagde 't in overmoed ook hém te kussen, hoewel hij daar nooit op gesteld was geweest „Nou ben je vast weer beter," zei ze on deugend naar Gré. „Twee verlovingen in zoo korten tijd. wat zal moe kijken. En wat is 't hier leuk en wat een bloemen." „Alle eer aan Huug, die heeft het be dacht," vertelde Gré. ,,'t Zijn rozen uit het bekende perkje, zie je niet?" „JaaJonge, Huug, wat was je dan in 'n goeie bui," plaagde ze hem. „Haast in staat om Tuinman ook 'n paar te geven," gaf hij terug. Thea was opgestaan om de mooiste viool uit de drijffschaal te zoeken, en stak die tus schen Mies d'r broche." „Uit blijdschap, dat je m'n zusje wordt," zei ze, toen kreeg Mies een plaatsje naast Piet, „Nu je meer waarde aan vrouwen gaat hechten, kom ik zeker ook in eere?" vroeg ze hem. „Als je wat verstandiger wordt mis schien wel." „Ik koop het niet, hoor kun je begrij- Pen- Wees me maar dankbaar, dat ik in Walten zat zonder mij en Walten had je geen Thea gezien." „Laat ik dat dan 'n verstandige zet van jo noemen. „Dan volgen vanzelf wel meer waardee ringen," voorspelde Tea. „Is-de anders niet kwistig mee hij 'a bang, dat 'k te ij-del word. Weet je nog. Piet, dat je vroeger altijd zei, dat 'k heel wat douwen moest hebben eer 'k m'n plaats je in kon nemen?" „Die doen 't verwende kind ook goed." „Ik krijg ze wel hoor, vroolijkte ze, in de feeststemming om zich heen, wat was ge beurd beschouwend als een nietigheid. „Aan Tuinman z'n klappen zijn w' al ge woon, maar nu moest j'es weten van vrouw van Huizen. „Wat heb je dan nu weer beleefd? Ge ïnteresseerd mengde Huug zich nu ook in t gesprek van de „jolige jongelui", zooals zn gedachten ze hadden betiteld, en Gré, die op was gestaan om de koekjes te pak ken, ging even weer zitten. „Zo beeft me m'n congé gegeven. Die on derwijzeres van do openbare 'zal 't nu doen J ™i*n boekJ'es waren te Christelijk voor „Wat 'n nijd." vond Huug. „En hoe ben je dr weggegaan heeft ze Je nog be dankt? (Wordt vervolgd.}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 11