3P8
n
■VWyW
A. WAPENAAR.
Or ij hebt UvJ heer-lijk-heid \/er-huld In schaam le doeken,
t
stalen duister, Haar Unie hooge heemlen guldl Deglans Van
"bfc
Uw ondoofbren luister
Twee moede menseden, sprakeloos,
Bij Uwe schamelheid gebogen,
Maar d'Engelen zingen, als altoos
Van Uwe heerlijkheid omtogen!
En herders huivren op hun wacht,
Van een verblindend licht bedropen.
Tot dag wordt hun de duistre nacht;
Uw hooge heemlen gaan hun open.
Maar 't Englcnwoord heeft hen ontzet:
Waart Gij dan in een stal geboren,
En zal de wereld zoo gered?
De nacht is donker als te voren I
En haastig zijn zij heengegaan
En knielen bij Uw kribbe neder:
Toen hebben zalig zij verstaan
Gods Liefd' in Uwen glimlach feeder.
Gij zijt gekomen als een kind
Voor wie als kinderen willen knielen;
D' eenvoudigen hebt Gij bemind.
Breek Gij den trots, Heer, onzer zielen 1
en als kamenier bij haar diende, gaf deze juf
frouw Olga hem steeds lekkers en omdat ze
niets te doen had, leerde ze hem lezen, schrij
ven, tellen tot honderd en zelfs een quadrille
dansen. Maar toen Pelagea stierf, stuurde men
VVaujka naar de personeelkcukcn en van do
personeclkeuken naar Moskou, naar den
schoenmaker Aljachin.
„Kom toch grootvadertje", vervolgde hij, „ik
hid U om 's hemels wil, haal me hier vandaan.
Heb medelijden met mij, arme wees, zc slaan
mij hier allemaal en ik heb verschrikkelijk
veel honger en heb zooveel verdriet dat ik
haast niets meer kan zeggen en alleen nog
maar kan huilen. Een paar dagen geleden heeft
de baas mij nog met een leest op m'n hoofd
geslagen zoodat ik ben neergevallen en met
moeite weer tot mezelf ben gekomen. Ik sleep
mijn leven voort, het is nog slechter dan van
een hond. En doe de groeten aan Alenj, aan
de kreupele Jegor en aan den koetsier en geef
m'n mondharmonica aan niemand weg. Ik
verblijf Uw kleinzoon Iwan Zjoekoff. Lieve
groot vadertje kom".
Wanjka vouwde het volgeschreven vel papier
in vieren en deed het in een envelop, die hij
den vorigen dag voor een kopeke had gekocht.
Hij dacht even na, doopte zijn pen weer in en
schreef het adres:
Aan grootvader Konstantijn Makaritsj,
in het dorp.
Hij was blij dat niemand hem bij het schrij
ven had gestoord, zette zijn pet op, en zonder
z'n jas aan te trekken liep hij zoo maar in zijn
kieltje de straat op.
De bedienden in den slagerswinkel, aan wie
hij het den vorigen dag had gevraagd, hadden
hem verteld, dat de brieven uit de brieven
bussen worden gehaald en over de heele we
reld verzonden worden met postsledcn met drie
spannen en klinkende belletjes en dronken
koetsiers. Wanjka liep naar de eerste de beste
brievenbus en wierp zijn dierbare brief in de
spleet.
Vervuld met zoete hoop was hij een uur later
vast in slaap. Hij droomde vart een oven. Op
den oven zit grootvadertje te slingeren inet z'n
blootc voeten, en leest de brief aan de keuken
meisjes voor. Dicht bij hem staat Wjoek en
kwispelt met z'n staart.
DE GESCHIEDENIS VAN
DEN KERSTBOOM
O Tannenbaum, o Tannenbaum,
Wie schön sind deine Blatter!
„Tot de vele kleinigheden, welke het lieve
Kerstfeest vaak begeerlijker maken dan Gods
Woord, behoort ook de kerstboom of denne-
boom, dien men' thuis neerzet, behangen met
poppen of suikergoed, om hem dan later te
schudden, of leeg te plunderen. Waar dit ge
bruik vandaan komt, weet ik niet, maar het is
een kinderspel."
Aldus ageerde anno 1642 in de stad Straats
burg de theoloog Johann Conrad Dannhauser
tegen het toen nog lang niet algemeen inge
burgerde gebruik, om hot Kerstfeest met een
kerstboom te verrijken.
Pas 1765 hoorde men van een met kaarslicht
versierden kerstboom in Leipzig en eerst in het
begin der 19e eeuw kwam de „Weihnachts-
baum" naar Berlijn. Van hieruit begon hij zijn
reis over een goed deel van de wereld, ver
overde hij Zuid-Duitschland, Oostenrijk-Honga-
rije, de Scandinavische landen, Engeland en
Nederland.
Het kerstboomscizoen begint reeds in den
herfst. Voordat de boom met kaarsen en glim
mende ballen versierd wordt, moet hij eerst
langs een langen, langen weg en door vele
landen. Ginds in de bosschen van Holstcin,
Pommeren, Silezie en dan in Beieren, in het
Thüringer Woud en in de Harts ligt zijn ge
boorteland.
Hij groeit op als het eigendom van eon wel-
gestclden grootgrondbezitter of als de bezitting
van een klein boertje, die slechts over enkele
hektaren bosch beschikt en ook op het jacht
gebied. dat staatseigendom is, kunt ge hem
ontdekken.
In den herfst verschijnen de boscharbeiders
en die gaan bijtijds aan het hakken. Weet ge.
wat ze verdienen? Vijf penning krijgen ze per
boom, dus er moet heel wat gehakt worden,
willen ze met vijf mark naar huis gaan. Boven
dien moeten zij de gehakte boomen zelf naar
het dichtstbijliggend station sloepen.
Daar loopt rnen dan hoogstwaarschijnlijk den
grossist tegen het lijf en deze staat in relatie
met de tusschcnpersonen, die op hun beurt den
kleinhandel in handen hebben. De grossist
moet uiteraard op de hoogte zijn van de vraag
naar kerstboomen, want deze is lang niet elk
jaar dezelfde. Er waren jaren, dat lang niet
iedereen zich de luxe van een boom kon ver
oorloven, andere jaren maakte ik het mee, dat
er een dag of drie voor Kerstmis nergens meer
een boom te krijgen was. Merkt men een te
kort aan boornen, dan gaat de prijs snel in de
hoogte, moet men vier tot vijf mark voor een
kleinen boom dokken, wordt voor een grooten
boom tien tot vijftien mark verlangd.
Van de houtvesterij uit worden voor reke
ning van den groothandel wagons met 1500
1800 boomen naar aïle deelen van het Duit-
sche rijk verzonden, maar lang, voordat ze
hun doel bereiken, moeten ze, geheel of ge
deeltelijk, hetanld zijn. De cn-gros-handelaar
beeft dus tegenwoordig meer bedrijfskapitaal
noodig als voor den oorlog. Toen kende men
vooruitbetaling nog niet. De groothandel stelt
dientengevolge ook andere eischen aan den
kleinhandel en de straathandelaar, die van
de kerstboom-conjunctuur wil profiteeren, moet
zorgen, dat bij over het noodigo markenkapi
taaltje beschikt.
De kleinhandelaar koopt de boomen per
schok, 6064 stuk en door elkaar krijgt hij
voor baar geld dan boomen van 14 Meter
hoogte. Die moet hij zelf afhalen en gaan sor-
teeren. Reclameeren heeft weinig zin, dus is
dc zaak nogal riskant Dit jaar is de navraag
groot, want reeds 500 wagons brachten 1 mil-
lioen boomen naar Berlijn. Pas den 11 Decem
ber mocht met den publieken verkoop wor
den begonnen en op den Heiligen Avond, als
alle winkels en lokalen om 5 uur toegaan, zal
er dus bij „brennendem Christbaum" menig
kerstlied weerklinken!
Berlijn. H. P.
den en in een komvallei liggen .achteraf en
echt plattelands, waar Jezus in de 3tilte der
eenzaamheid toe kon nemen in wijsheid en in
grootte, Luk. 2 52, opdat de vraag zelfs bij
een Godvreezend mensch, Joh. 1 46—52, kon
oprijzen: ,.kan uit Nazareth iets goeds zijn?
En Bethlehem, niet minder gering, moest klein
zijn om te wezen onder de duizenden van Ju-
da. Micha 5 1, om groot te zijn in het kleine.
Hoe dikwerf is de blijde jubel der her
ders reeds herhaald door hen, die het heilige
land mochten bezoeken: „laat ons dan henen
gaan naar Bethlehem!" Vooral wanneer men
Jerusalem gezien heeft, dat ondanks alles,
wat bedroeft en ergert, toch diepe, eerbiedwaar
dige en heilige gewaarwordingen wakker
maakt, waarom de Arabieren dc stad nog al
tijd blijven noemen: El Kuds, de heilige.
De tegenstelling tusschen Jerusalem en
Bethlehem is echter veel grooter en intenser
dan tusschen Nazareth en Bethlehem. Men
merkt dat terstond, zoodra men de stad uit is,
met hare nauwe, morsige en vieze straten, vol
menschen, lastdieren, karren, wagens, dingen,
waren, die het rustig loopen beletten, en men
door de Jaffapoort naar buiten komt. In eens
is het landschap, dat nu haast op Galilca ge
lijkt, veranderd: prachtige vergezichten, wijd
en breed, lieflijke bergen, vriendelijke valleien,
vruchtbare landouen, ais in de dagen van
Boaz, die tapijten gelijken met de rijkste kleu
ren, mot takt verzorgde wijngaarden, afgewis
seld door allerlei geboomte, alles bevallig af
stekend tegen de grijsachtige kalksteenrotsen
en de behuizing, klein en groot. arm<?edig en
weelderig, van boeren, grondbezitters en weel-
demenschen, terwijl in de verte het stedeke
Davids opdoemt, dat te meer inneemt, wijl het
geen vestingstad is, en vooral geen Turksche
stad, vol moskees en minarets, doch geheel en
al in de lijn van de geboortestad van onzen
Zaligmaker.
Jerusalem, de oude, verweerde, afgeleefde
grijsaard, moet blijven vvccnen, omdat zij Hem,
den Christus Gods, heeft verworpen, uitgeban
nen. gekruisigd en begraven, die het tot een
Uru-salim, zooals de oudste naam was, een
stad des vredes, had willen en kunnen maken.
Maar Bethlehem, het vriendelijk stedeke, kan,
als Sara, heilig lachen, want daar is Gods
Zoon geboren. Een onbeschrijfelijke ernst en
toch teedcre blijdschap zweeft over die plaats.
En wij aanbidden die wijze voorzienigheid
Gods tot haar, zoowel in Zijn Schepping, als in
Zijn geschiedenis en Woord. Hier, in dit in
nemend stadje en zijne omgeving, voorbeschikt
tot bezitting van dit gedeelte van den stam van
Juda, waaruit do Christus Gods voortkomen
zoude, moest de Heiland gehoren worden, en
nergens elders. En de stad Ephrata, d.i. vruch-
tenvol, ook Bethlehem, d.i. broodhuis, door de
Arabieren Beit Lahm, d.i. vleeschhuis geheeten,
moest mogelijk eerst heeten Beth Lachmoe, en
dan als een der centrale oorden, waar de As-
syrische god Lachmoe, geïdentificeerd met Ni-
noerta. Nimrod, vereerd werd- Het was de in
carnatie, de vlceschwording van de geweldige
gedachte, in dien Nimrod verwezenlijkt, die
immers goddelijk groot heette, en ons den
mensch '.eekent, den Uebermensch, gelijk hij
door zijn kennen en kunnen opklimt naar den
hemel om god te worden En nu moest juist
daar God mensch worden, omdat God alzoo
lief de wereld heeft gehad, dat Hij Zijnen eenig-
geboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk,
die in Hem gelooft, niet verdervc, maar het
eeuwige leven hebbe, Joh. 3 16. Ook moest in
Gods Woord het verhaal van Jezus' geboorte,
Lukas 2, beginnen bij een Keizer, die zichzel-
ven ook vergoddelijken liet en aanbidden, en
souverein over de geheele wereld was, en het
moest eindigen met een Kind, da*, nochtans on
eindig grooter was dan de Keizer. Het moest
aanvangen in Rome, in do wereldstad, de roem
der aardsche steden, in een schitterend paleis,
en het moest voortgaan met armoedige men
schen, armoediger als het haast niet kon, en
het moest men lette op al dat heilige moe
ten ja het moest zijn slot nemen in oen stal
en in een kribbe, met menschen, niet van een
metropool, maar van het veld, van het platte
land, met herders als omgeving.
Wat is het toch jammer, dat de eerste en
Men komt allereerst op een heel groot voor
plein, lang en breed, waar men ook een bron
vindt, die wel de bornput van Bethlehem kan
zijn, 2 Sam. 231417. De kerk zelve i3 aan
alle kanten gesloten: deuren, poorten en ven-
I hot Noorden op
vooral de latere christenheid het echte, een
voudige, intieme, het ware van de geboorte
plaats hebben begraven als het ware onder
kerken en kloosters; vooral, hoewel gelukkig
niet zoo erg als in Jerusalem, onder goud, zil
ver, edelgesteente, lampen, kaarsen, kandela-
brea, kransen, schilderijtjes en allerlei santc-
kraam. Het is en blijft voor ons, Protestanten,
een bitterheid en ergernis, daar we natuurlijk
liever de eenvoudige werkelijkheid hadden
aanschouwd, die beter zou hebben gesproken.
Toch zijn we hier op de historisch juiste
plok der geboorte van den Zoon des menschen,
een grot, zooals er nog vele in den omtrek van
Bethlehem zijn, en die reeds in overoude tijden
dienden voor stallen en khans, verblijfplaat
sen voor menschen en dieren. De kerkvader
Justinus Martyr, die in 165 n. Chr. den martel
dood stierf, sprak al van
van af de vroegste tijden
die niet ver oostwaarts vai
voorwerp geweest van bijzt
christenheid. Ook is dc daad
132 i
Chr.
3 de geboortegrot,
de stad lag, het
idere verccring der
keizer IIadria-
rond de spelonk
bosch aan te leggen, ten einde de geboortegrot
en hare omgeving tot een afgodsplaats te
maken, en dat nog wel voor den dienst van
Venus, een zeker bewijs dier historiciteit. En
de kerkvader Origencs, die van 185 tot 252 n.
Chr. leefde, riep zijn tegenstanders, den vijan
den van het Christendom toe: In Bethlehem
wordt dc „grot" getoond, waar overeenkomstig
het evangelisch verhaal Jezus geboren is". Een
ander kerkvader, Eusebiu3, verhaalt in zijn
levensgeschiedenis van keizer Constantijn, dat
zijn moeder, keizerin Helena, de grot hei-scha
pen heeft in een klein heiligdom, terwijl Con
stantijn dat verder heeft uitgebouwd, zoodat
de geboortekerk zeker de alleroudste christe
lijke kerk op aarde kan genoemd worden.
Moedigen strijd, die helaas onder de christe
nen is gevoerd om het bezit der geboorteplaats!
Slechts een laag, nauw deurtje, dat men buk
kend moet ingaan, verleent toegang tot de
groote basiliek, die 100 voet lang en 70 voet
breed is, en waarlijk een grootschen indruk
maakt. Vier rijen, elk van twaalf, 20 voet hoo
ge, rood marmeren pilaren scheiden het hoofd
schip van de vier zijschepen der kerk. Als
men ze doorgewandeld is, komt men door en
kele marmeren trappen af te dalen in de
eigenlijke geboortegrot, die echter bij Jezus'
geboorte boven den grond moet hebl>en gelegen.
Zc is 42 voet lang, 12 voo'. breed en 9 voet
hoog en wordt dag en nacht door vijftien
lampen verlicht. De vloer van den binnensten
hoek, waar de geboorte heeft plaats gehad, is
met wit marmeren steenen belegd, terwijl
boven de juiste plek een koperen ster ligt, die
op hoogtijden door een zilveren vervangen
wordt, waarin in het La'.ijn gegraveerd is:
Hic dc virgine Maria Jesus Christus natus est
d.w.z.: Op deze plaats is Jezus Christus uit do
maagd Maria geboren. Nog ecu paar trappen
daalt men af, en ziet de plaats, waar de kribbe
zou gestaan, en de herders, "straks gevolgd
door de Wijzen uif het Oosten, aangebeden
zouden hebben. Vlak er bij is ook de grot van
de vermoorde kinderen, wier stoffelijk over
schot daar zou bijgezet zijn, Matth. 2 1618;
„de onnoozelc kinderen" bij de geboorteplaats
van het Kind!
Bij alles wat ons mishaagt in Bethlehem,
blijft toch die plek van Christus' komen in
een zondige wereld luide getuigen van: Eere
en Vrede en Welbehagen, van het onbegre-
pene der eeuwige vereeniging van God en
mensch, door afstand van Wezen en zonde
gescheiden.
Ilillegersberg. M. H. A. VAN DER VALK
Zeegnend dalende,
Heerlijk stralende,
Zaalge Kerstnacht zijt ons gegroet!
Gij komt ze wenden,
Al onze ellenden,
Gij, die de wereld herleven doet.
Gods Verkorene,
De Eengeborene,
Brengt verzoening en heilgenS.
Englenscharen
Tokklen de snaren,
Menglen in Bethlehem 't „Gloria!''
Eeuwig levende.
Schuldvergevende
Hartherscheppende Majesteit!
De heemlen allen
Doen 't loflied schallen,
Geven U eer en heerlijkheid!
De Aard, zich buigende,
Medejuichende,
Kniel' bij des Heilands kribbe in 't stof.
De Vrcdekoning
Koos haar tot woning
Zinge zij eeuwig Gods liefde en lof!
J. J. L. TEN KATE
■ViW.WW.'.'.W.W,
«««««wia